Laatste berichten door Constant Hijzen
Trump blaast CIA op
Trump maakt ruzie met iedereen. Na CNN, Hollywood en vele anderen moet ook de Amerikaanse inlichtingengemeenschap eraan geloven. Dat Trumps felle aanval op zijn spionnen onverstandig is, is wel ter sprake geweest, maar waarom dat zo is, wordt zelden besproken. Hij zal zijn inlichtingen- en veiligheidsdiensten vroeg of laat wel nodig hebben. De problemen zijn veel groter: zijn aanvallen maken inlichtingen volstrekt waardeloos. Trump, die alleen inlichtingen lijkt te willen ontvangen die zijn opvattingen ondersteunen, maakt het zichzelf onmogelijk in de toekomst nog wel een besluit op inlichtingen te baseren en hij vernietigt het maatschappelijke en politieke vertrouwen in de diensten.
Vorige week verschenen enkele saillante inlichtingenrapportages over Russische inlichtingenoperaties tegen Trump zelf. Omdat de CIA en FBI de claims ‘geloofwaardig’ vonden (Trump is chantabel, oordeelden ze), stuurden ze deze door naar president Obama en zijn opvolger Trump.
Tijdens een bizarre en chaotische persconferentie deed Trump geen moeite om zijn persoonlijke gekrenktheid te verbergen. Het waren “sick people [who] put that crap together”. Fake news, dat de CIA niet serieus had mogen nemen: ‘disgraceful’, ‘a tremendous blot on their record’, iets wat ‘Nazi Germany would have done’.
Trumps minachting voor zijn diensten is niet van gisteren. Met een storm aan twitterberichten, indien nodig in hoofdletters, serveert hij de aanzienlijke Amerikaanse inlichtingengemeenschap – zestien diensten met een gezamenlijke jaarlijkse begroting van ongeveer 50 miljard dollar per jaar – af. De dagelijkse ‘intelligence and security briefs’ laat hij bovendien aan zich voorbijgaan: ‘I’m, like, a smart person.’
Amerikaanse presidenten hebben vaker in de geschiedenis onenigheid gehad met hun geheime diensten. President Dwight D. Eisenhower, oprichter van de CIA en groot voorstander van covert action, vond dat de CIA het Witte Huis te weinig informeerde over wat de dienst precies deed. Kennedy kreeg de invasie in de Varkensbaai opgedrongen en Lyndon B. Johnson was furieus toen de CIA hem adviseerde een wapenstilstand in Vietnam te accepteren. Zelfs president George W. Bush liet zich in 2004 publiekelijk ontvallen dat de CIA zich verliet op ‘giswerk’ ten aanzien van Irak.
Ondanks zijn recente bezoek aan de CIA, waar hij in een merkwaardige toespraak de pers de schuld gaf van zijn aanvallen op de inlichtingendiensten, lijkt Trump de inlichtingengemeenschap als geheel te diskwalificeren. Hij steggelt niet over een specifiek onderwerp, maar diskwalificeert de inlichtingengemeenschap systematisch.
Hoe gaat de inlichtingengemeenschap op Trump reageren?
Aan de ene kant hebben de diensten daar niks aan. In tegenstelling tot het vaak opgeroepen beeld van inlichtingen- en veiligheidsdiensten als oppermachtige entiteiten, zelfs ‘een staat in de staat’, zijn deze diensten, in de democratieën waar zij deel van uitmaken, overheidsbureaucratieën die aan wet- en regelgeving zijn gebonden. Nog sterker zijn zij gebonden aan de uitvoerende macht: hun politieke opdrachtgevers bepalen in het algemeen wat zij wel en niet doen en kunnen.
Een geheime dienst heeft daarom zelf geen enkel belang bij verstoorde relaties met de politiek. Het inlichtingenwerk heeft een fundamenteel dienend en ondersteunend karakter – op basis van inlichtingen moeten beleidsmakers beter beleid kunnen maken en dienen politici kwalitatief betere besluiten te kunnen nemen.
Dat neemt niet weg dat er natuurlijk wel enige distantie moet zijn tussen de diensten en hun politieke opdrachtgevers. De CIA draagt ‘telling truth to power’ hoog in het vaandel. Ook als een president bepaald beleid in gedachten heeft, dat op basis van inlichtingen onverstandig lijkt, moet de dienst in staat zijn de president hierover volledig in te lichten. In plaats van uit zijn slof te schieten als inlichtingen hem (persoonlijk) niet bevallen, moet er ruimte voor waarheidsvinding zijn.
Ook Trump heeft, anderzijds, geen belang bij ruzie met zijn inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Stel dat hij in de toekomst een inlichtingenrapport ontvangt dat zijn buitenlands beleid wel ondersteunt, bijvoorbeeld op het typische inlichtingengebied van terrorisme, dan zal hij daar in het Congres of op tv moeilijk geloofwaardig naar kunnen verwijzen. Diezelfde diensten waren eerder toch ‘disgraceful’ bezig? Zo’n publieke aanval op de diensten zorgt bovendien voor een afbrokkelend publiek vertrouwen. Als de president zo fel tekeer gaat tegen die toch al zo schimmige diensten, hoe kunnen burgers dan nog vertrouwen dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten de democratie trachten te beschermen – en daar geen gevaar voor vormen?
