• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Arwen Van Stigt

Arwen van Stigt studeerde politicologie (MA, 2016) en filosofie (MA, 2017) aan de Universiteit van Amsterdam en werkt als junior adviseur voor de publieke sector.

Laatste berichten door Arwen Van Stigt

Diversiteit in de Amsterdamse politiek: Raadsleden met een migratieachtergrond, 1986 – heden

door Liza Mügge, Arwen Van Stigt 09/07/2018 2 Reacties

De huidige gemeenteraad van Amsterdam is de meest diverse raad die de stad ooit heeft gekend. Van de 45 raadsleden heeft 29 procent een “niet-Westerse” migratieachtergrond, een stijging van 9 procent ten opzichte van 2014 (zie figuur 1). Is de recente omslag het resultaat van de opkomst van nieuwe partijen geleid door spraakmakende politici met een migratieachtergrond en een expliciete diversiteitsagenda, zoals BIJ1 en DENK? Onze duik in de archieven laat zien dat dit maar ten dele het geval is.

We zetten de cijfers van negen raadsperiodes op een rij sinds de beëdiging van de eerste raadsleden met een migratieachtergrond. Wie waren de eersten? Hoe is de genderverhouding binnen deze groep? En wat zijn de verschillen tussen groepen en partijen?[1]

De ‘eersten’: van Tara Oedayraj Singh Varma tot Sylvana Simons

De afgelopen 32 jaar zijn 82 zetels (18% van het totaal) bezet door 61 raadsleden met een migratieachtergrond. In 1986 worden de eerste eerste raadsleden met een migratieachtergrond in Amsterdam beëdigd: Tara Oedayraj Singh Varma (Links Akkoord, later GroenLinks), Wesley Amzand (PvdA) en Leo Balai (PvdA). Amzand en Balai zijn geboren in Suriname, Oedayraj Singh Varma in Brits-Guyana. Oedayraj Singh Varma was van 1983-1986 al duo-raadslid. In 1994 is zij de eerste vrouw met een migratieachtergrond die wordt geïnstalleerd als Tweede Kamerlid. Leo Balai blijft 12 jaar raadslid (1986-1998) en is – met de Turks-Nederlandse Emre Ünver – het langstzittende Amsterdamse raadslid met een migratieachtergrond.

Figuur 1: Raadsleden met migratieachtergrond, Amsterdam 1986-2018 (%)

Marokko, Suriname en Turkije zijn de meest voorkomende herkomstlanden, overige groepen zijn in de minderheid (figuur 2). De aandelen van deze groepen fluctueren sterk per periode. In de beginjaren zijn vooral Nederlands-Surinaamse raadsleden goed vertegenwoordigd; na verschillende dalingen is dit ook in 2018 weer de grootste groep. Sinds 1994 is het aandeel Nederlands-Turkse raadsleden redelijk stabiel. Nederlands-Marokkaanse raadsleden zijn sinds 1994 structureel vertegenwoordigd. De periodes met de meeste diversiteit aan groepen zijn 2002-2006, 2006-2010 en 2018. In 2018 wordt voor het eerst een raadslid met een Syrische achtergrond verkozen, terwijl er geen raadsleden meer zijn van Antilliaanse of Indische herkomst. Een ander unicum in 2018 is het toetreden van Sylvana Simons, zij is de eerste vrouwelijke partijleider van kleur in Amsterdam.

Figuur 2: Herkomstlanden raadsleden met een migratieachtergrond in %, 1986-2018[2]

Gender

Het aandeel vrouwen in Nederlandse gemeenteraden is structureel lager(landelijk gemiddeld nooit hoger dan 28%) dan in de Tweede Kamer (36% in 2017). Onder Amsterdamse raadsleden met een migratieachtergrond zijn mannen in de meeste periodes beter vertegenwoordigd dan vrouwen, maar het verschil is niet zo groot als onder raadsleden zonder migratieachtergrond (figuur 3 en 4). In 1990-1994 is de genderverdeling gelijk, in 2006 en de huidig periode is het aandeel vrouwen zelfs hoger dan mannen. Kanttekening bij deze positieve cijfers van 2018 is dat deze raad pas net begonnen is. Raadsleden met een migratieachtergrond die voortijdig stoppen worden vaker opgevolgd door een door een witte man (gemiddeld 63% vanaf 1986 genomen).

