• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Archives for februari 2023

Jonge vrouwen met een migratieachtergrond ervaren minste representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad

door Frank Huurdeman 17/02/2023 1 Reactie

Amsterdammers met een migratieachtergrond, vrouwen en jongeren hebben vaker dan gemiddeld het idee dat de gemeenteraad te weinig opkomt voor de belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen, zoals jongeren of praktisch opgeleiden. Daarentegen vinden Amsterdammers zonder migratieachtergrond vaker dat de gemeenteraad genoeg opkomt voor deze belangen. Het is belangrijk om naar (ervaren) representatie onderzoek te doen aangezien dit hand in hand gaat met vertrouwen in de overheid. Hbo- en wo geschoolde Amsterdammers geven in verhouding vaker aan dat de gemeenteraad (veel) te weinig opkomt voor de belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde specifieke groepen. Praktisch opgeleide Amsterdammers spreken zich relatief weinig uit over vragen met betrekking tot politieke representatie.

Het begrijpen van verschillen in ervaren representatie is van belang omdat ervaren representatie een cruciale rol speelt bij de werking van ons democratische systeem. Het Sociaal Cultureel Planbureau noemt in hun meerjarenplan dat (ervaren) representatie hand in hand gaat met het thema van vertrouwen. Burgers die vinden dat bepaalde groepen minder goed gerepresenteerd worden, kunnen het idee hebben dat de overheid niet naar hen of andere groepen luistert. Hierdoor raken deze burgers mogelijk gedistantieerd van de politiek waardoor ze bijvoorbeeld niet meer stemmen, incidenten minder melden bij de politie of ook niet meer mee willen doen aan vaccinatieprogramma’s.

In dit onderzoek kijken we naar hoe Amsterdammers de representatie van ondervertegenwoordigde groepen ervaren. Dit doen we aan de hand van data die tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 zijn verzameld. De Universiteit van Amsterdam (UvA) en Onderzoek en Statistiek (O&S) van de gemeente Amsterdam hebben eerder onderzoek gedaan op basis van deze data. Zo blijken er grote verschillen te bestaan in het stemgedrag en de ervaren politieke vertegenwoordiging op basis van opleiding en migratieachtergrond (iemand heeft een migratieachtergrond wanneer de persoon zelf of een van de ouders in het buitenland is geboren).

Ook laat dit onderzoek zien dat er verschillen bestaan in de perceptie die Amsterdamse stemmers hebben over hoe goed de Amsterdamse gemeenteraad opkomt voor verschillende groepen. Zo vindt ruim 80% van de Amsterdammers met een Marokkaanse of Surinaamse migratieachtergrond dat de gemeenteraad te weinig opkomt voor de belangen van Amsterdammers met een migratieachtergrond, terwijl de helft van de Amsterdammers zonder migratieachtergrond deze mening deelt. We zien daarnaast dat Amsterdammers met een migratieachtergrond relatief vaak vinden dat ook de belangen van jongeren, vrouwen, praktisch opgeleiden en mensen die religieus zijn onvoldoende worden vertegenwoordigd in de raad. Deze uitkomsten roepen meerdere vragen op: hoe kijken andere groepen Amsterdammers naar de representatie van deze groepen? En: geldt meer algemeen dat als men vindt dat de belangen van één groep ondervertegenwoordigd zijn, men dit ook ervaart als het gaat om andere groepen?  Met andere woorden, hangen deze percepties over in hoeverre de gemeenteraad opkomt voor traditioneel ondervertegenwoordigde groepen met elkaar samen? Hiermee kunnen we verder onderzoeken hoe Amsterdammers de representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen ervaren, en met welke kenmerken dit samenhangt.

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de dataset van het onderzoek van O&S en de UvA onder stemmers bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022. In totaal zijn er 2.189 enquêtes afgenomen onder stemmende Amsterdammers. Van dit aantal zijn 830 enquêtes ingevuld door respondenten met een migratieachtergrond.

Oordeel over in hoeverre de gemeenteraad opkomt voor belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen hangt samen

Ervaren representatie is een dynamisch begrip. Het is lastig om dit te meten aan de hand van één specifieke vraag. Voor het meten van de ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen is gebruik gemaakt van de vraag: ‘Vindt u dat er voldoende wordt opgekomen voor de belangen van de volgende groepen in de Gemeenteraad?’, waarbij jongeren, vrouwen, mensen met een migratieachtergrond, mensen die religieus zijn en praktisch opgeleiden werden genoemd. We hebben de hebben de antwoorden op deze vijf vragen gecombineerd, en meten zo de perceptie van gemiddelde ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen.

