• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Archives for mei 2019

Stuk Rood Vlees Podcast, aflevering 29 – Nabeschouwing Belgische verkiezingen met Sofie Marien

door Armen Hakhverdian 30/05/2019 0 Reacties

In België vonden tegelijk met de Europese verkiezingen ook federale verkiezingen plaats. Sofie Marien (KU Leuven) schuift aan om de verkiezingsuitslag bij onze zuiderburen verder te duiden. Sofie (_SofieMarien) is sinds kort verantwoordelijk voor de prognose van de uitslag voor de Vlaamse publieke omroep en vertelt hier meer over aan het begin van ons gesprek. We staan ook stil bij de grote verkiezingswinst van het Vlaams Belang, de verdere versplintering van het partijlandschap en de grote verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië.

Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Muziek: ‘Pollution‘ by Dexter Britain (CC BY-NC-SA 3.0)

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: België, stuk rood vlees podcast, verkiezingen, vlaams belang

Een nieuwe manier om verkiezingsuitslagen in kaart te brengen in een versnipperd politiek landschap

door Daniël van Wijk 27/05/2019 0 Reacties

Na afloop van de Provinciale Statenverkiezingen publiceerden alle grote kranten dezelfde kaart, waarin per gemeente werd getoond welke partij de meeste stemmen had gekregen. Zodra de uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement bekend waren, volgden soortgelijke kaartjes. Dit sluit aan bij de disproportionele aandacht voor de vraag welke partij de grootste is, en zegt weinig in een verkiezing waar de grootste partij in een gemeente vaak nog geen twintig procent van de stemmen behaalde. Een andere methode die werd gebruikt is het in aparte kaarten tonen van het percentage stemmen voor elke (grote) partij. De veelvoud aan partijen maakt echter dat er al snel tien kaarten getoond moeten worden, wat een snel overzicht van ruimtelijke patronen niet bevordert. Het versnipperde politieke landschap vraagt dan ook om een nieuw soort kaart om verschillen tussen gebieden inzichtelijk te maken.

Een manier om meer informatie weer te geven in één kaart is door gebruik te maken van ‘ternary color coding’. Bij deze techniek wordt de in kaart te brengen informatie ingedeeld in drie dimensies, die elk op één van de punten van een driehoek worden gezet. Elke dimensie krijgt een kleur toegekend. Doordat deze kleuren in de driehoek ‘gemengd’ worden, krijgen specifieke situaties – bijvoorbeeld een hoge score op twee dimensies en een lage score op een derde dimensie – een eigen kleur. Deze kleuren worden getoond op de kaart, en de driehoek wordt naast de kaart weergegeven zodat deze gebruikt kan worden als legenda. Deze techniek is eerder gebruikt om uiteenlopende fenomenen in kaart te brengen, waaronder bevolkingsstructuren in Europa, verkiezingsuitslagen in Groot-Brittannië en de spreiding van ijs op de Noordpool.

Ik geef in deze blog een aantal voorbeelden van hoe de methode gebruikt kan worden om verkiezingsuitslagen in Nederland in kaart te brengen. Daarbij maak ik gebruik van R-package ‘Tricolore’ en de verkiezingsuitslagen van de Provinciale Statenverkiezingen op 20 maart 2019 op gemeenteniveau.

Progressief, gematigd rechts, en protestpartijen

Om de methode van ‘ternary color coding’ toe te kunnen passen op de Nederlandse verkiezingsuitslagen, moeten de politieke partijen eerst worden ingedeeld in drie dimensies. Uiteraard kan elke indeling die hiervoor gebruikt wordt aanleiding zijn voor discussie, en levert een andere indeling een ander beeld op. Om de methode te illustreren is een eerste indeling gemaakt in progressieve partijen (GroenLinks, PvdA, D66, PvdD), gematigd rechtse/confessionele partijen (VVD, CDA, SGP, CU) en protestpartijen (FvD, PVV, SP, 50Plus; overige partijen zijn niet meegenomen). De driehoek en kaart die dit oplevert zijn te zien in Figuur 1. De driehoek laat zien dat in een ‘gemiddelde’ gemeente 27.5% van de kiezers op een progressieve partij stemde, 38.4% op een gematigd rechtse/confessionele partij en 34.2% op een protestpartij. Naarmate een gemeente sterker afwijkt van dit gemiddelde, kleurt de gemeente sterker groen (meer stemmen voor progressief), blauw (gematigd rechts/confessioneel) of roze (protest). Dit geeft een mooi overzicht van de electorale geografie van Nederland anno 2019. Zo zien we in blauw de Bible Belt goed terug, kleuren de studentensteden duidelijk groen en zien we enkele gemeenten (bijvoorbeeld Rucphen en Edam-Volendam) waar de protestpartijen het goed doen. Daarnaast maakt de kaart duidelijk dat er gemeenten zijn waar twee van de drie typen partijen goed scoren. Oost-Groningen kleurt bijvoorbeeld bruin, wat duidt op een oververtegenwoordiging van zowel progressieve als protestpartijen. Tot slot blijven veel gemeenten grijs, wat aangeeft dat de verkiezingsuitslag in deze gemeenten niet sterk verschilt van de uitslag in een gemiddelde gemeente. Met name dit laatste kenmerk zorgt voor een meer genuanceerd beeld dan een kaart die alleen laat zien welke partij de grootste is geworden.

