• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Archives for januari 2020

Aflevering 56 – Wat iedereen zou moeten weten over klimaatverandering, met Bart Verheggen

door Armen Hakhverdian 31/01/2020 3 Reacties

“De aarde warmt op; dat komt door menselijk handelen; hoe meer opwarming, des te groter de risico’s; er zijn manieren om die risico’s te bestrijden.” Zo vat klimaatwetenschapper Bart Verheggen (Amsterdam University College) zelf zijn boek Wat iedereen zou moeten weten over klimaatverandering samen. Hij schuift aan om te vertellen over klimaatwetenschap, wat we weten over klimaatverandering en ook de politisering van klimaatwetenschap komt uiteraard aan bod. 

Volg Bart via het geweldige blog KlimaatVeranda (@KlimaatVeranda) of via @BVerheggen.

Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Muziek: ‘Pollution‘ door Dexter Britain (CC BY-NC-SA 3.0)

Filed Under: Regering en beleid Tagged With: klimaat, klimaatverandering, stuk rood vlees podcast

Aanhangers van populistische partijen: geïnformeerd, ongeïnformeerd, of verkeerd geïnformeerd?

door Stijn van Kessel, Javier Sajuria, Steven van Hauwaert 30/01/2020 0 Reacties

Politicologen hebben vaak genoeg aangetoond dat kiezers van radicaal linkse en rechtse populistische partijen bewuste keuzes maken: ze stemmen grotendeels op deze partijen omdat ze het eens zijn met de standpunten die deze verkondigen. Toch worden kiezers van populistische partijen vaak afgeschilderd als slecht geïnformeerd en vatbaar voor bezwerende doch misleidende woorden van een charismatisch leider. Dit heeft niet in de laatste plaats te maken met een wijdverbreide negatieve interpretatie van het concept ‘populisme’. Populisme wordt regelmatig in verband gebracht met politiek opportunisme (‘zeggen wat de mensen willen horen’), naïviteit (‘simpele oplossingen voor complexe problemen’) en demagogie (‘inspelen op de onderbuik’), of verward met aangrenzende maar fundamenteel verschillende concepten zoals xenofobie of nationalisme.       

In hoeverre klopt de stereotypering van populistische kiezers als politiek onnozel of misleid, als er al iets van waar is? In de hedendaagse context van ‘fake news’ is deze vraag wellicht relevanter dan ooit. Zijn kiezers van populistische partijen bovengemiddeld vatbaar voor misleidende informatie die door politici en (sociale) media wordt verspreid? In ons recent gepubliceerde onderzoek geven we een eerste antwoord op deze vragen.

Politieke ‘informatie’ en ‘misinformatie’

We gingen uit van een academisch gangbare definitie van populisme als een reeks ideeën die samen een moreel onderscheid maken tussen de ‘corrupte’ elite en de ‘deugdzame’ burgers. Populistische partijen zijn dan, kort gezegd, partijen die de (politieke) elite beschuldigen van machtsmisbruik en het al dan niet bewust negeren van de wensen van ‘gewone’ burgers. Ze zijn zelfbenoemde voorvechters van de zogenaamde ‘volkssoevereiniteit’.

We gebruikten een bestaand internationaal enquête-onderzoek met data uit negen Europese landen (Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Polen, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland) en maakten een onderscheid tussen respondenten die aangaven bij eerstvolgende verkiezingen op een populistische partij (links of rechts) te willen stemmen, degenen die verkondigden op een niet-populistische partij te gaan stemmen en personen die geen intentie hadden een stem uit te brengen.

Ons voornaamste doel was om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen stemgedrag (populistische keuze / niet-populistische keuze / thuisblijven) en politieke kennis (‘informatie’), maar ook politieke ‘misinformatie’. Kennis is tenslotte niet alleen een kwestie van iets al dan niet weten, ook de juistheid van informatie speelt een rol.