Amsterdammers met een migratieachtergrond ervaren relatief minder representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad

Figuur 1 laat zien dat Amsterdammers met een migratieachtergrond significant minder vaak aangeven representatie te ervaren van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad. Zo is de uitkomst voor Amsterdamse stemmers gemiddeld een 2,4 op de schaal van 1 tot 5. Dat wil zeggen dat Amsterdammers vinden dat de gemeenteraad over het algemeen eerder wat te weinig dan (veel) te veel opkomt voor de belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen. Dit gemiddelde is voor Amsterdammers zonder een migratieachtergrond 2,5 terwijl het voor Amsterdammers met een migratieachtergrond tussen de 2,0 en 2,3 ligt. Hierbij is het gemiddelde voor Amsterdammers met een Turkse migratieachtergrond het laagste. Over het algemeen zien we dus dat kiezers met een migratieachtergrond – vooral met een Turkse, Marokkaanse en Surinaamse achtergrond – minder vaak ervaren dat traditioneel ondervertegenwoordigde groepen goed vertegenwoordigd worden dan Amsterdamse stemmers zonder migratieachtergrond.

Figuur 1 Ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen naar migratieachtergrond, min = 1 (veel) te weinig, max = 5 (veel) te veel (2022)

Uit eerder onderzoek blijkt dat mensen met maximaal een mbo-1 opleiding (oftewel: praktisch opgeleiden) vaker het idee hebben dat politici verder van hen en hun leefstijl afstaan waardoor ze minder het idee hebben dat politici voor hun belangen opkomen. We zouden daarom ook nog kunnen verwachten dat praktisch opgeleide Amsterdammers over het algemeen minder het idee hebben dat de gemeenteraad genoeg opkomt voor de belangen van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen dan hbo en wo-opgeleiden. Wanneer we echter kijken naar de uitkomsten uitgesplitst naar opleidingsniveau, vinden we geen significante verschillen tussen Amsterdamse stemmers.

Wanneer we niet naar de effecten van opleiding op de schaal kijken maar naar deze effecten op het niveau van losse deelvragen, dan zien we een ander beeld. Figuur 2 laat zien dat op de specifieke vraag of de gemeenteraad voldoende opkomt voor de belangen van praktisch opgeleiden, praktisch opgeleide Amsterdammers minder vaak aangeven dat ze het gevoel hebben dat de gemeenteraad (veel) te weinig opkomt voor deze belangen (37%). Voor Amsterdamse stemmers met een mbo-2 t/m mbo-4 of met een hbo- of wo-opleiding is dit respectievelijk 47% en 49%. Ook gaf geen praktisch opgeleide stemmer aan dat er (veel) te veel werd opgekomen in de gemeenteraad voor de belangen van praktisch opgeleiden, waar dit bij andere Amsterdamse stemmers wel het geval is. Daarnaast vonden we dat de helft van de Amsterdamse stemmers met maximaal een mbo-1 opleiding het niet weten of geen antwoord willen geven. Dit aandeel is kleiner voor Amsterdammers met een mbo-2 t/m mbo-4 opleiding (36%) en is nog weer kleiner voor Amsterdammers met een hbo- of wo opleiding (28%).

Figuur 2 Wordt er genoeg opgekomen voor praktisch opgeleiden in de Gemeenteraad naar opleiding, procenten  (2022)

Wanneer we deze uitsplitsing ook toepassen op de vragen in hoeverre de gemeenteraad opkomt voor de belangen van mensen die religieus zijn, mensen met een migratieachtergrond, vrouwen, ouderen en jongeren, zien we overal ongeveer dezelfde trend. Elke keer is het zo dat praktisch opgeleide stemmers (veel) vaker aangeven het antwoord niet te weten of geen antwoord geven. Mogelijk hangt dit samen met politieke interesse: we weten dat interesse in de politiek correleert met opleiding (Amsterdamse Burgermonitor).

Migratieachtergrond, geslacht en leeftijd hangen samen met de schaal van percepties van ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen

Het begrip intersectionaliteit, of kruispuntdenken, is rond de jaren ’90 van de vorige eeuw opgekomen binnen de feministische beweging. Kimberley Crenshaw liet zien dat vrouwen van kleur stelselmatig slachtoffer werden van verschillende vormen van beleid. Beleid om vrouwenrechten te verbeteren richtte zich namelijk vooral op witte vrouwen, en beleid om racisme tegen te gaan richtte zich vooral op zwarte mannen. Het intersectioneel denken probeert dus de complexiteit te vangen van de ervaringen van mensen die zich op het kruispunt bevinden van verschillende ongelijkheden, bijvoorbeeld etniciteit, geslacht en klasse. Om precies deze reden – dat verschillende achtergrondkenmerken gecombineerd effect kunnen hebben – is het van belang om niet alleen naar het effect van opleiding of migratieachtergrond te kijken, maar naar hoe deze achtergrondkenmerken samen invloed zouden kunnen hebben op de ervaren representatie.

Zoals eerder benoemd ervaren Amsterdammers met een migratieachtergrond minder representatie, zie Figuur 3 (α <.001). Daarnaast zien we dat mannen significant meer representatie ervaren dan vrouwen (α <.001), en dat het hebben van een oudere leeftijd gepaard gaat met significant meer ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen (α <.001 ).

