• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Archives for november 2019

Voorbij de usual suspects: waarom participeren burgers niet?

door Kristof Jacobs 29/11/2019 1 Reactie

Onderzoeksrapporten geven telkens weer aan dat Nederlandse burgers zich vaak niet gehoord voelen door de politiek.  In reactie daarop organiseren veel lokale/provinciale/nationale overheden bewonersavonden, G1000 bijeenkomsten, referenda en voorzien ze allerlei andere participatiekanalen. …Om dan te merken dat ze weer dezelfde burgers zien als altijd – de usual suspects.  

Hoe kan dit? En waarom blijven de ‘unusual suspects’ thuis?

Disclaimer: je kan natuurlijk vinden dat het helemaal geen probleem is dat enkel de usual suspects participeren. Dat is ok. Dan is dit blog niet zo interessant voor je en raad ik bv. deze uitstekende SRV-podcast aan over de representatieve democratie (of bv. deze over de crisis van sociaaldemocraten).

Het waarom is cruciaal

Er is best veel statistisch onderzoek gedaan naar politieke participatie. We weten dat vooral hogeropgeleide, oude, blanke mannen participeren. Dat zegt iets, maar daarmee weten we nog niet waarom die andere groepen meer geneigd zijn om thuis te blijven. En dat laatste is net cruciaal.

In een recente studie in het tijdschrift European Journal of Political Research, onderzocht de Belgische onderzoeker Vincent Jacquet welke redenen de thuisblijvers gaven om thuis te blijven bij G1000-initiatieven.[1]

Opzet van de studie: diepte-interviews

Willen we inzicht krijgen in de achterliggende redenen waarom mensen thuisblijven, zeker bij nieuwe en veeleisende vormen van participatie, dan is het zinvol om ook gebruik te maken van kwalitatief onderzoek. Dat is wat Jacquet deed in zijn studie. Hij interviewde een diverse groep van 34 thuisblijvers die hadden besloten om niet deel te nemen aan drie Belgische burgerfora (de nationale G1000; het Climate Citizens Parliament in de Provincie Luxemburg en de lokale G100 in het Brusselse).

Nu kun je zeggen dat ‘die gekke Belgen’ niet representatief zijn voor de rest van de wereld. Dat is inderdaad mogelijk, en we zullen zo ingaan op de vraag of de bevindingen van Jacquet ook gelden voor Nederland.   

Persoonlijke en politieke motieven

Op basis van zijn interviews onderscheid Jacquet twee soorten factoren (of ‘motieven’) om thuis te blijven: persoonlijke en politieke. Hierna zal ik ze één voor één apart bespreken, maar ze kunnen elkaar in de praktijk natuurlijk versterken (of afzwakken).


Bron: dit onderzoek (p.648)

Persoonlijke motieven

Een eerste groep persoonlijke motieven heeft te maken met het feit dat burgerparticipatie altijd een beroep doet op de vrije tijd van mensen. Sommige burgers, vooral zij met een fulltime baan, verkiezen hun schaarse vrije tijd te besteden aan hun privéleven. Uiteraard hangt dit overigens deels samen met hoe belangrijk men politiek vindt, maar deze factor verheldert ook waarom zoveel ouderen bij politieke participatie aanwezig zijn en waarom zelfs politiek geïnteresseerde dertigers vaak niet aanwezig zijn: ze willen genieten van de schaarse vrije tijd (met of zonder gezin). Deze groep mensen is dan ook nauwelijks te overtuigen.

Een tweede groep persoonlijke motieven is hieraan gerelateerd, maar is toch net weer anders. Zelfs al is men bereid om eventueel schaarse vrije tijd op te offeren, dan nog betekent dat niet automatisch dat men ook beschikbaar is op het exacte tijdstip van de burgerparticipatie. In tegenstelling tot de eerste groep is deze groep burgers wél in bepaalde gevallen te overtuigen. Overigens dient hierbij te worden opgemerkt dat sommige burgers in surveys zéggen dat ze om praktische redenen niet kunnen komen, maar in werkelijkheid eerder tot de eerste groep behoren (men vindt privé-leven belangrijker). Verwacht hier dus geen wonderen: deze groep is relatief beperkt. Het kan echter nooit kwaad om de drempel om te participeren zo laag mogelijk te maken en voldoende tijd voor werving in te plannen.

