Het referendum over de wet tot goedkeuring van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne ligt al weer enkele maanden achter ons. We weten dat op 6 april dit jaar 32% van de kiesgerechtigden naar de stembus kwam en dat daarvan 61% tegen stemde. Wat dat betekent voor het associatieverdrag weten we nog niet. Het kabinet kreeg tot de zomer de tijd om duidelijk te krijgen wat de gevolgen moeten zijn van de uitslag. Toch zat het ‘nee’ er al een tijd aan te komen. Als je de serieuze peilers een beetje volgde, tenminste. Maar dan moest je wel weten wat een serieuze peiler was.
Een eerste bericht over de mogelijke uitslag van het referendum kwam van communicatiestrateeg en onderzoeker Hans Anker in de Volkskrant. Hij liet de respondenten spontaan zeggen of ze voor of tegen het associatieverdrag waren: 34 procent bleek tegen, 17 procent voor. Na het geven van informatie steeg het aandeel ja-zeggers naar 45 procent en 32 procent stemde nog tegen. Dat kiezers overtuigd konden worden, leek het voorkamp hoop te geven. Maar het pakte anders uit.
EenVandaag kwam half januari met een eerste peiling waaruit zou blijken dat ‘bijna driekwart’ tegen ging stemmen. Van de ruim 27.000 ondervraagden zei 53 procent “zeker” te gaan stemmen. Ondanks de eigen kanttekening dat het panel relatief veel politiek betrokken en actieve leden kent, durfde Joop van Holsteyn (politicoloog Universiteit Leiden en adviseur van het EenVandaag OpiniePanel) aan de hand van deze cijfers de stelling “zeker wel aan” dat de opkomstdrempel van 30 procent gehaald zou worden.
Complotdenken
Twee weken later publiceerde de Volkskrant de eerste twee peilingen van I&O Research. In onze peiling van december was 62 procent tegen, een maand later was dat significant afgenomen naar 56 procent. De krant opende op 1 februari met: “Ja-kamp Oekraïne-referendum loopt in op tegenstanders”, waarop ze prompt het verwijt kreeg campagne te voeren voor het voorkamp. Hoofdredacteur Philippe Remarque in zijn wekelijkse rubriek: “Dit is gewoon verslaggeving hoor, mensen. Als de uitkomst was geweest dat het verzet tegen het associatieverdrag groeit, was dat de kop geweest.” Dat bleek toen de krant ook in maart en april onze peilingen bracht, met een stabiele voorsprong voor het tegenkamp.
Toch waren er peilingberichten die het complotdenken konden voeden. De eerste in die reeks kwam van D66, partijpolitiek aanvoerder van het ‘voorkamp’. De partij plaatste op 20 maart op de eigen website het bericht “Peiling: Referendum nek-aan-nek-race”. Het onderzoek, uitgevoerd door Direct Research, kende slechts 294 respondenten en had een vrij sturende inleiding. Conclusie van D66: “Nog één procent inlopen en dan wordt het een ja”.
Kort daarna sprak het Algemeen Dagblad eveneens over een nek-aan-nekrace. Nu op basis van een communicatieonderzoek van Bureau Veldkamp, in opdracht van en naar buiten gebracht door het ministerie van Buitenlandse Zaken – ook bepaald geen belangeloze partij. Het onderzoek is echter nergens terug te vinden. Werd hier door het desperate voorkamp een poging gedaan momentum te creëren?
In het weekend vóór 6 april kwamen de meeste peilers met hun slotpeilingen en leek het beeld eenduidig: het tegenkamp stond op zo’n 60 procent. Zoals gebruikelijk deden wij peilers ons best om er geen exacte voorspelling van te maken, maar daar ontkom je toch niet helemaal aan. De Telegraaf schreef op 2 april, op basis van de TNS Nipo-peiling, “Nederland zal woensdag tegen het goedkeuren van het associatieverdrag van de EU met Oekraïne stemmen.” Zelf liet ik de Volkskrant over die stemverhouding optekenen “Het wordt heel moeilijk om die achterstand nog goed te maken”. Beide kranten publiceerden op 2 april uitgebreide artikelen waarin grondig uit de doeken werd gedaan waarom kiezers voor of tegen gingen stemmen en welke kenmerken de voor- en tegenstemmers hadden.