Figuur 3 Ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen naar verschillende demografische kenmerken, min = 1 (veel) te weinig, max = 5 (veel) te veel (2022)

Wanneer we deze verschillende demografische kenmerken met elkaar kruisen zien we dat jongere vrouwen met een migratieachtergrond gemiddeld significant minder representatie ervaren dan jongere mannen met een migratieachtergrond (α <.05). Zo ligt de ervaren representatie van de eerstgenoemde groep rond de 2,1 terwijl dit voor de laatstgenoemde groep bij de 2,3 ligt op een schaal van 1 tot 5. In aanvulling op de cijfers in figuur 3: onder jongere vrouwen ervaren de vrouwen zonder een migratieachtergrond significant meer representatie dan vrouwen met een migratieachtergrond (α <.001) en ook oudere vrouwen zonder migratieachtergrond ervaren meer representatie dan jongere vrouwen zonder migratieachtergrond (α <.01). Het grootste verschil dat te zien is, is dat tussen jongere vrouwen met een migratieachtergrond en oudere mannen zonder een migratieachtergrond. De ervaren representatie van de eerste genoemde groep ligt rond de 2,1 terwijl dit voor de laatstgenoemde groep bij de 2,7 ligt (α <.001).

Dit laat duidelijk zien dat de intersectionaliteit van migratieachtergrond, geslacht en leeftijd gepaard gaat met grote verschillen in de ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad.

Conclusie

Ervaren representatie heeft zijn weerslag op meerdere facetten in de sociale werkelijkheid dan alleen maar de politiek. Zo heeft onderzoek al laten zien dat een gebrek aan (ervaren) representatie gevolgen kan hebben voor het vertrouwen van burgers in de overheid. In dit artikel hebben we gepoogd om een algemene schaal te maken die ervaren vertegenwoordiging van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad meet. Daarnaast hebben we gekeken wat nu de deels mogelijk verklarende demografische kenmerken zijn van Amsterdammers met betrekking tot deze ervaren representatie.

Uit ons onderzoek blijkt dat het oordeel over vertegenwoordiging van één traditioneel ondervertegenwoordigde groep, samenhangt met het oordeel over de representatie van andere traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad. Met andere woorden: als mensen vinden dat de belangen van één bepaalde groep ondervertegenwoordigd zijn in de gemeenteraad, vinden zij dat meestal ook van belangen van andere traditioneel ondervertegenwoordigde groepen. Hierbij zien we vooral dat er grote verschillen zijn tussen Amsterdammers met een migratieachtergrond, die relatief weinig representatie ervaren van deze groepen, en Amsterdammers zonder een migratieachtergrond.

Daarnaast hebben we gekeken naar de gecombineerde effecten van migratieachtergrond, opleiding, geslacht en leeftijd op deze ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen. Hier vonden we dat migratieachtergrond, geslacht en leeftijd significant samenhangen met de ervaren representatie van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de gemeenteraad. Dit onderstreept het belang van kijken met een intersectionele bril.

Dat bepaalde groepen Amsterdammers de ervaring hebben dat er onvoldoende representatie is van traditioneel ondervertegenwoordigde groepen in de raad is problematisch voor het vertrouwen in en functioneren van de gemeenteraad en de lokale politiek. Hierdoor kan de lokale democratie op den duur onder druk komen te staan.

Dit artikel is tot stand gekomen mede dankzij Laure Michon en Sara Rubingh, beide onderzoekers van de gemeente Amsterdam. Met dank aan Jeroen Slot en Floris Vermeulen voor het commentaar op eerdere versies.

De resultaten van bovenstaand bericht zijn afkomstig uit een onderzoek van de afdeling Politicologie van de Universiteit van Amsterdam en Onderzoek & Statistiek van de gemeente Amsterdam, naar de opkomst en het stemgedrag van Amsterdammers met een migratieachtergrond. Sinds 1994 wordt dit in kaart gebracht doormiddel van een exitpoll op de verkiezingsdag, zo ook op 16 maart 2022.

Afbeelding van Magda Ehlers via Pexels.

Filed Under: Democratie, Kiezers en publieke opinie, Lokale politiek Tagged With: gemeenteraad, lokale politiek, representatie, Vertegenwoordiging

Kandidaatselectie: de ‘secret garden’ van Nederlandse politieke partijen

door Rozemarijn van Dijk 14/02/2023 1 Reactie

We gaan een periode tegemoet van vele verkiezingen: de Provinciale Staten, Waterschappen, het kiescollege, de eilandsraadsverkiezingen en uiteindelijk ook die van de Eerste Kamer. Partijen zijn dus druk bezig (geweest) met het opstellen van kandidatenlijsten. Hoe kandidatenlijsten precies tot stand komen, is voor velen niet altijd gemakkelijk te doorzien. Het kandidatenselectieproces wordt niet voor niets door politicologen de ‘secret garden’ van de politiek genoemd. Doordat partijen er lange tijd niet open over waren, was er ook niet veel bekend over kandidaatselectie. Gelukkig is daar de afgelopen jaren verandering in gekomen.