Trump zal moeten leren dat hij weerwoord krijgt. De Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn welbeschouwd een jaarlijks 50 miljard dollar kostende vorm van georganiseerde tegenspraak. Trump heeft er uiteindelijk meer aan om daarmee in discussie te blijven, dan ze categorisch als prutsers te diskwalificeren. Daarmee jaagt hij niet alleen de talloze medewerkers tegen zich in het harnas, maar holt hij ook het toch al zo kwetsbare publieke vertrouwen in deze diensten uit. Maar hij schiet vooral zichzelf in de voet: op deze manier worden inlichtingen waardeloos.
Schoothond of waakhond? De parlementaire controle op geheime diensten in Nederland
Enkele weken geleden kwam het verlossende woord van Carola Schouten (CU), voorzitter van de commissie die ‘Het Lek’ onderzocht in de Commissie op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD). Wat ‘het grootste politieke schandaal in decennia’ had kunnen worden, liep weinig spectaculair af: het veronderstelde lek werd niet gevonden. De commissie Schouten schonk ook geen enkele aandacht aan het matige interne functioneren van de CIVD en dat was nu toch de uiteindelijke bron van alle ellende.
Terwijl veel journalisten en commentatoren hun ongenoegen over deze anticlimax ventileren, zouden we onze aandacht beter kunnen richten op het functioneren van de CIVD. Dit stond op 4 februari op de agenda van de Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken.
De bespreking was gebaseerd op het geheime rapport Naar een sterker functionerende CIVD. Een week voor de kerst 2015 verklapte CIVD-voorzitter Halbe Zijlstra de belangrijkste adviezen in dat rapport, die hij beloofde over te nemen: er komt een kleine uitbreiding van de ambtelijke staf, de vergadercyclus wordt aangepast en er komt een introductiepakket en-programma voor nieuwe commissieleden.
Deze marginale veranderingen zijn toe te juichen, maar ze zijn niet meer dan cosmetische ingrepen. De parlementaire controle wordt sinds 1952 door drie fundamentele problemen geplaagd, die met de huidige voorstellen in de brief niet (effectief) worden aangepakt: geheimhouding, tijdgebrek en weinig politiek gewin.
De grens tussen nuttige geheimhouding en schadelijke, onnodige geheimzinnigdoenerij is makkelijk overschreden. Uit Zijlstra’s brief blijkt dat de CIVD hier ook last van heeft. Volgens PvdA-fractievoorzitter Samson opereerde de CIVD ‘te geheim en te onbeholpen’. De CIVD moest minder krampachtig en ‘ontspannener’ gaan werken. Nu, die oproep (uit 2014) om openheid zien we niet terug. Zijlstra’s brief zelf mag dan openbaar zijn, het rapport ‘Naar een sterker functionerende CIVD’ blijft geheim, en het overleg op 4 februari was besloten. Waarom geen openbaar debat in aanwezigheid van journalisten, deskundigen en anderen? En waarom is alles wat in de CIVD besproken wordt bij voorbaat geheim, zoals Zijlstra beweert? Dat operationele zaken – bronnen, werkwijze en methoden – geheim moeten blijven, neemt niet weg dat beleidsmatige zaken rondom de diensten niet met de mantel van geheimhouding hoeven te worden bedekt.
Tijdgebrek blijft het tweede structurele euvel van de CIVD. Dat is het onoverkomelijke gevolg van een commissie die uit fractievoorzitters – de drukst bezette Kamerleden – bestaat in plaats van fractiespecialisten. Zijlstra biedt een doekje voor het bloeden met een (kleine) uitbreiding van de ambtelijke staf met een (1.0fte) adviseur. Prima, maar die ondersteuning moet meer om het lijf hebben. Goed ingevoerde fractiespecialisten zouden veel betere sparringpartners vormen voor de diensten dan fractievoorzitters zonder tijd. Overigens is extra expertise in het toezicht ook dringend gewenst op technisch gebied, want ontwikkelingen op dat terrein zullen de komende jaren in snel tempo steeds belangrijker worden (kabeltoegang, hacken, cybersecurity). Inzicht daarin kan van fractievoorzitters al helemaal niet worden verwacht.
De keuze voor fractiespecialisten kan ook bijdragen aan oplossing van het derde euvel, namelijk dat de investering in het toezichtwerk zich politiek niet uitbetaalt: over dat wat in vertrouwen wordt medegedeeld, mag publiekelijk met geen woord worden gerept. De tijdsinvestering levert politiek gezien niets op. Met het gevolg dat commissievoorzitter Van Thijn in de jaren zeventig regelmatig alleen zat te vergaderen met ministers en diensthoofden. Naar verluidt zaten sommige fractievoorzitters, die wel kwamen opdagen, te slapen. En als zij wakker waren, hadden zij geen tijd gehad – of geen zin – om de stukken te lezen. Zij hoorden aan wat hen werd medegedeeld en vertrokken. De parlementaire controle wordt zo een verplicht nummertje, een ‘rituele dans’, zoals voormalig D66-fractievoorzitter Wolffensperger het eens verwoordde, over de hele linie incidenteel en reactief.
Vreemd genoeg zijn het de fractievoorzitters zelf, met voorzitter Zijlstra, die voorstander lijken te zijn van een afwachtende, passieve vorm van parlementair toezicht. De brief geeft absoluut niet de indruk dat zij substantiële hervormingen noodzakelijk achten. Men wil enkele lichte veranderingen in de marge aanbrengen. Dat is de gemakkelijke weg: wat je niet weet, daar ben je niet verantwoordelijk voor.
De commissie is daardoor helaas nog steeds niet de waakhond die zij zou kunnen en moeten zijn.
Beeld: FaceMePLS – Dutch intelligence agency AIVD, CC BY 2.0.