• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Archives for juni 2019

Politieke Economie in Nederland: academische diversiteit of monocultuur?

door Jasper Blom, Jamie March 28/06/2019 4 Reacties

In reactie op de wereldwijde financiële crisis in 2008 stelde de Britse koningin tijdens een speech aan de London School of Economics de vraag die menigeen zich stelde: waarom hadden de economen dit niet aan zien komen? Volgens de ‘Rethinking Economics’ beweging was het weinig diverse intellectuele klimaat in de Economie een belangrijk onderdeel van het antwoord aan de koningin. De Nederlandse tak van Rethinking Economics publiceerde in 2018 het rapport ‘Thinking like an economist?’ waarin ze Nederlandse bacheloropleidingen Economie onder de loep namen. Zij laten zien dat neoklassieke theorie een quasi-monopolie heeft en dat de studie daarnaast overweldigend georiënteerd is op methodologisch-individualistische benaderingen en kwantitatieve methoden. De onderzoekers van Rethinking Economics concluderen dan ook dat studenten in deze intellectuele monocultuur slecht voorbereid worden om de complexe, genuanceerde werkelijkheid van de ‘echte’ economie te analyseren, ingebed als die is in cultuur, politiek en ecologie (het domein van andere vakgebieden).

Hoewel het vakgebied Internationale Politieke Economie (IPE) vaak als ‘interdisciplinair’ omschreven wordt en dus allicht makkelijker culturele, politieke en ecologische aspecten meeneemt in de analyse klinkt ook daar de kritiek dat de IPE steeds meer de intellectuele monocultuur van de Economie achterna gaat (Wade 2009 paywall). Dat werpt de vraag op of na de volgende economische crisis ook de politiek economen zich vertwijfeld zullen afvragen of hun theoretische en methodologische gereedschapskist niet te eenzijdig gevuld was.

Niches versus scholen

In de boeiende intellectuele geschiedenis van de Internationale Politieke Economie van Benjamin Cohen (2008) neemt hij een splitsing in twee Scholen waar die hij als ‘Amerikaans’ en ‘Brits’ benoemt. In Amerika is IPE van oudsher ingebed in afdelingen Internationale Betrekkingen. De Amerikaanse School is daarom relatief mono-disciplinair en gericht op inter-statelijke IPE. Methodologisch ontwikkelt de Amerikaanse School zich steeds meer richting Economie, met een focus op rational choice en kwantitatief onderzoek. In Groot-Brittannië ontstond IPE juist in allerlei verschillende academische afdelingen (geschiedenis, politicologie, economie, enz.) en is daarom van oudsher meer interdisciplinair. Ook methodologisch kent de Britse school een hogere mate van pluriformiteit dan de Amerikaanse. Hoewel de benaming en oorsprongsgeschiedenis een sterk geografisch karakter hebben, merkt Cohen op dat de Scholen niet langer geografisch gebonden zijn: er wordt ‘Amerikaans’ onderzoek in Groot-Brittannië gedaan en vice versa.

De observatie van Cohen leidde tot een uitgebreid debat (bijvoorbeeld hier, hier en hier). Veel van de auteurs riepen op om bruggen te blijven slaan tussen de Scholen: pluriformiteit is een kracht in de wetenschap. Een uitgebreide netwerkanalyse van het vakgebied liet zien dat het diverser is dan Cohen suggereerde (Seabrooke en Young 2017). Als er gekeken wordt naar wetenschappelijke output blijken er 5 tot 7 coherente niches te vinden zijn, die variëren over de tijd. In het onderwijs blijkt dit echter anders te liggen: opleidingen zijn wel degelijk in de twee Scholen te plaatsen (cf. Cohen).

In het licht van deze bevindingen is het interessant om te kijken naar de Nederlandse opleidingen IPE. Is er in Nederland sprake van een intellectuele monocultuur? Zijn er duidelijk ‘Amerikaanse’ en ‘Britse’ opleidingen? Om deze vragen te onderzoeken hebben we Master-opleidingen Politieke Economie geanalyseerd.