In de aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen in 2021 heb ik onderzoek gedaan naar hoe de kandidatenlijsten werden samengesteld. In onderzoek naar dit soort processen is het belangrijk om formele regels en procedures in kaart te brengen. Om in de metafoor van de ‘secret garden’ te blijven, door formele regels te bestuderen krijg je een goed gestileerde plattegrond van een tuin. Maar een echte tuin ziet er doorgaans vaak wat anders uit dan de gestileerde plattegrond die er aan ten grondslag ligt. Om een echt goed beeld te krijgen van die tuin, moet je er eigenlijk in gaan staan. Door verschillende leden van selectiecommissies en een aantal partijvoorzitters van 9 politieke partijen[1] te interviewen, heb ik geprobeerd daadwerkelijk in die tuin te staan en een beter beeld te krijgen van het kandidaatselectieproces.

De kern van het onderzoek ging niet alleen over hoe het proces precies werkt, maar vooral of dat voor mannen en vrouwen hetzelfde is. We zien immers dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen al start op de kandidatenlijsten. Om te onderzoeken of de regels verschillend werken voor mannen en vrouwen, moet je een onderscheid maken tussen twee soorten regels: (1) regels en normen die gaan over gender – denk aan genderquota – en (2) regels en normen die niet gaan over gender, maar mogelijk wel degelijk anders werken voor mannen en vrouwen. Met name die tweede vorm is vaak lastig te identificeren en niet iedereen is zich bewust van de effecten van die regels. En dat is een gemiste kans. De meeste partijen geven namelijk aan dat hun kandidatenlijst een goede afspiegeling moet zijn van de samenleving. Maar als je niet weet dat bepaalde regels niet gender-neutraal zijn, dan ontstaat die gebalanceerde lijst niet vanzelf.

Het proces

Voordat we verder ingaan op de impact van de regels en criteria, volgt nu eerst een kort overzicht van hoe het kandidaatselectieproces grofweg verloopt. Nota bene, dit is een wat algemenere samenvatting, bij geen enkele partij werkt het precies hetzelfde. Toch kunnen we een onderscheid maken tussen de vier verschillende fases in het proces: selectie, beoordeling, het maken van een rangorde en de goedkeuring van de lijst. Wie er verantwoordelijk is voor welke fase en in welke partij kan je zien in tabel 1. Over het algemeen kan gesteld worden dat de selectieprocedure voor de landelijke verkiezingen in hoge mate geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd is. Zo worden in veel selectiecommissies bijvoorbeeld bewust leden geselecteerd met een HR-achtergrond of krijgen de leden wervingstrainingen. Ook is het begin van het proces tamelijk exclusief, weinig mensen zijn betrokken bij de selectie. Pas in de laatste fase wordt het proces inclusiever; en hebben ook leden een rol.

PartijSelectieBeoordelenRankingGoedkeuren
GroenLinksKandidaat-selectiecommissieKandidaat-selectiecommissieKandidaat-selectiecommissieLeden
PvdAPartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijbestuur of kandidaat-selectiecommissieLeden aanwezig op ledenvergadering
D66Partijleider, partijbestuur en adviseursPartijleider, partijbestuur en adviseursPartijleider, partijbestuur en adviseursLeden
CUPartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijafgevaardigden en leden op ledenvergadering
CDAPartijbestuurAdviescommissieVerenigingsraadGemeentelijke afdelingen
SPKandidaat-selectiecommissieKandidaat-selectiecommissieKandidaat-selectiecommissieCongres
VVDPermanente Scoutingscommissie en PartijbestuurPermanente Scoutingscommissie en PartijbestuurPermanente Scoutingscommissie en PartijbestuurLeden
SGPLokale afdelingen en partijbestuurKandidaat-selectiecommissiePartijbestuurPartijbestuur
COPartijleiderPartijleiderPartijleider / partijbestuur–

In de eerste fase, de selectiefase, wordt bepaald wie er toegang krijgen tot de selectieprocedure. Er is één regel die alle partijen gemeen hebben: de kandidaat moet lid zijn van de partij. Bij een aantal partijen (GL, SP, D66 & PvdA) moeten kandidaten ook handtekeningen of steunbetuigingen verzamelen van partijleden of van een lokale afdeling (VVD). Lokale afdelingen spelen nog een rol: bij het CDA, ChristenUnie en PvdA konden lokale afdelingen kandidaten voordragen. Een van de meest gangbare informele normen is dat bij alle partijen zittende Kamerleden of ministers (incumbents) automatisch worden toegelaten tot de verdere procedure, soms zelfs zonder een sollicitatiebrief te sturen (CDA en ChristenUnie). De sollicitatiebrieven en cv’s werden vaak langs het kandidaatprofiel gelegd om te beoordelen of iemand door mag naar de volgende ronde.