Met dit in het achterhoofd bepaalden we de politieke kennis van individuen aan de hand van drie meerkeuzevragen die in de enquête waren opgenomen. Respondenten werd gevraagd een EU-politicus te herkennen, een antwoord te geven op de vraag wat ‘begrotingstekort’ betekent en te benoemen wie het renteniveau in hun land bepaalt. Personen die goede antwoorden gaven kregen een hoge score op de variabele ‘politieke informatie’; degenen die foute antwoorden gaven of bekenden het antwoord niet te weten scoorden laag. We hadden echter ook een tweede indicator nodig om de juistheid van politieke kennis te meten. We stelden daarom ook een variabele ‘politieke misinformatie’ samen: personen die goede antwoorden gaven of bekenden antwoorden niet te weten kregen een lage score, terwijl respondenten die foute antwoorden gaven een hoge score kregen.

Figuur 1: Multinomiale Logistische regressiecoefficiënten (Bron: Van Kessel et al. 2020: 13).

Aanhangers populisten niet slechter geïnformeerd

Wat bleek toen wij de mate van (correcte) informatie in verband brachten met gepland stemgedrag? Aanhangers van populistische partijen zijn, over het geheel genomen, niet aantoonbaar slechter geïnformeerd dan aanhangers van andere partijen. Er is alleen een duidelijk verschil tussen stemmers en niet-stemmers: de laatstgenoemden beschikken gemiddeld genomen over minder kennis dan meer politiek-actieve burgers. We vonden, met andere woorden, een positief verband tussen het beschikken over correcte politieke kennis en de intentie om een politieke partij te steunen, of deze nu populistisch is of niet.

Zoals al eerder is aangetoond laten populistische kiezers zich ook kenmerken door een hoge mate van politieke interesse (in vergelijking met niet-stemmers) en sterke populistische attitudes: ze delen zogezegd een afkeer van de politieke elite en vinden dat politici de ‘wil van het volk’ dienen te volgen. Samen duiden deze bevindingen er op dat een stem op een populistische partij niet zonder meer moet worden gezien als een ongeïnformeerde ‘proteststem’ of een teken van politieke onwetendheid. Het is eerder vaak een bewuste uitdrukking van onvrede over het functioneren van de representatieve democratie. Met andere woorden: het electoraat van populistische partijen bestaat in ieder geval deels uit politiek bewuste, geïnformeerde en geïnteresseerde burgers. 

Figuur 2: Logistische regressiecoefficiënten met linkspopulisme (0) versus rechtspopulisme (1) als afhankelijke variabele  (Bron: Van Kessel et al. 2020: 16).

Radicaal rechts versus de rest

Wat betreft politieke misinformatie vonden we wel een verschil tussen aanhangers van populistische en niet-populistische partijen, maar enkel als we aanhangers van rechts-radicale populistische partijen onderscheidden van de rest. Individuen in deze laatste categorie werden gemiddeld genomen gekenmerkt door een hogere mate van politieke misinformatie in vergelijking met alle andere respondenten: zij hadden een grotere neiging om verkeerde antwoorden te geven op politieke kennisvragen (in plaats van toe te geven het antwoord niet te weten). Dit ligt schijnbaar in lijn met voorgaande studies die een link leggen tussen de populistisch radicaal rechtse ideologie  en verstoorde voorstellingen van de realiteit, zoals samenzweringstheorieën. Per definitie zijn deze laatste immers vaak gebaseerd op incorrecte informatie.

Wat kunnen we uit deze laatste bevinding opmaken? De resultaten laten in ieder geval zien dat linkse en rechtse populistische partijen (en hun kiezers) niet over één kam geschoren kunnen worden. Er zijn grote ideologische verschillen tussen links-populistische partijen (die zich voornamelijk richten op sociaal-economische thema’s) en rechts-populistische partijen (die primair gekenmerkt worden door hun cultureel-conservatisme en veelal xenofobische standpunten). Populisme vormt een belangrijke gemene deler, ook als ‘attitude’ onder kiezers van verschillende populistische partijen. Het is echter duidelijk dat er grote verschillen bestaan tussen de opvattingen en algemene kenmerken van links- en rechts-populistische kiezers. Duiden onze resultaten er op dat radicaal rechts-populistische kiezers in het bijzonder vatbaar zijn voor samenzweringstheorieën en ‘fake news’? Ons onderzoek biedt helaas geen direct antwoord op deze pregnante vraag. Vervolgstudies kunnen hopelijk meer gericht onderzoek doen naar het verband tussen bewust verspreide misleidende informatie en stemgedrag.