 Figuur 1 – Kaart van de Provinciale Statenverkiezingen 2019, opgesplitst naar progressieve (GroenLinks, PvdA, D66, PvdD), gematigd rechtse/confessionele (VVD, CDA, SGP, CU) en protestpartijen (FvD, PVV, SP, 50Plus)

Links, rechts, populistisch

Figuur 2 toont een alternatieve indeling in linkse (GroenLinks, PvdA, SP, PvdD), rechtse (VVD, CDA, D66, SGP) en populistische partijen (FvD, PVV, 50Plus; overige partijen – waaronder CU – zijn buiten beschouwing gelaten). De interpretatie van de kaart komt redelijk overeen met die in Figuur 1: nog steeds zien we de studentensteden groen kleuren, de Bible Belt blauw en Oost-Groningen bruin. De verschillen worden echter minder duidelijk doordat partijen met een vergelijkbaar ruimtelijk patroon – zoals GroenLinks en D66 – niet meer bij dezelfde groep zijn ingedeeld.

Figuur 2 – Kaart van de Provinciale Statenverkiezingen 2019, opgesplitst naar linkse (GroenLinks, PvdA, SP, Pvd), rechtse (VVD, CDA, D66, SGP) en populistische (FvD, PVV, 50Plus) partijen

FvD, PVV, overig

Een andere manier om de methode toe te passen is door stemmen op twee partijen tegen elkaar af te zetten, met steun voor alle overige partijen in de derde hoek. Figuur 3 laat bijvoorbeeld zien waar de PVV goed scoorde (blauw), waar Forum voor Democratie het goed deed (groen) en waar geen van deze partijen veel stemmen binnenhaalde (rood). Uit de kaart blijkt dat er vooral op de PVV gestemd werd aan de grenzen van Nederland, en dan met name in Limburg. FvD deed het juist beter in het westen van het land. De groenblauwe kleur in onder meer Lelystad en Almere laat zien dat zowel de PVV als FvD hier groot zijn geworden, terwijl de rode gemeenten in het noorden en oosten aangeven dat hier relatief weinig op PVV en FvD werd gestemd.

Figuur 3 – Kaart van de Provinciale Statenverkiezingen 2019, opgesplitst naar PVV, FvD en overige partijen

Makkelijk, genuanceerder, maar niet zonder kanttekeningen

Deze nieuwe manier om verkiezingsuitslagen op de kaart af te beelden is relatief makkelijk te implementeren in R (zie deze tutorial). Er zijn verschillende opties om de kaarten verder te optimaliseren, bijvoorbeeld door andere kleurenschema’s te gebruiken of de driehoek in te delen in categorieën. Uiteraard kan de methode ook worden toegepast om kaarten te maken op andere schaalniveaus, bijvoorbeeld om verschillen tussen stembureaus binnen een bepaalde stad in kaart te brengen. Dit soort kaarten geeft een genuanceerder beeld van bestaande ruimtelijke patronen dan kaarten die simpelweg laten zien welke partij waar de grootste is geworden, wat een belangrijk uitgangspunt vormt voor het begrijpen van het huidige versnipperde politieke landschap.