Het Nederlandse IPE onderwijs

In Nederland bieden vijf universiteiten een specialisatie of track (Internationale) Politieke Economie aan (zie tabel 1). Onze analyse is gebaseerd op de basismodules van deze opleidingen. Hoewel de opleidingen een gevarieerd aanbod van keuzevakken en scriptieprojecten kennen worden deze basismodules gevolgd door alle studenten en spelen ze daarmee een belangrijke rol in de profilering van de betreffende opleiding.

Tabel 1. Opleidingen Politieke Economie

Universiteit MA Programma Basismodule ECTS
Erasmus
Universiteit
Ontwikkelings-studies Politics of Global Development: Debating Liberal Internationalism* 8
Radboud Universiteit Nijmegen Economie of Politicologie Current Debates in International Political Economy 6
Rijksuniversiteit Groningen Internationale Betrekkingen Capita International Political Economy 5
Universiteit Leiden Internationale Betrekkingen Global Political Economy 10
Universiteit van Amsterdam Politicologie Political Economy 6

* De Erasmus Universiteit kent geen duidelijke basismodule. De meest op algemene politieke economie georiënteerde module is meegenomen in de analyse.

Om de positionering van de vakken te analyseren is gekeken naar de tijdschriftartikelen die de basismodules als verplichte literatuur voorschrijven. Waar relevant worden ook voorgeschreven boeken besproken. Allereerst is gekeken naar het gebruik van tijdschriften die kenmerkend zijn voor de Amerikaanse en Britse School en de methodologische benaderingen in de voorgeschreven literatuur. Daarnaast is gekeken in welke mate de basismodules interdisciplinair zijn, om precies te zijn in welke mate de gebruikte tijdschriften verankerd zijn in verschillende disciplines.

Elk van de Scholen heeft tijdschriften die als karakteristiek gelden: International Organization en International Studies Quarterly voor de Amerikaanse school en New Political Economy en Review of International Political Economy voor de Britse school (Cohen 2008, zie ook Phillips & Weaver 2011). Opvallend genoeg schrijven enkel Nijmegen en Amsterdam (UvA) artikelen uit de karakteristieke tijdschriften voor. Twee van de dertien voorgeschreven artikelen van de Radboud Universiteit komen uit ‘Britse’ tijdschriften (15%). De UvA legt iets meer nadruk op ‘Amerikaanse’ tijdschriften (9% tegenover 6% Brits). Het valt dus vooral op dat de opleidingen een breed palet aan artikelen voorschrijven, wat er op duidt dat er geen sprake is van theoretische monoculturen. Dit is ook zichtbaar in het handboek dat gebruikt wordt aan de Rijksuniversiteit Groningen (Blyth, M. (ed.) 2009), wat een overzicht geeft van de Amerikaanse en Britse School en daarnaast andere intellectuele tradities zoals de Aziatische School bespreekt.

In onderstaande tabel 2 zijn voorgeschreven artikelen en working papers geclassificeerd naar (belangrijkste) methodologie: kwalitatief of kwantitatief. Hoofdzakelijk theoretische of overzichtsartikelen zijn weggelaten uit de analyse. In de meeste opleidingen krijgen de studenten een methodologisch redelijk gebalanceerde set empirisch onderzoek te zien. De Erasmus Universiteit legt de nadruk op artikelen met kwalitatieve methodologie, maar die uitkomst is gebaseerd op een beperkt aantal artikelen. Zowel bij de Erasmus Universiteit als bij de andere opleidingen vormen theoretische of overzichtsartikelen het merendeel van de voorgeschreven literatuur, wat niet verrassend is voor basismodules.

Tabel 2. Methodologie in voorgeschreven empirische literatuur.

Universiteit (n) Methodologie (%)
Kwalitatief Kwantitatief
Erasmus (5) 100 0
Radboud (9) 56 44
RUG (n.v.t.) – –
UL (6) 67 33
UVA (22) 41 59

Bron: classificatie auteurs adhv syllabi.

Tot slot is gekeken naar de mate van inter- of multidisciplinariteit. Dit is gedaan op basis van de Web of Science classificatie van de tijdschriften waaruit voorgeschreven artikelen komen. Als Web of Science de tijdschriften in meerdere disciplines indeelt zijn deze artikelen meegeteld in elk van de disciplines. Artikelen uit tijdschriften die niet in Web of Science staan zijn weggelaten. Alle opleidingen maken gebruik van interdisciplinaire tijdschriften, variërend van 1/3 tot 3/4 van de voorgeschreven artikelen. Tabel 3 hieronder geeft het totaal aantal disciplines en de belangrijkste drie disciplines waaruit literatuur gebruikt wordt weer.

