Wat is een betere verkiezingsstrategie: moet een partij duidelijk positie kiezen op belangrijke thema’s of moet een partij haar boodschap steeds aanpassen aan kiezerspublieken met verschillende voorkeuren? Met andere woorden is duidelijkheid of ambiguïteit een betere verkiezingsstrategie? Vaak worden partijen bekritiseerd omdat ze het ene zeggen en het andere doen (bijvoorbeeld hier en hier vorige week op deze site). Deze strategie lijkt – vooral voor de PvdA en het CDA – op de lange termijn desastreus, maar in een recent artikel in The American Journal of Political Science laat Zeynep Somer-Topcu zien dat op korte termijn ambiguïteit – 0f beter gezegd “broad appeal strategies” een betere verkiezingsstrategie is dan duidelijkheid.
Wat zijn “Broad-Appeal strategies”?
Somer-Topcu beschrijft ambiguïteit als een ‘broad-appeal strategy’, oftewel een strategie waarbij een partij verschillende kiezers probeert aan te spreken door contrasterende posities in te nemen op één of meerdere issues of door kandidaten die andere groepen aanspreken te nomineren. Somer-Topcu noemt als voorbeeld de strategie van de Deense Liberalen in 2001 die een pro-verzorgingsstaatpositie (links) combineerden met een anti-immigratiebeleid (rechts), daarmee stemmen wegkapend bij de sociaal-democraten en de Deense Volkspartij. Een ander voorbeeld dat zij noemt is de strategie van de Duitse SPD om de linkse partijvoorzitter Lafontaine samen de campagne te laten doen met de meer moderne kanseliersskandidaat Schröder. Maar heeft dit succes?
Om ambiguïteit te meten analyseert Somer-Topcu de mate waarin kiezers het oneens zijn waar een partij staat op een links-rechts schaal. Als een partij een duidelijke positie heeft dan zouden kiezers de partij ongeveer hetzelfde moeten plaatsen. Als een partij actief haar positie onduidelijk probeert te maken dan zouden kiezers het vaak oneens moeten zijn over de plaatsing van de partij.
Werken “Broad-Appeal strategies”?
Somer-Topcu analyseert vervolgens het effect van de gemiddelde mate van onduidelijkheid van de partijpositie voor de verkiezingen op de electorale prestaties van 60 partijen in 9 West-Europese landen. Zij rapporteert dat onduidelijkheid een sterk positief effect heeft op het percentage stemmen van een partij, controlerend voor allerlei alternatieve verklaringen. Met andere woorden, onduidelijkheid onder de kiezer is een electoraal succesvolle formule.
Maar hoe werkt dit op het niveau van de kiezer? Somer-Topcu bekeek ook hoe kiezers de afstand op een links-rechts schaal tussen zichzelf en de partij waar ze voor gekozen hebben inschatten. Uit deze analyse blijkt dat naarmate de gemiddelde onduidelijkheid van een partij toeneemt des te dichterbij de individuele kiezer haar partij ziet. Kortom, de ambiguïteit van een partij zorgt ervoor dat individuele kiezers denken dat zij dichter bij de partij staan dan daadwerkelijk zo is.
Moeten alle partijen “broad-appeal strategies” kiezen?
In West-Europese democratieën is de toe- en afname in zetels vaak van secundair belang. Of een partij een regeringscoalitie kan vormen met andere partijen is eigenlijk nog belangrijker. Maar ook daar kan ambiguïteit nuttig zijn. Het geeft een partij meer mogelijkheden om te onderhandelen en eventueel nieuwe coalitiepartners te zoeken (bv. de PvdA in 1994). Ik zou alleen niet alle partijen deze strategie aanraden want, we weten nog niet (1) of “broad-appeal strategies” ook daadwerkelijk leiden tot meer onduidelijkheid bij kiezers over de positie van de partij; (2) hoe de resultaten eruit zien als we rekening houden met de multidimensionaliteit van het politieke spectrum en (3) omdat het waarschijnlijk redelijk desastreus zou zijn als alle partijen enorm onduidelijk zouden zijn over wat ze willen. Op dit moment zijn dit over het algemeen maar een paar partijen.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.