• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Archives for oktober 2016

Hoe het CDA uit het centrum van de macht trok

door Tom van der Meer 28/10/2016 3 Reacties

In 2002, na de Paarse periode en de Fortuynrevolte, landde het CDA plots weer in het centrum van de macht. Partijleider Jan Peter Balkenende zou drie verkiezingen op rij winnen, vier kabinetten leiden, en een bepalende rol spelen in de coalitieformatie. Dat eindigde in 2010. Maar waardoor heeft het CDA zijn grip op de macht verloren?

Een recente studie van Huib Pellikaan (UL), Sarah de Lange (UvA) en mijzelf in Government & Opposition werpt hier licht op. Het is al te gemakkelijk te denken dat het CDA zijn machtspositie verloor doordat de partij in 2010 en 2012 werd afgestraft door de kiezer. Dat is slechts een deel van de verklaring. Het tweede deel van de verklaring ligt bij het CDA zelf. De christendemocraten hebben zichzelf sinds 2010 programmatisch buiten het centrum van de macht geplaatst.

 

Intermezzo: Voor de methodenjunkies

Sinds 2002 kunnen we het Nederlandse partijpolitieke landschap het best begrijpen aan de hand van twee politieke tegenstellingen: een economische (staatsingrijpen vs vrije markt) en een culturele (multiculturalisme vs monoculturalisme). Op basis van de verkiezingsuitslag en programmatische overeenkomsten zoeken partijen na de verkiezingen naar een stabiele regeringscoalitie. In Nederland wordt bijna altijd gezocht naar een meerderheidscoalitie, en bovendien een waarbij programmatisch aaneengesloten partijen gezamenlijk aan een coalitie deelnemen. Het gaat dus om (minimal) connected, winning coalities.

Door partijposities in dit politieke landschap vast te stellen (via inhoudsanalyse van partijprogramma’s) en dit te combineren met de verkiezingsuitslag, konden Pellikaan, De Lange en ik de strategische uitgangsposities bij de coalitieformatie reconstrueren. Dat leverde opmerkelijke conclusies op.

NL Party System 2002 c

 

Centrum van de macht

Bij de Tweede-Kamerverkiezing van 2002 werd het CDA van Jan Peter Balkenende de grootste, in de luwte van de politieke strijd tussen Pim Fortuyn en de Paarse partijen. Strategisch was die uitslag bijzonder gunstig. Voor alle mogelijke meerderheidscoalities (tussen partijen die programmatisch op elkaar lijken) was deelname van het CDA noodzakelijk. Dat betekent niet alleen dat het CDA zou regeren, maar ook dat het voor een belangrijk deel kon afdwingen welke coalitie gevormd zou worden. Uiteindelijk zou er een regering komen tussen CDA, LPF en VVD.

In 2006 zien we dat het CDA nog altijd heel dominant is, maar niet zo dominant als in 2002 en 2003. De christendemocraten zijn nog altijd nodig voor een groot deel (70%) van de connected winning coalities, maar niet voor alle. Gelukkig voor het CDA waren die alternatieve coalities niet realistisch. Een eerste alternatieve coalitie zou samenwerking vragen tussen een groep linkse partijen (waaronder PvdA en SP) met nieuwkomer PVV. Een tweede alternatief is in elk geval geopperd: een linkse meerderheid van progressieve partijen. Dat zou echter een coalitie vergen tussen maar liefst zes partijen (PvdA, SP, GroenLinks, ChristenUnie, D66, Partij voor de Dieren), die op economische thema’s zeer uiteenlopende posities innamen. De facto bleef het CDA daarom dominant. De strategisch zwakste positie had de VVD: voor elke connected winning coalitie was het afhankelijk van het CDA.

