• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Archives for oktober 2017

Rutte enige minister die bleef zitten, hoe bijzonder is dat?

door Simon Otjes 31/10/2017 0 Reacties

Vorige week werd het nieuwe kabinet geïnstalleerd. Alle ministers, behalve Mark Rutte, waren nieuw als minister en legden dus de eed of gelofte af. Is het uitzonderlijk dat er zoveel nieuwe ministers in het kabinet zitten?

Volledige of gedeeltelijke afwisseling

Internationaal gezien is het helemaal niet opmerkelijk dat veel ministers geïnstalleerd moeten worden. De manier waarop het kabinet tot stand komt, verschilt van land tot land. Een belangrijk onderscheid is of in een land het kabinet door volledige of gedeeltelijke afwisseling gevormd wordt. In landen als het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Denemarken wordt het kabinet traditioneel gevormd door volledige afwisseling. Bij iedere verkiezing wordt gekeken of de linkse partij (of partijen) of de rechtse partij (of partijen) de grootste is. Deze levert dan de ministersploeg. Dat betekent dat bij de verkiezing óf er een volledig nieuwe ministerraad komt óf veel van de ministers terugkomen.

In Nederland, maar ook in landen als Oostenrijk, Finland en Duitsland is gedeeltelijke afwisseling gebruikelijker. Na de verkiezingen krijgt de grootste partij het initiatief en wordt er onderzocht of er een meerderheid gevormd kan worden. Als de bestaande coalitie niet doorgaat, blijft er ten minste een coalitiepartij in de coalitie, er schuift één of meerdere partijen uit de coalitiepartij, en komt er één of meerdere partijen bij.

In landen met gedeeltelijke afwisseling, vallen kabinetten vaak, terwijl in landen als het Verenigd Koninkrijk kabinetten stabieler zijn. Toch is het beleid in landen met gedeeltelijke afwisseling consistent, ondanks dat kabinetten instabieler zijn, stellen politicologen als Arend Lijphart, deels omdat ministers lang op hun post blijven. Denk aan Joseph Luns, die tussen 1952 en 1971 minister van Buitenlandse Zaken was in kabinetten met verschillende samenstelling.

Dat is het idee, maar in welke mate is er continuïteit in de ministerraad?

Figuur 1: Percentage ministers (rood) en bewindslieden (groen) dat in het kabinet bleef

Wisselingen in de ministersploeg

In de figuur hierboven kan je zien in welke mate leden van het kabinet in het kabinet blijven. De rode balkjes laten het aandeel ministers dat minister gebleven is als er een nieuw kabinet is aangetreden, zien. De groene balkjes laten het aandeel bewindspersonen (ministers en staatssecretarissen) zien dat bewindspersoon is gebleven. Dat kunnen staatssecretarissen zijn die minister zijn geworden, of staatssecretarissen die staatssecretaris zijn gebleven. Ik geef het figuur met bewindspersonen weer omdat pas sinds 1986 alle staatssecretarissen gelijk tijdig met de ministers worden beëdigd. Gemiddeld blijf 47% van de ministerraad aan en 42% van het kabinet.

De figuur laat zien dat het kabinet Rutte III niet het eerste kabinet was waarin maar een klein deel van de bewindspersonen blijft of het meest extreme geval. In het eerste kabinet Van Agt (CDA/VVD) moesten alle ministers opnieuw geïnstalleerd worden. De premier, Van Agt, was lid geweest van het voorgaande kabinet, het kabinet-Den Uyl (PvdA/KVP/ARP/D66/PRR) maar had, vanwege een toenmalige regel dat Kamerleden maximaal drie maanden tegelijkertijd minister mochten zijn, afstand gedaan van het ministerschap om lid te blijven van de Tweede Kamer na de verkiezingen van 1977. Hierbij speelde natuurlijk een rol dat alle PvdA, PPR en D66 bewindspersonen niet doorgingen, en er ministers van VVD en CHU-huize bij moesten komen, maar ook dat de ministers van het kabinet-Den Uyl niet waren voorgedragen door hun partijen maar handgekozen waren door de progressieve partijen tijdens de curieuze formatie 1972-1973.