Figuur 3: Genderverdeling raadsleden Amsterdam met migratieachtergrond, 1986-2018

Figuur 4: Genderbalans onder Amsterdamse raadsleden met en zonder migratieachtergrond, 1986-2018

PvdA tot 2018 meest diverse partij in Amsterdam

Met uitzondering van de periode 1990-1994 leverde de PvdA in alle jaren de meeste raadsleden met een migratieachtergrond (figuur 5). Van het totale aantal raadsleden vertegenwoordigde maar liefst de helft de PvdA. Dit verandert in 2018 wanneer de PvdA halveert en van 10 naar 5 zetels gaat. Binnen de nieuwe partijen in de Amsterdamse raad, DENK, BIJ1, en de ChristenUnie, hebben alle fractieleden een migratieachtergrond (figuur 6). Yernaz Ramautarsing stond op een verkiesbare plek op de lijst van nieuwkomer Forum voor de Democratie, maar hij trok zich terug voor de verkiezingen.Terwijl de diversiteit binnen de fractie van de PvdA daalt, worden fracties van andere gevestigde partijen diverser dan voorheen (GroenLinks, VVD en D66). Op het landelijke niveau zagen we eerder dat andere partijen de implosie van de PvdA juist niet wisten te compenseren.

Figuur 5: Amsterdamse raadsleden met migratieachtergrond over alle partijen, 1986-2018

Figuur 6: Amsterdamse raadsleden met migratieachtergrond per fractie (%), 1986-2018

Het patroon in de Tweede Kamer volgend is diversiteit in de Amsterdamse gemeenteraad niet langer voornamelijk voorbehouden aan de PvdA. De huidige raadsperiode is in vele opzichten een uitschieter qua diversiteit in Amsterdam: nieuwe partijen met diverse raadsleden, meer diversiteit binnen fracties van gevestigde partijen, meer vrouwen met een migratieachtergrond, meer verschillende achtergronden, een partijleider van kleur. Kortom, in Mokum is diversiteit de nieuwe politieke realiteit.



Verantwoording

Omdat er geen overzicht bestaat van Amsterdamse raadsleden tussen 1940-1998 hebben we een database aangelegd. De data bestaat uit stedelijke jaarverslagen en krantenartikelen verzameld in respectievelijk het Stadsarchief en de openbare krantendatabase Delpher. Voor de periode 1998 tot heden zijn de uitslagen van de verkiezingen gebruikt.

Geraadpleegde literatuur

Berger, M., Fennema, M., van Heelsum, A., Tillie, J., & Wolff, R. (2001). Politieke participatie van etnische minderheden in vier steden. (IMES Rapportenreeks). Amsterdam: Instituut voor Migratie en Etnische Studies. Beschikbaar via https://dare.uva.nl/search?identifier=595a05ce-ffa9-4a80-b066-f457fa9efe1c [1-5-2018].

Hofland, P. (1998) Leden van de Raad, de Amsterdamse Gemeenteraad 1814-1941. Amsterdam: Gemeentearchief.

Dank

Dank aan Laure Michon, senior onderzoeker bij Onderzoek, Informatie en Statistiek, Gemeente Amsterdam, die ons toegang verleende tot overzichten van Amsterdamse raadsleden tussen 1998 en 2015.

Noten

[1] Voor belang van diversiteit zie eerdere blogs over diversiteit in politiek: http://stukroodvlees.nl/het-is-toch-2017-diversiteit-in-rutte-iii/; http://stukroodvlees.nl/gender-en-etniciteit-in-de-tweede-kamer/; http://stukroodvlees.nl/page/3/?s=gender; http://stukroodvlees.nl/dertig-jaar-diversiteit-de-tweede-kamer-hoe-verder-na-de-verkiezingen/

[2] De ‘N’ is iedere voor elke periode het totaal aantal raadsleden (met en zonder migratieachtergrond). De aantallen waren respectievelijk: 45; 47; 49; 52; 58; 61; 62; 55; 45. In periodes waarin het aantal boven de 45 ligt, zijn er vervangingen.