Tabel 3. Interdisciplinariteit van gebruikte literatuur

Totaal aantal disciplines
(# artikelen)
Primaire discipline
(# artikelen)
Secundaire discipline
(# artikelen)
Tertiaire discipline
(# artikelen)
Erasmus 3 (6) Int. Betrekkingen (5) Politicologie (1) Rechten (1)
Radboud 8 (11) Economie (5) Politicologie (4) Int. Betrekkingen  (4)
RUG n.v.t.   – – –
UL 6 (8) Economie (3) Sociologie (3) Planning &
Development (2)
UvA 10 (32) Economie (18) Politicologie (14) Int. Betrekkingen  (6)

Source: berekeningen auteurs adhv syllabi.

Uit de tabel komt een gemengd beeld naar voren. De Erasmus kent een relatief Amerikaanse focus op Internationale Betrekkingen (maar zoals hierboven besproken wel met een Britse kwalitatieve oriëntatie), terwijl de andere opleidingen een sterker multidisciplinair beeld tonen. Hoewel dat lijkt te duiden op een Britse oriëntatie past de relatief sterke positie van Economische tijdschriften als primaire discipline daar niet bij. Deze sterke positie kan echter deels verklaard worden doordat diverse politiek-economische tijdschriften zoals Review of International Political Economy ook als Economisch geclassificeerd worden.

Conclusie

De intellectuele cultuur aan de Nederlandse opleidingen IPE is pluriform en divers. Zowel theoretisch als methodologisch kennen de opleidingen zowel karakteristieken van de Amerikaanse als de Britse School. De opleidingen zijn een toonbeeld van de brede interdisciplinaire basis van IPE en laten zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden de revue passeren. Gegeven het bovenstaande kun je je afvragen waarom zij die zich druk maken om de diversiteit van het academische klimaat in Nederland regelmatig hun pijlen richten op de sociale wetenschappen. Aan de pluriformiteit van de opleidingen Politieke Economie kan het niet liggen. Allicht zouden ze zich beter druk maken om de ideologische balk in het eigen oog dan de ingebeelde splinter in andermans voor ze de gebalanceerde en pluriforme Nederlandse wetenschapsbeoefening in de Politieke Economie ter discussie stellen.

De auteurs bedanken Thomas Eimer (RU), Ruben Gonzalez Vicente (LU), Herman Hoen (RUG), Wil Hout (EUR), Geoffrey Underhill (UvA), en Angela Wigger (RU) voor het ter beschikking stellen van hun syllabi.

Filed Under: Politicologie en Methodologie Tagged With: internationale politieke economie, politieke economie

Politieke metaforen: Zoete koek of niet?

door Britta Brugman, Christian Burgers, Barbara Vis 19/06/2019 1 Reactie

Politici gebruiken verschillende vormen van retoriek om de kiezer te overtuigen van hun gelijk. Eén belangrijke vorm van retoriek die vaak veel kritiek krijgt van media en publiek is het gebruik van (bepaalde) metaforen. Denk bijvoorbeeld aan Donald Trump’s “drain the swamp” over de bureaucratie van de Amerikaanse regering. Of Mark Rutte’s “tere vaasje” over de stand van de Nederlandse samenleving, en Thierry Baudet’s “uil van Minerva” over de uitslag van de Eerste Kamerverkiezingen. Moeten we ons druk te maken om het metafoorgebruik van politici? Onze onlangs gepubliceerde meta-analyse naar de effecten van politieke metaforen op de meningen van kiezers suggereert dat die aandacht helemaal zo gek nog niet is.

Zijn metaforen de sleutel tot overtuigingssucces?

