Jochem Tolsma is Bijzonder hoogleraar sociale scheidslijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen en universitair hoofddocent sociale ongelijkheid aan de Radboud Universiteit.
Website: http://www.jochemtolsma.nl
Jochem Tolsma is Bijzonder hoogleraar sociale scheidslijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen en universitair hoofddocent sociale ongelijkheid aan de Radboud Universiteit.
Website: http://www.jochemtolsma.nl
door Rob Franken, Jochem Tolsma 1 Reactie
Volgens minister Dilan Yesilgöz van Justitie en Veiligheid is het ‘wokisme’ een beweging die de democratische rechtsstaat bedreigt. Dit zei zij op 12 september tijdens de door haar uitgesproken HJ Schoo-lezing. Vrees niet, niet alle wakkeren onder ons die erkennen dat sociale ongelijkheid deels veroorzaakt wordt door discriminatie rekent de minister tot wokist. Het wokisme is namelijk volgens de minister een beweging van “Mensen die vinden dat zij mogen bepalen welke informatie of mening juist is en welke niet juist is. Of wat kwetsend en niet kwetsend is. Wie wel deugt en wie niet deugt. Die, onder het mom van inclusie, alleen maar bezig zijn met uitsluiten.”.
Het wokisme zou onder andere een enorme druk leggen op de academische vrijheid. Afgaande op de vele berichten in de media zou ‘woke’ inderdaad aan een flinke opmars bezig zijn op de universiteiten. Niet alleen onder bestuurders die ‘diversity officers’ aanstellen en genderquota invoeren om een einde te maken aan (vermeende) patriarchale machtsstructuren binnen universiteitsmuren. Maar juist ook onder studenten. ‘Woke-studenten’ zouden ‘dekolonisatie’ van het curriculum eisen, om racisme en seksisme bestrijden. En er zou een behoefte zijn aan ‘safe spaces’, waar hen niet geconfronteerd wordt met ‘bigots’. Hele disciplines zouden zich door wokisme laten gijzelen (zie de column van Elma Drayer).
U denkt wellicht: ‘Is woke echt zo’n problematische beweging?’ Dat vroegen wij ons net als de minister af. Waar de minister volstaat met “Ja, wat mij betreft wel”, hielden wij een survey onder meer dan 700 studenten van de Radboud Universiteit en de HAN (zie Box 1 voor de onderzoeksverantwoording). Wat vinden studenten van het wokisme?
We erkennen meteen dat wij niet onderzocht hebben of studenten zelf wokist zijn en of zij hun docenten muilkorven. Wij wilden weten (1) of het thema studenten bezighoudt, (2) in hoeverre men het eens dan wel oneens is met de minister en (3) of het polariseert. Met polarisatie bedoelen wij dat er duidelijk twee groepen van voor- en tegenstanders onder de studenten te onderscheiden zijn. Het leek ons het beste om deze onderzoeksvragen vanuit een vergelijkend perspectief – of noem het desgewenst een inclusief perspectief – te benaderen. Wij hebben de studenten daarom meerdere politieke stellingen voorgelegd, naast het wokisme onder ander over de vluchtelingencrisis, de stikstofcrisis, en de EU (zie Box 1).