Beeld: Yair Haklai – Eigen werk, CC BY-SA 3.0, Link

Filed Under: Lokale politiek, Politieke partijen Tagged With: Amsterdam, diversiteit, gemeenteraadsverkiezingen, gender

Het is toch 2017?! Genderbalans in Nederlandse kabinetten

door Liza Mügge, Arwen Van Stigt 02/11/2017 3 Reacties

Het expliciet benoemen van diversiteit in regeringsploegen is een opkomende trend. De Franse president Macron en de Canadese minister-president Trudeau maakten bewust de overweging om de man-vrouw verhouding in hun kabinetten gelijk te verdelen. Trudeau reageerde op vragen hierover simpelweg: “omdat het 2015 is.” Macron beriep zich op het Franse ideaal van égalité. Voormalig premiers Zapatero (Spanje) en Renzi (Italië), doorbraken in respectievelijk 2008 en 2014 al mannelijke dominantie in ministersploegen. Het Spaanse kabinet telde zelfs meer vrouwen dan mannen.

Maar in tegenstelling tot zijn collega’s noemde Mark Rutte de genderverdeling in zijn kabinet een bijzaak: “Mijn streven is de beste mensen te vinden […] De verdeling man-vrouw is secundair.” In dit blog analyseren we de genderbalans sinds 1953, toen de eerste vrouw toetrad tot een Nederlands kabinet. Hoe verloopt het aandeel vrouwelijke staatssecretarissen en ministers over tijd? Welke posten bekleden vrouwen? En welke rol spelen politieke partijen hierin? Ten slotte beschouwen we het gebrek aan etnische diversiteit. Want in 2017 zou de etnische diversiteit van de samenleving ook zichtbaar moeten zijn.

Hoogste percentage vrouwen in het kabinet ooit: genderbalans onder ministers en staatssecretarissen,1953-2017

Het aandeel vrouwen in een Nederlands kabinet is nog nooit zo hoog geweest als in het kabinet-Rutte III. Ondanks deze vooruitgang is de man-vrouwverdeling met 44 procent nog niet helemaal gelijk.[1]  Bekeken in historisch perspectief, zien we dat de toename van vrouwen in Nederlandse kabinetten verloopt met horten en stoten. Anna de Waal (KVP) is de allereerste vrouw in een Nederlands kabinet. Zij wordt benoemd tot staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het kabinet-Drees III in 1953. Drie jaar later wordt Marga Klompé, ook van de KVP, benoemd als eerste vrouwelijke minister in 1956. Van 1956 tot 1971 – met uitzondering van 1963-1966 – is Klompé minister van Maatschappelijk Werk. In haar laatste twee kabinetsperiodes krijgt Klompé daar Cultuur en Recreatie bij. Naast eerste vrouwelijke minister in Nederland is Klompé tevens de langst dienende vrouwelijke minister. Niet verwonderlijk, aangezien tot 1977 een kabinet maximaal één vrouw telt, op 1956 na (figuur 1). Vanaf 1977 keert het tij langzaam. Het aantal vrouwelijke staatssecretarissen stijgt tussen 1977 en 1981 van drie naar vijf. In 1982 zitten er voor het eerst twee vrouwelijke ministers in het kabinet.

Tussen 1977-1994 schommelt het totaal aandeel vrouwelijke ministers en staatssecretarissen tussen de 9 en de 19 procent (figuur 2). In 1994 zien we een forse stijging naar 32 procent. Nu in 2017, voor het eerst in 25 jaar, is er weer een stijging zichtbaar. In het nieuwe kabinet komt het aandeel vrouwelijke staatssecretarissen en ministers voor het eerst in de geschiedenis boven de 36 procent uit, namelijk 44 procent.