Tussen het kabinet-Kok II (PvdA/VVD/D66) en het kabinet-Balkenende I (CDA/LPF/VVD) bleef ook maar één persoon minister, Korthals, die van Justitie naar Defensie ging. Als we staatssecretarissen meenemen dan is het aandeel iets hoger: Remkes en Hoogervorst werden gepromoveerd naar minister.

Als we staatssecretarissen mee nemen (groene balkjes), dan valt het kabinet-Kok I (PvdA/VVD/D66) op: Van Lubbers III (CDA/PvdA) naar Kok I ging maar drie van de vijfentwintig bewindspersonen door. Minister-president Kok, de eeuwige minister, Pronk, en de minister van onderwijs, Ritzen. Natuurlijk waren alle D66 en VVD bewindspersonen nieuw, maar ook alle PvdA staatssecretarissen waren nieuw. Nadat de partij na vijf jaar in het kabinet in een neerwaartse spiraal was gekomen, zorgde Felix Rottenberg voor een massale personele vernieuwing om de partij weer energie te geven.

Figuur 2: Nieuwe bewindslieden en nieuwe coalitiepartijen (Rutte-III in het rood)

Mate waarin de coalitie en de ministerraad vernieuwd wordt

Wat verklaart de mate waarin de ministerraad vernieuwd wordt? Een logische verklaring voor de mate waarin leden van de ministerraad aanblijven is de mate waarin de steun in de Kamer gelijk blijft. In de figuur hierboven staat de mate waarin leden van de ministerraad in de ministerraad blijven op de verticale as (‘ministerraadvernieuwing’). Op de horizontale as staat het percentage zetels van partijen die in de coalitie zitten dat ook voor de verkiezingen in de coalitie zat (‘coalitievernieuwing’).

De rondjes zijn kabinetten gevormd na verkiezingen en driehoekjes zijn tussentijds gevormde kabinetten. Je kan duidelijk zien dat de mate van coalitievernieuwing een redelijke voorspelling is van de mate van ministerraadsvernieuwing. Dat is natuurlijk op zich logisch omdat als bijna alle fracties in het kabinet nieuw zijn, zij allemaal nieuwe ministers zullen voorstellen. Toch zijn er ook kabinetten die bijna helemaal bestaan uit partijen uit de voorgaande periode, waar een groot deel van de ministers nieuw is, zoals het kabinet-Biesheuvel waar maar twee op de zestien ministers aanbleef. Kabinetten die tussentijds gevormd zijn, bestaan voor meer dan 50% uit oude ministers. Dat is natuurlijk logisch omdat dit met name demissionaire kabinetten zijn waarbij de portefeuilles herverdeeld worden onder de bestaande ministers en mogelijk een aantal staatssecretarissen gepromoveerd worden.

Er is geen perfecte correlatie tussen het aantal ministers dat aanblijft na een kabinetswisseling en de mate waarin de coalitie aanblijft. De stabiliteit is minder groot dan de continuïteit van partijen aangeeft.  Ook als er veel partijen in het kabinet blijven, is er vaak toch een grote personele wisseling.

Filed Under: Regering en beleid

Onder welke omstandigheden stemmen mensen op radicaal-links? Over immigratie en risicomijdend gedrag van mensen die het financieel moeilijk hebben

door Matthijs Rooduijn, Brian Burgoon 30/10/2017 9 Reacties

Het Grote Verhaal na de afgelopen verkiezingen in Duitsland en Oostenrijk is het volgende: veel kiezers, met name degenen die het economisch zwaar hebben, zijn ontevreden met het functioneren van de gevestigde middenpartijen, en stemmen daarom en masse op radicaal-rechtse partijen als AfD (Duitsland) en FPÖ (Oostenrijk). Hoewel deze lezing klopt, is het belangrijk te benadrukken dat dit slechts een gedeelte van het verhaal is. Het zijn niet alleen radicaal-rechtse partijen zijn die het goed doen als alternatief voor het gevestigde midden. In Zuid-Europese landen als Spanje en Griekenland weten ook radicaal-linkse partijen zoals Podemos en Syriza veel kiezers te mobiliseren. En ook in bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland deed radicaal-links het met respectievelijk Jean-Luc Mélenchon en Die Linke het lang niet slecht. Welke maatschappelijke omstandigheden vormen nu een vruchtbare voedingsbodem vormen voor radicaal-links?

