De laatste regeringsformaties in België waren bijzonder moeilijk. Vanwege het complexe federale systeem waarin de belangen van Franstaligen en Vlamingen in evenwicht worden gehouden, deed men er in 2010-2011 maar liefst 541 dagen over om een nieuwe regering te vormen. Gedurende die tijd werd er niet (echt) geregeerd, maar het parlement ging natuurlijk wel door met zijn werkzaamheden. Welke gevolgen had dat voor parlementair (stem)gedrag van de Belgische partijen? Deze casus is niet alleen interessant voor de zuiderburen, maar biedt ook inzicht in de mate waarin coalitievorming invloed heeft op het parlementaire werk.
In een recent verschenen artikel van Peter van Aelst en mijzelf (paywall) vergelijken we parlementair stem(gedrag) tijdens de lange formaties van 2007 en 2010-2011 met de situatie waarin wel een missionair kabinet bestaat. Omdat kabinetten in parlementaire systemen afhankelijk zijn van de steun van het parlement heeft coalitievorming doorgaans een grote invloed op parlementair stemgedrag. We zouden verwachten dat die invloed afneemt op het moment dat er geen volwaardige missionaire regering is.
Allereerst verwachtten we meer wetgevingsinitiatieven van Kamerleden, in vergelijking met de regering. Kamerleden waren inderdaad behoorlijk actief en dienden ruim 1500 voorstellen in gedurende het zittingsjaar 2010-2011. Ze waren echter niet erg succesvol: het resulteerde in slechts 72 aangenomen wetten. Omdat de demissionaire regering echter ook maar weinig wetgeving indiende (73 aangenomen wetten), was wel een groter deel van de tot stand gekomen wetten een initiatief vanuit de Kamer.
Ten tweede keken we naar de patronen van stemgedrag. In België verloopt dit stemgedrag, nog meer dan in andere landen, sterk langs de lijnen van coalitie en oppositie. Vaak is het stemgedrag van de coalitiepartijen identiek. Inhoudelijke gronden, zoals de links-rechts positie van partijen, spelen een secundaire rol. We zagen duidelijke veranderingen tijdens de formatieperioden. De uitgaande coalitie stemde veel minder vaak hetzelfde, terwijl er een veel duidelijker links-rechts patroon in het stemgedrag waarneembaar was. Toch bleef de tegenstelling tussen coalitie en oppositie nog wel enige rol spelen in het stemgedrag, zeker in de periode 2010-2011. Er moest immers nog steeds een begroting worden opgesteld waarvoor steun allereerst bij de coalitiepartijen gezocht werd.
Het laatste onderzochte aspect was eenheid in stemgedrag binnen fracties. Zouden fractieleden minder onder druk staan van partijdiscipline en daardoor de ruimte nemen om vaker afwijkend te stemmen? De cijfers laten zien dat de eenheid in stemgedrag onverminderd hoog bleef. Een verklaring daarvoor is dat Kamerleden wellicht minder noodzaak hadden om af te wijken van de partijlijn, omdat de partij meer op basis van de inhoud kon stemmen. Een andere verklaring is dat partijen de teugels niet te veel wilden laten vieren, omdat eenheid in stemgedrag weer noodzakelijk zou zijn na de vorming van een kabinet.
Als de kat van huis is, zijn de muizen dus vooral bang dat hij weer terugkomt. Er waren wel veranderingen in het parlementaire gedrag tijdens de lange formaties, maar die waren relatief beperkt. België is niet het enige land dat te maken heeft met lange formaties; soortgelijke problemen deden zich voor in Griekenland (nieuwe verkiezingen waren nodig), Italië en zelfs de Duitse formatie duurt nu relatief lang. Geven deze formatieperikelen de ruimte aan parlementen om de balans met de regeringen wat te herstellen of houden regeringen parlementen in de greep zelfs als ze nog niet geformeerd zijn?
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.