We zien een duidelijk verschil tussen het aandeel vrouwelijke ministers en staatssecretarissen (figuur 3 en 4). Het aandeel vrouwelijke ministers haalt in 2006 voor het eerst 30 procent en blijft daar hangen tot Rutte III (40 procent). Het aandeel vrouwelijke staatssecretarissen haalt in 1994 al 30 procent en schuift vanaf 2003 naar de 40 procent. In 2007 is de genderbalans onder staatssecretarissen voor het eerst gelijk. Na een dip tijdens Rutte I en Rutte II is de genderbalans onder staatssecretarissen in Rutte III wederom gelijk.

Sinds 1956 is 87 procent van het totaal aantal ministerposten door mannen vervuld[2]. Het fenomeen ‘dubbele post’ draag bij aan deze ongelijkheid. In de periode 1956-2017 komt het bij mannelijke ministers 37 keer voor dat zij meer dan één portefeuille beheren. Bij vrouwen komt dit slechts één keer voor.

Ministers worden ook geregeld opgevolgd. Sinds 1956 worden vrouwelijke ministers vier keer opgevolgd door een man en één keer door een vrouw. Mannelijke ministers worden 52 keer opgevolgd door een man en slechts eenmaal door een vrouw. Er is dus relatief veel mannelijke instroom.

Genderbalans per partij

Sinds 1956 hebben het CDA – inclusief één van haar voorgangers, de KVP – en de VVD de meeste vrouwelijke ministers geleverd, respectievelijk 38 en 29 procent[3] (figuur 5). De PvdA staat op de derde plek met 19 procent. Hierbij moet natuurlijk worden opgemerkt dat in de periode 1956-2017 het CDA en haar voorgangers zitting had in 23 kabinetten, terwijl de VVD en de PvdA aanzienlijk minder vaak regeringspartner waren en dus minder ministers konden leveren; respectievelijk 16 en 10 maal.

 

De meeste vrouwelijke staatssecretarissen (34 procent) waren van PvdA-huize (figuur 6). Ook de enige bewindsvrouw met een migratie-achtergrond kwam uit de PvdA gelederen – Nebahat Albayrak, staatssecretaris van Justitie in de periode 2007 tot 2010.[4]

Dit betekent niet dat het CDA en de VVD de afgelopen decennia relatief de meest gendergelijke partijen zijn geweest als het gaat om bewindslieden. In tegendeel, alle partijen, en het CDA in het bijzonder, leveren aanzienlijk minder vrouwelijke dan mannelijke ministers[5] (figuur 7). Het aandeel vrouwelijke ministers per partij zit, op het CU na, ruim onder de 30 procent. De CU levert het meeste vrouwelijke ministers ten opzichte van het totaalaantal CU-ministers, namelijk twee van de zeven. Met 28 procent is dat een zorgelijke eerste plek. D66 levert 23 procent vrouwen onder hun ministers – zes van de 26. De drie grootste regeringspartijen doen het ook meteen het slechts: de VVD levert 19 procent en de PvdA 17,7 procent vrouwelijke ministers. Het CDA staat onderaan met slechts 12 procent vrouwen onder hun ministers. Het CDA mag dan sinds 1956 de meeste vrouwelijke ministers hebben geleverd, maar vergeleken met het totaal aantal ministers stelt het bar weinig voor (22 vrouwen op een totaal van 181 ministersposten). Dat de CU relatief goed uit deze figuren naar boven komt heeft natuurlijk deels te maken met het feit dat zij pas zeer recent regeringservaring hebben opgedaan.

Het aandeel vrouwelijke staatssecretarissen per partij is beduidend hoger dan het aandeel vrouwelijke ministers (figuur 8). Het CU doet het wederom het beste: één van de in totaal twee CU-staatssecretarissen is vrouw. Een stuk daaronder en wederom op de tweede plek staat D66 met zes vrouwelijke staatssecretarissen van de twintig, oftewel 30 procent. De PvdA levert 28 procent vrouwelijke staatssecretarissen en de VVD 22 procent. Het is opvallend dat het 50/50 streefcijfer in de PvdA onder vrouwelijke en mannelijke Kamerleden dus niet wordt vertaald naar ministers óf naar staatssecretarissen. Het CDA bungelt wederom onderaan met 15 procent vrouwelijke staatssecretarissen (19 vrouwen op een totaal van 131 staatssecretarissen). In Rutte III leveren alle regeringspartijen wél evenveel of meer vrouwen op een post van staatssecretaris. Iets wat vier keer eerder gebeurde bij de PvdA (2012; 2007; 1994; 1981), twee keer eerder bij de D66 (2003; 1998), en één keer eerder bij het CU en de VVD (respectievelijk 2007; 2002). Er zit dus, helaas, geen duidelijke stijgende lijn in een gelijke man-vrouwverhouding onder staatssecretarissen per partij. Van een gelijke man-vrouw verdeling per partij onder ministers is al helemaal geen sprake.