Een paar weken geleden schreven wij hier dat mensen die moeilijk rond kunnen komen eerder geneigd zijn op radicaal-rechtse partijen te stemmen dan op middenpartijen. Opvallend genoeg doen zij dat echter vooral als de sociaaleconomische omstandigheden gunstig zijn (bij lage werkloosheid, weinig sociaaleconomische ongelijkheid, etc.). Eén van onze verklaringen is dat stemmen op radicaal-rechtse partijen een risico vormt voor mensen die het economisch minder hebben. Radicaal-rechtse partijen benadrukken namelijk sociaal-culturele thema’s in plaats van economische. Bovendien hebben deze partijen vaak weinig bestuurservaring en áls ze die al hebben is dat meestal in een coalitie met sociaaleconomisch rechtse middenpartijen – lees: partijen die de belangen van de minderbedeelden niet bepaald hoog op de agenda hebben staan. Het is dus maar zeer de vraag of radicaal-rechtse partijen als puntje bij paaltje komt ook daadwerkelijk de economische belangen van mensen die het financieel minder hebben zullen behartigen.

Vruchtbare voedingsbodem voor radicaal-links

Mensen die het financieel niet zo ruim hebben voelen zich echter niet alleen aangetrokken tot radicaal-rechtse partijen. Ze sympathiseren ook vaak met radicaal-linkse uitdagers van het politieke establishment. En dat is niet zo vreemd. De hoofdboodschap van radicaal-linkse partijen is dat de welvaart eerlijker verdeeld zou moeten worden, en dat de staat op dit vlak een belangrijke taak te vervullen heeft. Bovendien stellen radicaal-linkse partijen zich vaak op als belangrijke criticasters van het politieke establishment. Onder welke omstandigheden stemmen mensen die het economisch moeilijk hebben nu op deze partijen?

Uit ons onderzoek naar kiesgedrag in een groot aantal Europese landen blijkt dat de economische omstandigheden er voor links-radicale kiezers – in tegenstelling tot rechts-radicale kiezers – niet zoveel toe doen. Mensen die moeite hebben rond te komen zijn onder alle economische omstandigheden eerder geneigd op radicaal-linkse partijen te stemmen. Het maakt dus niet uit of de werkloosheid in een land hoog of laag is, of er veel of weinig sociaaleconomische ongelijkheid is, en of het bruto binnenlands product (BBP) hoog of laag is. Dit verschil tussen kiezers van radicaal-linkse en -rechtse partijen zien wij als een weerspiegeling van hoe radicaal-linkse partijen (in tegensteling tot hun radicaal-rechtse concurrenten) veel meer de nadruk leggen op economische herverdeling ten behoeve van economisch kwetsbare kiezers. Zij beloven de minst welvarenden dus meer economische voorspoed – of het economisch nu goed of slecht gaat maakt daarbij geen verschil.

Wat wél uitmaakt voor radicaal-links is of er veel of weinig immigratie is in een land. De figuur hieronder geeft dit weer.

Het effect van economisch welzijn op radicaal-links stemgedrag afhankelijk van immigratie.

De doorgetrokken zwarte lijn is het effect van economisch welzijn op het stemmen op radicaal-linkse partijen. De stippellijnen zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen. Als alle drie de zwarte lijnen zich onder de rode horizontale lijn bevinden is er sprake van een statistisch significant negatief effect, en kunnen we concluderen dat mensen die moeite hebben rond te komen eerder geneigd zijn om op radicaal-links te stemmen. Op de horizontale as is het netto aantal immigranten (immigranten minus emigranten) als percentage van de bevolking weergegeven. De figuur laat zien dat hoe lager het percentage immigranten is, hoe eerder mensen die moeite hebben rond te komen op radicaal-linkse partijen stemmen. De figuur laat ook zien dat als het percentage immigranten hoog is het negatieve effect van economisch welzijn zelfs verdwijnt.