Onderzoekers die zich met metaforiek bezig houden zien metaforen al bijna veertig jaar als de sleutel tot overtuigingssucces. Metaforen worden door hen beschouwd als een essentieel onderdeel van onze cognitie. Dit idee is geïnspireerd door, onder andere, taalwetenschapper George Lakoff. Hij betoogt in zijn boek Moral Politics dat kiezers spontaan en onbewust in metaforen denken om de abstracte politieke werkelijkheid te begrijpen. Complexe kwesties zoals economie en immigratie worden vertaald naar concrete zaken zoals tuinieren (economische groei, florerende bedrijven, in uitgaven snoeien) en overstromingen (vluchtelingenstroom, migratiegolven). Hierdoor worden specifieke aspecten van de kwesties benadrukt (bijvoorbeeld dat net als mooie bloemen en planten een voortvarende economie goede zorg nodig heeft, en dat we net zoals over grote hoeveelheden water slechts weinig controle over immigratie hebben).

De familie als metafoor voor de politiek

Volgens Lakoff is een belangrijke metafoor voor de politiek de familie. Hij stelt dat de overheid vaak wordt begrepen als een ouder en de kiezers als de kinderen. Verschillen tussen links en rechts stammen vervolgens uit verschillende concepties van hoe ouders het opvoeden aanpakken. Links is meer geneigd om de overheid als een verzorgende ouder te zien met als belangrijkste taken om empathische en verantwoordelijke kinderen voort te brengen. Rechts beschouwt de overheid eerder als een strenge ouder die kinderen discipline en hard werken moet bijbrengen. Als je het metafoorgebruik van politici bestudeert, zou je aldus Lakoff gemakkelijk kunnen ontdekken wie er linkse versus rechtse ideeën op nahouden.

Zijn metaforen nu echt overtuigender dan letterlijk taalgebruik?

Aangezien zoveel wetenschappers geloven dat metaforen de sleutel tot overtuigingssucces zijn, zou je verwachten dat voorgaand onderzoek dit ook heeft aangetoond. Dit was echter tot voor kort niet het geval. Het empirisch bewijs voor de overtuigingskracht van metaforen ten opzichte van letterlijk taalgebruik was tegenstrijdig: er werden grote effecten, kleine effecten, of geen effecten van metaforen op politieke meningen gevonden. Om dit tegenstrijdige bewijs te overbruggen, verzamelden wij in een meta-analyse de resultaten van 92 relevante experimenten waarin variabelen waren gemeten zoals attitudes ten aanzien van het onderwerp en gevoelens over de desbetreffende politici. De experimenten waren afkomstig uit journals, boeken, dissertaties en conference proceedings die geassocieerd werden met verschillende disciplines zoals communicatiewetenschap, taalwetenschap, politicologie en psychologie. Hoe preciezer de effectschattingen van studies waren, hoe meer gewicht aan die studies in de meta-analyse werd toegekend.

Ja, gemiddeld genomen zijn politieke metaforen inderdaad overtuigender

Onze resultaten laten zien dat politieke metaforen gemiddeld overtuigender zijn dan letterlijk taalgebruik. Hoewel de gevonden effecten statistisch klein waren (r = 0,11), bleken ze bijzonder stabiel. Dat wil zeggen dat politieke metaforen de meningen van kiezers slechts iets meer dan letterlijk taalgebruik beïnvloedden, maar dat dit zo was ongeacht het politieke onderwerp (bijvoorbeeld: economische zaken of buitenlandse politiek) en het type steekproef (student of niet). Ook het land van dataverzameling en de wijze van dataverzameling (online of lab) veranderden de resultaten niet. Wel vonden we gedeeltelijk bewijs voor publicatie bias. Dit betekent dat er aanwijzingen zijn dat vooral studies met een positief effect zijn gepubliceerd, terwijl studies met een negatief of onduidelijk effect niet zijn gepubliceerd. De gemiddelde effectgrootte kan daarom in het echt nog kleiner zijn dan wat wij hebben aangetoond in onze studie.

Desondanks worden deelnemers aan experimenten doorgaans slechts eenmalig blootgesteld aan politieke metaforen. Het zou dus goed kunnen dat metaforen zoals “uil van Minerva” die in de belangstelling van media en publiek staan grotere effecten hebben op de besluitvorming van kiezers. Of dit inderdaad klopt, moet toekomstig onderzoek uitwijzen. Voor nu weten we in ieder geval dat politieke metaforen de aandacht (of kritiek) die ze ontvangen weldegelijk verdienen. Ondanks dat volgens onze meta-analyse politieke metaforen niet per se de sleutel tot overtuigingssucces zijn, lijkt het onverstandig om hun invloed te onderschatten.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Baudet, metafoor, overtuiging, Rutte, Trump

Gelukkig Forum voor Democratie?

door Niels Spierings, Michael Savelkoul 17/06/2019 2 Reacties

Twee verkiezingen op rij zijn tegenpolen Forum voor Democratie en GroenLinks als winnaars uit de bus gekomen. Meestal is een dergelijk overwinningsgeluk een feestje waard, maar ervaren de kiezers dat nu ook zo? Of stemt de versplinterde uitslag met grote winst voor hun tegenpool eerder droevig? Hoe zit dat eigenlijk met geluk en verkiezingen?