Een kanttekening is dat de kaarten de geografische verhoudingen van Nederland weergeven, zonder rekening te houden met verschillen in bevolkingsdichtheid. Hierdoor krijgen gemeenten met grote oppervlaktes maar weinig kiezers disproportioneel veel aandacht. Een oplossing zou zijn om de kleurenschema’s uit de driehoek op een andere manier weer te geven, bijvoorbeeld in een cartogram of een figuratieve kaart. Omdat zo’n kaart met een groot aantal gemeenten echter al snel onleesbaar wordt, is er hier voor gekozen om de gemeenten simpelweg in te kleuren.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: electorale geografie, uitslagenkaart, verkiezingsuitslag

Stuk Rood Vlees Podcast, aflevering 28 – Nabeschouwing Europese verkiezingen met Tom van der Meer

door Armen Hakhverdian 25/05/2019 2 Reacties

Tom van der Meer (@TomWGvdMeer), hoogleraar politicologie aan de UvA, schuift aan om na te praten over de Europese verkiezingen. Over de (on)zin van ‘de grootste’, de aanhoudende versplintering van het Nederlandse partijlandschap, het zogenaamde Timmermans-effect, al dan niet volatiele kiezers en nog veel meer.

Achtergronden bij deze aflevering:

  • Stuk Rood Vlees Podcast, aflevering 27 – Catherine de Vries over de Europese verkiezingen
  • Does personalization increase turnout? Spitzenkandidaten in the 2014 European Parliament elections.
  • Zelfs over de verkiezingsuitslag zijn we het niet eens
  • Over negatieve campagnes en het SP-filmpje

Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Music: ‘Pollution‘ by Dexter Britain (CC BY-NC-SA 3.0)

Filed Under: EU en internationaal, Kiezers en publieke opinie Tagged With: Europese verkiezingen, fragmentatie, stuk rood vlees podcast, volatiliteit

Zelfs over de verkiezingsuitslag zijn we het niet eens

door Tom van der Meer, Gijs Schumacher 22/05/2019 0 Reacties

De duiding van een verkiezingsuitslag is in een gefragmenteerd meerpartijenstelsel als Nederland bepaald niet makkelijk. Alleen al de definitie van verkiezingswinst is onduidelijk in een meerpartijenstelsel. Natuurlijk, de kiezer heeft gesproken. Maar wat ‘de’ boodschap van ‘de’ kiezer is, is het verhaal dat politici en journalisten na de verkiezingen proberen te spinnen. Dat de kiezer niet met één mond spreekt en verkiezingen geen eenduidige interpretatie kennen, wordt daarbij nogal eens over het hoofd gezien. Dat gebeurde ook met de uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen van 20 maart 2019.

Om na te gaan hoe Nederlandse kiezers de verkiezingsuitslag van 20 maart interpreteren, hebben we respondenten in een peiling van Kantar een aantal (fictieve) krantenkoppen voorgelegd over de verkiezingsuitslag. Deze kiezers konden vervolgens aangeven in hoeverre de stellingen in die krantenkoppen volgens hen waarheidsgetrouw zijn (heel, enigszins, of niet waarheidsgetrouw). De vijf uitspraken die we aan kiezers voorlegden zijn op zichzelf allemaal feitelijk juist, hoewel ook allemaal open voor interpretatie.

  • Forum voor Democratie grootste partij
  • Links en rechts blijven even groot
  • Nederlandse politiek versplintert
  • Regeringspartijen verliezen hun meerderheid
  • Winst voor Forum, GroenLinks, en Partij voor de Dieren

Om te voorkomen dat de respondenten de verschillende uitspraken zouden vergelijken en hun oordelen zouden uitbalanceren, hebben we elke respondent willekeurig slechts één enkele stelling voorgelegd. Door de grote aantallen waarmee we werken, is deze randomisatie succesvol en kunnen we vergelijkende uitspraken doen over de mate waarin de vijf stellingen worden onderschreven.

De uitkomsten zien we hieronder.

Eerder versplintering dan gelijke verhoudingen

Het valt op dat geen vijf de stellingen in meerderheid wordt afgeschreven als niet waarheidsgetrouw. Omgekeerd is er ook geen stelling die door een meerderheid heel waarheidsgetrouw wordt genoemd. Wel zien we enkele verschillen. Nederlanders zijn het er nog het meest over eens dat de Nederlandse politiek versplintert; de juistheid van die stelling wordt ook nauwelijks betwijfeld.

