Na het gedoogde kabinet Rutte-I trad er in 2012 opnieuw een kabinet aan dat geen meerderheid had in één van de Kamers der Staten-Generaal. Rutte-II kon weliswaar rekenen op genoeg zetels in de Tweede Kamer, in de Senaat zijn stemmen van de oppositiepartijen noodzakelijk. Nadat de Eerste Kamer liet merken die steun niet automatisch te geven, onstond al snel een vorm van akkoordenpolitiek in de Tweede Kamer. Vooral D66, ChristenUnie en SGP (de ‘Constructieve 3’) hielpen de coalitie aan een Eerstekamermeerderheid. In hoeverre veranderde deze gang van zaken nu de verhouding tussen coalitie en oppositie in de Tweede Kamer, waar nog steeds het politieke primaat ligt?
Samen met Simon Otjes onderzocht ik de mate waarin parlementair stemgedrag langs coalitie-oppositielijnen liep. We vinden dat in dat opzicht Rutte-II toch vooral op Balkenende-IV lijkt. De mate waarin coalitie en oppositie hetzelfde stemmen over wetten en amendementen ligt op een vergelijkbaar niveau als tijdens dat CDA/PvdA/ChristenUnie-kabinet. Tijdens het minderheidskabinet Rutte-I was de tegenstelling tussen coalitie (inclusief PVV) en oppositie juist scherper.
We verklaren dit door te wijzen op de politieke samenstelling van het kabinet: zowel Balkenende-IV als Rutte-II hadden te maken met oppositie van links én rechts, in tegenstelling tot het rechtse kabinet Rutte-I. Daardoor stemt een deel van de oppositie regelmatig met de coalitie mee: rechtse amendementen van de PVV worden verworpen door coalitie plus linkse oppositie, en voorstellen van de linkse oppositie worden vaak door coalitie plus PVV aan de kant geschoven. Op die manier stemt een deel van de oppositie dus regelmatig met de coalitie mee.
Steun aan de vele akkoorden die het kabinet met oppositiepartijen sloot, zien we nauwelijks vertaald in het stemdrag. Ja, de ‘C3’ (D66, CU en SGP) stemmen vaak mee met de coalitiepartijen, maar ook het CDA doet dat, terwijl die partij niet meedoet aan akkoorden. GroenLinks schoof juist wel aan bij het akkoord over het sociaal leenstelsel, maar stemt juist weer minder vaak samen met de coalitiepartijen:
“Daar komt nog bij dat de C3 maar in 62% van de stemmingen alle drie het kabinet steunen. We zien dus dat stemgedrag veel meer samenhangt met de ideologische positie van een partij, waarbij alle middenpartijen in sociaaleconomische zin (CDA, D66, ChristenUnie en SGP) vaak hetzelfde stemmen als de regeringspartijen en de meer radicale oppositiepartijen dat minder vaak doen. Hoe meer uitgesproken links of rechts een oppositiepartij is, hoe minder vaak zij hetzelfde zal stemmen als de coalitie.” (Otjes & Louwerse, 2014, p. 47)
De bundel ‘Halverwege? Tussenbalans kabinet-Rutte I’ (redactie: Gerrit Voerman) is gratis te downloaden op de website van het Montesquieu Instituut. Naast Simon Otjes en ikzelf, schreven Joop van den Berg, Peter Bootsma, Bert van den Braak, Aalt Willem Heringa en Gerrit Voerman er bijdragen in.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.