Box 1: onderzoeksverantwoording Dataverzameling 718 studenten van de Radboud Universiteit (76%) en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (24%) legden wij een online vragenlijst voor, die zij tussen 19 en 28 september 2022 invulden. We vroegen hen onder andere waar zij zichzelf zouden plaatsen op het politieke spectrum, op de links-rechts as. We vroegen ze in welke mate ze geïnteresseerd zijn in politieke onderwerpen (“niet”, “tamelijk” of “zeer” geïnteresseerd), en we legden ze een aantal stellingen voor over politieke thema’s, die zij konden beantwoorden met de antwoordcategorieën “Helemaal oneens”, “Mee eens”, “Neutraal”, “Mee oneens”, “Helemaal oneens”, en “Ik weet het niet”. Stellingen De overheid moet de inkomensverschillen in Nederland kleiner maken.Het is beter voor een land als iedereen dezelfde gewoonten en tradities heeft.De Europese eenwording is te ver gegaan.Klimaatverandering vormt een bedreiging voor de wereld.Vrouwen zijn geschikter om jonge kinderen op te voeden dan mannen.Er moet een jaarlijkse bovengrens komen voor de opname van nieuwe asielzoekers.Omgekeerde Nederlandse vlaggen op openbare plekken moeten verwijderd worden.Het ‘wokisme’ vormt een bedreiging voor de democratie.De overheid moet proberen om zoveel mogelijk Nederlanders te overtuigen om de COVID-19 (booster-)vaccinatie te nemen. Polarisatie We definiëren polarisatie als de variantie in de meningsverschillen, |
Wat waren onze bevindingen? Laten we beginnen met een disclaimer. De ondervraagde studenten zijn vrij links. Als we hen vragen om zichzelf te plaatsen op een links-rechts schaal die loopt van 0 (uiterst links) naar 10 (uiterst rechts) plaatst slechts 22 procent zich rechts van het centrum. De gemiddelde score is 3.75 (zie Figuur 1). De gemiddelde Nederlandse kiesgerechtigde scoort op dezelfde schaal een 5, zo blijkt uit het Nationaal Kiezersonderzoek. Het is daarmee zeker niet ondenkbaar dat de ondervraagde studenten het ‘wokisme’ minder vaak als gevaar voor de democratie zien dan een gemiddelde Nederlander.
Dat gezegd hebbende. Een groot deel van de ondervraagde studenten is niet geïnteresseerd in politieke onderwerpen (30 procent geeft aan niet geïnteresseerd te zijn, 54 procent tamelijk geïnteresseerd, en slechts 16 procent zeer geïnteresseerd). Hiermee zijn de ondervraagde studenten zelfs minder geïnteresseerd in politiek dan de gemiddelde Nederlander (26 procent van de representatieve NKO-steekproef is niet geïnteresseerd in politieke onderwerpen). Ten tweede blijkt van alle stellingen juist de stelling over het wokisme het moeilijkste te beantwoorden voor studenten. 24 procent geeft aan het niet te weten (zie Figuur 2). Daarmee lijkt wokisme voor studenten nog vager te zijn dan Europa.
In Figuur 3 zien we hoeveel studenten het (on)eens zijn met de minister. Hoewel de minister het nogal stellig bracht, is toch 16% het met haar (helemaal) eens. Een aanzienlijk deel, zeker gezien de links-rechts plaatsing van de ondervraagde studenten. Daarentegen ziet 95% klimaatverandering als bedreiging voor de wereld. Houdingen ten aanzien van woke en wokisme zijn nog nooit goed in kaart gebracht, laat staan over een langere tijd. Er is dus nog geen hockeystick-grafiek die de groei van het wokisme illustreert. Zou het wokisme wel exponentieel (gaan) groeien, en zouden we ons daarvan bewust zijn, dan zouden wellicht meer studenten net zoals de minister in paniek zijn. Maar nu nog niet.
Sterker nog, een aanzienlijk deel van de studenten is het helemaal oneens met de minister. Betekent dit volgens de studenten dat meer woke goed is voor de democratie? Of dat docenten volgens studenten nog eens beter moeten kijken of zij ook auteurs in de literatuurlijst hebben opgenomen die tot een minderheidsgroep behoren? Dit vraagt om meer onderzoek. Wel laat dit zien dat de minister zowel een flinke groep mede- als tegenstanders heeft.
Een interactieve variant van Figuur 3 vindt u [hier].
Dit brengt ons tot de laatste onderzoeksvraag ten aanzien van polarisatie. In Figuur 4 ordenen we de verschillende stellingen op basis van de mate van polarisatie. Wat blijkt, studenten zijn het meest gepolariseerd over de stellingen over het wokisme, vaccinatie en de boerenprotesten. Het is geen vreemde aanname dat ook de algemene bevolking gepolariseerd is over woke en wokisme. Althans, meer dan over veel ander politieke onderwerpen (klimaatverandering, inkomensongelijkheid, migratie). Dit verklaart mogelijk niet alleen de felheid van het debat, maar ook dat de media en de minister er zo veel aandacht aan besteden.