Afbeelding: Bron.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: informatie, kiezers, misinformatie, Populisme

De “immigrationalisering” van herverdelingspolitiek

door Brian Burgoon, Matthijs Rooduijn 24/01/2020 0 Reacties

Immigratie is al bijna twintig jaar (sinds de opkomst van Pim Fortuyn) één van de meestbesproken thema’s in de Nederlandse politiek. Vorige maand schreef het Algemeen Dagblad bijvoorbeeld nog een hoofdredactioneel commentaar waarin de politiek wordt opgeroepen meer na te denken over de gevolgen van immigratie. Eén van de in het stuk genoemde redenen: immigratie zou onze verzorgingsstaat steeds verder onder druk zetten. Dit geluid hoor je in heel Europa, en het komt uit alle ideologische richtingen. Een paar jaar geleden zei de toenmalige Zweedse sociaaldemocratische minister van Buitenlandse zaken bijvoorbeeld dat de verzorgingsstaat op het punt stond onder de druk van immigranten te bezwijken.

Niet alleen journalisten en politici leggen regelmatig een link tussen immigratie en de verzorgingsstaat. Onderzoek laat zien dat ook kiezers geneigd zijn om hun ideeën over immigratie te koppelen aan hun opvattingen over sociaaleconomische herverdeling. Uit een recente studie uit de Verenigde Staten blijkt bijvoorbeeld dat Amerikanen die negatief zijn over immigratie ook geneigd zijn om negatief over herverdeling te zijn. Zij zouden immigranten veelal zien als profiteurs en onterechte grootgebruikers van de verzorgingsstaat, en daarom willen dat de overheid terughoudend is. Er wordt daarom ook wel gesproken van de “immigrationalisering” van opvattingen over herverdeling.

Opvallend genoeg laat Europees onderzoek een ander beeld zien. In sommige landen leiden anti-immigratie-attitudes niet tot een roep om minder herverdeling, maar juist tot een voorkeur voor een sterkere verzorgingsstaat. Een mogelijke verklaring: mensen die bezorgd zijn over immigratie vrezen dat de komst van nieuwkomers hun eigen sociaaleconomische positie in gevaar brengt. Om die reden roepen zij om een sterke verzorgingsstaat die hen tegen dit soort gevaren moet beschermen.

Sociaaleconomische omstandigheden

Beide redenaties klinken plausibel. De “immigrationalisering” van verzorgingsstaatvraagstukken kan ertoe leiden dat mensen met anti-immigratie-opvattingen zich vooral op de outgroup (de immigranten) richten en negatiever worden over herverdeling. Er is dan sprake van een anti-solidariteitseffect. Maar het is ook mogelijk dat deze mensen juist meer bezorgd raken over hun eigen positie en hun ingroup, en daarom hopen op méér in plaats van minder herverdeling door de overheid. In dat geval is er sprake van een compensatie-effect. In een recente studie laten we zien dat welke van deze twee effecten de overhand krijgt afhankelijk is van de sociaaleconomische omstandigheden in een land.  

