Léonie de Jonge promoveerde in juli 2019 bij de afdeling politicologie aan de Universiteit van Cambridge. Sinds september 2019 werkt ze als universitair docent Europese politiek en maatschappij aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze doet onderzoek naar rechts-populisme.
Laatste berichten door Léonie de Jonge
Het raadsel van Wallonië: Waarom radicaal rechts niet van de grond komt in Franstalig België
Na bijna vijfhonderd dagen onderhandelen heeft België eindelijk een nieuwe federale regering. Dankzij een recente aflevering van ‘Zondag met Lubach’ weten de meeste Nederlanders dat onze zuiderburen een bijzonder complex politiek systeem hebben. Maar voor comparatief politicologisch onderzoek is België een ideale casus. Ondanks vergelijkbare omstandigheden (een identiek kiesstelsel, gelijktijdige verkiezingen etc.) vindt men in één land twee compleet verschillende partijsystemen.
Van oudsher zijn radicaal rechts-populistische partijen succesvoller in Vlaanderen dan in Wallonië. Al in het begin van de jaren 1990 wist het Vlaams Belang (VB, toenmalig Vlaams Blok) een groot aantal kiezers te overtuigen en boekt sindsdien regelmatig verkiezingswinsten. Wallonië kent daarentegen (nog) geen succesvolle radicaal rechts-populistische beweging. Hoe komt dat?
In een recent verschenen wetenschappelijk artikel onderzoek ik deze vraag. Vanuit een puur theoretisch perspectief is het electoraal succes van rechts-populistische partijen een kwestie van vraag en aanbod. Enerzijds moet er een voedingsbodem zijn, oftewel: er moeten voldoende kiezers zijn die zich aangetrokken voelen door radicaal rechts-populistische partijen. Anderzijds moet er ook een geloofwaardige rechts-populistische partij zijn die deze vraag in stemmen kan vertalen.
De vraagzijde
Uit bestaand onderzoek blijkt dat er wel degelijk een voedingsbodem bestaat voor radicaal rechts in Wallonië. De Franstalige regio van België presteert op economisch vlak ondermaats, en de werkeloosheid is er hoger dan in het noordelijke gedeelte. Bovendien doet migratie er de gemoederen net zo hoog oplopen als in Vlaanderen. Uit kiezersonderzoek blijkt telkens weer dat er nauwelijks verschillen zijn tussen Vlamingen en Walen. De mythe van een rechts Vlaanderen en een links Wallonië kan dan ook definitief worden begraven. Kortom: het potentiële electoraat voor een radicaal-rechtse partij is minstens even groot in Vlaanderen dan in Wallonië. Dat deze partijfamilie minder succes kent in Wallonië dan in Vlaanderen kan met andere woorden niet simpelweg worden toegeschreven aan de houding van de kiezers.
De aanbodzijde
Aan de aanbodzijde zien we wel degelijk een verschil tussen Vlaanderen en Wallonië. Het succes van radicaal rechts in Vlaanderen kan deels worden verklaard door de organisatiekracht van het Vlaams Belang. Het VB was in eerste instantie een regionale Vlaams-nationalistische partij, die aan het einde van de jaren zeventig werd opgericht door twee afsplitsingen van de Volksunie, die weer voortkwam uit de Vlaamse Beweging – een verzamelterm voor het geheel organisaties en verenigingen die zich inzetten voor de emancipatie van het Vlaamse volk in België.
Het VB wist de bestaande netwerken van de extreemrechtse onderstroom binnen de Vlaamse Beweging te gebruiken om zowel haar discours te verspreiden als ook nieuwe leden en kiezers te werven. De partij kon voortbouwen op bestaande structuren binnen de Vlaamse Beweging. De sterke Vlaams-nationalistische subcultuur was dus een soort organisatorisch hulpmiddel voor het VB om een succesvolle partij tot leven te roepen.
