Daphne van der Pas is universitair docent Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek richt zich op de interactie tussen partijen en media, parlementair gedrag, en politiek leiderschap.
Laatste berichten door Daphne van der Pas
Gender en migratieachtergrond in de Tweede Kamer: wat is het effect op vertegenwoordiging?
Wereldwijd zijn vrouwen en etnische minderheden in vrijwel alle politieke functies ondervertegenwoordigd. Maar verrassend genoeg zijn vrouwen die behoren tot een etnische minderheid vaak juist beter vertegenwoordigd in nationale parlementen dan de twee gemarginaliseerde groepen waartoe ze worden gerekend. In het huidige Amerikaanse Congres zijn bijvoorbeeld 35% van de vrouwen women of color. Ook in de Tweede Kamer waren vrouwen met een niet-Westerse migratieachtergrond lange tijd in grotere getale aanwezig dan mannen met een vergelijkbare achtergrond.[i] Maar leidt die aanwezigheid ook tot de behartiging van de belangen van vrouwen met een niet-Westerse migratieachtergrond?
In ons recent gepubliceerde artikel Representing their Own? Ethnic Minority Women in the Dutch Parliament onderzoeken we of vrouwelijke Kamerleden met een niet-Westerse en (post)koloniale migratieachtergrond (hierna migratieachtergrond) inderdaad opkomen voor de belangen van vrouwen met een migratieachtergrond. We keken naar de onderwerpen die ze opbrengen in schriftelijke Kamervragen en naar commissielidmaatschap. Kamervragen bieden individuele Kamerleden de mogelijkheid de onderwerpen die zíj belangrijk vinden op de agenda van het parlement te zetten. We doorzochten ruim 30.000 Kamervragen die gesteld zijn tussen 1994 en 2012, hiervan gingen er 236 (0.8%) over vrouwen met een migratieachtergrond.
De meeste vragen over vrouwen met een migratieachtergrond werden gesteld door onze huidige Kamervoorzitter Khadija Arib (PvdA). Zij is verantwoordelijk voor 64 vragen over het onderwerp, ofwel 27%.[ii] Ze stelde onder andere vragen over de opvang van slachtoffers van mensenhandel, wijzigingen in familierechtwetgeving in Marokko, illegale besnijdenis, Hiv-geïnfecteerde zwangere illegale vrouwen, abortusaantallen onder allochtone (sic) tieners en vrouwen, de opkomst van allochtone (sic) vrouwen bij bevolkingsonderzoeken naar baarmoederhalskanker, de medische zorg aan asielzoeksters. Arib besteedde al met al 10% van haar Kamervragen aan vrouwen met een migratieachtergrond; voor haar was het dus een belangrijk onderwerp.
Kijkend naar alle Kamervragen, zorgen vrouwelijke Kamerleden met een migratieachtergrond er dan voor dat thema’s die relateren aan de positie van vrouwen met een migratieachtergrond op de polieke agenda komen? We voorspelden de kans dat een Kamerlid dit onderwerp aansnijdt in een Kamervraag aan de hand van de achtergrondkenmerken van het Kamerlid. In Figuur 1 is te zien dat Kamerleden die vrouw zijn en een migratieachtergrond hebben eruit springen met een kans van 2,9%. Bij mannen – ongeacht hun achtergrond – en vrouwen zonder migratieachtergrond ligt die kans veel lager: tussen de 0.3% en 0.5%. Dit houdt ook stand na controle van partijlidmaatschap van het Kamerlid. Met andere woorden: ook binnen partijen noemen vrouwelijke Kamerleden met een migratieachtergrond vaker thema’s die relateren aan de belangen van vrouwen met een migratieachtergrond dan hun collega’s.
Figuur 1. Kans dat een Kamerlid een vraag stelt over vrouwen met een migratieachtergrond naar gender en achtergrond vraagsteller.