Rond de Provinciale Statenverkiezingen verzamelde de afdeling sociologie aan de RU de nieuwe SOCON[1] data, met onder andere informatie over stemgedrag en geluk. In totaal hebben we van ongeveer 300 kiezers informatie die in grove lijnen de verkiezingsuitslag weerspiegelt.[2] Als we kijken naar hoe gelukkig mensen zijn met de verkiezingsuitslag (op een schaal van 0 tot 10), vallen een paar dingen op.

Geluk na de verkiezingen

Vooral de FvD-kiezers zijn erg gelukkig met de uitslag (zie Figuur 1). Dit is niet verrassend gezien de uitslag en de uitroep van FvD als grote winnaar in de media. Voor de PVV viel de uitslag juist tegen, maar onder de paar respondenten in onze data die PVV stemden, zien we toch dat men zegt gelukkig te zijn met de uitslag. Dit is het makkelijkst te verklaren met de winst van FvD, de ideologische evenknie van de PVV.[3],[4]

Eveneens opvallend is dat kiezers van de andere grote winnaar bij de Provinciale Statenverkiezingen beduidend minder gelukkig zijn met de uitslag: Groenlinkskiezers scoren gemiddeld een 4 op een schaal van 0 tot 10 en staan rechts van het midden in Figuur 1. De winst van hun tegenpool FvD lijkt hier een aannemelijke verklaring voor, zeker omdat deze verkiezingen om het klimaat leken te draaien en FvD zich het sterkst profileerde als anti-environmentalist.[5]

Figuur 1: Mate van geluk met uitslag Provinciale Statenverkiezingen

Geluk bij ongeluk

Hierboven gingen we er vanuit dat het geluk met de uitslag ook dóór die uitslag kwam. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat GroenLinks stemmers standaard wat ‘zuurder’ zijn en rechtspopulisten juist contente gelukkigen. De data laten het tegenovergestelde zien (zie Figuur 2). Nederlanders zijn over het algemeen erg gelukkig[6], maar bijvoorbeeld rechts-populistische kiezers behoren gemiddeld genomen tot de minst gelukkigen.[7]

Het geluk met de verkiezingsuitslag is dus niet een weerspiegeling van een algemene gelukzaligheid onder rechts-populistische kiezers.

Figuur 2: Mate van algemeen geluk

Rechts-populistisch klimaat

Het geluk met de uitslag van de verkiezing onder rechts-populisten lijkt dus door die winst te komen. Maar dat kan nog met vele kleuren ingevuld worden. Daarom verkenden we enkele zaken waarin rechts-populistische kiezers kunnen verschillen en wat hen juist gelukkiger maakt met deze uitslag of ongelukkiger algemeen.

Zoals Figuur 3 laat zien, helpen een sterkere ontevredenheid met het eigen inkomen en een meer neerslachtige psychische gesteldheid wel de verschillen in algemeen geluk deels te verklaren (het gestreepte deel in de derde balk van links in de figuur).[8] Deze zaken verklaren echter niet het geluks-verschil tussen rechts-populisten en anderen rond de verkiezingsuitslag (rechts in de figuur).

Omgekeerd hangen zorgen over het klimaat niet samen met algemene geluksverschillen tussen kiezers, maar zijn ze een belangrijke factor om het verschil in geluk met de uitslag te verklaren. Ongeveer een zesde deel van het verschil tussen rechts-populisten en de rest komt omdat de rest zich veel meer zorgen maakt over het klimaat (en dat de FvD zo sterk won).