Risicomijdend gedrag

Wat betekent dit nu? Wij denken dat hier, net als bij het stemmen op radicaal-rechtse partijen,  sprake is van risicomijdend gedrag. Als er veel immigratie is in een land zouden mensen die het economisch moeilijk hebben zich weleens zorgen kunnen gaan maken dat immigranten hun sociaaleconomische positie bedreigen (door bijvoorbeeld concurrentie op de arbeidsmarkt). Ze hebben dan een duidelijke prikkel om op radicaal-rechtse partijen te stemmen omdat deze partijen restrictieve opvattingen over immigratie hebben. Stemmen op radicaal-linkse partijen vormt onder deze omstandigheden voor hen een risico. Radicaal-linkse partijen besteden namelijk relatief weinig aandacht aan het thema immigratie. En áls ze er al aandacht aan besteden hebben ze meestal ook nog eens behoorlijk sterke pro-immigratie-opvattingen. Hoe meer immigratie er is, hoe risicovoller het voor mensen die het economisch moeilijk hebben dus is om op een radicaal-linkse partij te stemmen.

Het zou dus best wel eens kunnen dat het gebrek aan eclatante verkiezingsoverwinningen van radicaal-linkse partijen in de afgelopen jaren (een enkele uitzondering daargelaten) samenhangt met de vluchtelingencrisis.

Betekent dit nu dat de toekomst er voor radicaal-links somber uitziet? Wij denken van niet. In de meeste landen wordt het immigratiebeleid als gevolg van de crisis steeds restrictiever. Als dit uiteindelijk ook in een lagere instroom van immigranten resulteert is het, ironisch genoeg, allesbehalve ondenkbaar dat het stemmen op radicaal-links voor velen weer aantrekkelijker wordt.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Immigratie, kiesgedrag, Populisme, Radicaal links, welvaart

Naamswijzigingen ministeries: symboolpolitiek?

door Tom Louwerse 24/10/2017 0 Reacties

De naamswijziging van onder andere het Ministerie van Veiligheid en Justitie naar Justitie en Veiligheid wordt door sommigen kostbare symboolpolitiek genoemd. Naamswijzigingen zijn allicht de meest symbolische vorm van departementale veranderingen, die in Nederland bij vrijwel elke formatie plaatsvinden. Is dit inderdaad puur symbolisch of zijn er ook andere redenen om elke vier jaar te sleutelen aan de ministeriële indeling?

Sinds de Tweede Wereldoorlog is er flink gesleuteld aan de departementale indeling. Het eerste kabinet Beel (1946-1948) kende behalve de ministeries van Algemene Zaken, Financiën en Buitenlandse Zaken geen enkel departement met dezelfde naam als in Rutte-III. Onder Beel bestonden onder andere een ministerie van Oorlog én een van Marine, een ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw (later: Wederopbouw en Volkshuisvesting), en een ministerie van Overzeese Gebiedsdelen. Een ministerie van Volksgezondheid bestond nog niet. Pas in de jaren ’70 kwam er een ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Dat laatste thema werd in 1982 weer verhuisd naar het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). In 2010 kwam er een nieuw ministerie van Infrastructuur en Milieu. En onder Rutte-III valt het thema klimaat juist weer onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Veel thema’s die in de afgelopen 70 jaar aan belang hebben gewonnen, hebben een institutionele zwerftocht afgelegd.

Zelfs de namen van klassieke departementen moeten er soms aan geloven. Aan Binnenlandse Zaken werd in 1998 Koninkrijksrelaties toegevoegd.  Economische Zaken werd Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. En bij dezelfde grote hervorming in 2010 werd het ministerie van Justitie (dat al sinds 1848 zo heette) hernoemd tot Veiligheid en Justitie, toen het Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid overging van Binnenlandse Zaken naar Justitie. Er was destijds al kritiek op die naamgeving, onder andere van André Rouvoet (ChristenUnie), omdat deze justitie ondergeschikt zou maken aan veiligheid. Voor de CDA-VVD-met-PVV-gedoogsteun-coalitie was het vooropzetten van Veiligheid juist een belangrijk symbool van het belang dat aan openbare orde en criminaliteitsbestrijding werd gehecht.

De naamgeving van departementen volgt dus uit het maatschappelijk en politiek belang van thema’s en onderwerpen. In bredere zin wordt het sleutelen aan ministeriële portefeuilles gebruikt om uiting te geven aan politieke belangen, maar ook om de verdeling van portefeuilles in balans te brengen. Dat laatste gebeurt vooral door het gebruik van ‘ministers zonder portefeuille’ en de taakverdeling tussen ministers en staatssecretarissen.