Een derde groep persoonlijke motieven is gerelateerd aan de ‘persoonlijkheid’ van de burgers in kwestie: sommige burgers zijn bang van grote groepen en/of zijn erg verlegen. Ook deze groep is moeilijk te overtuigen, maar het format van de burgerparticipatie kan hier wel een rol spelen. Bij een referendum speelt dit element bv. veel minder dan bij een G1000 burgertop.  

Oh, en dit is een factor waar Belgen mogelijk verschillen van Nederlanders. Mijn ervaring als Nederbelg leert me dat Nederlanders gemiddeld genomen minder problemen hebben met grote groepen.

Politieke motieven

Een eerste groep politieke motieven heeft te maken met wat in de politicologie vaak nogal vaagjes internal political efficacy genoemd wordt: het gevoel dat men te weinig van het onderwerp/politiek weet om er iets zinnigs over te zeggen. Het onderwerp van de burgerparticipatie speelt hier dus een cruciale rol. Als dat onderwerp tastbaar is en leeft bij de bevolking, is de kans groter dat je ook unusual suspects kan bereiken. Dit soort motieven kunnen organisatoren van burgerparticipatie dus wél beïnvloeden.

Een tweede groep politieke motieven heeft te maken met wat in de politicologie external political efficacy genoemd wordt: het gevoel dat participatie geen impact heeft en dat het proces enkel voor de bühne is. Oftewel: burgers hebben het idee dat ze toch niet serieus genomen worden. Dit is uiteraard dodelijk en in de praktijk gaat het hier ook vaak mis. Het Oekraïne-referendum is een mooi voorbeeld van burgerparticipatie die een bepaalde groep burgers het gevoel gaf dat ze niet serieus werden genomen. Dit soort ervaringen heeft een effect op de waarschijnlijkheid dat men in de toekomst gaat participeren. Hier lijkt de les dus te zijn: burgerparticipatie, als je het doet, doe het goed.

Een derde groep politieke motieven heeft te maken met vertrouwen in de politiek.  Vaak wordt burgerparticipatie net georganiseerd om wantrouwende burgers een kans te geven om hun stem te laten horen. Maar dat is net de paradox: wantrouwende burgers zie je niet, want dat wantrouwen zorgt er net voor dat men niét participeert. Deze groep burgers is zeer moeilijk te overtuigen, vooral als het vertrouwen erg laag is. Met veel tijd en moeite kan het wel, maar als je niet oppast ben je ze ook zo weer kwijt als het na-traject teleurstelt.

Conclusie: Doe wat je kan, maar wees realistisch

Veel initiatieven tot burgerparticipatie hebben tot doel een brede groep burgers te betrekken en verder te gaan dan de usual suspects. Echter een doel formuleren is niet hetzelfde als dat doel halen.  In de praktijk blijkt dat namelijk erg moeilijk.

Om het beter te doen, is het belangrijk om te weten waarom mensen niet meedoen. Het onderzoek van Jacquet biedt concrete aanknopingspunten en benadrukt ook dat enig realisme cruciaal is: voorbij de ‘usual suspects’ gaan is lang niet vanzelfsprekend, kost veel tijd en menskracht en is soms ook gewoon niet haalbaar. 

Langs de andere kant zijn er wel factoren die beïnvloedbaar zijn. Zo kunnen de praktische belemmeringen zoveel mogelijk worden weggenomen, is de keuze van het onderwerp van invloed en is het belangrijk om ervoor te zorgen dat mensen het gevoel hebben dat ze serieus genomen worden. Dat laatste is overigens nooit verkeerd.

Foto: “810_4194” by Bengt Nyman is licensed under CC BY 2.0


[1] Voor een ander interessant onderzoek naar de motieven om thuis te blijven, zie dit onderzoek over het Oekraïne-referendum van Henk van der Kolk (vanaf p.28).