In die tweede fase komen kandidaten in een intensief proces. Voor deze fase staan er niet veel regels in de statuten, maar partijen hebben wel vaak een intensief evaluatieproces opgezet. Zo hebben kandidaten dikwijls meerdere gesprekken met commissieleden en moeten ze bij bijna alle partijen wel praktische rondes, oefeningen of assessments afleggen om te laten zien dat ze beschikken over politieke vaardigheden. Door middel van het simuleren van crises, vragenuurtjes, media interviews of het oefenen met schriftelijke vragen, worden kandidaten getest of ze een sterk politiek gevoel hebben.

Na de vele gesprekken en tests moet de commissie nog een belangrijke taak volbrengen, namelijk het maken van een conceptkandidatenlijst. Slechts twee partijen hebben hier in hun statuten richtlijnen voor: GroenLinks en de PvdA vermelden dat er aandacht moet zijn voor diversiteit in profielen. Bij de PvdA is de regel dat in de uiteindelijke fractie gelijke vertegenwoordiging moet zijn van mannen en vrouwen. Let wel, dit is alleen voor de bovenste regionen van de lijst. Officieel is er dus geen quota op de kandidatenlijst volgens de statuten, al is er bij beide partijen een sterke informele norm van gendergelijkheid op de lijst.

In de laatste fase, de goedkeuringsfase, gaat de conceptkandidatenlijst bij veel partijen terug naar (een deel van) de leden die hun goedkeuring geven op een congres of in een referendum. Deze fase viel niet in het bereik van deze studie, aangezien de selectiecommissieleden die geïnterviewd werden hier niets meer over te zeggen hebben.

‘Objectieve’ regels met gendered gevolgen

Vooralsnog lijkt het proces niet direct een onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen. Behalve bij GroenLinks en de PvdA waar er wel formele regels zijn over de representativiteit van de lijst. Verder lijken de regels geen betrekking te hebben op gender. Toch hebben schijnbaar objectieve regels of normen wel degelijk verschillende consequenties voor mannen en vrouwen. Hieronder volgen er drie: politieke ervaring, partijervaring en het voordeel voor oud-politici.

Ten eerste, selectiecommissies vinden het cruciaal dat kandidaten politieke ervaring hebben. Dit is voor velen vanzelfsprekend, of zoals een geïnterviewde zei: “[A]ls jij morgen als typiste solliciteert, moet je ook weten hoe een typemachine werkt.” Door onder andere verschillende praktische rondes en casussen proberen veel partijen erachter te komen of mensen het politieke gevoel hebben en daarbij is het hebben van politieke ervaring wel handig: “[H]et gaat erom dat je snapt hoe de politiek werkt. […] Als je dat soort ervaring niet hebt, dan is de ervaring dat het al gauw een jaar kost voor je werkelijk snapt hoe het werk in de Tweede Kamer gaat.” Ook in de praktische rondes wordt er getest op politieke ervaring: zo moeten kandidaten bijvoorbeeld moties schrijven of Kamervragen stellen. Een logisch gevolg is dus dat kandidaten die al eerder een politieke functie hebben bekleed hiermee een voordeel hebben. En als we kijken naar de andere politieke functies in het land, dan zien we dat daar nog steeds veel meer mannen dan vrouwen actief zijn (zie tabel 2).

Percentage vrouwelijke regionale/lokale politici
Raadsleden35,1%
Provinciale Statenleden33,2%
Waterschapsleden25,1%
Wethouders27%
Burgemeesters29%
Gedeputeerden22%

Nu zijn selectiecommissies zich hier ook deels van bewust. Een van de respondenten beschreef het dilemma voor een kleine partij: ofwel je kiest voor een ervaren persoon die je niet hoeft in te werken ofwel je neemt een risico. Als kleine partij met veel portefeuilles per Kamerlid is het dan soms aantrekkelijker om ervaring en stabiliteit in huis te halen. Hoewel partijen benadrukken dat maatschappelijke ervaring ook belangrijk is, wordt dit criterium vaak pas genoemd na politieke ervaring.

Een tweede eigenschap van kandidaten die partijen aantrekkelijk vinden, is als kandidaten betrokken zijn bij de eigen partij. Zo zei een van de geïnterviewden over iemand niet bekend was bij de commissie het volgende: “[I]k wil niet zeggen dat zij of hij kansloos is, maar het is toch minimaal opvallend.” Een ander verwoordde het zo: “Soms heb je ook wel de neiging dat mensen denken van oh ik wil actief worden, laat ik eens beginnen in de Tweede Kamer. En dat is natuurlijk […] een beetje een gekke volgorde.” Het belang van actief zijn binnen de partij is niet alleen een evaluatiecriterium in de gesprekken of de cv’s, maar het is ook een cruciaal toelatingscriterium: bij verschillende partijen moet je immers handtekeningen, ondersteuningsverklaringen of de steun van een lokale afdeling verzamelen. Zo versterken de informele en formele regels elkaar: bekend zijn binnen de partij is dus uitermate handig. De meerderheid van de (actieve) partijleden zijn bij de meeste partijen nog steeds man. Dus ook bij dit criterium speelt eenzelfde logica als bij het hebben van politieke ervaring: als je actieve partijleden wilt als kandidaten, dan is de kans groter dat je mannen selecteert.