Verdeling Posten: nog nooit een vrouwelijke minister op Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Financiën en Buitenlandse Zaken

Door de tijd heen zijn de meeste vrouwen vertegenwoordigd bij de ministeries Maatschappelijk Werk (7), Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer / Infrastructuur en Milieu (8) en Verkeer en Waterstaat (7). De minste vrouwen zijn vertegenwoordigd bij Defensie (2), Landbouw (2), Economische Zaken (2) en Justitie (2) (figuur 9). Ministeries die nog nooit zijn vertegenwoordigd door een vrouw zijn Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Buitenlandse Zaken (los van de portefeuille Ontwikkelingssamenwerking) en Financiën.

Tot 1982 vertegenwoordigen vrouwelijke ministers Maatschappelijk Werk of Volksgezondheid, Welzijn en Sport (in die tijd Volksgezondheid en Milieuhygiëne) (figuur 10). Van 1982 tot aan 2003 komen daar Verkeer en Waterstaat, Ontwikkelingssamenwerking, Binnenlandse Zaken, Justitie, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Economische Zaken, en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap[6] bij (figuur 10). In de periode 2003-2017 zien we ook vrouwelijke ministers voor Integratie, Landbouw en, vanaf 2012, Defensie (figuur 10). In het nieuwe kabinet wordt Sigrid Kaag minister op het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar Halbe Zijlstra zal de hoogste baas op dit departement zijn. Kaag’s specifieke portefeuille is Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel, waarin vijf vrouwen haar al voorgingen. In figuur 10 staat ze daarom gecategoriseerd onder Ontwikkelingssamenwerking.

Van deze exclusieve ministerposten zijn Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid wel vertegenwoordigd door vrouwelijke staatssecretarissen. Ook Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden vaker door vrouwelijke staatssecretarissen dan ministers bestuurd. Op een aantal posten zijn er juist meer ministers dan staatssecretarissen geweest, namelijk Maatschappelijk Werk, en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (figuur 11).

Gender als breekijzer voor etnische diversiteit

Over het algemeen laten de historische figuren een stijgende lijn zien in de verdeling tussen mannen en vrouwen in het Nederlandse kabinet. Qua etnische diversiteit is er geen vooruitgang, het aantal bewindslieden met een migratieachtergrond blijft nul. Inmiddels is het alweer 10 jaar geleden dat Nebahat Albayrak en Ahmed Aboutaleb, beide PvdA, benoemd werden als de eerste staatsecretarissen met een migratieachtergrond (Balkenende IV).

Zijn ze er dan echt niet, die getalenteerde kandidaten voor ministersposten met een bi-culturele achtergrond? Binnen de huidige regeringspartijen zijn in het verleden wel degelijk gekwalificeerde Kamerleden geweest. Denk aan bijvoorbeeld Laetitia Griffith (VVD), Fatma Koşer Kaya (D66) en Kathleen Ferrier (CDA). Op de ministeries, in gemeenteraden en andere ‘kweekvijvers’ van ministers zal ongetwijfeld nog meer talent rondlopen dat nu nog niet zichtbaar is. Laat gender een breekijzer zijn voor een echt divers kabinet na de volgende verkiezingen. Partijen moeten daarom nu al talent herkennen, scouten en begeleiden onder politici met een migratieachtergrond, zodat de lijstjes met namen ruim op tijd klaarliggen. En als ze dan toch bezig zijn, laat ze dan ook mannelijke dominante doorbreken in het partijleiderschap. Wie weet krijgen we dan eindelijk ook eens een vrouwelijke minister-president.