Aan de zuidzijde van de taalgrens konden radicaal-rechtse partijen niet terugvallen op dergelijke netwerken. In Wallonië is het nationalisme een randverschijnsel. Daarnaast heeft de Waalse Beweging voornamelijk syndicale en linkse wortels, terwijl extreemrechtse organisaties in Franstalig België zich juist eerder aansluiten bij het Belgische nationalisme, wat wederom geen diepe wortels in de Waalse samenleving heeft. Radicaal-rechtse partijen in Wallonië kunnen daarom niet voortbouwen op bestaande netwerken en organisaties en moeten telkens weer volledig nieuwe partijstructuren opzetten. Hierdoor is het lastig voor radicaal rechts om in deze regio kiezers te mobiliseren en gekwalificeerde politici te werven.
Terwijl de vraag naar radicaal rechts relatief constant lijkt in heel België, is het aanbod van dergelijke partijen een stuk zwakker in Wallonië dan in Vlaanderen. Maar waarom is het aanbod hier zwakker? Hoe komt het dat radicaal-rechts populistische partijen hier geen voet aan de grond krijgen?
De politieke context: gevestigde partijen en media als poortwachters
In mijn onderzoek laat ik zien dat het verschil in eerste instantie te maken heeft met de houding van gevestigde politieke partijen en traditionele media: zij fungeren samen als poortwachters die bepalen welke thema’s en partijen aan bod komen, en hebben daardoor invloed op zowel vraag als op aanbod.
Het politieke ‘aanbod’ dat kiezers voorgeschoteld krijgen bepaald mede hun kiesgedrag. In Wallonië is de sociaaldemocratische Parti Socialiste (PS) nog steeds toonaangevend. Mede door de economische situatie in de regio zijn klassiek ‘linkse’ thema’s (zoals ongelijkheid en herverdeling) nog steeds belangrijk voor de Waalse kiezer. De PS speelt ook continu in op de traditionele economische links-rechts-breuklijn. Door haar cliëntelistische en lokaal sterk verankerde manier van politiek voeren is de PS erin geslaagd, haar maatschappelijke ‘zuil’ in stand te houden. Überhaupt is de ontzuiling in Wallonië minder ver gevorderd dan in Vlaanderen. De ontevreden en ontzuilde kiezers die in Vlaanderen de overstap naar het VB maakten, zijn in Wallonië bij de PS gebleven. De PS zorgt er dus voor, dat de vraag naar radicaal rechts als het ware opgeslorpt wordt.
In Vlaanderen (en overigens ook in vele andere landen in West-Europa) zijn sociaaldemocratische partijen steeds meer naar het midden opgeschoven. Door de convergentie tussen links en rechts, is de economische breuklijn vervaagt. Er ontstond ruimte voor een nieuwe sociaal-culturele breuklijn, waardoor het VB erin slaagde om andere thema’s (met name migratie en veiligheid) te politiseren. Terwijl de gevestigde politieke partijen in Wallonië consequent aandacht besteedden aan klassiek economische thema’s, kozen de traditionele partijen in Vlaanderen ervoor om radicaal-rechts-gerelateerde thema’s op de agenda te zetten, waar het VB van wist te profiteren. Kortom: de gevestigde politieke partijen in Wallonië (met name de PS) fungeerden als een soort “buffer” tegen de opkomst van radicaal rechts, terwijl de traditionele “zuilpartijen” in Vlaanderen als katalysator werkten.
Dit argument is ook van toepassing op de media. In Wallonië bestaat er sinds 2010 een formele overeenkomst onder journalisten om politici met naar verluidt ‘vrijheid berovende’ overtuigingen consequent buitenspel te zetten. Dit betekent niet dat er geen berichtgeving is over radicaal rechts in de Waalse media. Doel van deze mediastrategie is namelijk niet om dit soort bewegingen dood te zwijgen, maar om ze compleet droog te leggen – en dat vóór radicaal-rechtse partijen een voet aan de grond kunnen krijgen. Daardoor worden dergelijke partijen in Wallonië als het ware in de kiem gesmoord.
Ook in de Vlaamse media werd het VB aanvankelijk niet als een reguliere politieke partij benaderd. Het mediacordon werd echter nooit duidelijk geëxpliciteerd, en naarmate het VB meer invloed kreeg, werd de berichtgeving in de media steeds genuanceerder. Volgens een aantal journalisten die ik voor mijn onderzoek sprak, markeerde 2004 een officieel keerpunt. In dat jaar werd Vlaams Blok veroordeeld wegens racisme, waarna de partij werd omgedoopt tot Vlaams Belang. Dit was ook het jaar waarin de partij met 24 procent van de stemmen haar electoraal hoogtepunt bereikte. Voor de media was dit een signaal om de partij steeds meer als een ‘gewone’ speler te gaan behandelen.
