In recente jaren is er toenemende aandacht voor beschrijvende representatie in het Nederlandse parlement. Het gaat dan om de vraag hoe gezond het is voor een democratie wanneer het parlement wel of geen afspiegeling is van de bevolking. Aan de ene kant van de discussie wordt beargumenteerd dat een inclusieve volksvertegenwoordiging goed is voor niet alleen gevoelens van representatie maar ook voor inhoudelijke representatie. Aan de andere kant wordt juist voorgesteld om radicaal te kiezen voor een exclusiever parlement, waarbij alleen hoogopgeleide burgers met een stemdiploma zouden mogen stemmen.
Een vraag in dit debat is of een diverser parlement niet ten koste gaat van de competentie van de parlementariërs. Het competentie-argument wordt vaak in stelling gebracht tegen het streven naar een betere afspiegeling, ook door politici. Zo liet premier Mark Rutte vorig jaar nog optekenen over het kleine aantal vrouwelijke VVD’ers in zijn kabinet: “Ik had er graag meer willen hebben. Maar uiteindelijk geldt: we gaan voor de beste mensen. Het is wat het is.”
Recent verscheen een Zweedse studie, Who becomes a politician (zonder betaalmuur), die keek naar vertegenwoordiging langs sociaal-economische scheidslijnen. De auteurs tonen dat de representatieve democratie ook in Zweden geen doorsnede van de bevolking vertegenwoordigt: ze zijn politiek vaardiger dan de gemiddelde burger. Dat is op zichzelf geen probleem. Immers, de representatieve democratie is er juist op gebouwd dat burgers goede vertegenwoordigers afvaardigen. Tegelijkertijd weten we ook dat die vaardigheden positief samenhangen met opleidingsniveau en sociaal-economische status.
De werkelijke vraag is daarom, wat de oorzaak van deze selectie is. Er zijn drie mogelijke verklaringen. Puur elitisme impliceert dat kinderen van welvarende ouders maatschappelijke privileges hebben en daardoor eerder in aanmerking komen voor politieke functies, met een relatief competente politieke klasse als positief bij-effect. Exclusieve meritocratie suggereert dat alleen competente burgers worden geselecteerd, en dat de politiek dientengevolge met een exclusieve upper-class accent praat.
Door een reeks vergelijkingen van politici met burgers uit hun gemeente, met professionals, en zelfs met hun broers en zussen, concluderen de onderzoekers dat deze verklaringen niet goed werken. Zo zijn politici significant competenter dan hun broers en zussen. Vaardigheden lijken belangrijker dan afkomst. Hoewel politici qua inkomen en klasse zelf geen goede afspiegeling van de bevolking zijn, blijken de ouders van politici in termen van klasse en inkomen bijna “een perfecte replica van de hele bevolking”.
Het onderzoek suggereert daarom dat er een derde verklaringsmodel is: inclusieve meritocratie. De Zweedse politiek trekt competente burgers uit alle lagen van de bevolking, althans, wanneer we naar de klasse en het inkomen van de ouders van deze politici kijken. Een grotere nadruk op inclusiviteit langs deze lijnen, zo suggereert het Zweedse onderzoek, zou slechts in beperkte mate ten koste gaan van de competentie van de verkozen politici. De onderzoekers noemen het een flat tradeoff.
Bron afbeelding: Tweede Kamer der Staten-Generaal
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.