Uit een lopend onderzoek onder leiding van Thomas Meyer en Ulrich Sieberer waarvan eerste resultaten vorige maand zijn gepresenteerd op de ECPR General Conference blijkt dat dit in Nederland relatief vaak gebeurt. Bij elke formatie zijn er wijzigingen en ook tussentijds vinden met regelmaat departementale herindelingen plaats. Vaak zijn dit de wat politiek minder gevoelige (maar niet onbelangrijke) zaken, zoals de verantwoordelijkheid voor vastgoed bij defensie of nucleaire veiligheid.

Politiek gezien is het moment van de formatie het meest van belang. Op dat moment kunnen partijen hun belangrijke politieke wensen op tafel leggen. Het opnemen van Klimaat in de naam van het Ministerie van Economische Zaken is daar een voorbeeld van. Dat geeft het belang van het thema aan, en in bijzonder het feit dat één minister op dat terrein de leiding moet nemen.

De terugkeer van het Ministerie van Landbouw (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) is een voorbeeld van een inhoudelijke wens (van CDA) die ook politiek-strategisch handig uitkomt. Daardoor heeft de ChristenUnie ook een minister met een eigen departement en begroting (een ‘minister van’ in plaats van een ‘minister voor’). Weliswaar een relatief klein departement dat politiek gezien als minder belangrijk werd ingeschat in het verleden, maar toch: Carola Schouten heeft er de leiding. Departementale herindelingen en naamswijzigingen zijn dus een terugkerend fenomeen en worden gebruikt om uiting te geven aan politieke voorkeuren en het belang dat men aan bepaalde thema’s hecht, maar ook om de portefeuilleverdeling tussen partijen te balanceren. Tot op zekere hoogte is dat symbolisch, maar ook dat is politiek.

Filed Under: Regering en beleid

Steeds minder steun voor de regering in de Eerste Kamer

door Tom van der Meer 23/10/2017 0 Reacties

De formatie van kabinet-Rutte III zit nu toch echt in de allerlaatste fase. De nieuwe coalitie zal rusten op een meerderheid van 76 (van de 150) zetels in de Tweede Kamer, en 38 (van de 75) zetels in de Eerste Kamer. In beide Kamers kent de regering dus de krapst mogelijke meerderheid. Journalisten kijken nu al uit naar mogelijke dissidenten die die meerderheid om zeep kunnen helpen. Maar om de meerderheid te verliezen is een eigenzinnig Kamerlid niet eens nodig. Dat de huidige meerderheid de verkiezing van de nieuwe Eerste Kamer in 2019 zal overleven, is bepaald niet vanzelfsprekend. Sterker nog: We lijken ons te kunnen voorbereiden op een unicum in 2019.

[Read more…] about Steeds minder steun voor de regering in de Eerste Kamer

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: eerste kamer, regering, samenstelling, steun, tweede kamer, verkiezingen, verkiezingsuitslag, verschil, volatiliteit

Stuk Rood Vlees Podcast, aflevering 5: Herman van de Werfhorst over kansenongelijkheid in het onderwijs

door Armen Hakhverdian 19/10/2017 0 Reacties

De Onderwijsinspectie trok vorig jaar aan de bel over de toenemende kansenongelijkheid in het onderwijs. De meeste politieke partijen beloofden plechtig om alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat kinderen met verschillende achtergronden gelijke kansen zouden krijgen in het onderwijs. De verkiezingsprogramma’s voor de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen staan dan ook vol met concrete maatregelen om dit te bewerkstelligen. De onderwijsparagraaf van het regeerakkoord van het kabinet Rutte-III begint er zelfs mee.

Ik sprak over dit belangrijke onderwerp met Herman van de Werfhorst (@HermanWerfhorst), hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Herman wijst met name op het spanningsveld dat bestaat tussen enerzijds het aanpakken van kansenongelijkheid en anderzijds de grote autonomie die scholen hebben gekregen om leerlingen te selecteren. We spreken tot slot ook over ‘linkse wetenschap’, want waarom ook niet.

Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Filed Under: Regering en beleid Tagged With: kansenongelijkheid, linkse wetenschap, onderwijs, stuk rood vlees podcast

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Aflevering 70 – Het werk van een klinisch viroloog in tijden van Covid-19, met Katja Wolthers

Kan je met geld de uitkomst van een referendum kopen?

Eerlijke verkiezingen en de Nederlandse poststem

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in