Voor we met ons onderzoek begonnen, verwachtten we dat het anti-solidariteitseffect de overhand zou hebben als er veel immigranten in een land zijn. Onze redenatie: onder dergelijke omstandigheden zullen mensen met anti-immigratie-opvattingen eerder bang zijn dat immigranten meer krijgen dan ze verdienen, en dus negatiever worden over herverdeling. Bij een laag percentage immigranten vermoedden we het omgekeerde: een focus op de eigen positie en die van de ingroup en daarom een compensatie-effect. We verwachtten een soortgelijk patroon als een land veel geld uitgeeft aan sociale voorzieningen. Als er (relatief) veel wordt uitgegeven aan herverdeling, zo vermoedden we, zullen burgers met negatieve opvattingen over immigratie de verzorgingsstaat in sterkere mate zien als iets dat beschermd moet worden tegen buitenstaanders. Dus: bij royale welvaartsstaten verwachtten we een anti-solidariteitseffect, en bij minder royale verzorgingsstaten een compensatie-effect. Ten slotte vermoedden we dat er ook sprake zou zijn van een anti-solidariteitseffect als immigranten in sterkere mate afhankelijk zijn van overheidsvoorzieningen dan “natives” dat zijn. In dergelijke gevallen, zo vermoedden we, zullen zorgen over de outgroup de overhand krijgen, en waardoor er sprake zal zijn van een anti-solidariteitseffect. Als immigranten minder gebruik maken van de verzorgingsstaat dan “natives”, verwachtten we dat het compensatie-effect de overhand zal hebben. 

Hieronder laten we de belangrijkste resultaten zien. De gegevens zijn afkomstig van veel verschillende bronnen. De figuur laat de effecten zien van anti-immigratie-opvattingen (gemeten op een schaal van 0 [heel positief over immigratie] tot 10 [heel negatief over immigratie]) op steun voor economische herverdeling (1 = voorstander van herverdeling door de staat; 0 = neutraal of tegenstander van herverdeling door de staat). Een positief effect verwijst dus naar het compensatiemechanisme en een negatief effect naar het anti-solidariteitsmechanisme. Het aantal immigranten in een land meten we door te kijken naar het percentage inwoners dat in het buitenland is geboren (dit is geen perfecte meting, maar allerlei alternatieven leiden tot dezelfde resultaten), en de mate van herverdeling met het percentage van het bbp dat aan sociale voorzieningen wordt uitgegeven. De mate waarin immigranten afhankelijk zijn van sociale voorzieningen is enigszins gecompliceerd. Het komt er op neer dat we bekijken hoe waarschijnlijk het is dat mensen die in het buitenland geboren zijn voor hun inkomen afhankelijk zijn van overheidsvoorzieningen (ten opzichte van “natives”). Voor een gedetailleerde beschrijving van alle gebruikte bronnen en metingen zie hier.   


Figuur: Marginale effecten van anti-immigratie-opvattingen op steun voor herverdeling, afhankelijk van (a) het percentage mensen dat geboren is in een ander land, (b) het percentage van het bbp dat aan sociale voorzieningen wordt uitgegeven, en (c) de mate waarin immigranten afhankelijk zijn van overheidsvoorzieningen

De schuine doorgetrokken streep laat het effect van anti-immigratie-opvattingen op steun voor herverdeling zien. De stippellijnen eromheen weerspiegelen de betrouwbaarheidsintervallen. Als alle drie de lijnen zich boven de horizontale gestippelde nullijn bevinden is er sprake van een statistisch significant positief (compensatie-)effect, en als ze alle drie eronder liggen van een statistisch significant negatief (anti-solidariteits)effect. De figuur laat heel mooi zien dat er een compensatie-effect is als er weinig immigratie is, als er weinig herverdeling is, en als immigranten weinig afhankelijk zijn van overheidsvoorzieningen. We zien een anti-solidariteitseffect als er veel immigranten zijn, er veel herverdeling is, en immigranten juist sterk afhankelijk zijn van de verzorgingsstaat.

Deze bevindingen laten zien dat het niet zo vreemd is dat juist in Zweden een sociaaldemocratische minister zich bezorgd uitliet over de druk van immigranten op de verzorgingsstaat. In Zweden zijn er relatief veel immigranten en wordt er behoorlijk wat geld uitgegeven aan sociale voorzieningen. Met andere woorden: Zweden is een ideale broedplaats voor negatieve “immigrationalisering” van herverdelingspolitiek. En het hetzelfde geldt – in iets minder sterke mate – voor Nederland.