 

Electoraal verlies, programmatische verschuivingen

In 2010 ondergaat het CDA twee grote veranderingen en verliest het de grip op de macht. Ten eerste gaat de partij bij de verkiezingen hard onderuit. De partij verliest bijna de helft van zijn zetels. Ten tweede is ze op economisch gebied nadrukkelijk naar rechts verschoven, een stijlbreuk met de oude opvatting dat het CDA niet naar links en niet naar rechts buigt. Gezamenlijk hebben deze verschuivingen belangrijke strategische gevolgen. Er zijn veel coalities mogelijk zonder deelname van de christendemocraten. Het CDA is nodig voor nog slechts 36% van de mogelijke (minimal) connected winning coalities; de VVD is niet langer strikt afhankelijk van het CDA. Uiteindelijk worden twee alternatieven onderzocht: PaarsPlus (tussen VVD, PvdA, D66 en GroenLinks) en het rechts-conservatieve kabinet VVD-PVV-CDA. De laatste coalitie wordt gevormd, maar voor het CDA niet vanuit een positie van dominantie.

De positie van het CDA verzwakt nog verder in 2012. Het zeteltal loopt verder terug, de partij houdt zich programmatisch op in een uithoek van het partijstelsel. Het CDA kan nauwelijks nog een claim leggen op de formatie: geen enkele connected winning coalitie met het CDA ligt voor de hand. Maar dat geldt eigenlijk voor elke connected winning coalitie in 2012, met of zonder het CDA. Zo’n coalitie zou na 2012 vereisen dat minstens vijf partijen zouden samenwerken, bijvoorbeeld als de zojuist gevallen coalitie (VVD-PVV-CDA) toch wordt voortgezet, met aanvulling van D66 en eventueel de SGP. Coalities zonder zowel VVD als PvdA waren nauwelijks denkbaar; en die twee partijen hadden in de Tweede Kamer weer geen steun nodig van andere coalitiepartners. Niet alleen het CDA had zijn grip op de macht verloren, het partijstelsel had zelf geen strategisch centrum meer.

 

Zwalken is niet genoeg

Het CDA is sinds 2010 zoekende. De partij koos onder Maxime Verhagen voor een nadrukkelijk conservatievere koers. In 2012 haalde partijvoorzitter Ruth Peetoom de media met de nieuwe koers in ‘het radicale midden’. Maar programmatisch en in het parlement bleek partijleider Sybrand Buma daar weinig invulling aan te geven: Het CDA presenteerde zich eerder als het rechtse alternatief voor de VVD.

In aanloop naar de verkiezingen van 2017 lijkt het CDA toch weer wat naar het politieke midden te schuiven. Zo’n koerswijziging zal niet genoeg zijn voor het CDA om zijn traditionele positie in het centrum van de macht te heroveren. Simulaties laten zien dat het CDA aan twee voorwaarden moet voldoen: om weer dominant te kunnen zijn in de kabinetsformatie moeten de christendemocraten (1) programmatisch terug naar het politieke midden, en (2) de verloren kiezersschare terugwinnen. Zelfs met de oude electorale verhoudingen zou het CDA zijn machtspositie niet heroveren, als het programmatisch vasthoudt aan een economisch uitgesproken conservatieve koers. En zelfs een programmatische verschuiving terug naar het politiek midden zal niet helpen, als het CDA niet in staat is de verloren kiezers opnieuw aan zich te binden.

Om weer een machtspartij te worden moet het CDA dus zowel naar het midden schuiven als electoraal succes boeken. Dat is geen makkelijke opgave.

Filed Under: Politieke partijen Tagged With: balkenende, Buma, cda, christen democratisch appèl, christendemocraten, machtspartij

Coalitievoorkeuren in beeld: wat willen kiezers?

door Tom Louwerse 25/10/2016 0 Reacties

In Nederland begint het coalitiespel vaak al ruim voor de verkiezingen: wie wil wel of niet met wie? Dat is vrij onzinnig omdat het aantal mogelijke combinaties cijfermatig zeer groot is, maar partijcombinaties die men echt ziet zitten (denk aan VVD en CDA) het juist niet genoeg zetels halen. Wat wel interessant en relevant is, betreft hoe kiezers tegen deelname van verschillende partijen in de volgende regering aankijken. Maurice de Hond nam die vraag op in zijn zondag verschenen peiling. Hier presenteer ik een grafische weergave en een interpretatie van die gegevens.

