De Amerikaanse senator Ted Cruz stelde zich vorige week als eerste officieel kandidaat voor de presidentsverkiezingen van 2016. Als één van de lievelingen van de Tea Party-beweging vinden we Cruz terug op de rechterflank van de Republikeinse partij.
Amerikaanse kiezers hebben het niet makkelijk. Ze moeten namelijk eerst kandidaten selecteren in voorverkiezingen en vervolgens in de algemene verkiezingen een keuze maken tussen (meestal) een Republikein en een Democraat. Maar wat is wijsheid? Stem je in de voorverkiezingen op een ideologische kandidaat of doe je water bij de wijn en ga je voor een gematigde kandidaat die een grotere kans maakt om later het Witte Huis te veroveren? Deze dynamiek geldt overigens niet alleen voor presidentsverkiezingen. Ook verkiezingen voor zetels in de Senaat en het Huis van Afgevaardigen volgen de procedure van eerst primaries en dan general elections.
In een knappe, recent verschenen studie (paywall, eerdere open versie hier) onderzoekt Andrew Hall honderden verkiezingen voor het Huis van Afgevaardigen van 1980-2010 om in kaart te brengen wat het effect is van de voorselectie van een ideologisch extreme kandidaat op de uiteindelijke verkiezingsuitslag. Hij concentreert zich daarbij alleen op close elections, die bij wijze van spreken worden beslecht door toevallige factoren. Het is alsof je een muntje opwerpt om te bepalen wie bij dit soort spannende verkiezingen de winnaar wordt. Winst en verlies worden niet bepaald door andere kenmerken die ook kunnen samenhangen met de latere verkiezingsuitslag (bijvoorbeeld de samenstellingen van het electoraat). Hier kunnen we buitengewoon sterke causale uitspraken doen over het effect van de selectie van zo’n extreme kandidaat op de latere uitslag (zie hier voor verdere uitleg van deze methode).
In de figuur hieronder zien we het resultaat voor een paar honderd kandidaten voor de verkiezingen voor het Huis van Afgevaardigden. Op de x-as zien we de winst- of verliesmarge van kandidaten. Deze variabele loopt van zo’n 20% voorsprong op de voornaamste rivaal tot 20% achterstand. Op de y-as zien we hoe deze kandidaten het vervolgens deden bij de algemene verkiezingen om die Huiszetel. Het gaat ons met name om dat cluster van metingen rondom x = 0, want dat zijn de voorverkiezingen waarbij kandidaten het meest aan elkaar gewaagd zijn. Als een ideologisch extreme kandidaat op het nippertje wint (en dus van -0.01 naar 0.01 op de x-as schuift) zien we een grote afname op de y-as zo’n 10%. De voorverkiezing van extreme kandidaten is dus schadelijk voor het stemaandeel dat hun partij bij de algemene verkiezingen haalt.
Bron: Hall (2015)
Hall berekent dat de voorselectie van een extreme kandidaat uiteindelijk 9-13% scheelt bij de algemene verkiezingen. Daarmee neemt de kans om algemene verkiezingen te winnen met een extreme kandidaat af met zo’n 35-54%. Een ideologisch uitgesproken kandidaat kan op de korte termijn de eigen achterban paaien bij voorverkiezingen, maar zorgt op de lange termijn eerder voor electoraal succes voor de tegenpartij. Dat is een resultaat waarmee de meer gematigde kandidaten zoals Jeb Bush en Hillary Clinton aanvallen vanaf de flanken van hun partij zullen proberen te pareren.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.