Ten slotte hebben we de categorie oud-politici of zittende Kamerleden, die vaak officieel of onofficieel worden bevoordeeld in het kandidaatselectieproces. Ze hoeven vaak niet te solliciteren of hoeven niet mee te doen in assessments of oefenrondes. Ook bij het maken van de lijst beschreef een van de geïnterviewden dat de norm was dat een oud-Kamerlid bij goed functioneren nooit een lagere positie krijgt dan bij de vorige verkiezingen. En ook hierbij geldt: de meeste Kamerleden zijn man, dus de kans is groter dat je een man selecteert.

Het is natuurlijk niet onlogisch dat je als partij Kamerleden wilt met landelijke of lokale politieke ervaring, of een Kamerlid dat al actief is geweest in de partij, maar bijna alle partijen willen ook een lijst die de samenleving weerspiegelt. Dat doel bereik je niet als je deze criteria sterk en eng blijft hanteren. Politieke ervaring kun je ook opdoen in een organisatie of bij de overheid; en actief zijn in een vereniging kan ook in een andere vereniging dan een partijvereniging. Het breder zien van de criteria en het breder rekruteren zal uiteindelijk zorgen voor een meer diverse lijst.

Voor meer voorbeelden en een diepere analyse van deze mechanismes verwijs ik graag naar het volledige onderzoek:

https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0277539522001108#bb0065


[1] Alle politieke partijen die in de aanloop van de verkiezingen in de Peilingwijzer kans maakten op een zetel zijn gevraagd om deel te nemen. VVD, D66, PvdA, CDA, ChristenUnie, SGP, GL, SP en Code Oranje hebben deelgenomen. De overige partijen hebben geweigerd of hebben niet gereageerd.

Filed Under: Politieke partijen Tagged With: kandidaatselectie, kandidaatstelling

Politiek vertrouwen of niet? Zorgelijke verschillen in de belevingswerelden achter de cijfers

door Eefje Steenvoorden 10/02/2023 2 Reacties

Politiek vertrouwen heeft sinds jaar en dag de aandacht van zowel politicologen als politici en journalisten. Enerzijds stelt het onderzoek naar politiek vertrouwen gerust. Ondanks het heersende beeld in de media is er geen structurele daling in politiek vertrouwen. Bovendien scoort Nederland relatief hoog, namelijk in de Europese subtop. Anderzijds lijken deze cijfers niet te matchen met de aandacht voor en berichten over de boze burger. Bovendien zijn alleen de gemiddelde trends geruststellend, uitgesplitst naar verschillende groepen zijn de cijfers dat niet. Zo heeft van de vmbo-opgeleiden 50% voldoende vertrouwen in de politiek, terwijl dat onder wo-opgeleiden 71% is. En partijvoorkeur laat nog grotere verschillen zien. Onder kiezers van de coalitie partijen (VVD, D66, CDA, CU) heeft 83% voldoende vertrouwen. Onder kiezers van rechtse oppositiepartijen is dat slechts 21%.

De betekenis van politiek vertrouwen voor vier groepen in Amsterdam

In onderzoek voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat gisteren is verschenen heb ik daarom onderzocht wat vertrouwen in politici betekent voor verschillende groepen burgers. Daarvoor heb ik focusgroep gesprekken gevoerd met vier Amsterdamse groepen: Advocaten van de Zuidas, ROC-studenten, Marktkooplieden en – personeel, en senioren van een Bridgeclub. Elke groep sprak ik drie keer (tweemaal najaar 2021, eenmaal najaar 2022). Deze groepen mensen zijn bekenden van elkaar. Ik heb deze groepen gekozen omdat die verschillend zijn op drie belangrijke scheidslijnen: opleidingsniveau, leeftijd en mondialisering van de sector.

De resultaten wijzen erop dat deze groepen fundamenteel verschillende politieke belevingswerelden hebben. Bovendien zien we naast overlap ook zorgelijke verschillen tussen de groepen in de betekenis van politiek vertrouwen. Deze verschillen alleen al in regio Amsterdam maken het waarschijnlijk dat er in Nederland nog andere betekenissen van vertrouwen van belang zijn. Hieronder ga ik eerst in op de resultaten en formuleer ik daarna de implicaties voor onderzoek en de politiek.