Afbeelding: bron.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Immigratie, Publieke opinie, verzorgingsstaat

Zou jij je partij altijd volgen?

door Bert Bakker 21/01/2020 1 Reactie

In een recente peiling, gehouden na de dood van de Iraanse generaal Qassem Soleimani, werd ruim 1500 Amerikanen gevraagd naar hun steun voor een oorlog met Iran. Ongeveer twee derde van de kiezers was voorstander van zo’n oorlog, maar er waren grote verschillen tussen Democraten en Republikeinen. 91 procent van de deelnemers die zich identificeerden met de Democratische partij gaf aan dat ze tegen een oorlog met Iran zijn. Maar onder respondenten die zich identificeerden met de Republikeinse partij gaf 55 procent aan dat ze voor een oorlog met Iran zijn. Waar komt dit verschil vandaan?

Er zijn natuurlijk meerdere verklaringen voor verschillen in opvattingen tussen Democratische en Republikeinse kiezers. Eén van de verklaringen is dat kiezers hun standpunt bepalen op basis van wat hun partij van dit onderwerp vindt. Democratische politici zijn over het algemeen tegen een oorlog met Iran en dat pikken kiezers voor de Democratische partij ook op. Maar wat zijn nu de factoren die bepalen of kiezers de opvattingen van ‘hun’ partij ook daadwerkelijk overnemen?

Twee verklaringen

In een recent verschenen studie in The Journal of Politics (open access hier) toetsen Yphtach Lelkes, Ariel Malka en ik twee mogelijke verklaringen: (1) de benadering van de beperkte rationaliteit, en (2) het expressive utility perspectief. Op basis van de eerste benadering verwachten we dat mensen die minder goed kunnen nadenken hun partij het meest zullen volgen. Vanuit het expressive utility perspectief verwachten we dat mensen die zich zeer sterk verbonden voelen met hun politieke partij en goed kunnen nadenken meer geneigd zijn om hun partij te volgen. De twee verklaringen leiden dus tot verschillende verwachtingen over wie zijn of haar partij meer zal volgen.

Om deze twee verklaringen te toetsen hebben wij tussen 2016 en 2018 in Amerika vijf experimenten in vier verschillende studies gedaan. We vroegen deelnemers naar hun mening over een onderwerp en wezen in de beschrijving willekeurig toe welke partij voor en welke partij tegen het beschreven beleid was. Als de Democraten in ons experiment het beleid steunden waren de Republikeinen tegen en vice versa. Hieronder volgt een voorbeeldexperiment:

De overheid geeft elk jaar miljarden dollars aan Amerikaanse boeren. Dit beleid, wordt gesteund door de [Democraten / Republikeinen / Verschillende groepen]. Maar [Republikeinen / Democraten / Verschillende groepen] zeggen dat de overheid moet stoppen met geven van geld aan boeren.

Na het lezen van dit stukje tekst vroegen we deelnemers in hoeverre zij het eens of oneens waren met het beleid (in dit geval het financieel steunen van boeren). Onze resultaten wijzen uit dat Democratische kiezers het sterker met het beleid eens zijn wanneer Democratische politici het beleid steunen, en dat Democratische kiezers sterker tegen het beleid zijn wanneer ‘hun’ politici dat ook zijn. Hetzelfde effect vinden we voor Republikeinse kiezers. Mensen volgen dus hun partij. Maar wie is nu meer geneigd dit te doen?

Om het principe van de beperkte rationaliteit te toetsen, hebben we de capaciteit om analytisch te denken gemeten  (met een zogenaamde Cognitieve Reflectie Test), de mate waarin mensen graag nadenken (Need for Cognition) en soms ook hun politiek kennis. De bevindingen uit ons onderzoek zijn consistent: we vinden geen enkel bewijs dat mensen die minder goed kunnen nadenken meer geneigd zijn om hun politieke partij te volgen in vergelijking met mensen die beter kunnen nadenken.

Om het expressive utility perspectief te toetsen hebben we deelnemers ook gevraagd in hoeverre ze zich verbonden voelen met de partij van hun voorkeur. We vinden dat mensen die zich in sterke mate verbonden voelen met hun politieke partij en goed na kunnen denken, meer geneigd zijn om hun politieke partij te volgen. In vijf experimenten met ruim 7000 deelnemers vinden we, vrij consistent, bewijs voor dit perspectief.