 Figuur 3: Verklaringen verschillen in geluk

Let wel, de rol van klimaatzorgen duidt vooral op een verkeerde inschatting van het politieke systeem onder (een deel van de) kiezers. De gelukscijfers lijken te suggereren dat het geluk met de uitslag onder de niet-rechts-populistische kiezers mogelijk werd getemperd door zorgen over de invloed van FvD op het klimaatbeleid. Langs de andere kant lijken de algemeen ongelukkigere rechts-populistische kiezers het idee hebben dat door ‘de winst van FvD’ het tij zal keren en het onder andere wel zal meevallen met dat klimaatbeleid. En dat stemde hen mede gelukkig met de uitslag.

Gezien het totaalbeeld en de verkiezingsuitslag is deze impact op klimaatbeleid echter onwaarschijnlijk. Tot zover lijkt vooral GroenLinks in meer Provinciebesturen terecht te komen en staat net FvD met (bijna) lege handen.


[1] De Sociaal-Culturele Ontwikkelingen in Nederland (SOCON) survey wordt jaarlijks verzameld op basis van een gestratificeerde steekproef (op leeftijd en geslacht) uit de Nederlandse bevolking tussen 18 en 70 jaar. De dataverzameling van de jaarlijkse survey vond plaats van begin januari tot medio april. Dit jaar zijn respondenten die voor de Provinciale Statenverkiezingen hadden deelgenomen, twee dagen na de verkiezingen opnieuw benaderd. Onze analyses hebben betrekking op respondenten die participeerden in deze tweede wave. De data zijn niet volledig representatief wat betreft opleiding en leeftijd. In onze multivariate analyses controleren we onder andere hiervoor.

[2] Het gerapporteerde stemgedrag in onze data ziet er als volgt uit (van hoog naar laag): VVD (14,6%), GroenLinks (13,9%), PvdA (11,3%), FvD (10,4%), D66 (8,1%), CDA (6,5%), SP (3,9%), PvdD (3,9%), CU (2,9%), 50PLUS (3.2%), (PVV (1,6%), SGP (1,3%), provinciale partij (1,3%). Tot slot, geeft 17,1% aan niet te hebben gestemd of niet te willen zeggen op welke partij.  

[3] zie http://stukroodvlees.nl/de-ideologie-van-forum-voor-democratie/; https://www.socialevraagstukken.nl/forum-voor-democratie-mobiliseert-op-verloren-aanspraken/

[4] Rechts-populisten scoorden significant hoger in een regressiemodel, ook na rekening te houden met verschillen in opleiding, geslacht, inkomen en leeftijd.

[5] Zie: https://vergelijkpolitiekestandpunten.nl/klimaat/

[6] https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/nederland-staat-nu-in-de-top-vijf-gelukkigste-landen-ter-wereld~bf103336/

[7] De rechtspopulisten zijn in een regressiemodel ook significant minder gelukkig dan kiezers voor VVD, D66, CU en SGP – de vier meest gelukkige groepen – ook na controle voor opleiding, geslacht, inkomen en leeftijd

[8] Dit verschil wordt grotendeels verklaard door ontevredenheid met het eigen inkomen. 

Filed Under: Uncategorized

De klok en de klepel: Reactie op weerwoord tegen fake experts

door stukroodvlees 16/06/2019 3 Reacties

Eergisteren verscheen op StukRoodVlees een artikel over sociaal-democratie en radicaal-rechts. Joost van Spanje (UvA) nam twee opiniestukken in NRC de maat , aan de hand van empirisch politicologisch onderzoek. Gisteren verscheen de reactie van Maarten Boudry, filosoof aan de Universiteit van Gent en één van de auteurs van de opiniestukken in NRC.
Vandaag reageert Joost van Spanje nog eenmaal op dit weerwoord.

Maarten Boudry’s verweer op StukRoodVlees illustreert het probleem dat ik aankaartte in mijn stuk. Net als in zijn column in NRC Handelsblad van 8 juni trekt hij zich niets aan van feiten of wetenschappelijke studies.

Hij voert drie punten aan. Ten eerste vindt hij dat ik het met hem eens ben. Althans, hij schrijft eerst dat ik “ongeveer hetzelfde punt” maak, daarna dat ik “precies hetzelfde punt” maak en vervolgens dat ik “ongeveer dezelfde analyse” heeft als hij. Tsja. Stel dat ik het met hem eens zou zijn, zou hij dan opeens geen fake expert meer zijn? Moeten we blij zijn dat hij zonder relevante kennis van zaken toevallig “ongeveer hetzelfde punt” maakt als een expert?

