• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Search Results for: plaatjes van de electoraatjes

Plaatjes van de electoraatjes: het kiezerspotentieel van Nederlandse partijen

door Matthijs Rooduijn 10/03/2023 1 Reactie

Op 15 maart gaan we naar de stembus voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Wat is de electorale stand van zaken? De laatste peilingen laten interessante verschuivingen zien, met name aan de rechterkant van het politieke spectrum.

In deze blog ga ik niet in op hoe de partijen er op dit moment voor staan. In plaats daarvan zoom ik wat meer uit, en bekijk ik in meer algemene zin wat het kiezerspotentieel is van Nederlandse politieke partijen.

Dat doe ik door te kijken naar data van het LISS-panel. Ongeveer een jaar geleden hebben onderzoekers van dit panel aan respondenten gevraagd om voor iedere partij aan te geven hoe groot de kans was dat ze op die partij zouden stemmen als er die dag verkiezingen voor de Tweede Kamer waren.  

Ik heb op basis van deze informatie per partij berekend wat het percentage kiezers is dat het mogelijk acht op die partij te stemmen. Specifiek heb ik gekeken naar wat het percentage van het electoraat is dat de kans een stem op een partij uit te brengen schat op groter dan 0%, 10%, 25% en 75%. Als mensen de kans op groter dan 0% schatten dan is het dus mogelijk dat ze op de betreffende partij zullen stemmen. Als ze de kans op groter dan 75% schatten is het waarschijnlijk dat ze er op zullen stemmen.

Twee voorbehouden. Ten eerste is dit de stand van zaken van een jaar geleden. Things have changed. Maar dat is waarschijnlijk minder erg voor dit soort data dan voor daadwerkelijke stemintenties. Ten tweede gaat de vraag over de kans dat iemand op een bepaalde partij zou stemmen als er op dat moment verkiezingen zouden zijn. Het is dus mogelijk dat mensen op dat moment zeker weten dat ze op partij X zouden stemmen, maar het ook nog steeds mogelijk achten op een ander moment op een andere partij te stemmen. We moeten de resultaten hieronder dus met enige terughoudendheid interpreteren.

Wat zijn de meest in het oog springende bevindingen?

Figuur: Per partij het percentage van het electoraat dat aangeeft dat de kans op deze partij te stemmen groter is dan 0%, 10%, 25% en 75%

D66 heeft het grootste kiezerspotentieel. 67% van de kiezers (dus twee derde!) kan zich voorstellen op de partij van Sigrid Kaag te stemmen (zie de donkerblauwe staaf). Maar van dit electorale potentieel van D66 ziet maar een vijfde deel een grote kans op de partij te stemmen: het percentage kiezers dat zegt dat de kans op de sociaalliberalen te stemmen groter is dan 75% is 13% (zie de heel lichtblauwe staaf). De ‘waarschijnlijk-mogelijk-verhouding’ is bij D66 dus 1:5.

Een iets kleiner maar nog steeds aanzienlijk deel van het electoraat ziet zichzelf op de VVD stemmen (61%). Maar de waarschijnlijk-mogelijk-verhouding is hier heel anders, namelijk 1:3. 22% van de kiezers acht de kans op de VVD te stemmen groter dan 75%. Dit suggereert dat het kiezerspotentieel van de partij van Mark Rutte wat stabieler is dan dat van D66.

Het is opvallend dat de PvdA als nummer 3 uit de bus komt. Hoewel de partij het al jaren slecht doet bij verkiezingen, behoren de sociaaldemocraten voor veel kiezers blijkbaar nog steeds tot de kanshebbers. 60% van het electoraat sluit het niet uit op de sociaaldemocraten te stemmen. Maar de partij heeft erg veel moeite dit potentieel te verzilveren. Maar 9% van de kiezers acht de kans op de sociaaldemocraten te stemmen groot, en dat is iets minder dan zeven keer kleiner dan het percentage dat überhaupt een kans ziet op de PvdA te stemmen (waarschijnlijk-mogelijk-verhouding = 1:7). Samengevat: de PvdA lijkt het, gezien de verkiezingsresultaten van de afgelopen jaren, behoorlijk verbruid te hebben bij veel kiezers. Maar de deur staat nog op een kier, want een flink deel van het electoraat acht een stem op de partij nog steeds denkbaar.

Het potentieel van GroenLinks is iets kleiner dan dat van de PvdA. 55% acht het niet ondenkbaar op de partij te stemmen. Maar ook voor de partij van Jesse Klaver geldt dat het percentage kiezers dat de kans op de partij te stemmen groot acht vele malen (namelijk negen keer) kleiner is. De SP lijkt relatief gezien een wat stabielere achterban te hebben. Het percentage kiezers dat de kans op die partij te stemmen op groter dan 0% schat is kleiner dan bij GroenLinks. Maar het percentage kiezers dat de kans op groter dan 75% schat ligt dan weer net iets hoger (al is dit verschil waarschijnlijk niet statistisch significant). De waarschijnlijk-mogelijk-verhouding is 1:9 bij GroenLinks en 1:6 bij de SP

De CDA is qua grootte van het kiezerspotentieel op alle vlakken vrijwel identiek aan de SP. Dit is opvallend. Van de traditionele grote middenpartijen weten we dat het slecht gaat met zowel PvdA als CDA. Maar voor het CDA lijken meer kiezers de deur echt te hebben dichtgedaan dan voor de PvdA. Al met al ziet de toekomst er dus niet al te rooskleurig uit voor de partij. De hoop bij de christendemocraten lijkt nu gevestigd te zijn op een nieuw, potentieelverhogend, verhaal.

Opvallend genoegen scoren de PVV, de Partij voor de Dieren en Volt allemaal tegen de 40%. Maar als we gaan kijken naar het percentage kiezers dat de kans op deze partijen te stemmen op groter dan 75% schat, zien we een volledig ander beeld. Bij de PVV is dat 12% (verhouding = 1:3), bij de PvdD 6% (verhouding = 1:6) en bij Volt 3% (verhouding = 1:13). Dit laat mooi zien dat de PVV een behoorlijk stabiel kernelectoraat heeft, maar dat er op dat vlak vooral voor Volt nog flink wat werk aan de winkel is. Dat zal met name ook met de naamsbekendheid van die partij te maken hebben.