Democratische modelburgers

Wat betekent dit nu? Vaak worden mensen die goed (over politiek) kunnen nadenken gezien als de “ideale” kiezers in een democratisch systeem. Zij zouden immers goed op de hoogte zijn en een gefundeerde keuze maken over hun politieke voorkeuren. Ons onderzoek laat echter zien, dat juist de mensen die goed kunnen nadenken geneigd zijn om hun eigen partij blindelings in elke richting te volgen.

Laten we daarom niet te snel conclusies trekken over wie wel of niet een modelburger voor de democratie is.

Afbeelding: bron.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Politieke partijen Tagged With: Democraten, kiezers, opinievorming, Publieke opinie, Republikeinen

Niet verwerpen, maar tegenwerpen: drie manieren om correctieve referenda constructief te benutten

door Charlotte Wagenaar 20/01/2020 0 Reacties

Binnenkort debatteert de Tweede Kamer over initiatiefwetgeving van SP-Kamerlid Van Raak over een bindend correctief referendum. De Staatscommissie Parlementair Stelsel sprak zich al eerder positief uit over een referendum waarbij burgers met een minimumaantal handtekeningen een bindende volksstemming kunnen afdwingen over nieuwe wetgeving. Het correctief referendum rakelt enerzijds herinneringen op aan het Oekraïnereferendum, dat fundamenteel draaide om verwerpen, dwarsbomen en tegenhouden. Anderzijds liet het Wiv-referendum zien dat burgers wetgeving soms ook willen verbeteren in plaats van tegenhouden: nieuwe wetgeving wordt wel als wenselijk gezien, maar niet in de voorgestelde uitwerking. Die mening kon op het stembiljet niet worden uitgedrukt. Dat is echter een beperking die niet altijd hoeft te gelden voor referenda: door slim ontwerp kunnen ook wetsverbeteringen tot uiting komen.

In verschillende landen worden creatieve varianten op het correctief referendum beproefd, waarbij specifieke bezwaren en beleidswensen van burgers beter tot uiting komen dan in een klassieke voor-tegen stemming. In een onlangs verschenen onderzoeksrapport worden drie alternatieve varianten voor het correctief referendum geopperd: gedeeltelijke verwerping, een tussentijdse bestuurlijke respons en een burgerlijk tegenvoorstel.

Uitdagingen van het correctief referendum: betekenisvolle opties met heldere implicaties

Onder de voormalige Wet Raadgevend Referendum konden burgers wetgeving aanvechten, wat bij voldoende handtekeningen uitmondde in een referendumstemming. Die stemming ging over de volledige aanvaarding of verwerping van de wet in kwestie. Een eerste nadeel van dit veelgebruikte, binaire ontwerp is dat er geen ruimte overblijft voor alternatieve of aanvullende opties en dat niet altijd de meest betekenisvolle opties aan kiezers worden voorgelegd.  

Een tweede nadeel is dat uit de stemmingsuitslag niet direct helder is wat de gewenste actie is. Uit het Nationaal Referendumonderzoek bleek dat het tegenkamp in het Wiv-referendum een mix was van volledige tegenstanders van nieuwe wetgeving en kiezers met specifieke, adresseerbare bezwaren. Uit ander surveyonderzoek waarin meer dan twee opties voorlagen met betrekking tot de Wiv bleek dat er ruime meerderheden waren voor een aangepaste variant van de Wiv2017. Omdat zulke surveydata pas ver na het referendum bekend waren, was het voor beleidsmakers lastig om een meerderheidsverwerping van de wet direct na de stemming te interpreteren. Ondanks een op het eerste gezicht heldere referendumuitspraak kan het in de praktijk nagenoeg onwerkbaar zijn om een meerderheid tevreden te stellen.

Drie alternatieven voor het correctieve referendum

Hoe kan een correctief referendum, dat in essentie draait om instemming of verwerping, aan deze uitdagingen tegemoetkomen? Drie variaties op het klassieke correctieve referendum kunnen elk op hun eigen manier de potentiële botheid van de voor-tegen stemming temperen: gedeeltelijke verwerping, bestuurlijke respons en het burgerlijk tegenvoorstel.