Filed Under: Uncategorized

Stuk Rood Vlees Podcast, aflevering 49 – Een ideeëngeschiedenis van het neoliberalisme, met Merijn Oudenampsen

door Armen Hakhverdian 25/11/2019 0 Reacties

Patrick van Schie, de directeur van de TeldersStichting, het wetenschappelijke bureau van de VVD, noemde neoliberalisme het ‘hekserijgeloof van deze tijd’. En oud-VVD-leider Frits Bolkestein schreef ooit: ‘Ik weet wat het liberalisme is, maar niet wat het neoliberalisme is. Sterker: ik ken geen liberaal die dat wel weet.’ En toch vormt het neoliberalisme voor velen op links een soort containerbegrip voor alles wat er mis is met onze samenleving.

Is neoliberalisme nog wel een nuttig analytisch concept? Wat betekent het überhaupt, hoe is het ontstaan en hoe zien we deze abtracte ideeën terug in concreet overheidsbeleid? De broodnodige duiding komt van Merijn Oudenampsen, postdoctoraal onderzoeker aan de UvA, waar hij onderzoek doet naar de politieke geschiedenis van het neoliberalisme in Nederland.

Volg Merijn op Twitter via @DeWareMerijn

Achtergronden bij deze aflevering:

  • Voorbij de controverse: het Nederlandse neoliberalisme als onderwerp van onderzoek (met Bram Mellink)
  • Stuk Rood Vlees Podcast, aflevering 21 – De conservatieve revolte in Nederland

Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Muziek: ‘Pollution‘ by Dexter Britain (CC BY-NC-SA 3.0)



Filed Under: Economie, Regering en beleid Tagged With: conservatisme, neoliberalisme, stuk rood vlees podcast

SRV Podcast, episode 48 – UK election update, with Rob Ford

door Armen Hakhverdian 13/11/2019 0 Reacties

Nigel Farage has declared that the Brexit Party will not field candidates at the upcoming UK general election in seats currently held by the Conservatives. We are joined by Professor Rob Ford (University of Manchester) to discuss the consequences of Farage’s decision and much more.

You can follow Rob on Twitter: @RobFordMancs.

Find us on iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Music: ‘Pollution‘ by Dexter Britain (CC BY-NC-SA 3.0)

 

Filed Under: EU en internationaal, Kiezers en publieke opinie Tagged With: brexit, stuk rood vlees podcast, Verenigd Koninkrijk

Polarisatie, dat zijn de anderen

door Eelco Harteveld 12/11/2019 1 Reactie

Het milieudebat – gevoerd met tractoren en scholierenblokkades – is gepolariseerd, klaagt Natuurmonumenten. Het debat over racisme ook. Net als trouwens het onderwijsdebat, het Zwarte Piet-debat, en het ‘rookdebat’. Zelden is het etiket ‘gepolarisieerd’ een aanbeveling. Vaker is het een oproep aan de andere kant van het debat om niet zo hoog van de toren te blazen. Hoe erg is het nu echt gesteld met de polarisatie in Nederland? Om daar iets over te kunnen zeggen moeten we een aantal zaken uit elkaar halen. Want sommige vormen van polarisatie zijn potentieel gevaarlijker dan anderen.

Het SCP rapporteerde eerder dit jaar dat driekwart van de Nederlands vindt dat de meningsverschillen in ons land ‘steeds groter’ worden. Deze indruk leeft dwars door alle lagen van de bevolking en ongeacht politieke kleur. Hoe zit het met de ‘daadwerkelijke’ polarisatie? Het maakt uit wat je daar mee bedoelt. Allereerst: is polarisatie iets dat zich onder politici afspeelt of alle Nederlanders betreft? Op het niveau van partijen is er inderdaad sprake van een versterking van de politieke flanken ten koste van het politieke centrum. Ik beperk met hier echter tot polarisatie onder de bevolking in brede zin. Hoe zit het daarmee? Politicologen maken onderscheid tussen verschillende soorten polarisatie, waarvan de belangrijkste ideologische en affectieve polarisatie zijn.