Voor elke partij vroeg De Hond aan zijn respondenten ‘of u die wel of niet in de volgende regering wilt hebben’. Voor mijn analyse kijk ik naar het percentage dat ‘wel’ aanklikte. Die gegevens splitste hij vervolgens uit per kiezersgroep. Zo zei 23% van de PVV-stemmers onder zijn respondenten dat ze de VVD wel in de volgende regering wilde hebben, terwijl 97% van de PVV-stemmers graag de PVV wilde zien meeregeren. Niet verbazingwekkend is dat elke groep aanhangers de eigen partij graag ziet regeren (PvdA’ers met 91% nog het laagste). Sommige aanhangers hebben juist een sterke afkeur van andere partijen: zo wil slechts 2% van de VVD’ers dat de SP gaat meeregeren (en 88% kruiste juist ‘niet’ aan).

tabel_dehond_102016

Dit levert een tabel op met overeenkomsten tussen elke partij en kiezersgroep. Hoe hoger het percentage, hoe liever de betreffende kiezersgroep de partij in de regering ziet. Hier kunnen we met een zogenoemde unfolding analyse een grafische weergave van maken.

De blauwe punten in deze figuur staan voor partijen, de rode voor kiezersgroepen. Zo zien we links in het midden GroenLinks (GL) en de kiezers van deze partij vlak bij elkaar staan. Kiezers en partijen staan telkens zo dicht bij elkaar, dat ik ze niet apart gelabeld heb (van ChristenUnie, SGP en PvdD rapporteerde De Hond de kiezersvoorkeuren niet).

plot

De assen van deze figuur hebben geen inherente betekenis. Het gaat om de afstanden tussen de kiezers en partijen. Aan de linkerkant van de figuur zien we GroenLinks, PvdA en ook D66 redelijk dicht bij elkaar staan, zowel kiezers als partijen. Die zien elkaar dus zitten als kabinetspartij. De SP en PvdD staan hier iets verder vandaan. Dat komt omdat SP’ers de PVV (iets) vaker zien zitten en vooral omdat PVV-kiezers de SP veel vaker (32%) als regeringspartij zien dan GL of PvdA. De PvdD is bij PVV-stemmers ook redelijk populair (21%).

Bij de PVV rechtsonder zien we 50PLUS dicht in de buurt staan. 50PLUS kiezers zien de PVV veel meer zitten als potentiele regeringspartij (32%) dan welke andere partij dan ook. Dit is niet geheel verrassend, omdat beide partijen zich tot op zekere hoogte richten op een proteststem tegen kabinet en gevestigde politiek.

Rechtsboven zien we VVD en CDA dicht bij elkaar staan. VVD’ers en CDA’ers zien elkaars partij wel zitten als regeringspartner (meer dan 50% steun). D66 staat daar niet al te ver vanaf, omdat deze partij zeker door VVD’ers graag in een nieuwe coalitie wordt gezien. Maar ook GroenLinksers en PvdA’ers willen D66 graag in een nieuwe coalitie, waardoor de partij tussen PvdA-GL aan de ene kant en VVD-CDA aan de andere kant staat. In ieder geval staat de partij van Pechtold ver van de PVV, want Wilders-stemmers zijn de enige groep die D66 echt niet in het kabinet willen.

ChristenUnie, SGP en PvdD staan redelijk in het midden van deze figuur. Daar moeten we niet te veel aan ophangen, want over de aanhangers van deze partij hebben we namelijk geen gegevens. Daarom weten we niet van welke partijen zij weinig moeten hebben en dat wordt in de weergave dus niet meegenomen.

Voor de regelmatige lezer van dit weblog zal het algemene patroon niet onbekend zijn. We zien horizontaal een tegenstelling tussen linkse en rechtse partijen, terwijl verticaal een tegenstelling tussen meer gevestigde partijen en protestpartijen zichtbaar is. De positie van 50PLUS is wel redelijk opvallend, want in analyses van parlementair stemgedrag staat deze partij dichter bij de linkse partijen. Dat suggereert dat deze partij zich weliswaar met name links gedraagt, maar kiezers aantrekt die zich toch vooral aangetrokken voelen tot andere protestpartijen.

 

Technische noot: De hier gebruikte unfolding analyse heeft een stress-niveau van 0.11, wat een stuk beter is dan een één-dimensionaal model. De hier gebruikte cijfers zijn afkomstig uit een peiling. We moeten daarbij rekening houden met een foutmarge, onder andere door de steekproeftrekking. In de analyse is dat niet expliciet meegenomen; als de enquête zou worden herhaald onder andere kiezers zouden de punten in bovenstaande figuur dus net wat anders kunnen liggen (al zal het patroon wel redelijk hetzelfde zijn).