Van de overige partijen valt op dat de BBB een nog relatief beperkt potentieel heeft. Ik vermoed dat dit inmiddels flink is veranderd. Nogmaals: de data die ik hier heb gebruikt zijn van een jaar geleden. In de tussentijd heeft de BBB een gigantische groei doorgemaakt in de peilingen. Meer mensen zullen het mogelijk achten op de partij te stemmen.    

Ik vermoed dat analyses van het potentieel van politieke partijen minder gevoelig voor grote schommelingen zijn dan peilingen van daadwerkelijk stemgedrag of stemintenties. En dan vooral als we ons richten op het percentage van het electoraat dat de kans een stem op een partij uit te brengen schat op groter dan 0%. Hoe meer we richting de 100% gaan, hoe meer het antwoord momentgevoelig wordt. (We komen immers steeds dichter bij de daadwerkelijke stemintentie.) Toch blijft het interessant om te kijken in hoeverre er verschuivingen in het potentieel optreden. TBC dus, zodra er recentere data zijn.

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Provinciale Statenverkiezingen, Publieke opinie, verkiezingen

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

door Matthijs Rooduijn 06/03/2023 1 Reactie

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – kijkend naar de landelijke partijen – de grootste electorale verschuivingen gaan zien? Hoewel er op dit moment vooral veel gediscussieerd wordt over het door de VVD aangezwengelde (en veel bekritiseerde) “linksom of rechtsom”-frame, lijken veel veranderingen zich aan de (radicale) rechterkant van het politieke spectrum te gaan voordoen.

Volgens de laatste peilingen gaat FVD gigantisch krimpen, terwijl de PVV behoorlijk gaat groeien. En BBB en JA21 staan allebei op flinke winst – zowel ten opzichte van de vorige Provinciale Statenverkiezingen (want toen deden ze nog niet mee), als ten opzichte van de afgelopen verkiezingen voor de Tweede Kamer. Wat er gebeurt in het radicaal-rechtse blok is bovendien relevant omdat de verkiezingen indirect bepalen hoe de Eerste Kamer er uit komt te zien; partijen als BBB en JA21 kunnen de coalitie straks aan een meerderheid gaan helpen.  

Kiezerspotentieel

Wat weten we eigenlijk over het potentieel van de partijen op de uiterste rechterflank? En tussen welke partijen is het meeste electorale verkeer te verwachten? Om daar iets zinnigs over te zeggen heb ik de gegevens van het LISS-panel er even bij gepakt. Een klein jaar na de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 (dat is nu ongeveer een jaar geleden) hebben de onderzoekers van dit panel aan mensen gevraagd om voor iedere partij aan te geven hoe groot zij de kans achten dat ze er op zouden stemmen als er die dag verkiezingen waren. (Het is belangrijk om in gedachten te houden dat het bij deze vraag om verkiezingen voor de Tweede Kamer gaat. De dynamiek bij de verkiezingen van volgende week zal om allerlei redenen anders zijn. De resultaten hieronder moeten daarom met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.)

De kans-vraag van het LISS-panel biedt een interessant kijkje in het hoofd van de kiezer, omdat je op basis ervan een inschatting kunt maken van het electorale potentieel van iedere partij. Je kunt dit uitrekenen door per partij te kijken wat het percentage kiezers is dat aangeeft het mogelijk te achten op die partij te stemmen. De grote vraag hierbij is: vanaf welk percentage vinden we de kans groot genoeg om te zeggen dat iemand een partij serieus overweegt? Daar kun je over twisten. Ik ben er hier voor het gemak van uit gegaan dat iemand een partij serieus overweegt als de kans op die partij te stemmen 10% of meer is.

Iedere staaf in Figuur 1 hieronder geeft het percentage kiezers weer dat zegt dat de kans op de betreffende partij te stemmen 10% of meer is. Ik richt me daarbij op radicaal-rechts (PVV en FVD) en de twee nieuwere partijen die daar in iets meerdere mate (JA21) en mindere mate (BBB) tegenaan schurken.

Wat zijn de opvallendste uitkomsten? Ten eerste dat het potentieel van alle partijen veel hoger ligt dan het percentage stemmen dat (waarschijnlijk) gerealiseerd gaat worden over anderhalve week. Dat is niet zo gek. In deze grafiek zijn immers ook mensen meegenomen die hebben aangegeven dat de kans dat ze op de betreffende partij stemmen maar 10% is. Maar toch: dit zijn de mensen die aangeven dat er een redelijke kans is dat ze op de betreffende partij stemmen. Het is wel belangrijk om te vermelden dat de meting een jaar geleden is gedaan. Ik vermoed dat met name het potentieel van de BBB sindsdien nog verder gegroeid is.

Het tweede dat ik opvallend vind is het relatief hoge percentage mensen dat zei het mogelijk te achten op de PVV te stemmen: 36% (dus meer dan een derde van het electoraat!). Radicaal-rechtse partijen trekken in Europa gemiddeld zo’n 15% van de kiezers. Dit is dus zeker niet het maximaal haalbare voor deze partijfamilie. Wat ik ten derde opvallend vind is dat de verhouding tussen de partijen ongeveer dezelfde is als in de meest recente Peilingwijzer: BBB en JA21 ongeveer twee keer zo groot als FVD, en de PVV drie keer zo groot.