Wat kunnen we nu concluderen? Volgens de minister is de woke-beweging een gevaar voor de democratie. De overgrote meerderheid van de ondervraagde studenten deelt deze mening van de minister niet. Wel is duidelijk dat er sprake is van beginnende polarisatie. Dat kan een bedreiging voor de democratie gaan vormen. Immers, tegenpolen luisteren niet meer naar elkaar. Echter, de politieke polarisatie onder studenten is gelukkig nog verre van maximaal. De meeste studenten nemen geen extreem standpunt in. Dit betekent dat we nu nog in debat kunnen met elkaar. Laten we, de maatschappij in het algemeen en docenten en studenten in het bijzonder, dat dan ook doen.
Tot slot, een groot deel van de studenten is helemaal niet geïnteresseerd in politiek. Zo gezien is het ook niet vreemd dat studenten vaak helemaal geen mening hebben over politieke stellingen. Dat lijkt ons nu een reëel gevaar voor de democratie.
Referentie
Jacobs, K., Lubbers, M., Sipma, T., Spierings, N. en T.W.G Van der Meer (2021). DUTCH PARLIAMENTARY ELECTION STUDY 2021 (DPES/NKO 2021). DANS. https://doi.org/10.17026/dans-xcy-ac9q
door Thijmen Jeroense, Niels Spierings, Jochem Tolsma 4 Reacties
De verkiezingsuitslag zou volgens de Volkskrant een groeiende polarisatie tonen tussen nationalisten en kosmopolieten. Het is zeker waar dat zowel de ‘kosmopolitische partij’ D66 en de ‘nationalistische partij’ FvD verkiezingswinst hebben geboekt. Maar dat het een gevolg is van toenemende polarisatie onder de bevolking, dat lijkt ons onwaarschijnlijk. Er is namelijk geen sprake van brede groeiende polarisatie op dit vlak.
Polarisatie?
Wij zochten met behulp van de LISS-data (we gebruikten data verzameld in de jaren 2008 t/m 2014 en 2016 t/m 2020) uit of de samenleving steeds verder polariseert over politieke thema’s die de kern raken van de tegenstelling nationalisme versus kosmopolitisme: de EU en migratie/integratie. Aan deelnemers aan het LISS-panel worden herhaaldelijk de volgende twee stellingen voorgelegd (zie Box 1).
Box 1. Meting van houdingen over de EU en migratie/integratie in LISS
EU-integratie Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5 […]? 1 De Europese eenwording zou nog verder moeten gaan 2 3 4 5 De Europese eenwording is al te ver gegaan Migratie/integratie In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie-achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5 […]? 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie-achtergrond 2 3 4 5 mensen met een migratie achtergrond moeten zich geheel aanpassen |
Als er sprake zou zijn van toenemende polarisatie moet een steeds groter deel van de bevolking een (relatief) extreem antwoord geven op deze twee stellingen. Figuren 1 en 2 tonen dat dit niet het geval is. Het aantal mensen dat zeer sterk vindt dat de EU-integratie niet ver genoeg is gegaan schommelt constant tussen de 4 en 6%. Er zijn veel meer Nederlanders die vinden dat de EU-integratie veel te ver is gegaan: tussen de 17 en 33%. We zien daarbij flinke schommelingen, maar van een duidelijke stijgende trend is geen sprake. Sterker nog: in de laatste jaren lijkt de Nederlandse bevolking minder ‘extreem’ te worden op dit vlak.
Iets vergelijkbaars zien we rond de integratie van mensen met een migratie-achtergrond. Een laag stabiel aantal mensen (2%) is het sterk eens met de ‘behoud van eigen cultuur’-extreem. Aan de andere kant van de schaal bevindt zich een aanzienlijk groter deel van de bevolking, maar het aantal neemt niet toe. In tegendeel: de laatste meetjaren zien we juist dat minder mensen vinden dat migranten zich volledig dienen aan te passen.
Sociale scheidslijnen?
Ook al is er geen sprake van toenemende polarisatie onder de bevolking, dan kan het nog wel zo zijn dat verschillende groepen in de samenleving uit elkaar groeien. We spreken dan eigenlijk over toenemende sociale scheidslijnen, niet over toenemende polarisatie (maar dat is wellicht academische muggenzifterij). Volgens het Volkskrant artikel zouden twee sociale kenmerken cruciaal zijn: opleiding en stedelijkheid.
Laten we eens kijken, want ook deze informatie vinden we in de LISS-data. Voor opleiding nemen we enkel mensen van 25 jaar en ouder mee, omdat ze zeer waarschijnlijk klaar zijn met hun onderwijscarrière. We maakten drie categorieën: Laag: basisonderwijs en vmbo; Midden: havo/vwo en mbo; Hoog: hbo en wo. Stedelijkheid is bepaald op basis van de woonplaats: Zeer sterk stedelijk; Sterk stedelijk; Matig stedelijk; Weinig stedelijk en Niet stedelijk. We tonen in het onderstaande steeds per groep de geschatte trendlijn in gemiddelde houding (de standaarddeviatie van deze schatting geven we aan met een schaduw om de lijn).
Kijken we naar de EU-integratie (Figuur 3) dan lijkt de sociale scheidslijn inderdaad een klein beetje toe te nemen: de verschillen tussen de opleidingsgroepen worden wat groter. Echter, de verschillen zijn altijd al groot geweest.
Voor stedelijkheid en EU-integratie zien we meer spaghetti (Figuur 4). Stedelingen staan minder negatief ten aanzien van verdere EU-integratie dan mensen in minder stedelijke gebieden. Echter, van een duidelijke toenemende sociale scheidslijn is geen sprake.
We zien min of meer hetzelfde beeld als we kijken naar integratiehouding (Figuren 5 en 6): Ja, er bestaan verschillen en de hogeropgeleiden. En ja, mensen in stedelijke gebieden zijn gemiddeld genomen iets minder vaak van mening dat migranten zich volledig dienen aan te passen.
Maar van duidelijk toenemende sociale scheidslijnen is geen sprake.
Polarisatie is geen easy-fix stopwoord
Ja, in de verkiezing hebben kosmopolitische en nationalistische partijen (D66, VOLT, FvD en JA21) gewonnen. Echter GroenLinks en PVV verloren. Netto is er – in zetels uitgedrukt – slechts sprake van +1 op kosmopolitisme en +6 op nationalisme (o.b.v. uitslagen pagina NOS, geraadpleegd op 21-03-2021). Ofwel: meer nationalisme. En zelfs die verschuiving, kunnen we niet koppelen aan een langere trend van veranderende houdingen onder de bevolking.
Kan het dan aan de data liggen?
Radicaal denkende mensen doen minder mee met vragenlijstonderzoek, maar we hebben geen reden om aan te nemen dat dit het afgelopen decennium is veranderd. Wel weten we dat mensen met extreme meningen vaker op sociale media zitten en tv-programma’s en kranten daarvan smullen. Dit maakt het heel intuïtief dat polarisatie toeneemt, maar niet per se correct. Het populaire stopwoord ‘polarisatie’ volgt vaak te snel en te simpel.
Wat verklaart dan wel die nationalistische verschuiving in de Kamer?
Per verkiezing verschilt het welke houdingen (of thema’s) de stemkeus van mensen bepalen. Als migratie en integratie worden uitgelicht, lijken juist D66 en nationalisten daarvan te profiteren. Bovendien lijkt het meer geaccepteerd dat mensen op extreemrechtse partijen als FvD stemmen. Tenslotte, zou de zetelwinst voor ‘nationalisme’ wel eens vooral winst kunnen zijn voor ‘corona-vrijheid’, hetgeen waarop Forum zich profileerde. Of dit de verklaringen zijn, moet verder onderzoek uitwijzen. Voor nu kan kosmopolitisme-nationalisme polarisatie weer even in de ijskast.
door Jochem Tolsma, Michael Savelkoul 0 Reacties
Tijdens de huidige coronacrisis lijkt de vluchtelingencrisis waar Europa in 2015 mee te maken kreeg ver weg. Maar destijds noemde meer dan 50% van de Nederlandse bevolking immigratie als een van de twee meest urgente problemen voor Nederland (Eurobarometer survey). De huidige coronacrisis vergroot de economische ongelijkheid niet alleen binnen landen maar ook tussen landen. Het is dan ook te verwachten dat post-corona de immigratiedruk op Nederland snel zal toenemen. Welke lessen vielen er te leren uit de vorige vluchtelingencrisis?
In 2015 werden de Europese landen geconfronteerd met het hoogste aantal asielaanvragen sinds de Tweede Wereldoorlog. Ook Nederland kreeg te maken met een historisch hoge instroom van meer dan 40.000 asielzoekers. De capaciteit van de reguliere asielzoekerscentra in Nederland bleek ontoereikend, waardoor op verschillende plekken in het land tijdelijke extra noodopvang- en crisisnoodopvanglocaties geopend moesten worden. Tegenstellingen in de standpunten rondom asiel werden in 2015 zeer zichtbaar. Aan de ene kant gaven zo’n 36.000 mensen gehoor aan de oproep van het Rode Kruis om zich aan te sluiten bij het burgerhulpnetwerk Ready2Help om hulp te bieden aan asielzoekers die naar Nederland kwamen en werden asielzoekers welkom geheten bij AZCs met erehagen. Aan de andere kant nam ook het aantal demonstraties tegen de komst van asielzoekers in de loop van 2015 toe en werd er geprotesteerd door bijvoorbeeld spandoeken (en varkens) op te hangen op toegewezen opvanglocaties. Deze polarisatie werd ook zichtbaar in politieke voorkeuren: onder de Nederlandse bevolking als geheel nam de steun voor GroenLinks en (met name) de PVV toe.
De politieke effecten van asielzoekers in crisisnoodopvang
Bij ons riep de vluchtelingencrisis de vraag op in hoeverre de komst van asielzoekers in de eigen buurt consequenties had voor stemintenties. Maakt het uit waar en hoe asielzoekers worden gehuisvest? Zien we vooral de steun voor de PVV toenemen in buurten die te maken kregen met een onverwachte toename van het aantal asielzoekers? Om inzicht te krijgen in de gevolgen van de asielcrisis en instroom van asielzoekers voor de steun voor de PVV in 2015 hebben wij in onze recent verschenen studie gebruik gemaakt van een grootschalig surveyonderzoek onder meer dan 19.000 Nederlanders (afkomstig van het EenVandaag Opiniepanel). Dezelfde deelnemers aan dit onderzoek zijn twee keer ondervraagd: in februari (voordat de instroom sterk toenam) en in november (na het hoogtepunt van de instroom). Deze surveydata hebben we gecombineerd met informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) met betrekking tot veranderingen in het aantal asielzoekers in alle opvanglocaties tussen februari en november. Aangezien een deel van de respondenten tussen beide meetmomenten te maken kreeg met een toename van asielzoekers in hun buurt en een ander zeer vergelijkbaar deel niet, kan onze studie tot op zekere hoogte als een natuurlijk experiment worden beschouwd.
Asielzoekers werden gehuisvest in drie typen opvanglocaties. Reguliere asielzoekerscentra waren al voor de asielcrisis in 2015 aanwezig in verschillende buurten in ons land. Aangezien de opvangcapaciteit al snel ontoereikend bleek, werden nieuwe reguliere AZC’s geopend door het COA. Daarnaast werd gebruik gemaakt van tijdelijke noodopvanglocaties die vaak een capaciteit hadden van rond de 300 bewoners. De huurcontracten die het COA hiervoor afsloot hadden meestal een looptijd van tussen de zes en twaalf maanden. Vanaf september toen de instroom van asielzoekers scherp toenam, werden zogenaamde crisisnoodopvanglocaties geopend in bijvoorbeeld sporthallen en oude schoolgebouwen die door de overheid zijn aangewezen om gebruikt te kunnen worden bij calamiteiten. Het gaat hier vaak om relatief kleine locaties en dezelfde asielzoekers mochten hier maar maximaal 72 uur verblijven wat tot gevolg had dat asielzoekers van de ene crisisnoodopvanglocatie naar de andere werden vervoerd met bussen.
Buurteffecten waren relatief klein; de nationale trend was veel sterker
Ja, juist onder mensen die in buurten woonden waar sprake was van een toename van het aantal asielzoekers nam de kans om voor de PVV te stemmen toe en dan met name als bewoners te maken kregen met huisvesting van asielzoekers in crisisnoodopvang. Maar deze buurteffecten waren relatief klein in vergelijking met de algemene landelijke trend in toenemende steun voor de PVV. Het lijkt erop dat de voor- en tegenstanders van een ruimhartig opvangbeleid zichtbaar waren – en werden gemaakt – op plaatsen waren asielzoekers werden gehuisvest.
De buurtbewoners zelf werden hierdoor niet sterk beïnvloed in hun stemintentie.
De belangrijkste les is echter niet dat politici ‘lokale protesten’ tegen asielzoekers met een korreltje zout kunnen nemen. Immers, juist in deze buurten nam de steun voor PVV het sterkst toe. De zorgen van de buren van asielzoekers dienen serieus genomen te worden.
Een belangrijkere les is dat de manier waarop asielzoekers worden opgevangen ertoe doet. Vooral de crisisnoodopvang zorgde voor weerstand. Waarschijnlijk omdat juist bij de crisisnoodopvang de communicatie tussen overheid en bevolking te kort schoot en omdat het gebus met asielzoekers aan de ene kant de vluchtelingencrisis heel zichtbaar maakte, maar aan de andere kant het opbouwen van een band tussen de buurt en de asielzoekers in de opvang onmogelijk maakte. Deze interpretatie baseren we ook op eerder onderzoek dat heeft laten zien dat bewoners van buurten met een AZC toleranter zijn tegen de komst van asielzoekers dan bewoners van buurten zonder een AZC.
Crisisnoodopvang als laatste optie
Het is ons inziens dus terecht dat de inzet van crisisnoodopvang als last resort moet worden gezien (Kamerstukken II 2020/21, 19637, 2684). Maar de reguliere opvangcapaciteit is nu al beperkt onder meer omdat vergunninghouders lang moeten wachten op een eigen woning en nieuwe opvanglocaties maar in beperkte mate worden gevonden. De te verwachten snelle stijging van het aantal asielzoekers post-corona zal ongetwijfeld opnieuw voor chaotische huisvestingstaferelen gaan zorgen en de verhoudingen in de samenleving op scherp zetten indien we nu niet investeren in meer reguliere opvanglocaties.
De solidariteit tussen jong en oud, gezond en ongezond, arm en rijk, dorp en stad, politiek links en rechts komt door crises ook onder druk te staan. Bestaande sociale scheidslijnen monden tijdens crises eerder uit in groepsconflicten. Dat zagen we in 2015, dat zien we bij de huidige coronacrisis, en dat zullen we bij de volgende crisis weer zien. Waar je nog zou kunnen volhouden dat de vluchtelingencrisis van 2015 en de huidige corona-pandemie niet te voorspellen waren, de volgende internationale vluchtelingencrisis is dat tot op zekere hoogte wel.
De internationale vluchtelingencrisis werd een nationale crisis niet alleen omdat sommige mensen geen asielzoekers in hun buurt wilden, maar ook simpelweg omdat de reguliere opvangcapaciteit onvoldoende bleek. Het gevolg was polarisatie en heftige conflicten tussen voor- en tegenstanders. Deze sociale scheidslijnen zijn onwenselijk en vormen een gevaar voor de democratie. Ze moeten voorkomen worden en dat staat los van het antwoord op de vraag of een strenger of ruimhartiger asielbeleid gewenst is. Een complete asielstop zoals nu bepleit door de PVV lijkt ons niet realistisch. Meer opvang in de regio waar momenteel vooral de VVD en FvD op aandringen kan de asieldruk verminderen. Maar ook dan zal in het kader van hervestiging van asielzoekers naar Europa de immigratiedruk toenemen en nu al is de bezetting in bestaande locaties volgens het COA “extreem hoog”. Dus, willen we een volgende vluchtelingencrisis samen onder controle krijgen, dan moeten we nu investeren in meer reguliere opvanglocaties en de reservecapaciteit vergroten.
Afbeelding: PVV door Bas Bogers (license).
door Jochem Tolsma, Tom van der Meer 9 Reacties
Het gedegen en uitgebreide rapport van de WRR ‘De nieuwe verscheidenheid. Toenemende diversiteit naar herkomst in Nederland’ dat deze week verscheen, bevestigde eens te meer wat we al wisten: In etnisch gemengde buurten staat de sociale cohesie binnen die buurten onder druk. Mensen voelen zich in diverse wijken minder thuis, en minder veilig. De conclusies van de WRR werden breed opgepikt, door onder andere de NOS, de NRC en GeenStijl. Toch is het voorbarig om al te stellige beleidsimplicaties te verbinden aan het verband dat de WRR beschrijft.
In diverse buurten hebben buren minder onderlinge contacten en minder wederzijds vertrouwen. Maar diezelfde inwoners zijn in meer algemene zin niet minder eenzaam, doen niet minder vrijwilligerswerk, en hebben ook niet minder vertrouwen in medeburgers in het algemeen dan inwoners van homogenere buurten. De nadelige effecten van diverse buurten blijven dus vooral beperkt tot die buurten. Maar waarom?
[Read more…] about Waarom de samenhang in gemengde buurten lager is: Het ligt aan je buren
door Joran Laméris, Michael Savelkoul, Jochem Tolsma 2 Reacties
Afgelopen december heeft de rechtbank in Den Haag Geert Wilders, de partijleider van de Partij voor de Vrijheid (PVV), veroordeeld voor groepsbelediging en aanzetten tot discriminatie wegens zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak op 19 maart 2014. Wat gebeurde er ook alweer op die bewuste dag? Geert Wilders vroeg, tijdens een partijbijeenkomst op de uitslagenavond van de gemeenteraadsverkiezingen, aan zijn publiek of zij minder Marokkanen in de stad en in Nederland wilden. De PVV-aanhangers scandeerden “minder, minder, minder”. Hierop reageerde Geert Wilders kort maar krachtig met “dan gaan we dat regelen”.
De ironie is dat onze recent gepubliceerde studie aantoont dat méér Marokkanen Wilders geen windeieren zullen leggen. De steun voor de PVV is namelijk hoger in buurten met de hoogste concentratie niet-westerse etnische minderheden. Althans, onder buurtbewoners zonder migratie-achtergrond.
Open deur?
Trappen wij met het gevonden positieve verband tussen niet-westerse etnische concentratie en voorkeur voor de radicaal-rechtse PVV een open deur in? Nee, niets is minder waar. Nationaal en internationaal wetenschappelijk onderzoek laat tot op heden namelijk helemaal geen eenduidig beeld zien: waar sommige studies aantonen dat de aanwezigheid van etnische minderheden gepaard gaat met steun voor radicaal-rechtse partijen (zie bv. deze studie), laten andere studies juist zien dat de voorkeur voor radicaal-rechtse partijen niet gerelateerd is aan de etnische compositie van de leefomgeving van mensen (zie bv. deze studie).
Problemen met eerder onderzoek
Eerdere zogenoemde macro-macro studies relateerden officiële verkiezingsuitslagen, die openbaar gemaakt worden op geaggregeerd niveau (bijvoorbeeld per gemeente), aan de mate van niet-westerse etnische concentratie op datzelfde niveau (zie bv. deze studie). Het gebruik van de daadwerkelijke stembureau-uitslagen is een onmiskenbaar pluspunt van deze studies – want werkelijk gedrag –, maar brengt ook belangrijke nadelen met zich mee. Het geaggregeerde karakter van de gegevens verhindert het maken van een onderscheid tussen de stemmen van inwoners zonder migratie-achtergrond en van inwoners met een migratie-achtergrond, terwijl het zeer waarschijnlijk is dat deze groepen niet dezelfde kans hebben om op radicaal-rechts te stemmen. Bovendien is het binnen deze studies veel lastiger rekening te houden met andere factoren die samenhangen met stemgedrag, laat staan om het stemgedrag te verklaren via kenmerken van de stemmers.
Macro-micro studies ondervangen deze problemen deels door zich te baseren op survey-onderzoek, waarin individuele burgers wordt gevraagd naar hun stemvoorkeur (zie bv. deze studie).
Tot op heden hebben die macro-micro studies zich grotendeels noodgedwongen gericht op de rol van niet-westerse etnische concentratie in relatief grote contexten, zoals landen, provincies en gemeenten. Macro-micro studies kampen namelijk vaak met een power probleem: te weinig respondenten in te weinig buurten die te weinig variëren in etnische samenstelling. Het was dus nog helemaal geen uitgemaakte zaak of de etnische compositie van de lokale woonomgeving, zoals buurten, waar veel van de daadwerkelijke interacties tussen verschillende bevolkingsgroepen plaatsvindt, samenhangt met steun voor radicaal-rechtse partijen.
De buurt doet ertoe
Om het onderzoeksveld verder te brengen, hebben wij daarom in onze studie het verband tussen niet-westerse etnische concentratie in de buurt en de individuele voorkeur voor de PVV van Nederlanders zonder migratie-achtergrond onder de loep genomen. Hiervoor hebben wij partij-voorkeuren uit recent surveyonderzoek verricht onder meer dan 20.000 respondenten (afkomstig van het EenVandaag Opiniepanel) gekoppeld aan gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de etnische compositie van buurten. De grootte van onze steekproef heeft ons in staat gesteld de verscheidenheid in de mate van niet-westerse etnische concentratie tussen Nederlandse buurten te ondervangen, van buurten waar geen niet-westerse etnische minderheiden wonen tot buurten waar meer dan de helft van de inwoners een niet-westerse migratie-achtergrond heeft. Onze respondenten waren woonachtig in driekwart (!) van alle buurten in Nederland.
Omslagpunt
Er blijkt een zogeheten non-lineaire relatie te bestaan – of tipping point – tussen niet-westerse etnische concentratie en voorkeur voor de PVV aan. Nederlanders zonder migratie-achtergrond zijn pas meer geneigd op de PVV te gaan stemmen indien in hun buurt meer dan 15% van de inwoners een niet-westerse achtergrond heeft. Deze voorkeur wordt nauwelijks sterker indien nog meer inwoners van de buurt een niet-westerse achtergrond hebben. We laten daarnaast ook zien waarom Nederlanders zonder migratie-achtergrond in buurten met relatief veel niet-westerse minderheden voor de PVV kiezen. Juist deze stemmers hebben het idee dat hun buurt erop achteruit is gegaan door de komst van minderheden. Deze ervaren (of gepercipieerde) etnische dreiging is een sterke voorspeller voor de steun voor de PVV, en radicaal-rechtse partijen in het algemeen (zie bv. deze studie). Behalve meer dreiging, is er in buurten met meer niet-westerse minderheden ook meer positief interetnisch buurtcontact. Hoewel eerder onderzoek heeft aangetoond dat positief interetnisch contact negatieve houdingen ten opzichte van etnische minderheden kan verminderen (zie bv. deze studie), vinden wij nauwelijks bewijs dat het interetnische buurtcontact de steun voor de PVV dempt.
Een nuancering
Om een compleet beeld te krijgen van de verklaringskracht van niet-westerse etnische concentratie in de lokale woonomgeving voor het electorale succes van de PVV, is het noodzakelijk om de volgende vraag te beantwoorden: is 15% nu veel of weinig? Om de al te snel getrokken conclusie van de Randstedelijke lezers – dat het weinig is – voor te zijn: er wonen ook mensen buiten Holland. Als we alle twaalf provinciën in ogenschouw nemen, blijkt dat maar in 1 op de 6 buurten in Nederland het aandeel van inwoners met een niet-westerse achtergrond groter is dan 15%. Ongeveer één-vijfde van de kiesgerechtigde Nederlanders zonder migratie-achtergrond woont in één van deze buurten. Alleen voor dit kleine deel van het electoraat kan de lokale etnische compositie een doorslaggevende rol hebben gespeeld om de PVV te steunen.
Anders gezegd, verklaringen voor mogelijk electoraal succes van de PVV in 5 op de 6 buurten in Nederland dient ogenschijnlijk buiten de niet-westerse etnische concentratie gezocht te worden. Dit roept natuurlijk de vraag op of de PVV wel steun geniet onder de inwoners van deze lage concentratie buurten. Wat blijkt: 4 van de 5 PVV aanhangers woont in buurten waar minder dan 15% van de inwoners een niet-westerse achtergrond heeft.
De etnische samenstelling van de lokale woonomgeving is dus niet de verklaring voor het electorale succes van de PVV.
Geen noodzakelijke voorwaarde
Kortom, onze studie toont aan dat een hoge niet-westerse etnische concentratie in de buurt wel degelijk kan leiden tot meer steun voor de PVV, althans onder buurtbewoners die zelf geen migratie-achtergrond hebben. Echter, woonachtig zijn in een dergelijke buurt is zeker geen noodzakelijke voorwaarde om de PVV te steunen. Zo gezien, zou Geert Wilders dus zelfs met ‘minder, minder, minder Marokkanen’ nog best wel eens de PVV tot de grootste partij kunnen maken bij de naderende Tweede Kamerverkiezingen.
Afbeelding: PVV door Bas Bogers (license).