 

Update 26 oktober 2016:

Maurice de Hond stuurde me gisteren de gegevens over de kiezers van ChristenUnie, SGP en Partij voor de Dieren. Het gaat hier om relatief kleine aantallen (50-100 respondenten, zo schreef De Hond), dus we moeten wat voorzichtig zijn. Als ik die gegevens toevoeg aan de analyse, levert dat het volgende plaatje op:

Kiezersvoorkeuren coalities inclusief CU/SGP/PvdD

We zien dat er nog duidelijker dan voorheen vier blokken te onderscheiden zijn: een links-progressief blok met GL-PvdA-D66, een links-protestblok met SP en PvdD, een rechts-gevestigd blok met VVD, CDA, ChristenUnie en SGP en een protestblok met 50PLUS en PVV. Je zou ook kunnen zeggen dat PvdD/SP/50PLUS/PVV samen één maar divers blok van protestpartijen vormen. De positie van de ChristenUnie is vrij opvallend: duidelijk in het rechtse kamp. Deze kiezers willen namelijk graag het CDA in de coalitie (70%) en er is ook redelijk veel steun voor SGP-deelname (44%), terwijl de percentages voor PvdA (27%), GroenLinks (22%) en D66 (16%) een stuk lager liggen.

Geen van deze blokken komt in de buurt van een meerderheid op basis van de laatste Peilingwijzer. VVD, CDA, SGP en CU staan op 51 tot 56 zetels gezamenlijk, GL, PvdA en D66 op 40 tot 44 en het protestblok met PvdD, SP, 50PLUS én PVV als geheel op 52 tot 56 (als we dit blok onderverdelen gaat het vanzelfsprekend om twee nog kleinere blokken). De kiezer mag dan zijn voorkeuren hebben over wie men graag in de regering ziet, ze leiden niet tot een vanzelfsprekende coalitie die momenteel uitzicht heeft op een meerderheid.  Pas als je bijvoorbeeld D66 ‘losweekt’ uit het ‘progressief-linkse’ blok is een meerderheid voor het rechts-gevestigde blok in zicht (68-73 zetels).

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: coalities

Worden Henk en Ingrid steeds meer mainstream?

door Matthijs Rooduijn 24/10/2016 1 Reactie

Radicaal-rechtse populistische partijen zijn in pakweg de laatste twee decennia steeds succesvoller geworden. Denk aan de PVV, maar ook aan haar zusterpartijen in bijvoorbeeld Frankrijk (Front National), Oostenrijk (FPÖ), Italië (Lega Nord) en Duitsland (Alternative für Deutschland). Een aantal van deze partijen heeft met de jaren niet alleen een steeds grotere kiezersschare achter zich weten te krijgen, maar is er ook in geslaagd tot regeringscoalities op nationaal niveau door te dringen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de FPÖ, de Lega Nord, en nog een aantal andere partijen in de ons omringende landen. De PVV heeft een tijdlang een regeringscoalitie van CDA en VVD gedoogsteun verleend.

Je zou kunnen verwachten dat radicaal-rechtse populistische partijen als gevolg van hun toegenomen populariteit onder kiezers en hun landelijke bestuurservaringen steeds meer mainstream zijn geworden. Of dat inderdaad zo is kun je lezen in deze blog van Tjitske Akkerman, Sarah de Lange en mijzelf. Vandaag wil ik op een gerelateerde vraag ingaan: zijn de kiezers van radicaal-rechtse populistische partijen steeds meer mainstream geworden? [Read more…] about Worden Henk en Ingrid steeds meer mainstream?

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: euroscepsis, Populisme, radicaal-rechts

Zijn sociale media nou goed of slecht voor populisten?

door Kristof Jacobs 21/10/2016 5 Reacties

Donald Trump wordt gezien als een Twitter-koning.[1] Op 18 februari, toen de voorverkiezingen nog volop gaande waren, schreef Amanda Hess voor het online magazine Slate een 11 pagina’s lang stuk over “How Trump wins Twitter”. Ook onze eigen Geert Wilders is heer en meester op Twitter. Op basis van deze prominente populistische Twitteraars wordt meestal de conclusie getrokken dat sociale media goed zijn voor populisten.

