• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Archives for december 2017

Luisteren politici naar burgerparticipatie?

door Kristof Jacobs 22/12/2017 2 Reacties

Daar waar de Nederlandse regering de burgerparticipatie op het nationale niveau terugschroeft, wil Vlaanderen de burgerparticipatie net te vergroten. Een parlementaire meerderheid is voorstander van een burgerbegroting. Er wordt daarnaast zowel in Vlaanderen als in Nederland op het lokale niveau uitgebreid geëxperimenteerd met burgerparticipatie.

Zullen deze experimenten succesvol zijn? In een eerder blog schreef ik dat om succes te hebben, enige politieke impact noodzakelijk is. Er is weinig onderzoek naar welke burgerparticipatie-instrumenten de grootste politieke impact hebben. Het is vooral moeilijk om de impact te meten: je moet ervoor per burgertop onderzoeken wat de follow-up was. Een Herculaanse taak dus.

Font, Smith, Galais en Alarcon hebben dit toch gedaan in onderzoek dat recent werd gepubliceerd. De bevindingen zijn fascinerend en geven aanleiding tot hoop én vrees.

Onderzoeksopzet: Drie types factoren

De onderzoekers traceerden de politieke impact van 571 voorstellen die werden gedaan op 39 verschillende burgertoppen in Spanje. Er was variatie in het soort burgerparticipatie. Sommige waren klassieke burgertoppen, bij andere werd er gedelibereerd op basis van gegeven informatie en er waren ook enkele burgerbegrotingen in het sample aanwezig.

De auteurs onderzochten de impact van drie types factoren:

(1) Contextuele factoren zoals de grootte van de gemeente (aantal inwoners), het hebben van uitgewerkt participatiebeleid en de lokale welvaart (GDP per capita)

(2) Eigenschappen van het proces zoals een deliberatieve opzet van de dag (informatie + moderatoren) en het type burgerparticipatie (burgerbegroting of eerder klassieke participatie)

(3) Eigenschappen van de voorstellen die werden gemaakt (zoals voor/tegen bestaand beleid, de kosten en de steun die er bij de politiek was).

Verklaren succes

De drie types factoren werden door middel van een multi-level regressie-analyse onderzocht. Men wilde de politieke impact van de voorstellen verklaren. Daarbij waren er drie mogelijkheden: volledig verworpen, deels geïmplementeerd en volledig geïmplementeerd.

Twee derde voorstellen (deels) geïmplementeerd

Hoewel de auteurs zelf menen dat de politieke impact zeer beperkt was, is dat toch niet echt wat hun data suggereren. Twee derde van de voorstellen had minstens enige impact: 36.2% van de 571 voorstellen werd volledig geïmplementeerd en nog eens 31.7% van de voorstellen werd deels geïmplementeerd. Slechts 32.1% werd volledig verworpen.

Wat verklaart nu de variatie in impact?

Geen effect van de context

Geen van de factoren op het niveau van de context bleek een rol te spelen. Welvaart was irrelevant en ook de grootte van de gemeente deed er niet toe. Wellicht de meest opvallende bevinding is dat het hebben van uitgewerkt participatiebeleid niet zorgt voor meer politieke impact. Het effect is licht positief, maar bij lange na niet statistisch significant.

Wél effect van het proces op de dag zelf

Twee factoren spelen een grote rol. Ten eerste, burgertoppen met een deliberatieve opzet van de dag leiden meer tot succesvolle voorstellen (informatievoorziening, moderatoren). Dit leidt namelijk tot beter uitgewerkte en geïnformeerde voorstellen.

Ten tweede, burgerbegrotingen hebben meer politieke impact dan andere types burgerparticipatie. Uit de interviews die de auteurs deden blijkt dat dit wellicht ligt aan het feit dat er bij burgerbegrotingen expliciet ruimte is gemaakt op de begroting voor follow-up.

Weinig verrassingen tot nu toe. Maar dat verandert wanneer we kijken naar de impact van eigenschappen van het voorstel.

Wél effect eigenschappen van het voorstel

De inhoud van de gemaakte voorstellen had echter het grootste effect. Voorstellen die bestaand beleid in vraag stelden werden beduidend minder doorgevoerd. Omgekeerd had politiek draagvlak voor voorstellen (gesteund door 1 of meerdere politici) een duidelijk positief effect. Dit effect was zelfs tweemaal zo groot als de hiervoor genoemde factor. Het onderstreept wederom het mogelijke belang van de aanwezigheid van politici op de dag zelf: dat is dé manier om politici voor het voorstel te winnen.