Bestaat er een ‘antigif’ tegen radicaal rechts?
Hoewel Wallonië zeker niet immuun is voor radicaal rechts, is het onwaarschijnlijk dat een dergelijke politieke partij in deze regio zal doorbreken – in ieder geval zolang de gevestigde politieke partijen en de media radicaal rechts-populistische partijen consequent buiten spel blijven zetten. De timing lijkt overigens een sleutelrol te spelen in de effectiviteit van deze strategie: doordat gevestigde politieke partijen en de media een compleet waterdicht cordon rondom radicaal rechts hebben aangelegd, zijn er weinig mogelijkheden voor deze partijen om een voet aan de grond te krijgen. Naar mate radicaal rechts-populistische partijen meer invloed krijgen, wordt het lastiger om ze te isoleren.
Er is geen eenduidig handvest over hoe media en gevestigde politieke partijen zouden moeten omgaan met radicaal rechts. Maar mijn onderzoek toont wel aan dat het belangrijk is voor deze spelers om duidelijke afspraken te maken over waar de grenzen zijn. Als die er niet zijn, dan is het ook veel gemakkelijker om deze steeds weer te verschuiven.
Afbeelding: Bron
15 jaar Wilders: voorloper of buitenbeentje in Europa?
Vijftien jaar geleden (op 2 september 2004) besloot Geert Wilders uit de Tweede Kamerfractie van de VVD te stappen. In 2006 richtte hij de PVV op, waarmee hij de afgelopen jaren het politieke debat in Nederland wist te domineren. Hoe heeft de PVV zich ontwikkeld? En wat is de toekomst van de partij? Op 11 september presenteren Gerrit Voerman en Koen Vossen op de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden de bundel ‘Wilders gewogen: 15 jaar reuring in de politiek.’ In deze bundel maken politicologen de balans opgemaakt van vijftien jaar Geert Wilders en de PVV in de Nederlandse politiek.
Hier een inkijk in één van de hoofdstukken door Léonie de Jonge.
Met zijn felle uitspraken over de islam en migratie zorgt Wilders ook in het buitenland geregeld voor veel ophef. Op internationaal vlak staat de PVV mede daardoor bekend als een klassiek voorbeeld van een radicaal rechts-populistische partij. In deze context wordt de PVV vaak in één adem genoemd met partijen als het Front National (FN, sinds juni 2018 Rassemblement National geheten) in Frankrijk, het Vlaams Belang (VB, het voormalige Vlaams Blok) in België, en de Alternative für Deutschland (AfD) in Duitsland.
Maar zijn deze vergelijkingen wel terecht? Waar staat de PVV in internationaal opzicht?
In deze blog worden de overeenkomsten en verschillen tussen de PVV, VB, AfD en FN in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat er inhoudelijk wel degelijk paralellen bestaan. Maar in een aantal opzichten is de PVV uniek.
Overeenkomsten van de PVV met de radicaal rechts-populistische partijfamilie
Volgens de Nederlandse politicoloog Cas Mudde is er een ‘ideologische kern’, die radicaal rechts-populistische partijen in Europa met elkaar verbindt. Deze kern bestaat uit drie elementen: nativisme, autoritarisme en populisme. Bij de PVV komen nativisme en autoritarisme tot uiting in xenofobe uitspraken en een rigide anti-immigratiepolitiek. Deze twee ideologische kernwaarden zijn vanaf het begin terug te vinden in zowel haar verkiezingsprogramma’s als in uitlatingen van Wilders.
Vlak na de oprichting van de PVV in 2006 publiceerde Wilders Klare wijn, een programmatische tekst waarin hij stelde dat een samenleving ‘een bezield verband nodig heeft’, gebaseerd op ‘spel- en fatsoensregels, een identiteit, waarden en normen waarover iedereen het in de kern eens is’. In de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen in november van dat jaar richtte hij zijn pijlen voornamelijk op de islam. Zo waarschuwde hij voor een ‘tsunami van islamisering’ die Nederland zou overspoelen als het vreemdelingenbeleid niet zou worden aangepast.