Het doet niet ter zake, want ik ben het niet met hem eens. Immers, Boudry impliceert dat een partij stemmen wint doordat ze geïsoleerd wordt en dat ze stemmen verliest doordat ze geïmiteerd wordt. Mijn bevindingen zijn juist dat noch isoleren noch imiteren op zichzelf een eenduidig electoraal effect heeft. Louter de combinatie van isoleren en imiteren levert, gemiddeld genomen, een negatief effect op voor een partij. Helaas leest Boudry iets anders in mijn stuk en in de studies waarnaar werd gelinkt in mijn stuk. In lijn daarmee citeert hij mijn stuk selectief: waar ik schrijf dat isoleren “in combinatie met het overnemen van haar thema’s” een partij stemmen kost, doet Boudry alsof ik zou beweren dat louter “het overnemen van haar thema’s” een partij stemmen kost. In dat laatste geval zou ik het met Boudry eens zijn, maar dat is dus niet zo.

Ten tweede vindt Boudry dat hij zichzelf niet tegenspreekt, want hij heeft nooit ontkend dat “sommige” Vlaams Belang-kiezers ideologisch gemotiveerd zijn. Daarmee toont hij opnieuw aan de wetenschappelijke literatuur niet te kennen of te begrijpen.

Ten derde blijft hij zijn onware stelling in zijn column over de Deense verkiezingen hardnekkig verdedigen: de Deense sociaaldemocratische “partij won glansrijk de verkiezingen en vermorzelde de rechts-populistische Volkspartij”. Hij hangt er ditmaal getallen aan (100.000 en 12%) maar hoe hij het ook wendt of keert, die stelling klopt gewoon niet. De partij won niet glansrijk en de partij vermorzelde de Volkspartij ook niet.

Helaas gaat Boudry niet in op de andere aanmerkingen die ik had op zijn column. Bijvoorbeeld dat er op Twitter geweldige discussies waren geweest tussen experts over het onderwerp van zijn column, waar hij volstrekt aan voorbij gaat. Het zou zo mooi zijn als columnisten expert zouden zijn en hun huiswerk zouden hebben gedaan. In dit geval is van geen van beide sprake. Dus ik ben blij dat Boudry het graag met me eens wil zijn, maar ik ben nog blijer als NRC volgende keer een consciëntieuze expert aan het woord laat.

Afbeelding: Bron

Filed Under: Uncategorized

Fake expert, of turf protection?

door stukroodvlees 15/06/2019 1 Reactie

Gisteren verscheen op StukRoodVlees een artikel over sociaal-democratie en radicaal-rechts. Joost van Spanje nam twee opiniestukken in NRC de maat , aan de hand van empirisch politicologisch onderzoek. Vandaag de reactie van Maarten Boudry, filosoof aan de Universiteit van Gent en één van de auteurs van de opiniestukken in NRC.

***

In zijn reactie op mijn column in NRC noemt Joost van Spanje me een “fake expert”. Geen onaardig visitekaartje. Probleem is dat zijn tekst stijf staat van non sequiturs en verdraaiingen. In werkelijkheid maakt Van Spanje ongeveer hetzelfde punt als ik in NRC, maar is hij te druk bezig met de ontmaskering van “fake experts” om dat door te hebben.

In mijn column leverde ik kritiek op het veelgehoorde argument, vooral in Vlaamse media maar ook daarbuiten, dat centrumrechtse partijen de ‘weg effenden’ voor het Vlaams Belang door haar thema’s (en stijl) over te nemen. De redenering: als je ideeën van een radicale partij kopieert, zullen  mensen altijd het origineel boven de kopie verkiezen. Dat klinkt aannemelijk, maar het is een manke redenering. De centrumrechtse partij N-VA heeft het Vlaams Belang al eens kleingekregen (in 2014), door een geloofwaardig democratische alternatief te bieden voor bezorgdheden over migratie en islam. Mijn conclusie: het VB won ondanks, niet dankzij, de stoere praat van N-VA. Extreemrechts moet je bestrijden door zelf een geloofwaardig verhaal te ontwikkelen over de thema’s die zij electoraal uitbuiten, niet door die thema’s angstvallig te vermijden.