Tot slot, dure voorstellen werden verder minder vaak doorgevoerd, maar de aanwezigheid van externe financiering kon dit effect neutraliseren.

Conclusie: burgerparticipatie is niet iets van burgers alleen

Vaak wordt er nogal gemakkelijk gesproken over burgerparticipatie: de burgers nemen zelf het heft in eigen handen! Het is een gedachte die ook tussen de regels in het regeerakkoord te vinden is in de paragraaf over het uitdaagrecht. Maar ze is zonder meer misleidend.[1]

Politiek en bestuur zijn nooit volledig weg te denken uit het proces. Zo moeten burgers altijd aan regels voldoen (en kan hen het leven gemakkelijk of zuur gemaakt worden) en zelden laten politici burgers volledig zelf besturen.

Het is daarom belangrijk om te onderzoeken welke factoren ervoor zorgen dat politici mee aan boord zijn. Het onderzoek van Font en collega’s is daarom fascinerend en belangrijk. Het onderstreept dat expliciet steun zoeken bij de politiek cruciaal is, en dat de politieke impact van burgertoppen beperkt is als er geen budget voor wordt ingeruimd. Burgerbegrotingen of initiatieven zoals deze Groningse wijkraad hebben vanuit dat oogpunt de grootste kans op impact.

Natuurlijk zijn er andere mogelijke effecten van burgerparticipatie: het kan leiden tot beter beleid of zelfs breder draagvlak. Maar ook voor die twee zaken geldt: deze effecten zijn onwaarschijnlijk als de voostellen voortkomend uit de burgertop geen politieke impact hebben. Daarom is de conclusie van Font en collega’s belangrijk. Burgerparticipatie doe je best met politici en met budget.

[1] Vanuit dit oogpunt is het interessant om te zien hoe de Nederlandse G1000 is geëvolueerd van een format vanuit de burgers met een open agenda, naar een format waar de politiek expliciet wordt betrokken.

Foto: een uitkomst van de burgerbegroting in District Antwerpen. Door: Kristof Jacobs himself

Filed Under: Uncategorized

Leidde het actief vrouwenkiesrecht in 1922 tot groter succes van confessionele partijen?

door Ron De Jong, Henk van der Kolk 21/12/2017 0 Reacties

Bij de eerste Tweede Kamerverkiezingen met algemeen mannenkiesrecht en evenredige vertegenwoordiging in 1918 hadden de confessionele partijen 52 van de 100 zetels gewonnen. Hiervan vielen er 50 toe aan de grote drie: RKSP, ARP en CHU. Hoewel die drie partijen dus geen meerderheid bezaten, vormden ze wel een kabinet. In 1919 kregen ook vrouwen kiesrecht, dat ze in 1922 voor het eerst konden uitoefenen voor de Kamerverkiezingen. Bij die verkiezingen behaalden de confessionele partijen 60 zetels, die bijna allemaal naar de grote drie gingen, waardoor de coalitie steviger in het zadel kwam. Een positie die ze nog decennialang zou innemen.

De winst van de coalitiepartijen partijen werd door tijdgenoten deels toegeschreven aan invoering van het vrouwenkiesrecht (zie bijvoorbeeld hier en hier). Maar ook hedendaagse schrijvers wijzen op deze factor.[1] Bij gebrek aan kiezersonderzoek weten we niet hoe Nederlandse vrouwen in die tijd stemden, maar uit sporadisch onderzoek uit omringende landen is wel bekend, dat vrouwen in deze jaren conservatiever en kerkelijker stemden dan mannen.[2] De veronderstelling is dan snel gemaakt, dat dit ook wel in Nederland het geval zal zijn geweest.

Maar klopt deze interpretatie wel? Wonnen de confessionele partijen in 1922 en kwam de coalitie vaster in het zadel vanwege het vrouwenkiesrecht? Het antwoord is ‘gedeeltelijk wellicht, maar zeker niet helemaal’.

[Read more…] about Leidde het actief vrouwenkiesrecht in 1922 tot groter succes van confessionele partijen?