Maar is dat wel zo? Twitter heeft duidelijk ook nadelen voor iemand als Trump. Het Twittergebruik van Trump is vaak impulsief – iets wat hem verweten werd in het eerste presidentiële debat. Het online magazine Vox noemde zijn Twitter-optredens het begin van het einde. Ook een Twitter-rel tussen de (vroegere) kopstukken van de Belgische partij Vlaams Belang geeft aan dat de relatie tussen populisten en sociale media niet altijd positief is. Zijn sociale media goed of slecht voor populisten?

De kern van dit blog is dat sociale media een zegen en een vloek zijn voor populisten. Het medium is als instrument deels in hun voordeel, maar het brengt duidelijk ook gevaren met zich mee. Tijd dus om wat genuanceerder om te gaan met dit onderwerp.

Sociale media zijn snel en ongefilterd

Sociale media hebben enkele unieke eigenschappen (zie bv. dit stuk, of dit boek). Om een antwoord te geven op de vraag of populisten gebaat zijn met sociale media-gebruik zijn er twee eigenschappen in het bijzonder die relevant zijn.

Eigenschap 1. Sociale media zijn snel. Op sociale media kan je snel veel mensen bereiken. Vooral als je een schare trouwe en actieve volgers hebt, kunnen berichten gemakkelijk een sneeuwbaleffect teweeg brengen en de tijdslijnen van vele gebruikers overspoelen.

Eigenschap 2. Sociale media zijn ongefilterd. In tegenstelling tot traditionele massamedia ben je als politicus niet afhankelijk van een journalist die uiteindelijk je woorden ‘uit de context kan rukken’ of die je verkeerd kan citeren. Op sociale media kunnen politici hun verhaal ongefilterd (of ongezouten zoals sommigen zeggen) hun mening verkondigen. Daardoor kan iedereen zien wat de politicus echt zei. Dit geldt overigens vooral voor Twitter, waar boodschappen in de regel publiek zijn.

Driemaal sociale media als zegen voor populisten

Populistische partijen hebben in de regel eerder radicale beleidsposities. Dit soort posities wordt vaak tegengehouden door de ‘filteraars’ (journalisten). De journalist stelt kritische vragen, legt een frame op het verhaal van de politicus of laat de politicus helemaal niet aan bod komen (een zogenaamd media cordon sanitaire). Kortom, politici met een radicalere mening hebben op dit punt meer baat bij sociale media waar zij hun verhaal ongefilterd en ongezouten kwijt kunnen en waar niemand hen kan tegenhouden.

Omdat sociale media ongefilterd zijn, stellen zij populisten ook in staat om rechtstreeks in contact te treden met ‘het’ volk. Zo kunnen populisten meteen laten zien dat ze er echt zijn voor dat volk. Overigens vond Rebekah Tromble in recent onderzoek dat populistische politici in Nederland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten net minder geneigd zijn om in contact te treden met burgers. Het lijkt er eerder op dat populisten een echo-kamer creëren waarin ze vooral hun eigen mening nog een keer horen. Ze treden in contact met ‘hun’ volk en niet zozeer met ‘het’ volk (al zal dit wellicht samenvallen in de hoofden van vele populisten…). Maar goed, het punt blijft wel staan dat populisten op sociale media gemakkelijk in contact kunnen treden met hun achterban.

Snelheid speelt ook een rol. Het is niet voor niets dat Geert Wilders zijn verkiezingsprogramma op Facebook bekendmaakte. De lengte van het programma (1 pagina) maakte het ook gemakkelijk te verspreiden en het programma werd gretig gedeeld op sociale media zoals Facebook en Twitter. Het vond daardoor zijn weg naar veel tijdlijnen van andere gebruikers. Populistische partijen hebben vaak een erg grote en actieve kern van volgers op sociale media (veel meer dan gematigde middenpartijen) en daardoor zijn ze beter in staat om de snelheid van sociale media te benutten.