Figuur 1: Per partij (BBB, JA21, PVV, FVD) het percentage van het electoraat dat aangeeft dat de kans op deze partij te stemmen groter is dan 10%

Ik heb ter vergelijking even gekeken wat er gebeurt als we ook mensen meenemen die de kans dat ze op de betreffende partij zouden stemmen op bijvoorbeeld maar 1% of 5% zetten (je zou immers kunnen zeggen dat mensen die de kans op een bepaalde partij te stemmen op 1% of 5% schatten ook tot het potentieel van die partij behoren). Dan zien we hetzelfde patroon, met maar iets hogere percentages: ongeveer 15% acht de kans groter dan 0% op FVD te stemmen, 30% acht het mogelijk dat ze BBB of JA21 zullen stemmen, en 40% van de kiezers geeft aan dat er een kans is dat ze op de PVV zullen stemmen.

Verschuivingspotentieel

Waar komen deze kiezers nu vandaan? Ik ga hier niet een volledig beeld schetsen, maar richt me alleen op de belangrijkste centrum-rechtse en radicaal-rechtse partijen en de partijen daartussenin. Ook neem ik de niet-stemmers mee. Specifiek kijk ik naar de mensen die bij de Tweede Kamerverkiezingen, een klein jaar voor het afnemen van de vragenlijst van het LISS-panel, hebben gestemd op CDA, VVD, JA21, PVV en FVD. Helaas kon ik BBB-stemmers niet meenemen in de analyse omdat er te weinig van hen in de dataset zaten.

Figuur 2 hieronder laat de resultaten zien. Laten we eerst kijken naar het percentage kiezers dat de kans groter dan 10% acht op de BBB te stemmen (grafiek linksboven). Vooral onder PVV-stemmers is dit percentage hoog. Maar de partij doet het ook aardig bij FVD- en JA21-stemmers. De BBB is – surprise, surprise – ook aardig populair onder CDA-stemmers.

De grafiek rechtsboven gaat over het JA21-potentieel. De 100% bij JA21 zelf geeft aan dat geen enkele JA21-stemmer uit 2021 de kans kleiner dan 10% acht opnieuw op de partij te stemmen. Verder doet de partij het goed onder PVV-stemmers en in iets mindere mate ook onder VVD-stemmers.

De mensen die de PVV overwegen staan weergegeven in de grafiek linksonder. De partij van Wilders is vooral populair onder FVD- en JA21-stemmers, maar doet het ook heel aardig onder niet-stemmers. Wat ik ook opvallend vind: maar liefst 31% van de VVD-stemmers schat de kans een stem op de PVV uit te brengen op 10% of hoger.

FVD (rechtsonder) doet het zelfs onder de eigen kiezers niet goed. 18% van de FVD-kiezers acht de kans opnieuw op de partij te stemmen kleiner dan 10% (niet in deze grafiek weergegeven, maar een aanvullende analyse laat zien dat maar liefst 15% zegt dat die kans 0% is). Van de PVV-stemmers ziet 24% zichzelf op FVD stemmen.

Figuur 2: Per partij (BBB, JA21, PVV, FVD) het percentage van het electoraat dat aangeeft dat de kans op deze partij te stemmen groter is dan 0%, uitgesplitst naar herkomstpartijen  

Ook hier geldt natuurlijk weer dat de percentages wat groeien op het moment dat we de kans per partij op groter dan 0% zetten (hier niet weergegeven). Maar de verhoudingen blijven ongeveer gelijk.

Ruimte en verschuivingen op radicaal-rechts

Het Nederlandse partijenlandschap bestaat uit drie blokken: links, centrum-rechts, en radicaal-rechts. Met name de verschuivingen binnen radicaal-rechts en tussen centrum-rechts en radicaal-rechts worden interessant. Wat kunnen we voorspellen met betrekking tot de PS19-naar-PS23-kiezersstromen op basis van de huidige peilingen en de analyse hierboven?

Vanuit centrum-rechts zullen er veel kiezers overlopen naar de “tussenpartijen” BBB en JA21. Mijn voorspelling op basis van de analyses hierboven: vanuit CDA trekken kiezers vooral naar BBB en vanuit VVD vooral naar JA21. Aan de andere kant van het radicaal-rechtse blok zal er ook flink wat gaan verschuiven. Vanuit FVD zullen kiezers waarschijnlijk veel kanten opzwermen (bedenk: die partij was heel groot bij de vorige Provinciale Statenverkiezingen). Ik verwacht dat deze kiezers vooral de weg naar de PVV en in iets mindere mate de BBB en JA21 zullen vinden. De PVV gaat dus vooral groeien door de mensen die klaar zijn met Baudet. Maar mogelijk gaat de partij ook niet-stemmers en zelfs voormalige VVD-kiezers trekken. Ga maar na: ongeveer een derde van de achterban van de grootste partij van ons land schat de kans op de PVV te stemmen op 10% of hoger. Dat zijn behoorlijk wat kiezers!   

Hoe dan ook gaan rechts-populisten het hoogstwaarschijnlijk goed doen. Ongeveer 30% van het electoraat lijkt volgens de huidige peilingen op BBB, JA21, PVV of FVD stemmen (ter vergelijking: bij de vorige Provinciale Statenverkiezingen stemde ongeveer 26% op een rechts-populistische partij en bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen 20%).

De belangrijke vraag is daarbij welke positie de relatieve nieuwkomers JA21 en BBB in de toekomst zullen gaan innemen. JA21 profileert zich met haar anti-immigratiestandpunten vrij duidelijk als een radicaal-rechtse partij. Of BBB zich op termijn ook zal ontwikkelen tot een full-blown radicaal-rechtse partij zal moeten gaan blijken. Het stemgedrag van de partij doet dat wel steeds meer vermoeden.

Hoe dan ook zullen er interessante verschuivingen gaan plaatsvinden in en rondom het radicaal-rechtse blok. Ik zou mijn geld sowieso inzetten op flinke groei. Tenzij Rutte zijn dubieuze “linksom of rechtsom”-frame een nieuwe schwung weet te geven.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Uncategorized Tagged With: BBB, FvD, JA21, Populisme, PVV, radicaal-rechts, verkiezingen

Aflevering 93 – Plaatjes van de electoraatjes, met Matthijs Rooduijn

door Armen Hakhverdian 15/03/2021 0 Reacties

Wat is het demografisch en ideologisch profiel van kiezers op verschillende partijen? Mijn UvA-collega en mede-oprichter van Stuk Rood Vlees Matthijs Rooduijn nam in aanloop naar de verkiezingen maar liefst tien achterbannen onder de loep in de populaire reeks blogposts ‘Plaatjes van de electoraatjes’. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen kiezers van FvD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD?