Ideologische polarisatie

Ideologische polarisatie slaat op groeiende meningsverschillen. Lopen de standpunten van Nederlanders steeds verder uit elkaar? In weerwil van de consensus onder de SCP-respondenten is dat maar deels het geval. Uit vragen die in enquêtes decennia achter elkaar zijn gevraagd blijkt dat Nederlanders sinds de jaren ’70 op veel onderwerpen juist behoorlijk naar elkaar toe zijn gegroeid (zoals herverdeling, abortus en doodstraf). Minder Nederlanders dan ooit noemen zich ‘zeer links’ of ‘zeer rechts’. De afgelopen tien jaar zijn we het onderling wél minder eens geworden over globalisering en de EU. Dit is niet verwonderlijk: deze onderwerpen definiëren het hedendaagse debat. Kwesties die in de jaren ’80 nog sterk verdelend waren zijn juist verdwenen.

Dit beeld past bij bevindingen uit de rest van Europa en de Verenigde Staten. Zo is er in Europa een gemiddeld genomen een lichte trend richting toenemende in steun voor immigratie (ook tijdens de recente vluchtelingencrisis), maar tegelijk zijn er aanwijzingen voor polarisatie: er zijn zowel meer sterke voorstanders als tegenstanders van immigratie te vinden dan vroeger. (Interessant: de helft van de SCP-respondenten ervaart dat specifiek rond het onderwerp vluchtelingen ‘een sterke druk’ bestaat om ‘stelling te nemen’.) Op veel andere vlakken zijn zowel Amerikanen als Europeanen de afgelopen decennia juist eensgezinder geworden. Ideologische polarisatie is iets van alle tijden maar verandert langzaam van thema.

Affectieve polarisatie

Ideologische polarisatie slaat dus op meningsverschillen over concrete onderwerpen. We spreken van affectieve polarisatie als er sprake is van groeiende negatieve gevoelens ten opzichte van mensen met een andere politieke voorkeur. Dat kan wantrouwen zijn, of zelfs haat. Terwijl in de Verenigde Staten het niveau van ideologische polarisatie vrij constant is gebleven, zijn de negatieve gevoelens tussen Democraten en Republikeinen sinds de jaren ’90 in sneltreinvaart toegenomen. 30% van de Amerikanen noemde in 2014 de aanhangers van de andere partij (Democraten of Republikeinen) een ‘gevaar voor het land’; in 2016 beschreef de helft van de Amerikanen politieke tegenstanders als ‘immorele’ mensen. Sociaal contact wordt het liefst vermeden. Uit twee recente studies blijkt dat veel Amerikanen politieke tegenstanders niet als volledig menselijk beschouwt, en één op de vijf Amerikanen zou het niet erg zou vinden als een groot deel ervan zou sterven. Zulke gevoelens spelen onder beide partijen, maar (sinds 2016) net iets sterker onder Democraten, die zich politiek in het verliezende kamp voelen zitten. Dat laat zien dat affectieve polarisatie van politiek een strijd tussen goed en kwaad maakt, en van verliezen een existentiële bedreiging.

Hoe zit dit in Nederland? Hier is helaas minder survey-materiaal voorhanden dan in de VS. Data verzameld voor de reeks Culturele Veranderingen laat zien dat het aantal mensen dat aangeeft “iemand [te zijn] gaan haten vanwege diens standpunten” (een vrij extreme stelling) daalde van 19% in de jaren ’70 naar 11% in 1980, maar in 2018 weer gestegen was naar 16%. Het onderzoek naar affectieve polarisatie in Nederland staat in de kinderschoenen, maar een eerste analyse die ik maakte door de metingen uit de Verenigde Staten onder Nederlanders te herhalen suggereert dat zulke wederzijdse afkeer het sterkst is tussen Nederlanders die verschillend denken over de thema’s immigratie en genderrollen. Het zou kunnen dat de thema’s die nu spelen sterkere affectieve reacties oproepen dan vroeger omdat ze sterk aan identiteiten raken. Maar in de jaren ’70 was de situatie dus al eens vergelijkbaar verhit.