Driemaal sociale media als vloek voor populisten

Omgekeerd hebben sociale media ook nadelen voor populisten. Het is een voordeel dat je als politicus ‘je eigen persbureautje’ hebt op Twitter waar je ongefilterd je mening op kwijt kan, maar dat vergt veel discipline. De politicus moet daarmee dus zijn eigen filter worden.[2] Soms gaat dat fout, zoals de eerdere voorbeelden van Trump aangeven. Deze ‘foute’ tweets creëren dan snel een sneeuwbaleffect. Ze worden eerder opgepikt door traditionele media omdat journalisten op Twitter vaak op zoek zijn naar tweets waarop ze een nieuwsbericht kunnen baseren. Populisten hebben radicalere meningen en deze worden sneller opgepikt door traditionele nieuwsmedia… maar tegelijkertijd lopen ze ook een grotere kans om hun foute tweets de volgende dag in de krant te zien. Meestal worden de tweets letterlijk getoond, zodat de populistische politicus ze ook niet kan ontkennen of claimen dat hij/zij verkeerd geciteerd is.

Dit probleem is nog groter wanneer het om de mindere goden gaat – de populistische backbenchers en vroegere partijtoppers. Populistische partijen zijn vaak hiërarchisch georganiseerde partijen. Dat is ook nodig omdat dergelijke partijen onder een vergrootglas liggen omwille van, wederom, hun radicalere beleidsposities. Afstemming tussen politici van dezelfde partij is voor elke partij belangrijk, maar is extra belangrijk voor populistische partijen. Onenigheden en conflicten tussen populistische politici, zoals in het Vlaams Belang voorbeeld, lopen de kans om meteen opgepikt te worden en veroorzaken sneller een sneeuwbaleffect. De meeste partijleiders zijn professioneel genoeg om te weten wat kan en niet kan, maar de backbenchers en vroegere partijtoppers hebben hier vaker moeite mee.

Waarom zijn populisten gevoeliger voor een negatief sneeuwbaleffect? Geert Wilders heeft het grootste aantal volgers van alle Nederlandse politici. Dat is niet alleen maar omdat hij een grote schare volgelingen heeft. Hij wordt gevolgd door vriend én vijand.[3] Wanneer een populistische politicus zoals Wilders een foute tweet plaatst, zorgt deze groep actieve tegenstanders ervoor dat de tweet snel een sneeuwbaleffect veroorzaakt. De snelheid van sociale media zorgen er ook voor dat dergelijke tweets moeilijk te corrigeren zijn – vooral als men eerst een strategie wil uittekenen om met het probleem om te gaan. Als de populist snel en impulsief reageert loopt hij/zij de kans om net als Trump in een steeds penibelere situatie te manoeuvreren.

 

Conclusie: Twitter is geen populist paradise

In Nederland hebben we de neiging om te denken dat Twitter en sociale media in het algemeen alleen maar positief zijn voor populistische politici. Dit is wellicht te wijten aan het succes van Wilders op Twitter. Echter, populisten waren al succesvol voor sociale media, en zullen dat ook blijven na sociale media. Op sommige punten lijken dergelijke media inderdaad op het lijf geschreven van populisten, maar op andere punten niet.

Wilders is eerder de uitzondering dan de regel: hij is een gedisciplineerd politicus die zijn partij strak in de hand heeft. Andere minder gedisciplineerde politici zoals Trump tonen aan dat Twitter niet alleen maar een populist paradise is.

Uitsmijter

Dan nog een uitsmijter uit het eerste TV-debat (bron) waarin Clinton Trump’s Twitter-gedrag tegen hem gebruikt:

“His cavalier attitude about nuclear weapons is so deeply troubling,” (…) “It is the number one threat we face in the world” (…) “It becomes particularly threatening if terrorists ever get their hands on any nuclear material so a man who can be provoked by a tweet should not have his fingers anywhere near the nuclear codes as far as I think anyone with any sense about this should be concerned.”

 

Foto: Donald Trump speaking at CPAC 2011 in Washington, D.C., door Gage Skidmore, License

[1] Je kunt je overigens de vraag stellen of Trump een populist is, maar goed dit terzijde.

[2] Overigens: Trump lijkt slechts deels zijn eigen tweets te sturen.