Criteria voor (gebrek) aan vertrouwen

Sommige criteria voor vertrouwen in politici (redenen om vertrouwen te hebben) horen we in alle groepen terug. Men heeft vertrouwen in politici die het kabinet kritisch volgen, bevlogen zijn, eerlijk zijn, consequent zijn of goede beleidskeuzes maken. Ook in alle groepen horen we mensen zeggen dat ze vertrouwen uiten vanuit hoop of burgerplicht. Ook bij weinig vertrouwen zien we overeenkomsten tussen de groepen. Men heeft weinig vertrouwen in politici die gericht zijn op hun eigen carrière, die gericht zijn op stemmen halen (met cabareteske of schofferende taal), die niet eerlijk zijn, geen beloftes houden en die niet weten wat leeft.

Verschillen tussen de groepen zijn er ook. Onder de praktisch opgeleide burgers (groepen Markt en ROC) horen we regelmatig dat men weinig vertrouwen heeft in politici vanwege de traagheid en inefficiëntie van de politiek, de misleiding bij verkiezingen en de taaltrucjes waarmee politici de waarheid ontwijken. Deze burgers vinden de manier waarop de politiek werkt veel problematischer dan de theoretisch opgeleiden. Het politieke bedrijf, met (schier) eindeloze debatten en loze beloftes, staat ver af van de praktisch opgeleiden.

Maar ook voelen de praktisch opgeleiden zich slecht gerepresenteerd. Bij de Marktgroep zorgt dat dat deze zelfbenoemde ‘onderlaag’ zich kwetsbaar acht voor de grillen van de overheid. Sommige regelingen die uit de lucht komen vallen treffen hen hard. En omdat politici zo ver afstaan van hun wereld kan beleid (onvoorzien) slecht voor deze groep uitpakken. Bij de ROC-studenten overheerst een beleving van politiek buitenspel staan en geen invloed hebben. Een duidelijke rol daarbij spelen ongelijkheid in het onderwijssysteem en discriminatie in de samenleving.

Onder de theoretisch opgeleide burgers horen we daarentegen vaak dat politici goede intenties hebben. Ook wijzen ze erop dat het (met de politiek) in Nederland vergeleken met het buitenland goed gaat. Het politieke systeem, met te veel eenmansfracties en aandachtstrekkers in het parlement, is voor theoretisch opgeleiden een reden voor weinig vertrouwen.

Politieke belevingswerelden van sociale groepen

Het onderzoek brengt ook de politieke belevingswerelden van de vier groepen in kaart. Die zijn bovendien vastgelegd in professionele cartoons door Public Cinema. We zien dat achter kleine verschillen in cijfers fundamenteel andere politieke belevingswerelden schuil gaan. Hieronder volgt een beschrijving en de cartoon per groep en reacties op de cartoons van andere groepen.

Karakteristiek voor de Advocaten is hun hoge vertrouwen in politici, hun procedurele opvatting van vertrouwen, en hun internationale blik. In Figuur 1 zien we daarom Nederland als een klein eilandje van voorspoed en rustig politiek debat. In de rest van de wereld gaat het een stuk minder goed in deze cartoon. Dit internationale perspectief is wat we ook bij deze groep theoretisch opgeleide winnaars van de mondialisering zouden verwachten. Dit komen we bovendien niet in de andere groepen tegen. De ROC- en Marktgroepen zijn het niet eens met deze cartoon. Dat het elders nog slechter gaat mag geen excuus zijn om problemen in Nederland niet aan te pakken.

Figuur 1: Politieke belevingswereld Advocaten

De Bridgers zijn kritischer over de politiek dan de Advocaten, maar heeft duidelijk meer vertrouwen dan de praktisch opgeleiden. Ze hebben vooral systeemkritiek. Het aantal partijen is te groot, de lawaaipapagaaien eisen te veel media aandacht, en de politiek heeft te weinig empathie met kwetsbare groepen. Tegelijkertijd staan zij zelf ook ver van die groepen af. De cartoon over de Bridgegroep in Figuur 2 toont het Parlement. We zien daar veel verschillende fracties, ja-knikkers, veel strijd en geroep om aandacht en zelfs een clown. In de andere groepen kan men zich vaak vinden in deze cartoon, al is het wel overdreven horen we. Sommigen in de ROC-groep en de Marktgroep vinden het ook niet overdreven. “Ze zijn vaak wel meer bezig met zichzelf omhoog te werken en anderen omlaag dan iets anders” klinkt het in de Marktgroep.

Figuur 2: Politieke belevingswereld Bridgers

De cartoon over de Marktgroep (Figuur 3) laat hen zien in een overstroming. De politici in de cartoon hebben geen last van het water want bij hen is het droog. Op hulpgeroep reageren de politici niet of alleen met een paraplu. De Marktgroep voelt zich roepende om meer bestaanszekerheid (al nemen ze zelf die term niet in de mond). Ze zien dat de politiek mijlenver van hen afstaat. Politici hebben geen idee heeft wat “de gewone man,” “de onderlaag van de samenleving,” meemaakt en nodig heeft. De ROCgroep herkent de cartoon over de marktgroep wel maar ziet zichzelf minder als financieel kwetsbaar omdat ze nog studeren.