Scheldwoord

“De” polarisatie bestaat niet. Terwijl ideologische polarisatie vrij constant is in Nederland en de rest van de westerse wereld, neemt affectieve polarisatie sterk toe in de VS (en mogelijk ook in Nederland). Dat kan liggen aan de thema’s die in het debat spelen, maar ook de manier waarop het debat gevoerd wordt. Sociale media krijgen vaak de schuld van polarisatie, maar Amerikaans onderzoek nuanceert hun rol: fervente sociale media-gebruikers blijken eerder minder dan meer affectief gepolariseerd te zijn. Het kan ook aan onze politici liggen. Denk daarbij aan de sterk moraliserende benadering van politiek die populistische partijen de arena inbrengen, maar ook de vijandige manier waarop ze vervolgens door andere partijen worden benaderd. Dat leidt al gauw tot een spiraal die vervolgens kan overslaan op kiezers. Maar of de kiezer slechts willoos de toon van het politieke debat kopieert is echter twijfelachtig – waarschijnlijk krijgt (vrij naar De Maitre) “het volk de politici die het verdient”.

Uiteraard hoort politiek mensen aan het hart te gaan; anders zouden ze zich niet inzetten voor (hun definitie van) de goede zaak. Tegelijkertijd heeft een democratie ook momenten van compromis en deliberatie nodig. De politicologen Levitsky en Ziblatt laten in hun recente boek zien dat democratieën als het er op aankomt meer op normen dan op formele instituties drijven. Dat geldt vooral voor de norm dat politieke tegenstanders een legitieme plek rol spelen (en dat je daarom als je aan de macht bent instituties niet misbruikt om je tegenstanders de pas af te snijden). De groeiende affectieve polarisatie in de VS maakt die norm kwetsbaar: circa 15% van de Amerikanen zou geweld gerechtvaardigd vinden als tegenpartij wint in 2020. In Nederland zijn we lang niet zo ver. Als scheldwoord begint de term ‘polarisatie’ ondertussen bot te worden, maar toch is er reden genoeg om de ontwikkelingen in de gaten te houden.

Filed Under: Democratie, Kiezers en publieke opinie Tagged With: democratie, Polarisatie, tegenstellingen

Werkwijze Tweede Kamer moet steviger op de schop

door Simon Otjes, Tim Mickler 05/11/2019 0 Reacties

Het is lastig om de werking van het Nederlandse politieke stelsel aan te passen. Veel wijzigingen moeten via een grondwetswijziging en dat vereist eerst een gewone én dan een twee derde meerderheid in zowel de Eerste als de Tweede Kamer. De kans daarop is klein. Maar de Kamer bepaalt via haar eigen regels, het Reglement van Orde, veel van hoe de Haagse politiek werkt. Het aanpassen hiervan kan via een normale meerderheid. Dit is dus een minder complexe manier om de formele bevoegdheden en procedures, en daarmee de manier waarop er in Den Haag politiek wordt bedreven, aan te passen. Het afgelopen jaar werkte een werkgroep onder leiding van Kees van der Staaij aan een nieuw Reglement van Orde. Een mooi moment om de manier waarop de Tweede Kamer functioneert onder de loep te houden. Zeker op een moment dat Kamerleden klagen over de ‘scorebordpolitiek’ in de Tweede Kamer.

De werkgroep heeft veel goed werk verricht. Ze stelt voor de tekst integraal te vernieuwen en daarbij verouderd taalgebruik begrijpelijk te maken. Ook wil ze in onbruik geraakte regels te schrappen, bijvoorbeeld de vereiste dat voor het vergaderen na elf uur ’s avonds een aparte beslissing van de Kamer nodig is. Een ander rationeel voorstel is de afschaffing van de nauwelijks gebruikte tijdelijke onderzoekscommissies en het beleggen van deze functie bij de vaste commissies.

De werkgroep Van der Staaij observeert twee grote problemen in de Haagse politiek: er worden te veel debatten aangevraagd en te veel moties ingediend. Maar ze stelt geen aanpassing van de procedures voor om dit tegen te gaan: de werkgroep wil de rechten van Kamerleden niet te veel te beperken. Wij zien wél een aantal mogelijkheden om deze problemen op te lossen. Door meer beleid en wetgeving in commissies te maken kan de druk van de Kameragenda.

De bottleneck van de plenaire agenda

Het eerste probleem is de grote druk op de plenaire agenda. De lijst met aangevraagde debatten groeit nog steeds. In 2004 werd het spoeddebat ingevoerd, dat een minderheid van de Tweede Kamer het recht gaf om een debat aan te vragen. Al snel bleek dat het maanden zo niet jaren kost om deze debatten daadwerkelijk te houden. Spoeddebatten zijn het in elk geval niet.  Later werden ze daarom maar dertigledendebatten genoemd, maar dat lost het probleem natuurlijk niet op. De werkgroep durft zich hier de vingers niet aan te branden: een wijziging van het Reglement van Orde kan volgens de werkgroep geen oplossing bieden voor de drukke agenda. Het is een kwestie van parlementaire cultuur. De Kamer beslist zelf over haar agenda, volgens de werkgroep.