De stelling dat de verhoudingen tussen links en rechts in de Provinciale Staten gelijk zijn gebleven, wordt het minst onderschreven. Een terugkerend frame in de media luidde inderdaad dat rechts de verkiezingen had gewonnen, al dan niet in vergelijking met 2015. Maar anderen stelden dat de rechtse partijen gezamenlijk, althans vergeleken met 2017, juist hadden ingeleverd. Die uiteenlopende interpretaties zien we ook terug in de opvattingen over links en rechts.

Partijpolitieke bril

De onderschrijving van de vijf stellingen verschilt bovendien tussen partijen. We hebben deze in onderstaand figuur ingedeeld in drie groepen: Kiezers die in 2019 op een van de regeringspartijen (VVD, CDA, D66, CU) stemden, kiezers van de rechtse oppositie (FvD, PVV), en kiezers van de linkse oppositie (GL, PvdA, SP, PvdD).

Het figuur laat zien dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen deze drie groepen, vooral tussen de rechtse oppositie en de overige twee groepen. Kiezers van het Forum voor Democratie of de PVV vinden de stelling dat Forum de verkiezingen won veel waarheidsgetrouwer dan kiezers van de andere twee groepen partijen, maar de stelling dat FvD, GroenLinks én PvdD alle drie winst boekten juist iets minder waarheidsgetrouw. Ook trekken kiezers van de rechtse oppositie de stelling dat links en rechts even groot zijn gebleven veel vaker in twijfel. Dit verschil kan mede te maken hebben met de radicaal-rechtse positie van deze kiezers, waardoor hun indeling in links en rechts kan afwijken.

Die partijpolitieke bril is overigens zeker niet uniek aan de (potentiële) FvD-kiezer, maar een terugkerend fenomeen. We zien dit in Nederland bijvoorbeeld ook in de steun voor opiniepeilingen, die af bleek te hangen van het succes van de eigen partij volgens die peilingen.

Doet het ertoe?

Hebben frames van de verkiezingsuitslag vervolgens ook gevolgen voor onze opvattingen over de formatie en het beleid? Daar vinden we eigenlijk geen bewijs voor. Dankzij ons experimentele design konden we nagaan of het lezen van een van de vijf koppen van invloed was op de stellingen die er direct op volgden. Maar dat was niet het geval. De kop heeft geen significante invloed gehad op bijvoorbeeld de opvatting dat FvD zou moeten toetreden tot het bestuur, dat naar plannen van GroenLinks of FvD geluisterd zou moeten worden, of dat het Klimaatakkoord van tafel zou moeten. Daar zijn uiteraard wel voorspelbare verschillen op te vinden naar partijvoorkeur.

Dat betekent nadrukkelijk niet dat dergelijke frames geen invloed hebben, alleen dat er geen bewijs voor is in dit onderzoek.

Methodologische noot

Deze blog maakt gebruik van een peiling van Kantar uit april 2019. Op aanbod van Kantar werd een aantal vragen, waaronder deze over de verkiezingsuitslag, meegenomen in deze peiling (over de andere vragen die StukRoodVlees-redacteuren mochten laten meedraaien, is al een blog verschenen en zullen nog andere blogs verschijnen). De peiling van Kantar (onderzoeksnummer D0542) werd afgenomen onder 971 Nederlanders van 18 jaar en ouder (bruto steekproef: 1500, respons = 65%) uit het NIPObase CAWI panel in de periode 17 t/m 25 april 2019. Details over dit onderzoek staan op de website van Kantar.

Met dank aan Manuel Kaal van Kantar voor het ter beschikking stellen van de gegevens.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Provinciale Statenverkiezingen, verkiezingen, verkiezingsuitslag

De morele betekenis van het Nationaal Preventieakkoord

door Marcel Verweij 21/05/2019 1 Reactie

“Therefore in a just society the liberties of equal citizenship are taken as settled; the rights secured by justice are not subject to political bargaining or to the calculus of social interests.”

– John Rawls, A Theory of Justice

In het najaar van 2018 sloten meer dan 70 partijen samen met staatssecretaris Paul Blokhuis een Nationaal Preventieakkoord. Overheden, NGO’s, verzekeraars, koepelorganisaties van scholen, bedrijfsleven en sportclubs maakten onderling afspraken over hoe zij in de komende jaren werken aan een gezonder leven voor iedereen. De ambities zijn hoog: in 2040 rookt geen enkele jongere meer, het percentage overgewicht onder mensen boven de 20 daalt van bijna 50% tot 38%, niet meer dan 5% van alle volwassenen drinkt overmatig alcohol. En de maatregelen zijn divers, variërend van een (al eerder vastgestelde) verplichting dat schoolterreinen rookvrij zijn, het niet meer aanbieden van suikerhoudende frisdrank op scholen, tot het beperken van kindermarketing voor ongezonde producten; van het terugdringen van suiker in voedingsmiddelen en een gezonder voedingsaanbod in ziekenhuizen, attractieparken, en bedrijfsrestaurants, tot flinke accijnsverhogingen voor tabaksproducten.

