Groot-Brittannië had gisteren verkiezingen. Een mooi spektakel waar we gedurende de nacht gemeente-na-gemeente af gaan om te kijken wie welk district heeft gewonnen. Dan rijst de vraag natuurlijk: hoe zou de Nederlandse verkiezingen eruit zien met zo’n stelsel?
Ik bekeek dit al eerder voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012, waarbij we zagen dat de VVD en de PvdA het land in tweeën deelden of voor de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 waarbij door de versplintering vele partijen districten pakten. In 2017 hadden we een nieuwe uitslag. Hoe zou deze vertaald worden naar zetels onder een districtenstelsel?
150 Districten
Nederland zou dan worden ingedeeld in 150 districten die ongeveer even groot zijn. De partij die het grootste is in een district krijgt die zetel toegewezen. Ik heb hier de verkiezingsuitslag van 2017 vertaald naar het Britse stelsel alle districten zijn ongeveer even groot. Ik heb daarbij rekening proberen te houden met provincie, gemeentegrenzen en (binnen de vier grote steden) deelgemeentegrenzen. Alle districten zijn aaneengesloten (uitgezonderd eilanden). Gemiddeld heeft een district zo’n 113.000 inwoners. Eén district is veel kleiner: het district Bonaire-Sint Eustatius-Saba. Vervolgens heb ik de uitslag van 2017 genomen en gekeken welke partij op basis van de uitslag de grootste zou zijn in dat district. Sommige gemeenten zijn groter dan een zetel. Ik heb voor de vier grote steden de uitslag per de deelgemeente meegenomen, maar voor de kleinere gemeenten heb ik dat niet gedaan en zijn er dus twee zetels op basis van een uitslag toegewezen.
Legenda: Roze: D66, Oranje: PVV, Rood: SP, Groen: GroenLinks; Geel: CDA; Blauw: VVD; Licht-blauw: DENK.
De Uitslag
De uitslag is overweldigend. Van de 150 districten wint de VVD er 109. Dat is ook niet gek. Die partij kreeg landelijk 21% van de stemmen, de tweede partij (PVV) was met 13% veel kleiner. In meer dan tweederde van de districten is de VVD dus de grootste. Met 15 zetels zou de PVV de tweede partij zijn. Deze partij is heel sterk in Limburg: ze wint 8 van de 10 districten daar. De derde partij is het CDA. Deze partij haalt een meerderheid van de zetels in Friesland (3 van de 5 districten) en Overijssel (5 van de 10 districten). D66 wint zeven zetels: de Bonaire-Sint Eustatius-Saba, Leiden, beide zetels in Groningen, twee zetels in Utrecht en één Utrecht. GroenLinks wint zes zetels: vier in Amsterdam, één in Utrecht en één in Nijmegen. Denk wint twee zetels: één in Amsterdam (Nieuw West) en één in Den Haag (Centrum). De SP, ten slotte, wint één zetel in Groningen.
De kleinste minderheid heeft GroenLinks in Amsterdam Zuid-Oost. GroenLinks is daar de grootste met 14% van de stemmen. De grootste meerderheid is voor de VVD met 33% zijn de grootste in Westland. De strijd is ook bijzonder spannend in het district rondom Pekela in Groningen. De grootste partij (PVV) en de een-na-grootste partij (SP) zijn maar zeven stemmen van elkaar verwijderd.
Het effect van het invoeren van zo’n kiesstelsel is duidelijk: van een van de meest versplinterde parlementen (8.1 “effectieve partijen”) zou de Tweede Kamer gaan naar een van de minst versplinterde parlementen (1.8 “effectieve partijen”). Lange formatiebesprekingen zijn niet nodig – sterker nog, de VVD zou nu zelfs in haar eentje de Grondwet kunnen wijzigen.
Strategisch gedrag van kiezers en partijen
De uitslag lijkt stabiel voor de VVD. Toch hoeven er maar een paar factoren te veranderen en de uitslag ziet er anders uit. Partijen zouden kunnen gaan samenwerken. Als de ChristenUnie en de SGP in dit stelsel zou samenwerken zouden zij bijvoorbeeld zes zetels kunnen winnen. GroenLinks en de PvdA zouden 21 zetels kunnen winnen. Sterker nog: GroenLinks-SP-PvdA zouden samen goed kunnen zijn voor 82 zetels. Bovendien zouden kiezers anders gaan stemmen. Ze zouden proberen de uitslag in hun district te beïnvloeden en dus niet op de partij van hun eerste voorkeur stemmen maar op de partij van hun tweede of derde voorkeur om te voorkomen dat een partij die nog verder van ze afstaat het district zou winnen.
Curieuze uitslagen
Ironisch genoeg, zou een Nederlandse uitslag onder het Britse kiesstelsel een heldere meerderheid geven aan een partij, terwijl vanochtend blijkt dat het Britse kiesstelsel de Britse conservatieven geen meerderheid heeft gegeven, hoewel diezelfde conservatieven er wel in stemmen op vooruit is gegaan ten opzichte van 2015. Doordat niet de nationale verhoudingen de uitslag bepalen maar alle lokale verkiezingen samen de uitslag vormen, kunnen dit soort curieuze patronen ontstaan.