Dat is maar ten dele waar. Er zijn regels die ervoor zorgen dat de druk op de plenaire agenda groot is. Ten eerste maken de huidige regels van de Tweede Kamer het gemakkelijk om toegang te krijgen tot de plenaire agenda, maar moeilijk om een debat op de agenda van een commissie te krijgen. Voor een commissiedebat heb je nu (en dat blijft zo) een meerderheid in de commissie nodig. De coalitie kan dus een voorstel van een Kamerlid voor een commissiedebat blokkeren. Voor een plenair debat voldoet de steun van 30 procent van de Kamerleden. Als het goedkoper is om Carré af te huren dan een zaaltje in het café op de hoek, moet je niet verbaasd zijn dat Carré permanent is volgeboekt. Het zou ten minste logisch zijn om een minderheid van een commissie de mogelijkheid te geven om een commissiedebat aan te vragen. Als het gemakkelijker wordt om commissiedebatten aan te vragen, zou het opvoeren van de eisen voor plenaire debatten, netto geen beperking van de rechten van Kamerleden betekenen.   

Ten tweede is er een regel in de Tweede Kamer is dat een Kamerlid een motie zelf moet voorlezen in de plenaire zaal om een deze in te dienen. Dit gebeurt vaak in een ‘tweeminutendebat’ dat volgt op een commissiedebat. Dat zorgt ervoor dat er voor de Kerstvakantie een heel serie van zulke debatjes georganiseerd worden om Kamerleden in staat te stellen om een motie in te dienen. Voor andere middelen die een Kamerlid ter beschikking heeft, zoals een amendement of een schriftelijke vraag, is een plenaire vergadering niet nodig. De reden om dit te doen is om het aantal moties te beperken: een Kamerlid kan maar zoveel moties in dienen als zij of hij kan oplezen in twee minuten. Kamerleden ratelen in hoog tempo hun moties af. Dat maakt niet uit want het Kamerlid geeft de Voorzitter de geschreven tekst van de motie. Een onzinnig ritueel dus. Dit werkt ook niet om de overvloed aan moties op te lossen: dat is immers een ander door de werkgroep geconstateerd probleem. Bovendien maakt deze ‘oplossing’ voor het ene probleem een ander probleem groter. Om de druk op de plenaire agenda te verminderen kunnen we het beste Kamerleden toestaan om moties in te dienen in commissievergaderingen.

De overdaad aan moties

Sinds enkele jaren is er een ‘explosieve stijging’ van het aantal moties waarneembaar volgens de werkgroep. Een oplossing biedt ze niet: we kunnen volgens de werkgroep niet de regels veranderen zonder de rechten van Kamerleden om een uitspraak van de Kamer te vragen aan te tasten. Wederom doet de werkgroep een beroep op de parlementaire cultuur. Wel stelt de werkgroep voor om het vereiste dat een motie voldoende is ondersteund, te schrappen uit het reglement van orde. Onder het huidige reglement moet een motie ondersteund worden door ten minste vier Kamerleden. Dat vereiste is een holle letter geworden. Nadat een Kamerlid diens motie heeft afgerateld zegt de voorzitter “Wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund? Dat is het geval”. Ook dit is een ritueel, want de Kamervoorzitter gaat ervanuit dat dit het geval is.

Hoe de Kamer het aantal moties kan beperken, zonder het Reglement van Orde aan te passen, is dus vrij simpel: het Kamervoorzitter kan het ondersteuningsvereiste serieus te nemen: over een motie wordt pas gedebatteerd of gestemd als ten minste vier leden die de indiening ervan ondersteunen door de motie te tekenen. Feitelijk worden nu heel veel moties gedoogd door rest van de Kamer. Als het aantal moties de spuigaten uitloopt, zou de Kamer gewoon de bestaande regels strenger kunnen handhaven en echt nagaan of voldoende Kamerleden de motie ondersteunen. In plaats daarvan stelt de werkgroep voor de bestaande eisen te schrappen en roept ze de Kamer op tot zelfbeheersing. Misschien nog wel beter is om te vereisen dat ten minste vier Kamerleden de motie getekend hebben.