Variant 1. Correctief referendum met gedeeltelijke verwerping

De eerste variant blijft dicht bij het klassieke correctieve referendum: burgers vragen met een minimumaantal handtekeningen een referendum aan waarop een referendumstemming volgt. Het referendum hoeft echter niet over de hele wet in kwestie te gaan, maar kan ook geselecteerde onderdelen daarvan aanvechten (zie figuur 1). Deze variant maakt het mogelijk om een wet te verbeteren in plaats van volledig te verwerpen, al zou volledige verwerping eventueel ook als stembiljetoptie kunnen worden aangeboden (mogelijk tegen een hogere handtekeningeneis).

De mogelijkheid van gedeeltelijke verwerping werd al door de Staatscommissie gesuggereerd. Internationale ervaringen zijn er in Italië en Malta, waar kiezers in een bijzondere vorm van het correctief referendum gedeelten van bestaande wetgeving mogen aanvechten. Het risico op ‘gatenkaaswetgeving’ is in Italië ondervangen door een wachtperiode voor de inwerkingtreding van de aangepaste wetgeving zodat de wetgever eventuele ontstane gaten kan opvullen in lijn met de in het referendum geuite bezwaren. Bij dat proces zou ook een burgerpanel betrokken kunnen worden.

Figuur 1 Correctief referendum met gedeeltelijke verwerping

Variant 2. Correctief referendum met bestuurlijke respons

Een tweede variant geeft de representatieve democratie meer gewicht. Burgers vechten met een beperkter aantal handtekeningen nieuwe wetgeving aan en maken daarbij hun specifieke bezwaren kenbaar. De wetgever krijgt vervolgens de kans om te reageren met een voorgestelde wetswijziging om aan de bezwaren van de initiatiefnemers tegemoet te komen. Indien de initiatiefnemers niet tevreden zijn met de aanpassingen kunnen zij een hoger aantal handtekeningen verzamelen om een referendum af te dwingen (zie figuur 2).

Deze variant bestaat nog niet in de correctieve referendumpraktijk.  Ze is ontworpen door de onderzoekers en geïnspireerd op het Duitse drieledige model voor burgerinitiatieven. In diverse Duitse deelstaten wordt bij de aanvraag van burgerinitiatieven een vergelijkbaar traject met bestuurlijke respons doorlopen, alvorens het eventueel tot een referendumstemming komt. Het referendum met bestuurlijke respons voorziet al in het referendumvoorbereidende traject in wetsaanpassingen. Initiatiefnemers en de wetgevende macht opereren daarbij niet in een vacuüm. In plaats van de wetgever te passeren met een correctief referendum, reageren initiatiefnemer en wetgever op elkaar. Een referendumstemming zal niet altijd noodzakelijk zijn indien al voortijdig aan opkomende bezwaren vanuit de samenleving tegemoetgekomen kan worden. Zoals weleens wordt geopperd is het beste referendum misschien wel het referendum dat niet gehouden hoeft te worden omdat de kwestie door de aanwezigheid van het instrument reeds wordt opgelost.

Figuur 2 Correctief referendum met bestuurlijke respons

Variant 3. Correctief referendum met burgerlijk tegenvoorstel

In een derde variant ontwikkelen initiatiefnemers zelf een tegenvoorstel waarin zij hun bezwaren tegen de nieuwe wetgeving verwerken. Het kan gaan om het wegstrepen van een of meerdere onderdelen van de wet – en daarmee feitelijk de functie hebben van een referendum met gedeeltelijke verwerping – maar wijzigingen en toevoegingen zijn ook toegestaan.  Bij het verzamelen van voldoende steun voor dit voorstel volgt een referendum, waarin kiezers voor of tegen zowel het wetsvoorstel als het burgerlijk tegenvoorstel mogen stemmen (zie figuur 3). Ontvangt geen van beide voorstellen een meerderheid, dan komt er geen nieuwe wetgeving. Krijgen beide voorstellen meerderheidssteun, dan beslist een derde vraag waarin beide voorstellen tegenover elkaar worden geplaatst.