En wat zegt Van Spanje, terwijl hij me de levieten leest over het cordon sanitaire? Dat het VB volgens zijn onderzoek “stemmen verloor” dankzij het “overnemen van haar thema’s” door andere partijen. Als Van Spanje even had opgelet en logisch nagedacht, had hij ingezien dat hij daarmee precies hetzelfde punt maakt als ik. Hij erkent dus dat radicaalrechts stemmen verliest, niet wint, wanneer je in haar richting opschuift.

In wat volgt gaat het logisch denkvermogen van Van Spanje helemaal met vakantie. Wanneer ik stel dat het cordon sanitaire als een magneet werkte voor proteststemmers, werpt Van Spanje tegen dat sommige VB-kiezers “ideologische gemotiveerd”. Natuurlijk, alsof ik dat ooit ontkend heb. Sommige VB-stemmers zijn gewoon overtuigde racisten en xenofoben. ‘Alle foertstemmers stemmen Vlaams Belang’ is logisch gezien niet equivalent aan ‘Alle VB-stemmers zijn foertstemmers’. Elementaire logica, die Van Spanje kennelijk ontgaat. Wanneer ik vervolgens stel dat andere partijen een geloofwaardig verhaal over migratie en islam moeten vertellen, denkt Van Spanje dat ik mezelf “tegenspreek”. Want zei ik daarnet niet dat alle VB-stemmers gewoon foertstemmers waren? Nee, dat zei ik niet. Van Spanje maakt van twee argumenten twee verschillende stropoppen, om ze vervolgens tegen elkaar te laten vechten en me dan verwijten dat ik “mezelf tegenspreek”. Overigens heeft Van Spanje gelijk dat het voordeel van een cordon sanitaire is dat, als het standhoudt, de partij in kwestie tot irrelevantie wordt veroordeeld, wat haar stemmen kan kosten. Dat spreekt mijn redenering over foertstemmers niet tegen.

En dan Denemarken. Toegegeven, de “overwinning” van Mette Frederiksen was minder eenduidig dan in vele internationale media werd bericht (The Guardian, BBC, Politico…). De sociaaldemocraten gingen slechts één zetel vooruit, en strikt genomen verloren ze zelfs 0,4 procentpunten. Maar dat de sociaaldemocraten en hun ‘rode blok’ afgetekend de verkiezingen wonnen en dat Mette Frederiksen wellicht premier wordt, staat buiten kijf. Aangezien sociaaldemocraten in vele ander Europese landen onderuit gaan tegen rechts-populisten, is die overwinning best opmerkelijk te noemen. Waarom doet Van Spanje dan schamper over die 100.000 kiezers die overliepen van de Volkspartij naar de sociaaldemocraten? Is het soms triviaal dat populistisch rechts in één klap 12% van hun kiezers verliest aan sociaaldemocraten? [1] Ik dacht het niet. Hier in België kunnen de sociaaldemocraten er enkel van dromen.

Mijn opiniestuk was geen empirische studie, maar een analyse van een veelvoorkomende denkfout over het verkiezingssucces van extreemrechts. Natuurlijk ben ik zelf geen politicoloog, en ik ben bereid om bij te leren van collega’s die hier onderzoek naar verrichten. Ik heb ook nergens beweerd dat ik over een magisch recept beschik om extreemrechts klein te krijgen.

Maar als Van Spanje ongeveer dezelfde analyse maakt als ik over het succes van extreemrechts, waarom wil hij me dan zo nodig als “fake expert” wegzetten? Ik heb er het raden naar, maar het is niet de eerste keer dat een academische collega meningsverschillen uitvergroot en spijkers op laag water zoekt, in een krampachtige poging om elke onverlaat die zich op zijn vakgebied waagt (in een krant dan nog!) als een stuk onbenul weg te zetten. In het Engels heet dat geloof ik ‘turf protection’. 

Afbeelding: Bron

Filed Under: Uncategorized

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Nabeschouwing Carré-debat is pure misleiding van de kijker

Moslims, christenen, en “uitzonderlijke hoge intolerantie voor LGBT”

Stuk Rood Vlees Podcast, aflevering 33 – Inburgeringsbeleid en burgerschap, met Tamar de Waal

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in