Voetnoten:

[1] In onze analyse is de minister-president (de minister voor Algemene Zaken) niet meegenomen. Wel meegerekend zou het percentage vrouwelijke bewindslieden uitkomen op 42.

[2] De bron van deze alinea is Parlement en Politiek ‘Kabinetten 1945-heden’ beschikbaar op: https://www.parlement.com/id/vh8lnhrp1x03/kabinetten_1945_heden [25/10/2017], eigen bewerking.

[3] Met betrekking tot partijen die niet meer bestaan zijn we als volgt te werk gegaan: Het KVP is samengeteld met het CDA en DS’70 is samengeteld met D66.

[4] Niet meegerekend hier is Philomena Bijlhout van de LPF, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met Mark Rutte. Bijlhout vervulde de post slechts één dag. Ook niet meegerekend is de minister van Justitie tijdens Kok I, Winnie Sorgdrager. Sorgdrager is in Den Haag geboren maar heeft volgens sommige bronnen een Indisch migratie-verleden. Er is echter geen betrouwbare informatie gevonden over haar migratie-achtergrond. Voor een biografie van Sorgdrager, zie hier.

[5] In onze dataset hebben we dubbele minister- en staatssecretarisposten, en vervangingen langer dan drie maanden, meegerekend.

[6] Niet alle kabinetten behelzen dezelfde ministeries en soms wordt er een nieuw ministerie gecreëerd of juist een opgeheven. We hebben ministeries die voor elkaar in de plaats zijn genomen daarom samengeteld. Bijvoorbeeld Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in 1956 onder Drees IV is meegeteld als Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en Infrastructuur en Milieu is samengenomen met Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

Filed Under: Regering en beleid Tagged With: afspiegeling, diversiteit, gender, regering

Implosie van de PvdA schaadt diversiteit in de Tweede Kamer

door Liza Mügge, Arwen Van Stigt 25/03/2017 4 Reacties

De Nederlandse identiteit en diversiteit waren de thema’s van de afgelopen verkiezingscampagne. Het NOS Jeugdjournaal illustreerde het gebrek aan diversiteit treffend. De uitzending van het lijsttrekkersdebat opent met het spelletje ‘Wie Ben Ik?’ Een  groot scherm toont portretten van personen met verschillende uiterlijke kenmerken. Een groep kinderen vraagt: “Is het een vrouw?” “Nee, jammer er zitten geen vrouwen  tussen.” “Is het iemand met een donkere huidskleur?” “Nee.” Het gaat zo verder tot de vijf gezichten  van de lijsttrekkers van de grootste partijen overblijven. “Als je dit zo ziet lijken ze eigenlijk best wel op elkaar”, concludeert de presentator. Niet alleen de lijsttrekkers lijken erg op elkaar, maar ook tussen de gekozen Kamerleden is minder diversiteit dan in de voorgaande jaren.

Op dinsdag 21 maart maakte de Kiesraad de officiële uitslag bekend en dus is het de hoogste tijd om de rekening op te maken. Hoe is het gesteld met het aandeel vrouwelijke Kamerleden en Kamerleden met een ‘niet-Westerse’ migratieachtergrond?

 

Vrouwelijke Kamerleden

In 1982 was 19% van de Kamerleden vrouw (zie figuur 1). In de jaren die volgen stijgt het percentage gestaag tot 43% in 2010. Daarna zet een daling in naar 39% in 2012. Het huidige percentage is 36%.

 

mugge1

 

De afgelopen verkiezingen wisten drie vrouwen een zetel te bemachtigen door voorkeurstemmen: Lilianne Ploumen (PvdA), Isabelle Diks (GL) en Lisa Westerveld (GL). Dit  is weliswaar meer dan bij de vorige verkiezingen (twee vrouwen in 2010 en één in 2006, 2003 en 2002), maar de inspanningen om kiezers aan te sporen te stemmen op een  vrouw op een onverkiesbare plek, zoals ‘Stem op een vrouw’, lijken dus vooral gehoor te hebben bij het electoraat van GroenLinks en de PvdA. En dit zijn nu juist de partijen waarbij de genderverdeling al gelijk is.