Hier zijn enkele van de algemene plaatjes:

“In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

“Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

“In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

“Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

“Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?”

“Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Volg Matthijs via Twitter: @mrooduijn.

Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Stuk Rood Vlees · #93 – Plaatjes van de electoraatjes, met Matthijs Rooduijn

Muziek: ‘Pollution‘ door Dexter Britain (CC BY-NC-SA 3.0)

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Politieke partijen Tagged With: ideologie, kiezers, stuk rood vlees podcast, verkiezingen

Plaatjes van de electoraatjes: de VVD

door Matthijs Rooduijn 11/03/2021 0 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 10: de VVD.

Een premier die van zijn leiderschap de belangrijkste inzet voor de verkiezingscampagne maakt is niets nieuws. Een paar maanden voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 stond het CDA van premier Ruud Lubbers er niet al te best voor in de peilingen. Het zag er naar uit dat zijn regeringscoalitie haar meerderheid in de Tweede Kamer kwijt zou gaan raken.

Maar toen bedacht het CDA een zeer succesvolle campagnestrategie. Met de slogan “Laat Lubbers z’n karwei afmaken” werd de CDA-leider neergezet als betrouwbaar staatsman. Als een daadkrachtig en boven de partijen staand leider aan wie je het bestuur van het land met een gerust hart kon toevertrouwen. En dat werkte. Het CDA won 9 zetels en Lubbers mocht zijn karwei afmaken.

Nu, vijfendertig jaar later, is de situatie geheel anders. De partij van de premier staat niet op verlies in de peilingen (integendeel), en bovendien zitten we middenin de grootste crisis sinds decennia. Toch voert de VVD van premier Mark Rutte een heel vergelijkbare campagne.

Die campagne draait volledig om het leiderschap van de premier. Ruttes boodschap: wilt u een betrouwbare minister-president die bewezen heeft in staat te zijn ons land door deze verschrikkelijke crisis te loodsen? Stem dan op de VVD. In campagnefilmpjes zien we Rutte strak in het pak, niet zelden tegen een achtergrond die sterk doet denken aan zijn inmiddels door miljoenen burgers bekeken corona-persconferenties.

Dit is een begrijpelijke campagnestrategie. Sinds het uitbreken van de coronacrisis is de VVD omhooggeschoten in de peilingen: van 25-29 zetels begin 2020 tot 41-45 zetels een half jaar later. In tijden van corona zien veel mensen de premier als symbool van nationale eenheid in de strijd tegen het virus.

Dit “rally ‘round the flag”-fenomeen zien we ook als we kijken naar de waardering voor Rutte. Onderzoek van I&O Research laat zien dat kiezers hem vlak voor het uitbreken van de crisis als cijfer gemiddeld een 5.8 gaven. Slechts twee maanden later, toen we middenin de eerste golf zaten, was dat gestegen naar een 7.2.

De “Laat Rutte z’n karwei afmaken”-aanpak komt niet uit het niets. Hij past perfect binnen wat misschien wel de belangrijkste politieke strategie van Rutte van het afgelopen decennium is geweest: het creatief meeveren met de politieke omstandigheden en daarbij verschillende groepen kiezers tegelijkertijd aanspreken – zonder daarmee de VVD-kernachterban tegen het hoofd te stoten.

Om een goed beeld te krijgen van wat ik daar precies mee bedoel is het van belang om eerst de achterban van de VVD eens goed onder de loep te nemen. Wie stemmen er op de VVD? Wat zijn hun opvattingen? En hoe zijn die opvattingen veranderd in het afgelopen decennium?

Figuur 1 hieronder laat op basis van data van het LISS-panel zien wat de sociaal-demografische kenmerken van de VVD-achterban zijn. De VVD is niet populairder onder mannen of vrouwen, of onder mensen uit stedelijke of juist niet-stedelijke gebieden. Wel zijn er heel kleine verschillen op het gebied van opleidingsniveau en leeftijd. VVD-stemmers zijn gemiddeld iets hoger opgeleid, en iets vaker van middelbare leeftijd.   

Figuur 1: VVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Uit Figuur 2 blijkt dat VVD-kiezers zichzelf als veel rechtser omschrijven dan andere kiezers (linker grafiek). Op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) geven VVD-stemmers zichzelf gemiddeld ongeveer een 7 (tegenover een 5 gemiddeld onder andere kiezers). Uit de rechter grafiek blijkt dat VVD’ers meer politiek vertrouwen hebben dan andere kiezers. Ze scoren gemiddeld een punt hoger op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen).

Figuur 2: VVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Wat vinden VVD’ers nu van concrete beleidsthema’s? In Figuur 3 kijk ik naar opvattingen over inkomensherverdeling, euthanasie, immigratie en de EU. De grafiek links boven laat zien dat VVD-stemmers een stuk minder sterk dan andere kiezers van mening zijn dat inkomensverschillen kleiner zouden moeten worden. Op dit vlak zijn VVD-kiezers, niet verrassend, behoorlijk rechts. Met betrekking tot ethische kwesties (grafiek rechts boven) zijn VVD’ers echter behoorlijk progressief. Sterker dan andere kiezers zijn ze van mening dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daar om vraagt. Als het gaat om opvattingen over Europese eenwording zijn er nauwelijks verschillen tussen VVD-stemmers en andere kiezers (zie de overlappende lijnen in de grafiek rechts onder).