In een akkoord als dit regelen verschillende partijen wat ze van elkaar mogen verwachten, en in die zin is het bij uitstek een document met een normatieve betekenis. Tegelijkertijd worden morele termen maar heel spaarzaam gebruikt. Het document beschrijft vooral wat verschillende actoren gaan doen, en niet zo zeer wat voor verantwoordelijkheden, plichten of rechten zij hebben. De term ‘verplichting’ komt alleen voor in de teksten over roken. ‘Recht’ wordt twee gebruikt: één keer wanneer gesproken wordt over het recht van (GGZ) medewerkers op een rookvrije werkplek, en één keer in een voetnoot over zorgverzekeraars – maar dan gaat het om een voorbehoud dat een van de partijen zelf maakt: “Individuele zorgverzekeraars behouden zich het recht voor om dit besluit [dat stoppen-met-roken-programma’s niet ten laste van het eigen risico komen] te heroverwegen indien de financiële impact substantieel groter is dan voorzien.”. Termen als “rechtvaardigheid” of “solidariteit” ontbreken helemaal, maar “verantwoordelijkheid” wordt wel enkele malen genoemd, het meest prominent in deze passage:

“Dit is een complexe opgave, waar geen van de partijen in dit akkoord individueel voor verantwoordelijk kan zijn, maar iedereen een steentje aan bij kan dragen. Samen zetten we ons in om overgewicht en obesitas te voorkomen en terug te dringen. We zijn individueel verantwoordelijk voor de door ons ingebrachte acties, werken samen en spreken preken elkaar aan op de gezamenlijke doelstellingen die we ons zelf gesteld hebben.” 

Maar hoe moeten we die verantwoordelijkheid nu eigenlijk begrijpen, hoe verhoudt deze zich van de verantwoordelijkheid die ieder individu zelf voor de eigen gezondheid, en in hoeverre impliceren afspraken als deze dat partijen ook echt verantwoordelijk zijn, en dus behoren te nemen?  

Het Euthyphro dilemma

Als we ons gaan afvragen wat nu precies de morele betekenis is van het preventieakkoord dan stuiten we op een variant van het Euthyphro-dilemma. Dit dilemma verwijst naar de betreffende dialoog van Plato, waarin Socrates aan Euthyphro de vraag stelt of het doden van een moordenaar juist is omdat dat de goden behaagt, of dat anderzijds, dit de goden behaagt omdat die handeling moreel juist is. Het dilemma is een kernprobleem voor iedere theorie die het waarheidsgehalte van de moraal koppelt aan een Goddelijke wil of gebod.[i] Het is toch eigenlijk alleen denkbaar dat God het juiste wil; maar als op andere gronden al beslecht is wat juist en onjuist is, waar hebben we die god dan nog voor nodig in de moraal? Analoog kunnen wij de vraag stellen of de overheid, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke partijen een morele verantwoordelijkheid hebben om gezondheid te bevorderen omdat ze het preventieakkoord hebben gesloten – of is daarentegen zo dat het akkoord alleen een concretisering is van morele verplichtingen die zij sowieso al hadden?

Er valt veel voor te zeggen dat het het laatste moet zijn: het akkoord volgt uit een maatschappelijke verplichting; het is er geen grondslag voor. In de eerste plaats zou het vreemd zijn om een akkoord tussen zeventig partijen als een grondslag voor hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te zien, als de voorgestelde maatregelen uiteindelijk vooral het leven van burgers zullen beïnvloeden die zelf niet aan het akkoord konden of mochten deelnemen. Als het een echt sociaal contract was, zouden wij allen ook als burger vertegenwoordigd willen zijn, en niet alleen via de bedrijven, scholen, sportclubs, verzekeraars, of overheden, aan wie we mogelijkerwijze als klant, lid of ingezetene gelieerd zijn.