Naast achtergrond kenmerken is commissielidmaatschap voorspellend voor het stellen van vragen over vrouwen met een migratieachtergrond. Zo vinden we dat Kamerleden, zoals de witte mannen Sietse Fritsma en Joram van Klaveren (beide PVV) en Arib, die zitting hadden in de ‘Algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie’ veel vragen stellen over het onderwerp. Fritsma zat daarnaast in de ‘Algemene commissie voor Integratiebeleid’ en Arib in onderzoekscommissie Blok over integratiebeleid. Om te achterhalen of commissielidmaatschap het effect van migratieachtergrond en gender medieert, hebben we beide meegenomen als voorspellers van Kamervragen over vrouwen met een migratieachtergrond. In deze analyse blijft de combinatie van vrouw en migratieachtergrond alsnog, dus buiten commissielidmaatschap om, voorspellend voor het stellen van een vraag over dat onderwerp. Commissielidmaatschap heeft dus invloed op het stellen van Kamervragen, maar is niet doorslaggevend.
De aanwezigheid van vertegenwoordigers uit specifieke groepen maakt dus verschil: zonder vrouwen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer zouden de issues van deze groep minder geagendeerd zijn. Toch zijn hier twee kanttekeningen bij te plaatsen. Ten eerste hangt het patroon sterk af van een handvol individuen. Arib stelde 27% van alle vragen over dit onderwerp, dus wat als zij er niet was geweest? Ten tweede, kunnen we op basis van deze data geen conclusies trekken over de mate Kamerleden zelf vrij zijn hun onderwerpen te kiezen, of dat ze onderwerpen toebedeeld krijgen door de partijtop. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de partijtop vrouwen met een migratieachtergrond graag in commissies ziet die ze associeert met vrouwen met een migratieachtergrond, en dat deze vrouwen daarom gespecialiseerd raken in het onderwerp.
Arib zelf ondervond in beginsel geen directe steun wanneer ze zich wilde uitspreken over vrouwen en migranten. Ze zegt hierover in haar boek Couscous op zondag. Een familiegeschiedenis:
Er zijn verschillende portefeuilles en er zijn verschillende collega’s die verschillende wensen en prioriteiten hebben. Bovendien vond men het met mij Marokkaanse achtergrond niet handig als ik over migranten praatte. Dat zou al gauw de schijn wekken van belangenverstrengeling: een Marokkaanse die over Marokkanen praat, riekt naar cliëntalisme, vreesde men. Daarom zijn het altijd autochtonen die zich bezighouden met de problemen van migranten.
(Arib 2009: 230)[iii]
Arib kiest er expliciet voor zich uit te spreken over deze onderwerpen en haar fractie maakt hier uiteindelijk geen probleem van. Vanaf 2002, mede onder invloed van 9/11 en de opkomst van Fortuyn, verwacht men tot haar verbazing juist wel van Arib dat zij zich als ‘moslima’ uitspreekt over de positie van islamitische vrouwen:
Maar dat er in de Kamer vrouwen waren zoals ik, die zich hiervoor al jaren inzetten, werd niet gezien. Want deze vrouwen hadden een islamitische achtergrond en waren daarmee per definitie onderdeel van de gemeenschappen die er achterlijke opvattingen op na hielden. Sterker, ik was volgens sommige medeverantwoordelijk voor de ellende die anderen ondergingen. (Arib 2009: 233)
Uit de eigen
bespiegelingen van Arib blijkt dat aanmoediging om zich juist wel of niet uit
te spreken over onderwerpen waarover zij vanuit haar specifieke achtergrond
kennis heeft, gebonden is aan het politieke klimaat.
Inmiddels lijken vrouwen met een migratieachtergrond in Nederland hun
electorale voordeel te zijn verloren. In de huidige Tweede Kamer zijn van de 16
Kamerleden met een (gedeeltelijke) migratieachtergrond vijf vrouw. De toekomst
moet uitwijzen wat dit betekent voor de onderwerpen die zij op de politieke
agenda zetten.
[i] Mügge, L., & Damstra, A. (2013). Gender en etniciteit in de Tweede Kamer: streefcijfers en groepsvertegenwoordiging. Res Publica, 55(3), 339-358.