Het meest opvallend is de grafiek links onder. Die laat zien dat VVD-stemmers meer dan andere kiezers vinden dat mensen met een migratie-achtergrond zich moeten aanpassen. Op sociaal-cultureel vlak zitten VVD-stemmers dus wat meer aan de rechterkant. Dat is precies wat je ook zou verwachten. Maar als je kijkt naar de ontwikkeling over de tijd, dan zie je iets opvallends. De VVD-achterban is op dit vlak met de jaren langzaamaan iets minder nationalistisch geworden, en is daarmee steeds verder richting andere kiezers toe bewogen. In 2020 verschilden VVD-kiezers voor het eerst niet meer statistisch significant van andere kiezers. Dit is vooral ook opvallend omdat de VVD in de afgelopen jaren regelmatig geflirt heeft met kiezers in de radicaal-rechtse hoek. De verschuiving zou verklaard kunnen worden door de opkomst van Baudets FVD. Mogelijk zijn flink wat cultureel rechtsere VVD’ers overgestapt naar die partij, waardoor de VVD-achterban gemiddeld kosmopolitischer is geworden. Ik kom hier later nog op terug.    

Figuur 3: VVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

In Figuur 4 heb ik de opvattingen van VVD-stemmers afgezet tegen die van kiezers van de directe concurrenten van de liberalen: de PVV, het CDA, en D66. VVD-kiezers positioneren zich als het meest rechts van deze groep (links boven). PVV’ers zien zichzelf als iets minder rechts en mensen die op het CDA stemmen als nog een stuk minder rechts. D66’ers nemen op dit vlak echt een uitzonderingspositie in. Zij plaatsen zichzelf ongeveer in het midden van het politieke spectrum. Qua politiek vertrouwen verschillen de achterbannen van VVD, CDA en D66 nauwelijks van elkaar (rechts boven). Het grote buitenbeentje op dit vlak is de PVV-achterban: PVV-kiezers hebben veel minder vertrouwen in politieke partijen. Er is sprake van een duidelijke driedeling als we kijken naar opvattingen over inkomensherverdeling (links midden). VVD-kiezers zijn verreweg het meest rechts, PVV-stemmers het meest links, en de achterbannen van D66 en CDA nemen een middenpositie in. Als we kijken naar ethische kwesties als euthanasie (rechts midden) vormt de CDA-achterban als veel conservatiever electoraat duidelijk een uitzondering. Op het gebied van sociaal-culturele kwesties (links en rechts onder) is er weer sprake van een duidelijke driedeling. De PVV-kiezer is het meest nationalistisch, de D66-kiezer het meest kosmopolitisch, en de kiezers van VVD en CDA zitten daar precies tussenin (en verschillen nauwelijks van elkaar).     

Figuur 4: De opvattingen van VVD-kiezers vergeleken met die van CDA-, D66- en PVV-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Het is belangrijk om bij deze analyses te vermelden dat het hier gaat om kiezers die ongeveer een jaar geleden aangaven op de VVD te willen stemmen. In de tussentijd is, zoals gezegd, de steun voor de VVD flink gegroeid. De VVD trekt inmiddels, met name door de coronacrisis en het optreden van Rutte, ook veel kiezers van buiten de eigen kernachterban. Waarschijnlijk is de groep mensen die nu op Rutte zegt te willen stemmen daarom nog een stuk diverser dan de groep die dat een jaar geleden zei.

Dat brengt me terug bij de buiten-de-electorale-vijver-vissen-strategie van Rutte die ik eerder noemde. Rutte kan als de beste inspelen op de politieke situatie en strategisch meebuigen als dat electoraal handig is. Laat me twee voorbeelden geven.

Tijdens de campagne voor de vorige Tweede Kamerverkiezingen in 2017 was Geert Wilders de grote politieke tegenstander van Rutte. Toen schreef Rutte (net als bij deze verkiezingen) een brief aan alle Nederlanders. In die brief richtte hij zich overduidelijk op potentiële PVV-stemmers. “Doe normaal of ga weg,” was de kernboodschap aan mensen “die in groepjes rondhangen en mensen treiteren, bedreigen of zelfs mishandelen” en aan mensen die “onze vrijheid misbruiken om hier de boel te verstieren”. Eerder al had Rutte een soortgelijke boodschap (“pleur op”) verkondigd in het televisieprogramma Zomergasten. De strategie was duidelijk: de VVD moest aantrekkelijk worden gemaakt voor kiezers die overwogen op PVV of FVD te stemmen.

Kijkend naar Figuur 3 heeft deze beweging richting radicaal-rechts de wat kosmopolitisch ingestelde kiezers opvallend genoeg niet weggejaagd. Integendeel. Zoals de grafiek links onder laat zien is de achterban van de partij niet nationalistischer, maar gemiddeld gezien juist kosmopolitischer geworden sinds 2017. Rutte lijkt er in geslaagd te zijn de VVD ondanks zijn geflirt met Henk en Ingrid toch aantrekkelijk te houden voor andere groepen kiezers.

Ongeveer twee jaar later schreef fractievoorzitter Klaas Dijkhoff een discussiestuk waarin hij betoogde dat de VVD veel meer een partij voor de middenklasse moest worden en minder voor de grote bedrijven. Met name door het uiteindelijk afgeketste plan de dividendbelasting af te schaffen kleefde aan de VVD meer dan ooit het imago van een partij voor de multinationals. Daar wilden de liberalen van af. Met de notitie van Dijkhoff begon de VVD zich wat meer op de economisch linksere kiezers te richten. Een beweging die ook in het huidige programma – waarin multinationals niet meer worden genoemd – duidelijk waarneembaar is.

Dit is wat de VVD van Rutte dus telkens op zeer geraffineerde wijze doet: goed kijken waar de politieke knelpunten en kansen zitten, en op basis van die analyse voorzichtig die kant op bewegen waar de groeimogelijkheden lijken te zitten – of dat nu cultureel rechts of economisch links is. In haar boek over Rutte laat NRC-journalist Petra de Koning heel mooi zien hoe Rutte dit “meeveren” tot in de puntjes beheerst. Hij weet er telkens weer voor te zorgen dat de veer nét niet breekt.