De huidige daling van het aandeel vrouwelijke Kamerleden moet toch vooral bij de partijen zelf worden gezocht. Sinds 2002 is de PvdA de enige grote partij die tussen de 40-50% vrouwelijke Kamerleden leverde. GroenLinks zit sinds 1998 rond de 50% en voor de Partij voor de Dieren was dit zelfs 100% in 2006, 2010 en 2012 (zie figuur 2).

 

Mugge2

 

Gezien het geringe aantal zetels hebben GroenLinks en de Partij voor de Dieren voor het totaalplaatje eigenlijk nooit bijster veel verschil kunnen maken.  De PvdA maakte dat verschil wél (zie figuur 3). Met uitzondering van 2002 leverde de PvdA de meeste vrouwen, gemiddeld genomen zo’n vijftien vrouwelijke Kamerleden. Van 2010 tot heden zien we een daling in het aantal vrouwelijke Kamerleden van de VVD en de D66, relatief aan het aantal zetels. De VVD gaat van 42% in 2010, naar 40% in 2012, naar 33% vrouwen in 2017 en het aandeel vrouwen in de D66 gaat respectievelijk van 50%, naar 42%, naar 37% (figuur 2). Bij het CDA schommelt het aandeel vrouwen tussen de 23% en de 43% met momenteel 32% vrouwen. Bij de PVV stijgt het aandeel vrouwen juist, maar ook in deze fractie is twee derde man. Wanneer deze vier grootste partijen wel een gelijke genderverdeling zouden hebben dan zou 56% van de Kamerleden vrouw zijn in plaats van de huidige 36%. De linkse partijen laten zien dat een gelijke man-vrouwverdeling dus gewoon tot de mogelijkheden behoort, hoewel de voor linkse begrippen SP uitzonderlijk ‘mannelijk’ is met respectievelijk 33%, 33% en 36% vrouwen van 2010 tot heden.

Zolang de overige partijen, en dan met name ter rechter zijde van het midden, bij het opstellen van hun kandidatenlijsten geen rekening houden met man-vrouwverhoudingen, zal het aantal vrouwelijke Kamerleden dus in grote mate afhangen van de electorale pieken en dalen van de linkse partijen.

 

mugge3

 

Kamerleden met een migratieachtergrond

 

Maar de PvdA was ook belangrijk voor de vertegenwoordiging van Kamerleden met een migratieachtergrond. Alhoewel het aandeel Kamerleden met een migratieachtergrond stabiel blijft in 2017, rond de 11%, daalt de diversiteit binnen deze groep Kamerleden (figuur 4).

 

mugge5

 

DENK is een voorbeeld van deze trend: geen vrouwen, maar drie mannen in de fractie  en dan ook nog mannen met een migratieachtergrond uit Turkije of Marokko. Nu waren de eerste Kamerleden ooit met een migratieachtergrond ook mannen: John Lilipaly in 1986 en 1989 (met een Indonesische achtergrond) en Ram Ramlal in 1992 (met een Surinaamse achtergrond). Toch zien we dat vanaf 1998 tot 2007 de rollen omdraaien en vrouwelijke Kamerleden met een migratieachtergrond in de meerderheid zijn. Van 2010 tot 2017 – dezelfde jaren waarin het aandeel vrouwen daalt bij de VVD, CDA en D66 – daalt het aandeel vrouwelijke Kamerleden met een migratieachtergrond naar een recordlaagte sinds 1994, namelijk 3% van het totaal. Daarentegen zien we een recordhoogte van 8% mannelijke Kamerleden met een migratieachtergrond (zie figuur 4).

 

mugge4

 

Vanaf 2010 daalt het aantal Kamerleden met een migratieachtergrond bij het CDA, D66, GL en de CU (zie figuur 5). Het aandeel Kamerleden met een migratieachtergrond stijgt bij de VVD, en in mindere mate de SP. DENK levert een even groot aandeel aan Kamerleden met een migratieachtergrond als de VVD. Indirect blijkt hieruit het belang van de PvdA. DENK is een nieuwe partij, terwijl de PvdA vanaf 1998 tot 2012, met uitzondering van 2002, veruit de meeste Kamerleden met een migratieachtergrond levert.