Wij (I&O Research) zagen 57 procent voor het ‘tegenkamp’; EenVandaag/GfK (59 procent), TNS Nipo (62 procent) en Maurice de Hond (66 procent) verwachtten een nog grotere winst voor het tegenkamp. Uiteindelijk werd het 61 procent, waarmee geen van deze bureaus zich hoefde te schamen.
Demasqué
Opvallende afwezige in dit rijtje was Ipsos, dat ervoor koos zich te beperken tot de exit poll. Opdrachtgever NOS en Ipsos besloten de tussenstanden van de opkomst niet bekend te maken “(…) omdat de tussenstanden een grote invloed kunnen hebben op de keuze van Nederlanders om te stemmen of niet”, aldus Jeroen Kester van Ipsos. Een beslissing die op verkiezingsdag tot veel speculatie leidde en een beschamend slotakkoord tussen twee autoriteiten inluidde. André Krouwel (Kieskompas, VU-politicoloog) voorspelde op de vroege ochtend van 6 april op BNR dat om drie uur ’s middags de opkomst al op 30 procent zou liggen en uiteindelijk zelfs op 50 procent zou kunnen uitkomen. De Hond, die zelf verwachtte dat (“het zou me niet verbazen als”) de drempel niet gehaald zou worden, op Twitter: “Hoe durf je dit als wetenschapper over de opkomst te beweren?”
Tja, hoe durf je? Hoe durf je überhaupt een voorspelling te doen over de opkomst bij dit raadgevend referendum dat pas geldig zou zijn bij een opkomst van 30 procent? Uit onze slotpeiling hadden we geleerd dat circa een op de vijf twijfelaars (veelal voorstemmers) graag de opkomstontwikkeling in de gaten zou houden, om later op de dag te beslissen wel of niet te gaan stemmen. Dat kon dus niet. En met de tegengestelde prognoses van De Hond en Krouwel werden de kiezers het bos in gestuurd. Krouwel beweerde in VU Magazine dat het onderzoek van ‘zijn’ KiesKompas betrouwbaarder was dan de andere onderzoeken, maar het oorspronkelijke onderzoek noch een verantwoording werden gepubliceerd. Bij navraag zegt Krouwel nu te denken dat gedurende de verkiezingsdag ‘ook tactische overwegingen een rol hebben gespeeld, naast de bias in het sample.’
EenVandaag/GfK vonden dat de opkomst zó ongewis was, dat ze zich bewust onthielden van een opkomstvoorspelling. Zelf durfden wij nauwelijks iets te zeggen over de opkomst. We hadden de ‘zekere opkomstintentie’ langzaam zien oplopen naar 43%, maar wisten dat dit een overschatting was. We hielden het dus lafjes op ‘tussen de 30 en 40 procent’. TNS Nipo kwam wel met een afgerond getal en bleek – net als in 2005 – zowel qua opkomst als uitslag het dichtst bij de uitslag te zitten. Waarvoor complimenten!
Wat kunnen we leren van deze terugblik? Met betrekking tot de politieke inhoud: dat het voorkamp veel eerder had moeten beginnen met een dominante campagne. Als toppers uit kabinet en politieke partijen er vanaf het begin vol voor waren gegaan, had dit referendum ook een andere uitslag kunnen hebben. In plaats van zelf dwaalonderzoeken, bol van wensdenken te publiceren, had het voorkamp de onderzoeken van de serieuze peilers kunnen gebruiken. Deze gaven volop informatie over de argumenten van de tegenstemmers. Dat had ze kunnen helpen een eigen wervend verhaal te vertellen, wat nu bijna volledig ontbrak.
Een les met betrekking tot de peilingen is dat volledige transparantie geboden is en elke vorm van complotdenken moet worden voorkomen. Dat geldt voor belanghebbenden, media, maar in de eerste plaats voor de onderzoekers die de cijfers naar buiten brengen.
Dit stuk verscheen eerder in Clou.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.