Op pagina 20 van haar boek schrijft De Koning:

“Het ‘meeveren’ als er niets anders op zat, was een van de twee belangrijkste tactieken die Rutte bij de JOVD [aan de VVD verbonden jongerenorganisatie] had geleerd. En een tactiek die later vooral zijn imago zou bepalen als premier-zonder-opvattingen: hij regeerde net zo makkelijk met rechts, het CDA en de PVV, als met links, de PvdA.”

Dit vermogen tot meeveren zorgt ervoor dat Rutte en de VVD in staat zijn nieuwe electorale markten aan te boren en aantrekkelijk zijn voor verschillende groepen kiezers.

Maar de ultieme kans voor Rutte om zijn aantrekkingskracht ver buiten de eigen groep uit te breiden werd hem natuurlijk geboden door het coronavirus. Met zijn Lubbersiaanse strategie speelt hij perfect in op de mogelijkheden die het “rally ‘round the flag”-effect hem bieden.

De grote vraag is nu wanneer de veer zal breken. De steun voor de coronamaatregelen neemt langzaam maar zeker af, en de VVD daalt wat in de peilingen. En dan blijft op de achtergrond ook de toeslagenaffaire sluimeren.

Het lijkt er op dat de verkiezingen voor de VVD en Rutte geen moment te vroeg komen. Door het handig meeveren richting verschillende groepen kiezers en zijn grote populariteit kunnen Rutte en zijn VVD nu nog op veel steun rekenen. Maar die steun voor de VVD zou weleens zeer fragiel kunnen blijken te zijn. We hebben gezien dat in tijden van crisis de steun voor de premier heel snel kan groeien. Maar dat betekent waarschijnlijk ook dat zodra corona weer wat meer naar de achtergrond verdwijnt en/of de kritiek op het beleid verder toeneemt, die steun ook even snel weer kan wegebben.

Hoewel het vrijwel ondenkbaar is dat de VVD niet de grootste partij wordt bij de komende Tweede Kamerverkiezingen, ben ik heel benieuwd of we volgende week woensdag al een begin van dat wegebben zullen gaan zien.  

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

Variabelen in Figuur 4

Zie hierboven.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: kiezers, kiezersonderzoek, Publieke opinie, Rutte, verkiezingen, VVD

Plaatjes van de electoraatjes: de PVV

door Matthijs Rooduijn 04/03/2021 2 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 9: de PVV.

“De meeste politieke partijen in dit land zijn onderling inwisselbaar geworden. Ze staan voor dezelfde massa-immigratie, voorliefde voor multikul, zelfhaat, diversiteitsgeneuzel, islamisering en de EU. De verschillende politieke partijen mogen dan een andere naam hebben, de smaak is hetzelfde: zoutloze middelmatigheid.”

Deze passage uit het verkiezingsprogramma van de PVV laat mooi zien wat inmiddels alweer vijftien jaar de ideologische kern van de partij van Geert Wilders is: anti-immigratie- en anti-islam-retoriek gekoppeld aan een populistische anti-establishment-boodschap. De passage had ook anderhalf decennium geleden uit Wilders’ pen gekomen kunnen zijn. Het enige nieuwe woord is “zelfhaat”. Deze term lijkt voorzichtig van oikofobie-bestrijder Thierry Baudet te zijn overgenomen.

Dat Wilders alles wat hij schrijft, zegt en doet telkens weer koppelt aan immigratie, de islam, de EU en/of het politieke establishment, betekent echter niet dat hij niet probeert zijn ideologische boodschap te vernieuwen. Ten eerste koppelt hij nieuwe issues aan zijn bestaande verhaal. Denk aan klimaat. Wilders schrijft dat ons een “klimaatschuldgevoel” wordt aangepraat door “klimaathippies”, en onderscheidt zich zo van andere partijen op precies dezelfde manier als op het gebied van het immigratie-issue.

Ten tweede is Wilders de PVV met de jaren steeds sterker als een sociaaleconomisch linkse partij gaan positioneren. Eind vorige maand twitterde hij bijvoorbeeld: “De PVV is als enige partij cultureel-conservatief met een sociaal hart. Stevig op Law and Order, immigratie en islam maar sociaal op zorg, ouderen en pensioenen!”

Dit betekent overigens zeker niet dat Wilders op alle vlakken ook daadwerkelijk sociaaleconomisch links beleid voorstaat. Als het gaat om het stemgedrag in de Tweede Kamer is de partij behoorlijk rechts, en als je wat specifieker inzoomt op specifieke thema’s wordt duidelijk dat ook in woorden de PVV lang niet altijd even links is op sociaaleconomisch vlak.

Het betekent wél dat Wilders met zijn retoriek hengelt in de vijver met kiezers die sociaaleconomisch linkse standpunten combineren met sociaal-cultureel rechtse (dat wil zeggen: nationalistisch op het vlak van immigratie en Europese eenwording). En dat is een flinke vijver. Ongeveer een derde van het electoraat bevindt zich hier.

De grote vraag is natuurlijk: slaagt Wilders er in deze kiezers daadwerkelijk aan zich te binden? Om dat te onderzoeken ga ik hieronder, aan de hand van data van het LISS-panel, in op de eigenschappen van PVV-kiezers. Wat zijn hun sociaal-demografische kenmerken? Wat zijn hun opvattingen? En hoe verschillen ze van andere kiezers?

Eerst de sociaal-demografische kenmerken. Figuur 1 hieronder laat twee interessante dingen zien. Ten eerste dat de PVV populair is onder lager opgeleiden en impopulair onder hoger opgeleiden (grafiek rechts boven). Onder PVV-stemmers is bijna 50% lager opgeleid en ongeveer 10% hoger opgeleid. Onder andere kiezers is dat respectievelijk 20% en 45%. Dat zijn zeer uitgesproken verschillen.

Het tweede wat mij opvalt aan deze grafieken is dat de PVV er op een heleboel vlakken juist niet uitspringt. Mensen die op radicaal-rechtse populisten stemmen worden regelmatig neergezet als lager opgeleide oudere mannen uit niet-stedelijke gebieden. Wat opleiding betreft klopt dit dus, maar wat geslacht, leeftijd en woonomgeving betreft niet. Op al deze vlakken verschillen PVV-stemmers niet of nauwelijks van andere kiezers. Dit is overigens wel veranderd met de jaren. Tien jaar geleden was de PVV-kiezer bijvoorbeeld nog een stuk populairder onder mannen.

Figuur 1: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Figuur 2 laat zien dat PVV-kiezers zichzelf als behoorlijk rechts omschrijven en zeer weinig vertrouwen in de politiek hebben. Op een schaal van 0 (links) tot rechts (10) geven PVV-stemmers zichzelf gemiddeld een 6.5. Dat is een stuk rechtser dan andere kiezers die zichzelf gemiddeld iets meer dan een 5 geven. Qua politiek vertrouwen zijn de verschillen met andere kiezers nog een stuk groter. Op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen) scoren PVV’ers ongeveer een 3. Andere kiezers scoren gemiddeld twee volle punten hoger: een 5 ongeveer. 

Figuur 2: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

In Figuur 3 ga ik in op de opvattingen van PVV-stemmers met betrekking tot vier specifieke beleidsterreinen. De grafiek links boven is heel interessant. De sterk overlappende rode en blauwe lijnen laten ten eerste zien dat PVV-stemmers nauwelijks verschillen van andere kiezers als het gaat om ideeën over het verkleinen van inkomensverschillen. Wat ook opvalt: in 2020 waren PVV-stemmers gemiddeld zelfs iets linkser dan andere kiezers!

Ook laat de grafiek zien dat er onder het PVV-electoraat een langzame ontwikkeling is richting sociaaleconomisch linksere standpunten. Of dit komt doordat de vaste aanhang linkser is geworden, doordat de wat rechtsere kiezers naar partijen als FVD of VVD zijn overgestapt, of doordat er nieuwe linksere kiezers bij de PVV zijn aangehaakt, zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen.   

De grafiek rechtsboven is ook interessant. Die laat mooi zien dat PVV-stemmers op ethisch vlak behoorlijk progressief zijn. Sterker dan andere kiezers zijn ze van mening dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daar om vraagt. Vooral vanuit internationaal vergelijkend perspectief is dit interessant. In veel andere landen zijn mensen die op radicaal-rechtse populisten stemmen namelijk behoorlijk conservatief. Met name in Oost-Europa (denk aan landen als Polen en Hongarije) is dit het geval.

De twee onderste figuren zijn zeer duidelijk over de opvattingen van PVV-stemmers op sociaal-cultureel vlak: ze zijn véél negatiever over immigratie en Europese eenwording. De verschillen met andere kiezers zijn groot en behoorlijk stabiel. Opvattingen over de EU zijn wisselvalliger dan opvattingen over immigratie, maar de ontwikkelingen in die opvattingen vertonen dezelfde patronen onder PVV-stemmers als onder andere kiezers.

Figuur 3: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

De directe concurrent van de PVV op radicaal-rechts is natuurlijk FVD (naar andere, nieuwere concurrenten als bijvoorbeeld JA21 kan ik op basis van de huidige data niet kijken). De belangrijkste concurrent richting het midden is de VVD. En je zou ook de SP – met haar kritiek op EU en establishment, en haar combinatie van linkse sociaaleconomische standpunten met wat rechtsere sociaal-culturele opvattingen – als een concurrent kunnen aanmerken.

In Figuur 4 hieronder heb ik de opvattingen van PVV-stemmers afgezet tegen de ideeën van de mensen die op deze drie concurrenten stemmen. (Belangrijk om je daarbij te realiseren: dit zijn de achterbannen van een jaar geleden. Sinds de chaos bij FVD en de val van die partij in de peilingen kunnen we er vanuit gaan dat het FVD-electoraat er inmiddels anders uitziet.)

De grafiek links boven laat zien dat kiezers van PVV, FVD en VVD zichzelf als veel rechtser positioneren dan SP-kiezers. Dit kan natuurlijk niet als een verrassing komen. Wat wel interessant is: PVV-kiezers zien zichzelf als minder rechts dan FVD-kiezers. En de verschillen met de VVD zijn niet statistisch significant.

Het is opvallend dat de verschillen tussen de partijen een ander patroon volgen als we kijken naar links/rechts-positionering op sociaaleconomisch vlak (figuur links midden). Als het gaat om het verkleinen van inkomensverschillen onderscheiden PVV-stemmers zich niet van mensen die op de SP stemmen (!). FVD-kiezers zijn op dit terrein duidelijk rechtser. En VVD-kiezers nog weer een stuk rechtser.

De grafiek midden rechts laat zien dat de vier electoraten op ethisch vlak vrijwel niet van elkaar verschillen. De kiezers van al deze partijen zijn behoorlijk progressief. (Al zou dit vermoedelijk anders uitvallen als we ook naar een thema als bijvoorbeeld genderongelijkheid zouden kijken.)

Dan de kernthema’s van de PVV: politiek vertrouwen, immigratie en de EU. Hier zien we in grote lijnen dezelfde patronen: de achterbannen van PVV en FVD vormen een categorie apart die flink afwijkt van de achterban van de de VVD en in iets mindere mate van die van de SP. Als het gaat om vertrouwen in partijen (rechts boven) en Europese eenwording (rechts beneden), zien we dat kiezers van FVD en PVV veel negatiever zijn dan mensen die op VVD en SP stemmen. Belangrijk is het daarbij wel aan te tekenen dat SP-kiezers een tussenpositie innemen. Zij zijn positiever dan PVV- en FVD-stemmers, maar hebben wel minder politiek vertrouwen en zijn een stuk Eurosceptischer dan VVD-kiezers. Als het gaat om immigratie verschillen de achterbannen van SP en VVD niet van elkaar.

Figuur 4: De opvattingen van PVV-kiezers vergeleken met die van FVD-, VVD- en SP-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Qua opleidingsniveau zijn de verschillen tussen deze partijen ook interessant. Zoals Figuur 5 laat zien verschilt de PVV-achterban op dit vlak zeer duidelijk van die van de VVD: onder PVV-stemmers is een veel hoger percentage lager opgeleiden. Hetzelfde patroon is zichtbaar als we PVV-stemmers vergelijken met FVD-stemmers. Het verschil is hier echter minder uitgesproken (overigens wel statistisch significant als we naar specifiekere opleidingscategorieën kijken). PVV-kiezers en SP-kiezers verschillen op dit vlak vrijwel niet van elkaar.

Figuur 5: Het opleidingsniveau van PVV-kiezers vergeleken met dat van FVD-, VVD- en SP-kiezers.

Concluderend vallen drie zaken op. Ten eerste moet het wijdverspreide beeld dat PVV-stemmers vooral oude mannen uit niet-stedelijke gebieden zijn worden bijgesteld. Hoewel PVV-stemmers gemiddeld lager zijn opgeleid dan andere kiezers, verschillen ze als het gaat om geslacht, woonomgeving en leeftijd nauwelijks van mensen die op andere partijen stemmen. Ten tweede onderscheidt de achterban van de PVV zich precies zoals je zou verwachten: PVV-kiezers hebben veel minder vertrouwen in de politiek en zijn veel negatiever over immigratie en de EU dan andere kiezers. Ten derde is de PVV-achterban op sociaaleconomisch vlak behoorlijk links (niet te onderscheiden van onder andere SP-stemmers), en lijkt op dit terrein met de jaren ook steeds linkser te zijn geworden.

Wilders’ campagnestrategie mag dus niet verbazen. Zoals gebruikelijk probeert de PVV-leider zichzelf zo sterk mogelijk neer te zetten als buitenstaander. Als de enige politicus die zich onderscheidt van de eerder aangehaalde “zoutloze middelmatigheid” van de aanhangers van het verwerpelijke “diversiteitsgeneuzel”. Instemmend re-tweette Wilders dan ook deze analyse van het RTL-verkiezingsdebat van afgelopen zondag in De Telegraaf: “Wilders tegen de rest met ‘Zwarte Piet als minister voor Cultuur’”. Precies hoe Wilders gezien wil worden.  

Doet Wilders het dan ook goed tijdens de huidige campagne? Lastig. In de peilingen staat Wilders op 17 tot 20 zetels tegenover 20 zetels nu in de Tweede Kamer. Geen duidelijke winst of verlies dus. Aan de ene kant is dat zeker niet slecht. Concurrent Rutte en zijn VVD doen het uitstekend. De premier profiteert nog steeds van het sterke rally round the flag effect als gevolg van de coronacrisis. Onder deze omstandigheden is het lastig voor Wilders zijn thema’s hoog op de politieke agenda te krijgen. Dat de partij niet op verlies staat is in een dergelijke situatie misschien helemaal niet slecht.

Maar aan de andere kant heeft de PVV niet optimaal geprofiteerd van de implosie bij concurrent FVD. Een jaar geleden, vlak voor het uitbreken van de coronacrisis, stonden Wilders en Baudet samen op 28-36 zetels. Nu zijn dat er 20 tot 25. Hoewel redelijk wat voormalige (virtuele) FVD-kiezers de weg naar de PVV hebben (terug)gevonden, geldt dit voor lang niet alle mensen die Baudet de rug hebben toegekeerd. Mogelijk willen zij helemaal niet meer gaan stemmen of zijn ze overgestapt naar partijen als JA21, Code Oranje of de BoerBurgerBeweging. Met andere woorden: er zijn behoorlijk wat kiezers met ideeën die dicht bij die van de PVV staan die Wilders nu niet weet te mobiliseren.

Wilders’ troef tijdens deze campagne, is denk ik toch zijn “welvaartschauvinisme”: de boodschap dat de PVV er is voor mensen die het moeilijk hebben. Althans, voor de “eigen” mensen die het moeilijk hebben.

Let wel: of zijn concrete beleidsplannen en stemgedrag in de Tweede Kamer ook daadwerkelijk sociaaleconomisch links zijn doet er eigenlijk niet eens zoveel toe. De hamvraag is of Wilders zichzelf overtuigend weet te presenteren als iemand die opkomt voor de zwakkeren. (Vergelijk dit bijvoorbeeld met zijn eerder besproken zorgvuldig gecultiveerde imago van buitenstaander. Ook dat is hij niet daadwerkelijk; Wilders is één van de meest ervaren politici op het Binnenhof. Waar het om gaat is dat kiezers hem als buitenstaander zien.)

Wilders’ tough on immigration soft on care imago lijkt steeds beter te beklijven. De analyses hierboven laten zien dat de achterban van de PVV langzaamaan steeds linkser is geworden op sociaaleconomische vlak, en inmiddels niet meer verschilt van de electoraten van SP, PvdA en GroenLinks.

Deze “coronaverkiezingen”, waarin heel veel toch om de aanpak van de huidige pandemie draait, komen voor Wilders denk ik te vroeg. Maar als de sociaaleconomische ongelijkheid straks verder toeneemt, en er ook weer meer ruimte komt voor thema’s als immigratie en integratie, zou Wilders’ welvaartschauvinisme weleens een goede strategie voor de langere termijn kunnen blijken te zijn.  

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

Variabelen in Figuur 4 en Figuur 5

Zie hierboven.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: kiezers, Populisme, Publieke opinie, PVV, radicaal-rechts, verkiezingen, verkiezingscampagnes, Wilders

  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to page 4
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Peilingennieuws geeft weinig informatie over onderzoeksaanpak. Hoe kan dat beter?

Brexit en de verdeeldheid van het Britse Old Boys netwerk

Aflevering 60 – De impact en oorsprong van economisch nieuws, met Alyt Damstra

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in