 

mugge6

 

 

Intersectie achtergrond en gender

Voor diversiteit qua achtergronden (figuur 7) én de intersectie tussen achtergrond en gender (figuur 4) is het aandeel van alle partijen belangrijk.  Niet alleen de nieuwe partijen zoals DENK en FvD – allebei 100% man – zijn minder divers.  Andere partijen worden ook minder divers. In 2003 is de meest complete regenboog aan achtergronden vertegenwoordigd. Zes van de zeven gegroepeerde achtergronden zijn aanwezig. In 2017 blijven er, redelijk plotseling, twee van de zeven gegroepeerde achtergronden over. In de huidige Kamer zijn alleen de Turkse en Marokkaanse achtergronden vertegenwoordigd. De Surinaamse, Antilliaanse en Molukse, evenals alle andere achtergronden, zijn verdwenen (figuur 7).

 

Mugge7

 

Hoe zit dat over tijd? In 2010 leverde de PvdA Kamerleden met een Surinaamse, Turkse en Marokkaanse migratieachtergrond en in 2012 een Kamerlid met een Molukse achtergrond, en later in het jaar een Ghanese achtergrond. Maar in 2010 en 2012 leverden ook andere partijen Kamerleden uit de groepen die nu verdwenen zijn. In 2010 waren dat, naast de PvdA, de SP (Afghanistan), GL (Palestina), CDA (Suriname), CU (Curaçao) en de PVV (Aruba). Er lijkt al met al dus een verband te bestaan tussen het aantal zetels van de PvdA en de diversiteit in achtergronden. Het verschil dat een diverse middenpartij als de PvdA kon maken moet dus niet worden onderschat.

De huidige samenstelling van de Tweede Kamer laat zien dat diversiteit volatiel is en door de verschillen tussen partijen sterk afhankelijk is van de verkiezingsuitslagen. Een stevigere verankering van diversiteit vergt dus ook bij de rechtse en conservatievere partijen inspanningen. De vraag blijft dan natuurlijk hoe diversiteit wordt uitgedragen door vrouwelijke Kamerleden en Kamerleden met een migratieachtergrond binnen die partijen. Een PvdA-vrouw heeft natuurlijk een andere agenda dan een PVV-vrouw. Net zoals een Nederlands-Marokkaans Kamerlid van PvdA-huize een andere agenda heeft dan een collega van de VVD of DENK. Maar juist ook deze ideologische diversiteit binnen ‘groepen’ is van belang in een democratie en ook deze stemmen verdienen het om gehoord te worden op het hoogste politieke toneel.

 

Verantwoording van figuren:

Figuur 1:

Parlement & Politiek (geen datum) ‘Vrouwen in de Tweede Kamer’. Te vinden op: https://www.parlement.com/id/vh8lnhrre0zv/vrouwen_in_de_tweede_kamer [23-3-2017].

Kiesraad (2012) ‘Uitslag van de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer van 15 maart 2012. Kerngegevens’. Te vinden op: https://www.kiesraad.nl/adviezen-en-publicaties/publicaties/2012/09/19/kerngegevens-tweede-kamerverkiezing-2012 [23-3-2017]

Kiesraad (2017) ‘Uitslag van de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer van 15 maart 2017. Kerngegevens’. Te vinden op https://www.kiesraad.nl/adviezen-en-publicaties/rapporten/2017/3/kerngegevens-tweede-kamerverkiezing-2017/kerngegevens-tweede-kamerverkiezing-2017 [23-3-2017]

Overige figuren: de eigen database is opgebouwd uit gendergegevens van Parlement & Politiek, de Kiesraad, de website van de Tweede Kamer en eigen verzamelde gegevens over de achtergronden van Kamerleden.

 

Filed Under: Politieke partijen, Regering en beleid Tagged With: afspiegeling, diversiteit, etniciteit, gender, Vertegenwoordiging

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Wat zijn vuistregels en gebruiken politici ze, net als iedereen?

Lokale partijen: de grootste politieke familie. Ook weer in 2022?

Episode 82 – A return to Brexitland, with Rob Ford

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in