Meer macht over wetgeving

In internationaal opzicht zijn de drempels om een debat te vragen of een motie in te dienen in de Tweede Kamer laag. Het ontstaan van knelpunten in de plenaire vergadering is dus te verwachten. Veel landen kampen met soortgelijke problemen. In de Zweedse Rijksdag kan elk van de 349 leden een tegenvoorstel indienen tegen een wetsvoorstel van de regering. In 2018 waren er 2938 van dergelijke voorstellen. Het is praktisch onmogelijk om deze tijdens de drukke plenaire agenda allemaal te bespreken. Hoe gaan andere parlementen om hiermee?

Een belangrijk verschil ligt in het commissiestelsel. In vergelijking met veel andere landen stellen Kamercommissies nu weinig voor waar het gaat om wetgeving. Zoals we eerder al schreven, spelen commissies nu geen grote rol bij de behandeling van wetgeving. De commissieleden wisselen nu schriftelijk van gedachte met het kabinet. Daarna wordt de wet plenair behandeld.

In andere landen, zoals Zweden of Duitsland, zijn commissies veel autonomer en hebben zij de mogelijkheid om zelf de tekst van een wet aan te passen. De commissieleden nemen samen een wetsvoorstel onder handen zodat de tekst hun voorkeuren weerspiegeld.  In deze parlementen kan een meerderheid van de commissie beslissen de wetstekst aan te passen. De commissie bepaalt dan de tekst waar de plenaire vergadering over stemt. In andere parlementen hebben commissies iets minder autonomie: ze kunnen bijvoorbeeld beslissen welke mogelijke amendementen in de plenaire zaal in stemming komen. Commissies zijn in deze parlementen echt voorbereidende organen waaraan gedelegeerd wordt om de werkdruk te verminderen. De specifieke rechten van commissieleden en de verhouding tussen de plenaire vergadering en commissies kan verder geregeld worden om commissies sterker maken ten opzichte van de plenaire vergadering.

Om ervoor te zorgen dat deze commissies-nieuwe-stijl niet té autonoom worden, kan vrijheid van de commissies zo nodig enigszins aan banden gelegd worden, door bijvoorbeeld deadlines te geven voor hoe lang ze aan een wet mag sleutelen of de plenaire vergadering het recht toe kennen om een wet plenair te behandelen en niet in de commissie. Ook zou via minderheidsrapporten de gelegenheid gegeven kunnen worden voor de oppositie of andere tegenstanders van een wetsvoorstel om afwijkende meningen duidelijk te maken tegenover de plenaire zaal, de media en de kiezer.

Welke specifieke regeling er dan ook gekozen wordt, door de bevoegdheden van commissies op te voeren, kan de Tweede Kamer een belangrijk impuls geven om haar efficiëntie en effectiviteit te vergroten, de rol van woordvoerders te versterken en de te grote nadruk op de plenaire zaal te verminderen.

Minder debatten. Minder moties. Meer aandacht voor wetgeving

Hoe halen we de druk van de plenaire agenda? De belangrijkste terugkerende punten op de plenaire agenda zijn stemmingen, debatten over wetgeving en debatten over andere  thema’s. We hebben hier concrete voorstellen gedaan om op al deze punten de druk te verminderen: door commissies meer invloed te geven over wetgeving hoeft er minder plenaire tijd voor worden ingeboekt. Door het makkelijker mogelijk te maken voor een Kamerlid om een onderwerp op de commissieagenda te zetten, hoeven deze onderwerpen niet plenair behandeld te worden. En door de eigen regels over de indiening van moties iets te verscherpen te nemen, kan de Kamer het aantal stemmingen beperken.

Filed Under: Democratie Tagged With: tweede kamer

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Voorbij de usual suspects: waarom participeren burgers niet?

De participatie-elite en de participatieparadox

‘Minder, minder, minder’ invloed PVV in Tweede Kamer?

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in