Het kan trouwens nog wel erger: in 1951 wonnen de sociaal-democraten meer stemmen dan de conservatieven in Groot-Brittannië, maar minder zetels. In Nieuw-Zeeland gebeurde dit twee keer achter elkaar in 1978 en 1981. Een decennium later besloten ze daar een proportioneel kiesstelsel in te voeren.
Peter zegt
Informatief stuk. Op de korte termijn lijkt het de regeerbaarheid te verhogen, op de lange termijn eindig je met een bevolking die zich permanent niet vertegenwoordigd voelt, en regeringen die die net iets te veel leunen op hun huidige meerderheid.
En het werkt gepruts met gerrymandering en gerichte activistische mediacampagnes in de hand, heb ik de indruk.
Territoriale vertegenwoordiging was ik al niet enthousiast over, de USA en het VK geven ook geen stabiel beeld, maar het Europees Parlement heeft hier ook nogal mee te maken dacht ik.
Volgens mij kan daar ook wel wat aan verbeterd worden.
Kan iemand daar zijn licht over laten schijnen?
frank87 zegt
Hier ga je wel uit van het wereldwijd uitzonderlijke Engels/Amerikaanse systeem. In de meeste landen met districtenstelsel hebben ze een tweede ronde waar alleen de best-presterenden uit de eerste naar voren komen. Dan worden die combinaties dus min of meer in de tweede ronde aan de kiezers voorgelegd (er is in geen enkel district een absolute meerderheid begrijp ik).
De Engelsen zijn ook pas zo’n 100 jaar bezig om van dit systeem af te komen…
Kristof Jacobs zegt
Twee rondes zijn inderdaad anders. Al is het zo dat First Past The Post veel vaker voorkomt voor parlementaire verkiezingen dan het Two Round System. Zie bv. hier: http://www.oldsite.idea.int/esd/world.cfm. Twee rondes worden voornamelijk gebruikt voor Presidentsverkiezingen.
tjark reininga zegt
als ik je goed begrijp had zelfs de VVD dus in geen enkel district een absolute meerderheid? en de SGP zelfs niet op Urk? zoals de Amerikaanse praktijk bewijst is de indeling van de districten doorslaggevend voor het resultaat.
persoonlijk zie ik meer in een proportioneel districtenstelsel: de zetelverdeling vindt plaats op basis van de behaalde aantallen stemmen, proportioneel dus. kandidaten die in één district een absolute meerderheid behalen worden direct gekozen, waarbij in het uitzonderlijke geval dat meer kandidaten op die basis verkozen zijn dan hun partij zetels heeft behaald, een of meer “extra zetels” aan hen worden toegewezen die weer vervallen aan het eind van hun termijn of als zij terugtreden.
zijn districten ter grootte van ca 86000 kiezers voldoende evenwichtig in te delen?
Tim zegt
Deze virtuele districten komen niet 100% overeen met gemeentes ivm aantal inwoners. Urk en de gemeente Noordoostpolder zijn samengevoegd.
Renzo zegt
mensen zouden bij een districtenstelsel ook nog eens anders stemmen dan nu. Ai, daar gaat de hele theorie van dit artikel…
Tom van der Meer zegt
Laat dat nou ook letterlijk in de tekst staan. Ai, daar gaat de spitsvondigheid van deze reactie…
Renzo zegt
AI… maar nee, want ik wou het toch eens even BENADRUKKEN . Dat werd het niet echt …fascinerend dit soort exercities. Dag Tom.
Harm Hartman zegt
Waarom wordt de keus tussen representatieve vertegenwoordiging en districtenstelsel altijd zo zwart/wit gezien, want er zijn ook tussenvormen mogelijk. Met een kleine aanpassing van de kieswet heb ik wel een aardige. We hebben in Nederland kieskringen, maar die hebben vaak grotendeels dezelfde landelijke lijst aan kandidaten. Als we nu eens afspreken dat kandidaten maar binnen één kieskring verkiesbaar kunnen staan, creëren we een aardige districten-dynamiek. Zetels worden verdeeld conform de verdeling van de stemmen over de kieskringen en daarbinnen over de kandidaten. Elke kandidaat moet in zijn eigen regio voor zijn plek vechten en kan niet makkelijk in de slipstream van de lijsttrekker gekozen worden. Er is regionale vertegenwoordiging en regionale kandidaten moeten zich lokaal profileren. Lijsttrekkers van kleinere partijen doen er goed aan een kieskring te kiezen waarin ze zeker van zetel zijn, maar ook dat biedt extra dynamiek. De kieswet hoeft niet overhoop, want er wordt al rekening gehouden met landelijke en regionale kandidaten. Slechts een aanpassing is nodig, namelijk dat het aantal landelijke kandidaten wordt teruggebracht tot nul, of – goed Nederlands compromis – tot alleen de lijsttrekker. We houden representatieve vertegenwoordiging in een soort van districtenstelsel en kunnen daar eens ervaring mee opdoen.
Koos zegt
Dat lijkt me niet zo’n geweldig idee.
Ik erger me nu al aan het feit dat ik voor het Europees parlement niet mag kiezen voor degene die mij het meest aanspreekt. Waarom mag ik voor Europa niet voor een Italiaan kiezen, bijvoorbeeld?
Die beperking tot locale of regionale kandidaten bevordert alleen maar een soort locaal egoïsme.