Filed Under: Overig Tagged With: ARP, CHU, kiesrecht, RKSP, stemrecht, vrouwenkiesrecht

Wie vormen de (bedrijfs)elite?

door Jouke Huijzer 18/12/2017 5 Reacties

Zaterdag publiceerde de Volkskrant voor de 12e keer de top 200 van meest invloedrijke personen in Nederland. De lijst, dit jaar opnieuw aangevoerd door Hans Wijers, voormalig minister van Economische zaken en commissaris bij verschillende Nederlandse multinationals, is meer dan een rangschikking van individuen. Het is volgens de Volkskrant ook een poging om de “gevestigde orde”, de “bestuurselite” of de “schaduwmacht van de notabelen” in kaart te brengen, met de regering “als het centrum van de macht”. Uit een database van meer dan 23.000 personen die actief zijn in grote bedrijven en bij belangrijke organisaties, wordt de lijst aan de hand van een netwerkanalyse van dubbelposities samengesteld. Vervolgens wegen de journalisten sommige organisaties en personen nog een stukje zwaarder waardoor sommige personen iets hoger en andere personen iets lager op de lijst komen.

Bij het samenstellen van de lijst worden een aantal beproefde en valide netwerkanalysemethodes gebruikt om de macht en invloed van de individuen te bepalen. Toch geeft de lijst op zijn slechtst een vertekend, en op zijn best een onvolledig beeld van de werkelijke bestuurselite in Nederland. Ten eerste omdat bij de lijst het primaat bij de politiek ligt en ten tweede omdat het onwaarschijnlijk is dat het establishment elk jaar precies even groot is. Waarom bestaat de lijst elk jaar uit 200 personen? Waarom bestaat de lijst niet uit meer of uit minder mensen en hoe bakenen we de elite op een juiste manier af?

De 200 van Mertens

Eén verklaring voor het feit dat de lijst slechts uit 200 personen bestaat is historisch van aard en dateert terug tot wat in 1968  bekend kwam te staan als “de 200 van Mertens”. Tijdens een vakbondsbijeenkomst in Sneek opende de katholieke vakbondsleider Jan Mertens (1916-2000) destijds de aanval op de Nederlandse bedrijfselite door het volgende te stellen:

“De hele economie in ons land is in handen van rond de tweehonderd personen. Van een groep mensen die elkaar goed kent en elkaar vaak ontmoet in verschillende colleges. Zij zijn het, die hoge functies bekleden in onze concerns, ook commissarissen zijn van tal van vennootschappen en veelal deel uitmaken van bestuurscolleges van onze universiteiten en hogescholen.”

Volgens Mertens lag de macht over onze economie niet bij het merendeel van de werkenden, noch bij de democratisch gekozen volksvertegenwoordigers. Integendeel, een groep van zo’n 200 bestuurders van grote bedrijven had de macht. Mertens verlegde daarmee de aandacht van de politiek naar het bedrijfsleven, met als gevolg dat in Den Haag de alarmbellen afgingen en Kamervragen werden opgesteld. De werkgevers vonden zijn uitlatingen “geen dreigement, maar grof geschut”. Door alle ophef die ontstond kwam de groep als snel bekend te staan als ‘De 200 van Mertens’.

Graven naar macht

Ook in de politieke wetenschappen vormde de ophef en de uitlatingen van Mertens aanleiding om te onderzoeken of de macht inderdaad geconcentreerd was bij een elite van 200 bestuurders. Het was de wiskundige en politicoloog Rob Mokken die samen met Frans Stokman en een aantal studenten de vraag oppakte en een lijst van topfunctionarissen in het bedrijfsleven en hun nevenfuncties opstelden. Mokken was in zijn studie wiskunde bekend geraakt met de toen opkomende grafentheorie die het mogelijk maakte om verschillende kenmerken van netwerken te onderzoeken. Zij pasten deze grafentheorie toe op het ‘Old Boys Netwerk’ van dubbelfunctionarissen van in totaal 86 ‘dominante’ bedrijven uit verschillende sectoren. De resultaten werden in 1975 gepubliceerd in het boek met de dubbelzinnige titel Graven naar Macht. De belangrijkste conclusie van het werk was dat het Nederlandse ‘Old Boys Netwerk’ opgespannen werd door in totaal 195 bestuurders; om en nabij hetzelfde aantal als Mertens eerder had beweerd. Daarmee waren “de 200 van Mertens” niet alleen een politieke kreet, maar ook een empirisch afgebakende groep.

Het afbakenen van de bedrijfselite

Maar waarom selecteerden Mokken en collega’s 86 bedrijven om tot hun lijst van 195 dubbelfunctionarissen te komen? Net als bij de Volkskrant top 200 lijkt dit aantal hoogst arbitrair. Had de Nederlandse bedrijfselite ook uit 195 mannen (want het waren uitsluitend mannen en dat is vandaag niet heel anders) bestaan als zij er nog eens 10 of 20 bedrijven aan toe hadden gevoegd? En hoeveel dubbelfunctionarissen hadden zij geteld wanneer zij maar 40 of 50 bedrijven hadden onderzocht? Dit is een belangrijke vraag omdat andere selectiecriteria van bedrijven tot heel andere conclusies zouden kunnen leiden. Zeker in vergelijkbare studies naar dubbelposities en bedrijfselites in  binnen- en buitenland worden zeer willekeurige steekproeven genomen van soms 100, soms 250, soms 1000, maar soms ook maar 25 bedrijven. Wanneer de netwerkeigenschappen van deze in grootte zeer variërende bedrijfsnetwerken in verschillende landen en op verschillende tijdsstippen met elkaar worden vergeleken, kan dit tot heel andere conclusies leiden. In mijn scriptie stelde ik dus de vraag hoeveel bedrijven we nu eigenlijk moeten onderzoeken om robuuste conclusies over het bedrijfsnetwerk te kunnen trekken.

Een poging tot een robuuste afbakening

Om hier uitspraken over te kunnen doen stelde ik een database samen met informatie over ruim 3000 bedrijven en hun directeuren in Canada op basis van data uit de financial post infomart. Vervolgens construeerde ik een netwerk van de 25 grootste bedrijven waarin ieder bedrijf een punt (of een knoop) vormt en er een lijn tussen de twee bedrijven wordt gevormd als een directeur bij beide bedrijven een functie bekleedt. Voor dit netwerk keek ik naar een aantal belangrijke netwerkeigenschappen zoals de dichtheid van het netwerk, hoe geclusterd het netwerk is, de gemiddelde afstand tussen twee punten (bedrijven) in het netwerk en in hoeverre punten met veel verbindingen geneigd zijn om zich te verbinden aan andere punten met veel verbindingen (degree assortativity genaamd). Aan dit netwerk van de 20 grootste bedrijven (gerangschikt naar totale omzet) voeg ik vervolgens steeds één bedrijf toe en bereken deze maten opnieuw om te zien in hoeverre deze eigenschappen veranderen. Deze verandering is te zien in Figuur 1 waarin de x-as het aantal bedrijven aangeeft en de y-as de hoogte van verschillende netwerkmaten die de eigenschappen van het netwerk aangeven.

Figuur 1: Netwerkeigenschappen voor verschillende steekproefgroottes

Zoals te zien is kunnen sommige netwerkmaten sterk veranderen wanneer er slechts 10 of 20 bedrijven aan de steekproef worden toegevoegd. Pas wanneer het aantal bedrijven boven de 200 à 300 bedrijven ligt fluctueren de netwerkmaten minder en worden de resultaten dus robuuster. Maar zeker wanneer het aantal bedrijven relatief klein is kan een kleine verandering van de steekproefgrootte de netwerkmaten aanzienlijk veranderen. Wanneer we bijvoorbeeld een steekproef van de 75 grootste bedrijven nemen, dan is de gemiddelde afstand tussen twee punten ongeveer 3. Dat wil zeggen dat om van één bedrijf naar een ander bedrijf te komen, je gemiddeld genomen drie directeuren de hand moet schudden. Echter, door slechts 25 bedrijven aan dit netwerk toe te voegen, groeit deze afstand al tot bijna 4; een toename van 33%. Zouden we enkel naar de top 75 kijken dan zou je misschien concluderen dat de afstand tussen Canadese bedrijfselites relatief kort is, terwijl als we naar de 100 grootste bedrijven kijken, de afstand juist relatief lang is. Het probleem is dat het niet is te zeggen of 75 bedrijven of juist 100 bedrijven beter is, want tot op heden bestonden er nog geen theoretisch geïnformeerde criteria om de grootte van de steekproef te bepalen.

De elite als sociale groep

De resultaten tot zover suggereren dat bevindingen ten aanzien van het netwerk robuust worden wanneer de steekproef maar groot genoeg is. Nemen we de 200 of 300 grootste bedrijven dan kunnen we gedegen conclusies over de eigenschappen van het ‘Old Boys Network’ trekken. Toch is deze conclusie in theoretisch opzicht niet bevredigend. We nemen hier namelijk aan dat de bedrijfselite vooral bij de grootste bedrijven zit. De macht van een directeur hangt zo bezien af van grootte van de onderneming. Macht is hier dus vooral positioneel, oftewel een eigenschap van een bedrijf of directeur. We zijn echter geïnteresseerd in netwerken omdat de macht juist ook relationeel is. De elite dankt zijn status niet alleen aan de beslissingsbevoegdheid over grote bedrijven, maar juist aan zijn interne organisatie en cohesie. In feite kunnen we pas van een elite spreken op het moment dat is aangetoond dat dit ook een sociale groep is waarvan de leden elkaar ook ontmoeten, in staat zijn gemeenschappelijke actie te coördineren en zich bewust zijn van hun positie en belangen. Pas wanneer is aangetoond dat iemand aan deze criteria voldoet – bijvoorbeeld door het bekleden van verschillende dubbelposities – kunnen we beoordelen of iemand tot een elite behoort en hoe ver zijn of haar invloed strekt.

Een alternatieve afbakening?

Om te ontdekken waar sociale organisatie en cohesie in het bredere netwerk van directeuren en commissarissen van de grootste bedrijven het sterkst is heb ik een zogenaamde k-core decompositie toegepast op de grootste 733 bedrijven. Het doel is om de sociale kern van het nationale bedrijfsnetwerk te vinden (zie figuur 2). De grootste bedrijven staan in iedere cirkel bovenaan en wanneer je de kring met de klok mee volgt worden de bedrijven kleiner. Als een bedrijf zich meer in de kern van het netwerk bevindt, dan staan ze in de binnenste cirkels en laten ze een lege plek achter in de buitenste cirkels. Figuur 2 laat zien dat de meeste grote bedrijven inderdaad in de binnenste cirkels staan. Dit is dus consistent met de hypothese dat de grootste bedrijven zich in de kern van het netwerk bevinden. Tegelijkertijd vinden we ook een boel kleinere bedrijven in de kern van het netwerk. De bedrijfselite bekleedt dus niet uitsluitend functies bij de grootste bedrijven, maar voert ook het bevel over een heel aantal kleinere bedrijven. Wanneer we enkel naar de grootste bedrijven kijken, is het dus waarschijnlijk dat we een groot aantal relaties tussen elites zullen missen waardoor de centraliteit en macht van sommige organisaties en individuen wordt overschat en die van anderen wordt onderschat.

Figuur 2: k-core decompositie van de 733 grootste Canadese bedrijven

Een alternatieve benadering om het elitenetwerk te ontrafelen zou bijvoorbeeld uitgaan van een sneeuwbaleffect. Neem de directeuren van de 10 grootste bedrijven en kijk waar die nog meer een functie bekleden. Voeg vervolgens deze organisaties aan de steekproef toe en kijk waar hun bestuurders en commissarissen zich bevinden. Op die manier ga je uit van waar de elites zelf bepalen waar ze een functie bekleden en komt de kern, en daarmee de machtigste personen, vanzelf naar voren.

Implicaties voor de top 200

Deze bevindingen hebben ook implicaties voor het bepalen van de Volkskrant top 200. In de eerste plaats omdat je met een inductieve benadering geen a priori  assumpties hoeft te maken over waar de macht is geconcentreerd. Uit de analyse blijkt vanzelf of de elite in het bedrijfsleven, bij de overheid of misschien in de semipublieke sector is geconcentreerd, en in hoeverre er sprake is van één of juist meerdere verschillende elites. In de tweede plaats voorziet de methode in de mogelijkheid om een schatting te maken hoeveel mensen tot de elite behoren, in plaats van elk jaar weer uit te gaan van de top 200. Daarmee is de lijst niet enkel een rangorde van individuen, maar is het inderdaad ook mogelijk om de “bestuurselite” in al zijn volledigheid als sociale groep weer te geven.

Wat wil dat zeggen?

Het is belangrijk om op te merken dat een afbakening van de bedrijfselite nog niets zegt over wat de groep doet of vindt. Mijn studie noch de top 200 zegt daar iets over, maar er bestaat wel een lange traditie aan eliteonderzoek waarin wordt aangetoond dat netwerken van bestuurders hun politieke standpunten beïnvloeden (Burris, 2005) of dat bedrijfsstrategieën zich door het netwerk verspreiden (Davis, 1991; Davis & Greve, 1997). Tevens worden de verschillende soorten eigenschappen van de netwerken vaak aan varieties of capitalism literatuur gekoppeld (Heemskerk, 2007; David & Westerhuis, 2014; Windolf, 2002). Zo is aangetoond dat een gecoördineerde markteconomie als Duitsland een veel dichter netwerk heeft dan liberale markteconomieën als het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten. Aan het begin van de 20ste eeuw werden, in meer normatief opzicht, dit soort studies naar netwerken en dubbelposities vooral gebruikt om het bestaan en de organisatie van een heersende klasse aan te tonen (een opgave waar in Nederland als eerste Floor Wibaut (1908) zich aan waagde, nog ver voor hij beroemd zou worden als wethouder van Amsterdam). Tegenwoordig gebruikt men dit netwerkonderzoek ook om te laten zien hoe een transnationale kapitalistische klasse opkomt ten koste van nationale elitenetwerken (Carrol & Fennema, 2002; Carroll, 2010). Maar niet alleen Marxisten zijn en waren geïnteresseerd in dit soort elitenetwerken. Louis Brandeis (1914), lid van het Amerikaans hooggerechtshof (supreme court) en deel van de antitrustbeweging, schreef begin vorige eeuw dat het bestaan van dubbelposities “menselijke en Goddelijke wetten” schendt omdat een mens nooit twee meesters zou kunnen dienen. Het bestaan van dubbelfunctionarissen werkt collusie in de hand en staat haaks op het klassiek liberale model van bedrijven die elkaar onafhankelijk beconcurreren. Belangrijk is dat de meeste van de bovengenoemde studies hele verschillende steekproefcriteria gebruiken om de elites onder studie af te bakenen, en we nu dus vraagtekens kunnen zetten bij hoe robuust de bovengenoemde bevindingen zijn.

Of we de bedrijfselite moeten zien als belichaming van de kapitalistische klasse, juist parasitair voor het kapitalisme of, zoals eerdergenoemde Jan Mertens ze zag, vooral als een “economische macht die elke maatschappijvernieuwing, die door de vakvereniging wordt gepropageerd, de kop indrukt” laat ik graag aan de lezer. In mijn scriptie trek ik hier geen conclusies over. Wel wijs ik waar te kijken als u deze groep wilt onderzoeken; de Volkskrant zou er verstandig aan doen die afwegingen mee te nemen. Dan publiceren ze volgend jaar misschien wel de top 500, 2500 of slechts de top 25 van meest invloedrijke personen.

Filed Under: Civil society, Economie, Politicologie en Methodologie Tagged With: elite, mertens200, netwerk, volkskrant

Hoe moet de journalistiek met populisme omgaan?

door Claes de Vreese 15/12/2017 2 Reacties

Het Cambridge woordenboek heeft populisme verkozen tot het woord van 2017. Tijdens de presidentsverkiezingen in de VS, het Brexit-referendum in Groot-Brittannië en de verkiezingscampagnes in Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk in 2017 stond populisme in het middelpunt van de belangstelling. De internationale media-aandacht voor de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen was buitenproportioneel, veelal in de verwachting dat “nog een liberale democratie om zou vallen in het gevecht tegen het populisme”.

Populisme is populair. De politicologen Pippa Norris en Ron Inglehart laten zien dat in de afgelopen decennia het aandeel stemmen bij verkiezingen voor linkspopulistische partijen van 2% naar 13% gestegen is en voor rechtspopulistische partijen van 7% naar 13%. De economische crisis, de vluchtelingencrisis en toenemende globalisering zouden allemaal op de een of andere manier bijdragen aan het succes van het populisme. Maar welke rol spelen de media en journalistiek hierin en hoe moet de journalistiek omgaan met populisme? [Read more…] about Hoe moet de journalistiek met populisme omgaan?

Filed Under: Media Tagged With: journalisten, journalistiek, media, Populisme

Kiesrecht voor iedereen, snelle uitbreiding van de verzorgingsstaat?

door Barbara Vis, Kees van Kersbergen 14/12/2017 1 Reactie

Zorgde de introductie van het algemeen kiesrecht in Nederland (1917 voor mannen; 1919 voor vrouwen) voor de snelle uitbreiding van de verzorgingsstaat? Anders dan wat theorieën voorspellen, was dat niet het geval. Hoe kan dit?

[Read more…] about Kiesrecht voor iedereen, snelle uitbreiding van de verzorgingsstaat?

Filed Under: Democratie, Regering en beleid Tagged With: kiesrecht, sociale kwestie, sociale questie, verzorgingsstaat

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Zijn referenda rechts?

Waarom kampen sommige democratieën meer met polarisatie dan andere?

Zorgen over een complexer nieuw stembiljet zijn terecht: lagere opkomst, meer ongeldige stemmen

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in