[ii] Van de 64 vragen was Arib 63 keer de (eerste) indiener en één keer de mede-indiener.
[iii] Arib, K. (2009) Couscous op zondag. Een familiegeschiedenis. Amsterdam: Balans.
Provinciale Staten: een mannenbolwerk?
Het is vandaag 8 maart, internationale vrouwendag. Deze dag staat historisch in het teken staat van gelijke vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek en dan met name Algemeen Vrouwenkiesrecht. Nadat vrouwen actief kiesrecht kregen in 1919 werd internationale vrouwendag aangegrepen om te demonstreren tegen oorlog en voedsel tekorten. Tegenwoordig is 8 maart een dag om aandacht te vragen voor ongelijkheid van vrouwen in verschillende privé en publieke domeinen.[i] Het politieke domein vergt blijvende aandacht, want ondanks politieke rechten zijn vrouwen nog steeds flink ondervertegenwoordigd in de politiek. Op 20 maart mogen we stemmen voor de Provinciale Statenverkiezingen, een mooi moment deze minder zichtbare laag onder de loep te nemen. Wat kunnen we verwachten wat betreft de vertegenwoordiging van vrouwen, op basis van de kieslijsten van de partijen?
Momenteel is het aandeel vrouwen onder Provinciale Statenleden 32%,[ii] dus evenveel als in de meer zichtbare Tweede Kamer. Als we kijken naar de volledige kieslijsten lijkt het aandeel zelfs iets omlaag te gaan na de komende verkiezingen, gezien van de meer dan 5000 kandidaten 31% vrouw is (zie Figuur 1).[iii] Partijen leveren vaak enorme lijsten aan, waarvan duidelijk is dat de kandidaten onderaan nooit verkozen zullen worden. Kijkend naar de verkiesbare plekken – op twee manieren gedefinieerd – [iv] kunnen we en kleine verhoging van het aandeel vrouwelijke Statenleden verwachten, van 36% tot 34%. Het aandeel vrouwen onder de lijsttrekkers bedroevend laag met slechts 24%,[v] hoewel dit wel hoger is dan op het landelijk niveau (14% in 2017).[vi]
Figuur 1.Percentage vrouwen op kieslijsten Provinciale Staten.
De provincies variëren onderling in het percentage vrouwen op verkiesbare plekken van 28% tot 44% (zie Figuur 2).[vii] Opvallend is hierbij dat drie van de vier Randstad provincies relatief hoog scoren, namelijk Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland met 44%, 44% en 36% vrouwen, maar Flevoland juist het laagst scoort met 28%.
Figuur 2.Percentage vrouwen op kieslijsten Provinciale Staten per provincie.
Behalve regionale verschillen, is variatie tussen partijen groot (zie Figuur 3). De Partij voor de Dieren (PvdD), D66, GroenLinks en nieuwkomer Code Oranje hebben lijsten met minstens de helft vrouwen. Daarentegen is het deel vrouwen laag bij lokale partijen, ouderen partijen, kleine Christelijke partijen, rechts-populistische partijen en bij Denk. Onder dat lijstje zit een flink aantal partijen met nu geen zetels; het aandeel verkozen vrouwen zal dus sterk afhangen van de behoefte aan verandering ten opzichte van de gevestigde orde onder kiezers.
Figuur 3.Percentage vrouwen op kieslijsten Provinciale Staten per partij.[viii],[ix]
Noot: Het aantal vrouwen op de lijst van Forum voor Democratie is grotendeels onbekend omdat alleen initialen aangegeven zijn op de kieslijsten. Bron voor de kieslijsten https://provincialestaten2019.nl/.
Overigens biedt het feit dat de Provinciale Statenverkiezingen weinig zichtbaar zijn ook mogelijkheden. Door de lage opkomst (vorige keer 47.76%) is de kans dat een individuele stem de uitslag beïnvloedt iets groter. De tactiek van Stem op een Vrouw – op de vrouw stemmen die naar verwacht nét niet verkozen zou worden op basis van haar lijstpositie – zou dus goed kunnen werken op 20 maart. Stemmen op een vrouw kan effect hebben op de het uiteindelijke totaal percentage vrouwen, maar zou de grootste verandering brengen bij partijen die een laag percentage vrouwen op verkiesbare plekken heeft staan. Voor echte gelijkheid moet het streven zijn om meer vrouwen binnen conservatievere en rechtpopulistische partijen te krijgen. Els Borst zei: ‘Politiek is te belangrijk om alleen aan mannen over te laten.’ Laten we hieraan toevoegen: gelijkheid is te belangrijk is om alleen aan linkse partijen over te laten. Gendergelijkheid is geen ‘linkse hobby’, van de verbeelde witte wijn drinkende elite, maar een slag naar betere politiek.[x]
Afbeelding: Gedeputeerde Staten Limburg
[i] Voor een historisch overzicht zie https://atria.nl/nieuws-publicaties/feminisme/feminisme-20e-eeuw/8-maart-internationale-vrouwendag/
[ii] Gebaseerd op eigen telling op de websites van de provincies.
[iii] Bron voor de kieslijsten: https://provincialestaten2019.nl/.
[iv] De nauwe definitie van verkiesbaar houdt in alle posities op de lijst die lager of gelijk zijn dan het huidige aantal zetels van de partij in de betreffende Provinciale Staten. De ruime definitie is 125% van de huidige zetels, plus de eerste twee kandidaten van partijen die momenteel geen zetels hebben. Deze ruime definitie is in het vervolg van het stuk gebruikt.
[v] Zoals te verwachten staan vrouwen vaak op de tweede plek op de lijst. Op die plek is het percentage vrouwen het hoogst met 44%. Voor de lijstposities 1, 2, 3, 4 en 5 is het percentage vrouwen respectievelijk 25, 44, 38, 29 en 37.
[vi] Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 was het aantal vrouwen (alle partijen op het stembiljet meenemend) 4 op de 28, dus 14%. Aantal vrouwelijke lijsttrekkers:
https://www.parlement.com/id/vhnnmt7j73yk/vrouwelijke_lijsttrekkers. Aantal lijsten:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tweede_Kamerverkiezingen_2017.
[vii] Hier is de ruime definitie van verkiesbaar genomen.
[viii] Onder ‘Ouderen’ zijn de volgende partijen samengevoegd: 50Plus, Ouderen Politiek Actief (OPA), Ouderen Appèl, Ouderenpartij, Senior Belang en Senioren Brabant. Het percentage vrouwen op verkiesbare plekken bij alleen 50Plus is 25%, evenals het percentage vrouwelijke lijsttrekkers bij 50Plus.
[ix] Onder ‘Lokaal en overig’ zijn de volgende partijen samengevoegd: FNP Fryslân, Groninger Belang, Jezus Leeft, Lokaal, Lokaal Brabant, Lokaal Limburg, Lokale Partijen Zuid Holland, NIDA, Natuurlijk Fryslân, Onafhankelijke Partij Drenthe, Partij voor Zeeland, Partij voor het Noorden, Provinciaal Belang Fryslân, Respect!, Sterk Lokaal en U26.
[x] Voor dit laatste punt zie: https://www.noord-holland.nl/Actueel/Archief/2019/Februari_2019/Blog_Politieke_gelijkheid_een_onvoltooid_project
Hoe kiezers zich bij het Oekraïne-referendum lieten leiden door hun partij én eigen inhoudelijke afwegingen
Op 6 april 2016 konden Nederlanders hun stem uitbrengen in het referendum over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. De opkomst was 32%, waarvan 61% tegen stemde en 38% voor. In een recent artikel in Acta Politica proberen Wouter van der Brug, Tom van der Meer en ik deze stem te verklaren. We wilden daarbij vooral weten of de overwegingen van kiezers tijdens de campagne veranderden.
Dertig jaar diversiteit in de Tweede Kamer: hoe verder na de verkiezingen?