Preventie als morele plicht

In de tweede plaats zijn er sowieso verschillende ethische rechtvaardigingen te geven voor een maatschappelijke verantwoordelijkheid – niet alleen van landelijke en lokale overheden maar ook van andere actoren zoals de voedingsindustrie. Mogelijke argumentaties voor verantwoordelijkheid voor bescherming en bevordering van gezondheid zijn bijvoorbeeld:

  • De morele plicht om anderen niet te schaden. De vrije markt en het zeer ruime aanbod van tabak, alcohol en ongezonde voedingsproducten werken gezondheidsschade in de hand. Dat is het meest duidelijk bij tabak (tabaksindustrie en –handel mochten dan ook niet eens meepraten) maar het geldt tot op zekere hoogte ook voor ongezonde voeding en zeker voor alcoholhoudende dranken. We leven in een obesogene maatschappij[ii] die mede wordt vormgegeven door de publieke en private partijen die ons figuurlijk voeden met ongezonde verleidingen, en die partijen kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid oim mensen niet te schaden.
  • Industrie, handel en overheid kunnen hier tegenover stellen dat hun verantwoordelijkheid beperkt is omdat de markt de burger veel keuzevrijheid biedt waardoor die laatste zelf dus zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar (ongezonde) gedrag. Dat is echter niet helemaal terecht. Instituties, bedrijven en medeburgers hebben een plicht om de autonomie van volwassen burgers te respecteren, maar dat gaat verder dan hen keuzevrijheid te laten. Wanneer autonomie onder druk staat moet die juist bevorderd worden. In een ongezonde leefomgeving met een overaanbod aan vette en suikerhoudende voedingswaren is het voor velen lastig om keuzen te maken die ze zelf het beste en meest verstandig vinden. Dat impliceert een verantwoordelijkheid voor veel partijen om de autonomie van de consument te versterken, bijvoorbeeld met nudges en het wegnemen van verleidingen op plaatsen waar mensen het meest kwetsbaar zijn.
  • De maatschappelijke verantwoordelijkheid voor gezondheid is ten slotte ook gefundeerd in overwegingen van sociale rechtvaardigheid en het verkleinen van ongelijkheid in de kans op een gezond leven. Mensen met een lage opleiding leven gemiddeld zo’n zeven jaar korter dan hun landgenoten met een hoge opleiding. De sociaaleconomische verschillen in gezonde levensverwachting zijn nog veel groter. Een overheid moet streven naar rechtvaardigheid en kan en mag dergelijke ongelijkheden niet aanvaarden. Welke gezondheidsverschillen bij uitstek onrechtvaardig zijn is een lastige discussie, maar er kunnen wel degelijk enkele voorbeelden worden aangewezen van wat Amartya Sen manifest injustices[iii] noemt: bijvoorbeeld de verschillen die ontstaan door een ongezonde leefomgeving (sociaal, cultureel, fysiek) waaraan kwetsbare groepen zich niet redelijkerwijze aan kunnen onttrekken.

Verantwoordelijkheid is geen zero-sum game

Het Nationaal Preventieakkoord doet niets af aan deze fundamentele ethische overwegingen. En of andere actoren nu wel of niet aan de afspraken hebben deelgenomen, of zij meer of minder doen dan wat afgesproken was, en zelfs als sommige partijen uit het akkoord stappen: het maakt niets uit voor hun morele verantwoordelijkheid om bij te dragen aan een gezonde samenleving. Zelfs wanneer burgers hardnekkig ongezonde keuzen blijven maken behouden overheden en maatschappelijke partners hun eigen morele verantwoordelijkheid tot preventie en bescherming van gezondheid op de hierboven genoemde gronden. Natuurlijk, de burger heeft als geen ander een verantwoordelijkheid om zijn of haar eigen welzijn te behartigen. Hij of zij heeft goede prudentiële en morele redenen om gezond te leven, al was het maar opdat hij of zij dan beter in staat blijft om verplichtingen na te komen jegens anderen voor wie zij ook weer zorg dragen zijn: kinderen, familie, vrienden, collegae, werknemers. Maar die gronden voor individuele verantwoordelijkheid staan los van de morele redenen die maatschappelijke actoren hebben om gezondheid van anderen niet te ondermijnen maar te versterken. Het is dan ook niet zo dat als één partij, bijvoorbeeld de overheid, meer verantwoordelijkheid zou nemen, dat dat ten koste gaat van de verantwoordelijkheid van anderen, bijvoorbeeld individuele burgers, zoals Minister Schippers ooit in haar nota Gezondheid Dichtbij (2011) impliceerde. Verantwoordelijkheid voor gezondheid is geen zero-sum game. De morele redenen die wij als individuele burgers hebben om gezond te leven en de redenen die anderen hebben om gezondheid te bevorderen staan elkaar niet in de weg.[iv] En ook is het niet zo dat, als de overheid minder zou gaan doen aan gezondheidsbeleid, burgers en bedrijfsleven ook van hun verantwoordelijkheid zouden zijn verlost. Het Preventieakkoord is geen afspraak van “als jij dit doet, dan moet ik dat doen”.