Sinds haar
oprichting is de PVV niet afgeweken van dit nativisme en autoritarisme. Ook in
het in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 gepresenteerde,
uiterst korte verkiezingsprogramma zijn deze ideologische kernwaarden duidelijk terug te
vinden. Onder de titel ‘Nederland weer
van ons!’, stelde de PVV genoeg te hebben ‘van de massa-immigratie en
asiel, terreur, geweld en onveiligheid’. De partij pleitte er onder andere voor
om consequent geen immigranten uit islamitische landen toe te laten en ‘fors
extra geld’ in defensie en politie te investeren
Ook het populistische element is gemakkelijk terug te vinden bij de PVV. Sinds 2010 zet de PVV zich letterlijk in voor ‘Henk en Ingrid’, een imaginair echtpaar dat symbool staat voor de hardwerkende, brave Nederlander, die volgens Wilders verraden is door de elite. Met haar nativistische, autoritaristische en populistische inslag is de PVV gaandeweg uitgegroeid tot het prototype van een radicaal rechts-populistische partij. Het zijn deze drie kernelementen die de PVV met VB, AfD en FN verbindt.
Vlaams Belang
Door de taalverwantschap lijken de overeenkomsten tussen de PVV en het VB het grootst. Naast een sterke nadruk op veiligheid en law and order behoren etnisch (oftewel Vlaams) nationalisme en xenofobie tot de kernelementen van haar ideologie, zoals geïllustreerd door de campagneslogans ‘Eigen volk eerst!’ (1987) en ‘Dit is ONS land!’ (2009). Opvallend is overigens dat de partij in de campagne voor de lokale en provincieraadsverkiezingen van 2018 met ‘Vlaanderen weer van ons!’ vrijwel exact dezelfde slogan hanteerde als de PVV bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2017 (‘Nederland weer van ons!’). Evenals de PVV pretendeert het VB de spreekbuis te zijn van ‘de gewone man in de straat’. Met haar anti-establishment retoriek benadrukt de partij de afstand tussen het volk en de elite. In haar verkiezingsprogramma van 2018 stelt het VB dat de ‘kloof tussen de politieke elite en de gewone man… in Vlaanderen nooit zo groot [was] als vandaag’.
Front National/Rassemblement National
Er bestaan eveneens duidelijke parallellen tussen de PVV en het Franse FN van Marine Le Pen. Net als de PVV is het FN in de eerste plaats uiterst nationalistisch. Zo combineert ook deze partij xenofobe uitspraken met een populistisch anti-establishment discours. Immigratie wordt door het FN beschouwd als een dodelijke bedreiging voor de Franse identiteit, die het wezen van het Franse volk diepgaand zou veranderen. In het 144-punten manifest dat de partij van Le Pen voor de Franse presidentsverkiezingen in 2017 opstelde, pleitte zij voor de herinvoering van de nationale grenzen in Europa om daarmee de ‘ongecontroleerde immigratie’ te beëindigen en Frankrijk weer ‘op orde’ te krijgen. Om de veiligheid in Frankrijk te kunnen garanderen moeten ook de politie en gendarmerie worden versterkt.
Van oudsher vertoonde het FN-discours naast nativisme en autoritarisme ook duidelijke kenmerken van populisme. Hoewel het populistische discours in de afgelopen jaren wat meer op de achtergrond lijkt te zijn geraakt (in het 144-punten manifest is bijvoorbeeld geen sprake van ‘de elite’), staat het principe van volkssoevereiniteit nog steeds centraal. Net als Wilders wenst ook Le Pen de invoering van vormen van directe democratie – met name het volksinitiatief (oftewel het ‘referendum van onderop’).
Alternative für Deutschland
Tot slot bestaan er ook een aantal overeenkomsten tussen de PVV en de AfD. Hoewel nationalisme in Duitsland mede door zijn ‘bruine’ verleden lange tijd taboe was, heeft ook dit land sinds 2013 te maken met de opkomst van een nieuwe partij op rechts. