Sinds het Brexitreferendum en de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten worden microtargeting en de algoritmes van social mediaplatforms als een potentiële bedreiging van het democratisch proces gezien. De Staatscommissie parlementair stelsel beschouwt ze in haar eindrapport (p. 234-235) van twee jaar geleden als een gevaar voor de politieke autonomie van de kiezers. De commissie adviseert daarom de individuele keuzevrijheid van burgers te bewaken. Burgers moeten bij verkiezingen kunnen stemmen met kennis van alle politieke keuzemogelijkheden. Daarvoor moeten zij zich een beeld kunnen vormen van de ideeën en programma’s van de partijen die om hun gunst strijden. Algoritmes die het nieuws- en kennisaanbod in een bepaalde richting sturen en microtargeting, dat geselecteerde groepen kiezers van op maat gesneden politieke boodschappen voorziet, beperken die keuzevrijheid doordat zij de kiezers van eenzijdige informatie voorzien. In zijn reactie (34 430, nr. 10, p. 3) op het rapport van de staatscommissie onderschrijft het kabinet deze analyse.
De staatscommissie en het kabinet leggen op deze wijze de lat voor democratische verkiezingen hoog. Ze hebben namelijk niet het oog op een autonomie waarbij de keuzevrijheid van de kiezer niet gehinderd wordt door andere personen of instanties (denk bijvoorbeeld aan perscensuur of partijverboden), maar op positieve autonomie waarbij de kiezer zijn keuzemogelijkheid optimaal benut door kennis te nemen van alle alternatieven. Pas dan kan de kiezer namelijk vaststellen wat hij of zij het meest waardeert en een optimale keuze maken.
De ideale kiezer is in de ogen van de staatscommissie en het kabinet dus een persoon die alle relevante informatie krijgt aangereikt en op basis daarvan zijn keuze maakt. Dit ideaal wordt echter zelden bereikt en daarvan zijn niet alleen algoritmes of microtargeting de boosdoeners.
Verzuiling
Wanneer we bijvoorbeeld naar de verkiezingen tussen 1918 en het midden van de jaren zestig kijken dan zien we dat de meeste kiezers in net zulke bubbels van gelijkgestemden verkeerden als tegenwoordig bij veel kiezers wordt verondersteld. De boosdoener toen was de verzuiling.
Een groot deel van de maatschappij was tot de jaren zestig ingericht op het onder elkaar houden van gelijkgestemde personen. Katholieken groeiden op onder katholieken, lazen dezelfde katholieke kranten, waren lid van dezelfde katholieke verenigingen, werkten bij voorkeur bij katholieke werkgevers en gingen zondag met elkaar naar de kerk. Contact met andersdenkenden werd zo veel mogelijk ontmoedigd. Hetzelfde gold voor gereformeerden, sociaaldemocraten en communisten. Voor een plattelandskiezer in bijvoorbeeld Noord-Brabant of Limburg was het vrijwel onmogelijk om informatie over andere partijen dan de katholieke te verkrijgen. De toegang van bijvoorbeeld socialisten tot Brabantse en Limburgse dorpen werd eendrachtig tegengewerkt door de geestelijkheid, autoriteiten en zaalverhuurders. De radio had hier uitkomst kunnen bieden, maar tot zeker 1940 mochten partijen maar mondjesmaat politieke propaganda via dit medium maken.
Natuurlijk was de situatie niet overal hetzelfde. Zeker in de steden was de nieuwsvoorziening meer divers. Ook konden vastbesloten kiezers natuurlijk wel aan relevante informatie van andere partijen komen, maar veel kiezers hadden daaraan helemaal geen behoefte. Ze vonden het wel prima zo. Het gevolg was dat een groot deel van de kiezers op grond van religie, beginsel en gewoonte verkiezing na verkiezing op dezelfde partij stemde. De verkiezingen in deze jaren zijn om deze reden ook wel eens als rituele volkstellingen bestempeld.
Verschil tussen vroeger en nu
Tussen vroeger en nu bestaan natuurlijk belangrijke verschillen. Een daarvan is dat de verzuilde algoritmes (krant, kerk en vereniging) openlijk werkten en de hedendaagse algoritmes van de social media heimelijk. Het is goed dat de staatscommissie voor meer transparantie pleit, maar het verleden doet mij betwijfelen of het uiteindelijk veel resultaat zal hebben. Veel kiezers vinden het net als vroeger prima om alleen tussen geestverwanten te vertoeven en hebben geen behoefte om te voldoen aan het ideaalbeeld dat de staatscommissie en het kabinet voor ogen hebben.
De autonomie van veel kiezers in het verleden om bij verkiezingen een eigen keuze te maken, is dus nooit erg groot geweest. Wanneer we de lat van de staatscommissie en het kabinet langs die verkiezingen leggen, kan de conclusie niet anders zijn dan dat het democratisch gehalte daarvan laag was. Ik ben benieuwd of de staatscommissie en het kabinet deze conclusie ook voor hun rekening nemen evenals de constatering dat de lat door hun een stukje hoger is gelegd dan tot nu toe gebruikelijk was.
Afbeelding: Bron (CC BY 2.0)
R. Heijman zegt
De mens is een groepsdier.
Daarom zoekt hij de groep op waar hij zich gevoelsmatig het meest thuis voelt. Dat bepaalt grotendeels het stemgedrag.
Niet het geloof, de partij, de zuil en het algoritme manipuleren dit groepsgevoel, maar de mensen. Dit is slechts uit te bannen als mensen goed zijn opgevoed, opgeleid eerlijk en intelligent zijn. En veel wijsheid en levenservaring hebben.
Gaat dus niet gebeuren.
Wat eraan gedaan kan worden is om leugens, onwaarheden en manipulatie strafbaar te stellen. In ieder geval indringend aan de kaak te stellen. Naming, blaming and shaming.
In een democratie is hiervoor iets te zeggen, omdat zij anders wordt vernietigd als de leugen de nieuwe norm wordt. Onder het vileine mom van vrijheid van meningsuiting. De geschiedenis en onze huidige (inter)nationale omgeving geven hiervan talloze voorbeelden.