De betekenis van het Nationaal Preventieakkoord

Maar wat is de betekenis dan wel, als het geen morele basis legt voor wat we van al deze partijen mogen verwachten, en als het ook niet een wederzijdse afspraak is die de instemming en prestatie van de een als voorwaarde stelt voor wat van de ander verwacht mag worden?

Het Nationaal Preventieakkoord is in ieder geval zinvol als een brede erkenning dat gezondheid, en meer specifiek het risico van roken, alcohol en overgewicht, een maatschappelijke verantwoordelijkheid is waar vele partijen – en niet louter de individuele burger of consument – een bijdrage aan moeten leveren. Bescherming en bevordering is een taak van ons allemaal. Het valt de staatssecretaris te prijzen dat hij dit voor elkaar heeft gekregen. Het akkoord is ook geen wassen neus, omdat de verschillende partijen zich allemaal committeren aan concrete en meetmare volksgezondheidsdoelstellingen, die ook gemonitord gaan worden door het RIVM. De maatschappelijke verantwoordelijkheden werden al lang onderkend door public health professionals en wetenschappers, maar het akkoord zorgt voor een bredere erkenning, en biedt een concrete aanpak. In het akkoord verplichten de partijen zich om elkaar op hun prestaties – of hun tekortschieten – aan te spreken. Dat is winst: in een omgeving waarin mensen elkaar aanspreken op hun verantwoordelijkheid leren zij ook eerder om hun verantwoordelijkheid te nemen.  Er is ook een keerzijde aan de concrete acties die in het akkoord zijn afgesproken. Er is nogal wat kritiek geweest op wat in het akkoord gemist wordt: meer nadruk op wettelijke maatregelen waaronder een suiker- of vettaks en hogere accijnzen op rookwaren. Het RIVM rekende al uit dat de ambities met deze maatregelen niet gehaald gaan worden. Heeft een bedrijfstak of instelling die zich aan de afspraken houdt, haar morele verantwoordelijkheid dan niettemin voldoende genomen? De afspraken zijn het resultaat van onderhandelingen waarbij het voor de staatsecretaris van groot belang was om de partijen aan tafel te houden. Sommige maatregelen zijn daarbij gesneuveld. Maar uiteindelijk zou wat moreel juist en verantwoord is, geen kwestie van political bargaining moeten zijn. Het akkoord mag een goede start worden beschouwd en een stimulans voor maatschappelijke actoren om actiever te werken aan publieke gezondheid; het voldoen aan de afspraken is echter niet hetzelfde als het vervullen van een maatschappelijke verplichting.[v]


[i] Mark Timmons. Moral Theory. An Introduction. Lanham: Rowman & Littlefield, 2002.

[ii] Hans Dagevos en Geert Munnichs (red.). De obesogene samenleving. Maatschappelijke perspectieven op overgewicht. Amsterdam University Press, 2007.

[iii] Amartya Sen. The Idea of Justice. Londen: Allan Lane, 2009.

[iv] Het idee dat verantwoordelijkheid voor gezondheid geen ‘zero-sum game’ is heb ik uiteengezet in mijn oratie. Marcel Verweij, Curiosity and Responsibility. Wageningen, 2014 (hoofdstuk 4).

[v] Dit artikel verschijnt in juni 2019 ook in Podium voor Bioethiek, in een special over het Nationaal Preventieakkoord.

Afbeelding: Bron

Filed Under: Overig

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Aflevering 70 – Het werk van een klinisch viroloog in tijden van Covid-19, met Katja Wolthers

Kan je met geld de uitkomst van een referendum kopen?

Eerlijke verkiezingen en de Nederlandse poststem

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in