Sinds 2010 is het aandeel Kamerleden met een ‘niet-westerse’ of koloniale migratie-achtergrond ongeveer gelijk aan het aandeel in de bevolking. Op basis van de huidige Peilingwijzer zal dit aandeel met ruim een kwart dalen. Evenredige afspiegeling is dus geen gegeven, maar fluctueert. Hoe steken deze cijfers in elkaar en over welke groepen en volksvertegenwoordigers hebben we het dan? En hoe zit het met de verdeling van de hoogste politieke posten?
We weten uit internationaal onderzoek dat diversiteit een investering waard is. Als het parlement een goede afspiegeling is van de bevolking dan komt dit ten goede komt aan het functioneren van een democratie. Dit betekent niet dat Kamerleden en burgers met een migratie-achtergrond moeten worden vastgepind op hun achtergrond. Zij zijn geen homogene groep, en ook onder mensen met dezelfde herkomst is de diversiteit groot. Desondanks maakt het voor de kwaliteit van een democratie uit in hoeverre burgers zich langs deze simpele karakteristieken wel of niet in de Kamer herkennen. Diversiteit in de Tweede Kamer kan door nieuwe rolmodellen stereotypes doorbreken. Het draagt bij aan het politiek vertrouwen van ondervertegenwoordigde groepen en sociale cohesie, en het verhoogt de acceptatie van verkiezingsuitslagen. En Kamerleden met diverse achtergronden brengen onderwerpen en perspectieven mee in de politiek die anders gauw over het hoofd gezien worden (zie bijvoorbeeld hier, hier en hier).
Tot in het midden van de jaren negentig is etnische diversiteit in de Tweede Kamer zeldzaam en sterk verbonden met het Nederlandse koloniale verleden. Het allereerste niet-witte Kamerlid was de Nederlands-Indische schrijver en dichter Russtam Effendi. Hij vertegenwoordigde de Communistische Partij Nederland van 1933 tot 1946. Pas veertig jaar later, in 1986, werd John Lilipaly, eveneens geboren in Nederlands-Indië, gekozen voor de PvdA. Vanaf 1994 zijn Kamerleden met een ‘niet-westerse’ of koloniale migratie-achtergrond doorgaans vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. In dat jaar werd ook de eerste vrouw met een migratie-achtergrond, de Nederlands-Surinaamse Tara Oedayraj Singh Varma, gekozen. Geleidelijk werd deze groep Kamerleden ook diverser.
Momenteel zijn er achttien Kamerleden met een (gedeelde) ‘niet-Westerse’ of koloniale migratie-achtergrond, waarvan tien vrouwen en acht mannen. Dit is 12%, ongeveer gelijk aan het aandeel in de Nederlandse bevolking. Internationaal gezien een mooie uitkomst. In een landenvergelijkende maat stond de Tweede Kamer in de zitting van 2010-2012 op 11%, vergeleken België (8%), Duitsland (4%), Frankrijk (4%), Griekenland (3%), Italië (2%) en Spanje (1%) hoog. Alleen het Verenigd Koninkrijk kwam op hetzelfde percentage (11%).
Van de gevestigde partijen zijn D66 (25%), GroenLinks (25%) en de PvdA (22%) de meest diverse partijen (relatief aan het aantal zetels). Ook in voorgaande periodes waren deze partijen met afstand het meest divers. Dit is te herleiden tot hun partijideologie. Bij GroenLinks en de PvdA valt dit samen met een continue aandacht voor diversiteit op de lijst, al dan niet aangejaagd door diversiteitsnetwerken. Echter, als de huidige peilingen uitkomen zullen ook deze partijen minder divers worden (zie figuur 1). De VVD en de SP zullen daarentegen een stijging zien, repectievelijk van 2% naar 8% en van 13% naar 14%. De ChristenUnie, SGP, PvdD, 50Plus en de PVV zijn het minst divers: deze partijen leveren momenteel geen Kamerlid of verkiesbare kandidaat met een migratie-achtergrond.
Figuur 1 Huidige en verwacht aandeel Kamerleden met een migratie achtergrond per partij
Puur afgegaan op proportionaliteit is de vertegenwoordiging voor sommige groepen beter dan voor anderen. De grootste groepen met een migratieachtergrond zijn geboren – of hun ouders of voorouders – op de Antillen of Aruba, in Indonesië, Marokko, Suriname of Turkije. Tabel 1 laat zien hoe deze groepen vertegenwoordigd waren in de periode van 1994 tot 2012. Samengenomen over die tijd zijn Nederlanders uit de herkomstlanden Marokko en Turkije minstens evenredig vertegenwoordigd; onder Nederlandse-Surinamers en Nederlanders uit Antillen of Aruba zien we een ondervertegenwoordiging.
Tabel 1 De vijf grootste groepen met een migratieachtergrond in de Tweede Kamer van 1994-2012
Kamerleden 1994-2012 | Nederlandse bevolking | |
Marokko | 2.1% | 1.8% |
Turkije | 2.1% | 2.1% |
Suriname | 1.1% | 2.0% |
Antillen en Aruba | 0.2% | 0.7% |
Indonesië | 2.7% | 2.5% |
Bron: Pathways dataset voor Kamerleden en CBS-gegevens uit 1996-2012 voor de Nederlandse bevolking. |
Voor de aankomende verkiezingen staan er dertien kandidaten met een (gedeelde) migratie-achtergrond op een verkiesbare plek. Zes vrouwen en zeven mannen. Van deze kandidaten hebben zeven een Marokkaanse en zes een Turkse achtergrond.[1] Mochten de peilingen gunstiger uitvallen voor de PvdA, DENK, de Christen Unie en de VVD, dan zullen respectievelijk Ahmed Marcouch (Nederlands Marokkaans), Farid Azarkan (Nederlands-Marokkaans), Don Ceder (Nederlands-Surinaams) en Zohair El Yassini (Nederlands-Marokkaans) ook een Kamerzetel bemachtigen.
Ondanks het relatieve succes van Kamerleden met een migratie-achtergrond in de afgelopen dertig jaar zijn nog maar weinig van deze politici doorgedrongen tot de politieke top. In het eerste Kabinet Balkenende I (2002) werd de Nederlands-Surinaamse Philomena Bijlhout (LPF) benoemd als staatsecretaris Emancipatiezaken. Vanwege haar betrokkenheid bij de burgermilities van het regime-Bouterse in Suriname trad zij na enkele uren af. De Nederlands-Chinese Khee Liang Phoa volgde haar op. Onder Balkenende IV (2007-2010) was de Nederlands-Turkse Nebahat Albayrak (PvdA) staatsecretaris van Justitie en de Nederlands-Marokkaanse Ahmed Aboutaleb staatssecretaris (PvdA) van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In 2016 werd de Nederlands-Marokkaanse Khadija Arib (PvdA) benoemd als Kamervoorzitter.
In 2013 zei minister Jet Bussemaker (OC&W) in het feministische weekblad Opzij: ‘Emancipatie is niet vanzelfsprekend en nooit af. Emancipatie behoeft doorlopend onderhoud.’ Bussemaker refereert aan het bedroevende lage aandeel vrouwen op topposities in het bedrijfsleven en de wetenschap. Dat geldt ook voor de politiek. Deze verkiezingen gaat geen enkele grote partij de campagne in met een vrouwelijke lijsttrekker. De huidige peilingen laten zien dat ook etnische diversiteit niet vanzelfsprekend is, maar onderhoud vergt.
Met dank aan Arwen van Stigt voor haar assistentie
[1] Mustafa Amhaouch (CDA), Vera Bergkamp, Salima Belhaj en Achraf Bouali (D66), Tunahan Kuzu (DENK), Jesse Klaver, Zihni Özdil en Nevin Özütok (GroenLinks), Khadija Arib (PvdA), Sadet Karabulut en Cem Lacin (SP), Malik Azmani en Dilan Yesilgöz-Zegerius (VVD).