De Bridgegroep en de Advocaten reageren uitgesproken en tegenovergesteld op de cartoon van de Marktgroep. De Bridgers vinden het “heel triest” en menen dat er machteloosheid uitstraalt. Zij ervaren die zelf niet maar kunnen zich er wel in verplaatsen, “Zeg maar de mensen die in onze democratie niet aan bod komen”. De Advocaten vinden echter dat vooral de Marktgroep te veel klaagt. Ze kunnen en moeten zelf meer aan hun eigen positie doen. En niet anderen of de politiek de schuld geven. Ook benadrukken de Advocaten dat je het in Nederland eigenlijk niet slecht kan hebben.

Figuur 3: Politieke belevingswereld Marktpersoneel

In de cartoon over de ROC-studenten (Figuur 4) zien we de politiek achter een muur waar de studenten niet overheen kunnen. Sommigen proberen het wel, anderen niet meer en keren zich af van de politiek. Bovendien worden ze misleid met een cadeautje. Een voorbeeld dat ze noemden is een belofte van GroenLinks in de verkiezingscampagne van 2021: 10.000 euro voor alle 18-jarigen. Dat daar niks van terecht is gekomen rekenen ze deze partij aan. De ROC-studenten zien zichzelf als achtergesteld in het systeem: het onderwijssysteem, dat hen te weinig kansen geeft en niet op waarde schat, het politieke systeem, waarin hun stem niet wordt gehoord en waarin ze worden misleid, en de samenleving, waar ze vaak discriminatie ervaren. De Marktgroep herkent de moeilijke doorstroom in het onderwijs als probleem, de Bridgers en Advocaten vinden deze cartoon schrijnend.

Figuur 4: Politieke belevingswereld ROC-studenten

Als we de cartoons vergelijken kunnen we concluderen dat de praktisch opgeleiden, de Marktgroep en de ROC-studenten, ongelijkheid ervaren in het politiek systeem, waarin zij zich niet gerepresenteerd en gemisleid voelen. Dit komt overeen met de bevindingen in het onlangs verschenen rapport naar de lage opkomst in sommige Amsterdamse wijken. Het illustreert ook wederom dat de standpunten van hogere inkomensgroepen beter vertegenwoordigd zijn in de Nederlandse politiek.

Implicaties van gedeelde en verschillende vertrouwenscriteria

De bevindingen hebben implicaties voor hoe we cijfers over politiek vertrouwen interpreteren en voor de politiek. Ten eerste blijkt achter de gemiddelde cijfers van politiek vertrouwen een scala aan redenen schuil te gaan om wel of geen vertrouwen te hebben. Daarnaast verschillen deze vertrouwenscriteria tussen groepen burgers. Bovendien laten de politieke belevingswerelden van sommige groepen een sombere blik op de politiek zien die moeilijk te veranderen lijkt.

Directe implicaties voor de politiek zijn er ook. Bijvoorbeeld dat burgers in alle groepen zich ergeren aan het wat men noemt cabaretesk en schofferend gedrag van politici. Daarnaast is het zorgelijk dat het politieke bedrijf ver af staat van de praktisch opgeleiden. Zij zien lage debatten en taaltrucjes als tekenen van inefficiëntie en oneerlijkheid. Ook rekenen ze het politieke partijen aan als zogenaamde proefballonnen niet ten uitvoer worden gebracht. Daarnaast worden praktisch opgeleiden onzeker van de ervaren afstand tot de politiek. Omdat politici hun wereld niet begrijpen, heeft marktpersoneel zorgen over mogelijke nieuwe maatregelen. Politici snappen namelijk niet hoe beleid in hun leven uitwerkt, geven ze aan.

Positieve punten om mee af te sluiten zijn er ook. Zo horen we in alle groepen enkelen zeggen dat ze graag vertrouwen wíllen hebben, soms tegen beter weten in. Omdat dat prettiger is, of omdat ze dat zien als hun burgerplicht. Daarnaast geven de respondenten aan dat ze ook vertrouwen (kunnen) hebben in politici waar ze nooit op zouden stemmen. Hierbij is het belangrijkste dat politici trouw blijven aan hun principes en hun beloftes. Vertrouwen is dus een veelkoppig verschijnsel, en niet één-op-één gekoppeld aan de politieke inhoud.   

Filed Under: Democratie, Kiezers en publieke opinie Tagged With: belevingswerelden, politiek vertrouwen, Vertegenwoordiging

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Trump versus Mexico: NAFTA, drugskartels en grensmuren

Moslims, christenen, en “uitzonderlijke hoge intolerantie voor LGBT”

Minder, minder, minder? De voorkeur voor de PVV in diverse buurten

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in