[3] Al worden die ‘vijanden steeds vaker door hem geblokkeerd…

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Media Tagged With: populisten, Sociale media, Trump

Is Euroscepsis aanstekelijk?

door Maurits Meijers 20/10/2016 0 Reacties

Er wordt steeds vaker gesuggereerd dat anti-Europese partijen invloed uitoefenen op de Europa-politiek van de gevestigde partijen. In mijn proefschrift toonde ik aan dat het aantal stemmen voor Eurosceptische partijen de posities van gevestigde partijen kan beïnvloeden. Dit effect van radicaal links en radicaal rechts eurosceptische partijen is echter niet homogeen over het hele partijen stelsel.

Worden de ‘Tories’ UKIP?

Vorige week schreef Ian Dunt van Politics.co.uk dat de Britse Conservative Party het evenbeeld van anti-EU en -immigratiepartij UKIP is geworden. Tegen de verwachting in suggereerde minister-president Theresa May dat Groot-Brittannië voor een Brexit zonder lidmaatschap van de Europese Economische Ruimte zou opteren. Een ‘harde Brexit’ dus. Een dag later opperde Minister van Binnenlandse Zaken Amber Rudd een ‘name and shame’ beleid waarin bedrijven lijsten van niet-Britse werknemers zouden moeten publiceren (zij trok het voorstel overigens later weer in). Eerder stelde dit artikel (paywall) al dat David Cameron’s aankondiging van het Brexit-referendum niet alleen de gemoederen binnen zijn eigen partij zou moeten sussen, maar ook de electorale dreiging van UKIP in de nationale verkiezingen van 2015 zou moeten intomen.

Claims over een dergelijke ‘aanstekelijke euroscepsis’ zijn niet nieuw en beperken zich niet tot de Britse situatie. Toen een grote groep politici in de Franse Parti socialiste zich in 2005 tegen de Europese Grondwet keerde was dit volgens deze studie het gevolg van invloed van het radicaal linkse Front de Gauche. Toen Sarkozy in 2012 tijdens de Franse presidentsverkiezingen verkondigde dat Frankrijk de Schengenzone zou moeten verlaten, werd deze stap eveneens aan de electorale dreiging van het radicaal rechtse Front National van Marine Le Pen verbonden.

Is euroscepsis echt aanstekelijk?

Zowel het Britse als het Franse voorbeeld wekken de indruk dat anti-Europese partijen ervoor zorgen dat gevestigde partijen hun houding ten opzichte van Europese integratie aanpassen. De vraag is: kunnen we inderdaad spreken van een structureel verband tussen eurosceptische partijen en verschuivingen van EU-attitudes bij gevestigde partijen? Dit was de centrale onderzoeksvraag van mijn proefschrift dat ik vorige maand verdedigde aan de Hertie School of Governance in Berlijn.

In deze studie (paywall) keek ik met behulp van een statistische analyse naar het effect van het verkiezingssucces van eurosceptische challenger partijen op verschuivingen van de posities van West-Europese gevestigde partijen ten opzichte van Europese integratie. Eurosceptische challenger partijen zijn partijen, die én een uitgesproken negatieve houding hebben ten opzichte van Europese integratie én niet eerder deel uitmaakten van een nationale regeringscoalitie.

De resultaten van de analyse toonden aan dat het aantal stemmen voor eurosceptische partijen inderdaad een invloed heeft op positieverschuivingen van gevestigde partijen. Dit effect treedt echter alleen in werking wanneer de eurosceptische partijen gemiddeld EU thema’s ook belangrijk vinden.

Wie beïnvloedt wie?

In mijn studie analyseerde ik zowel de invloed radicaal rechtse Eurosceptische partijen als ook van radicaal linkse partijen. De euroscepsis van radicaal rechtse partijen komt voornamelijk voort uit culturele standpunten. Zo zien zij de EU als een bedreiging voor de nationale soevereiniteit, de nationale cultuur en de nationale identiteit. Radicaal linkse partijen wenden zich tegen de EU op basis van economische standpunten. Deze partijen zeggen vaak in principe wel voorstander te zijn van Europese eenwording, maar wijzen de EU en haar instituties af, omdat haar vermeend markt-liberale karakter niet strookt met het streven naar economische gelijkheid door radicaal links.