Het burgerlijk tegenvoorstel wordt momenteel gebruikt in de Zwitserse kantons Bern en Nidwalden. Ook wel het constructief referendum genoemd, biedt deze variant de meeste ontwerpvrijheid aan initiatiefnemers. Dat vereist enige kennis en vaardigheden. In Bern zijn het in de helft van de gevallen dan ook maatschappelijke groeperingen die het eerste initiatief nemen om een tegenvoorstel te formuleren. Dat maatschappelijke groeperingen – in plaats van individuele burgers – in sommige gevallen het initiatief nemen handtekeningen te gaan verzamelen voor een burgergeïnitieerd referendum, is niet anders bij klassieke correctieve referenda, zoals bijvoorbeeld het Oekraïnereferendum. De steun van burgers blijft cruciaal in de totstandkoming van een referendum. Ook worden alle kiezers betrokken bij de keuze uit de verschillende wetsvarianten. Een vergelijkbaar burgerlijk amendement werd ook voor Nederland al eens geopperd.

Figuur 3 Correctief referendum met burgerlijk tegenvoorstel

Corrigeren als bijsturen

Met een eenvoudig voor-tegen referendum worden in veel gevallen zowel wetgever als burger tekortgedaan. We mogen ervan uitgaan dat verkozen en ervaren beleidsmakers in een parlementair proces zorgvuldig wetgeving hebben geprepareerd. Gegronde bezwaren van burgers kunnen een goede reden zijn om diverse aspecten van die wetgeving nog eens te heroverwegen. Echter zal een volledige verwerping van nieuwe wetgeving ook voor veel burgers slechts in uitzonderlijke gevallen de meest gewenste oplossing zijn.

Met alternatieve ontwerpen zoals de drie besproken varianten kan het correctief referendum beter worden benut door te corrigeren in de betekenis van bijsturen in plaats van verwerpen. De meest veelzijdige van de drie is het correctief referendum met burgerlijk tegenvoorstel, dat kan worden gebruikt voor gedeeltelijke verwerping maar ook voor wijziging en aanvulling. In Bern kwamen afwisselend het wetsvoorstel en het burgervoorstel als winnaar uit de bus, en kozen burgers slechts eenmaal voor helemaal geen nieuwe wetgeving. Goede voorlichting is uiteraard belangrijk. In de Zwitserse voorlichtingsbrochure die voorafgaand aan elke stemming aan kiezers wordt toegestuurd worden beide voorstellen, de verschillen daartussen en argumenten voor en tegen toegelicht. Ook geeft het parlement een stemadvies, waarbij de volksvertegenwoordiging in 2011 zelfs adviseerde om voor het burgervoorstel te stemmen. In het geval van een ingebouwde bestuurlijke responsfase, zoals in de tweede variant, had het parlement er zelfs voor kunnen kiezen om het burgervoorstel zonder stemming te aanvaarden.

Alternatieve referendumvarianten kennen nieuwe uitdagingen op het gebied van stembiljetontwerp, kiezersvoorlichting en alternatieve stemmethoden, maar voortbouwend op internationale ervaringen zijn daar passende oplossingen voor te vinden. In plaats van een zoveelste discussie “voor” of “tegen” het referendum zou het politieke debat nu eens kunnen gaan over creatieve vormen van een correctief referendum, waarbij zowel burger als wetgever gehoord worden.

Het onderzoeksrapport ‘Referenderen en delibereren’ van Frank Hendriks, Daan Jacobs en Charlotte Wagenaar is hier online te lezen.

Foto: “PMA – Referendum Day” by Marco Gentili is licensed under CC BY-NC-SA 2.0 

Filed Under: Uncategorized

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

De flexwet is ‘mislukt’: hebben journalistiek en politiek zitten slapen?

Had Brexit voorkomen kunnen worden door Britten meer scholing te geven?

Lange formatie, stabieler kabinet? Economen slaan plank mis

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in