Deze afwijkende motieven voor hun bezwaar tegen de Europese Unie heeft ook gevolgen op welke gevestigde partijen de radicaal linkse en rechtse eurosceptici invloed hebben. Het effect van linkse en rechtse euroscepsis op gevestigde partijen is namelijk niet voor alle partijen gelijk.

 

 mm1  mm2

 

De grafieken in de figuur tonen het effect van het aantal stemmen voor links en rechts radicale eurosceptische partijen op hoe gevestigde partijen hun EU-positie veranderen (y-as) voor verschillende plaatsen op de algemene links-rechts dimensie (x-as).[1] In de rechter grafiek zien we dat de betrouwbaarheidsintervallen aanduiden dat er een statistisch significant effect is van rechts radicaal eurosceptisch succes op gevestigde partijen links en rechts van het centrum. De linker grafiek toont aan dat effect van links radicaal eurosceptisch succes enkel voor partijen links van het midden statistisch significant is.

Centrum-links: stuck in the middle?

Met andere woorden: centrumrechtse partijen verschuiven hun EU-posities in reactie op verkiezingssucces van radicaal rechtse partijen, terwijl centrumlinkse partijen hun EU-posities in reactie op zowel radicaal rechtse eurosceptische partijen én radicaal linkse eurosceptici aanpassen.

Dit valt te verklaren door de motieven van eurosceptische partijen (en kiezers) in beschouwing te nemen. Centrumrechtse partijen zijn gevoelig voor de culturele anti-EU argumenten van radicaal rechts, maar voelen zich niet bedreigd door de anti-neoliberale EU-kritiek van radicaal links. Centrumlinkse partijen daarentegen zijn vatbaar voor beide oppositielogica’s. Economisch linksgeoriënteerde kiezers voelen zich aangetrokken tot de linkse anti-EU partijen en de cultureel conservatievere kiezers (uit o.a. de arbeidersklasse) hebben sympathie voor de culturele argumenten tegen de EU van radicaal rechts.

Centrumlinkse partijen hebben dus een drievoudig dilemma – zeker in partijsystemen met zowel radicaal linkse en radicaal rechtse partijen (zoals in Nederland, Frankrijk, Denenmarken, Griekenland en sinds kort ook Duitsland). Ze moeten proberen hun economisch linksere en cultureel conservatievere kiezers met anti-Europese houdingen te behouden, terwijl ze zich ook niet hun traditioneel pro-Europese achterban vervreemden.

Wat betekent dit in de praktijk?

Europese integratie is vaak een zero sum game. Als er moet worden gestemd voor verdere integratiestappen stemmen gevestigde partijen als puntje bij paaltje komt meestal vóór. Ook tegen hun zin. Denk aan Minister-President Rutte’s verkiezingsbelofte geen geld meer aan Griekenland te sturen, of ook aan de wispelturige houding van Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van de handelsverdragen CETA en TTIP (link?). Besluitvorming in de Europese Unie vergt consensus. Wanneer je je als lidstaat aan die consensus onttrekt dan loop je dan kans opzij te worden gezet door een gekwalificeerde meerderheid en dan is je invloed op het besluitvormingsproces natuurlijk nog kleiner.

Gevestigde partijen zitten dus in een spagaat. Vooral centrumlinkse partijen zitten in een benarde positie: ze zijn zowel gevoelig voor electorale druk van radicaal rechtse als linkse eurosceptische partijen. Dat maakt hun leven niet makkelijker.

 

Foto: Anti-EU vlag door EU Exposed, License.

[1] Dit zijn de marginale effecten van het aantal stemmen voor links en rechts radicale eurosceptische partijen op positieverschuivingen van gevestigde partijen voor verschillende plaatsen op de algemene links-rechts dimensie.

Filed Under: EU en internationaal, Politieke partijen Tagged With: Euroskepticisme

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Economisme in de wetenschap: Waarom het debat over het CPB-rapport zo belangrijk is

Lokale verkiezingen. Foto: Flickr/RNW (CC BY-ND 2.0)

Lokale verkiezingen: heb je iets aan landelijke peilingen?

Wat doet Wilders op de PVV poster voor de Provinciale Statenverkiezingen?

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in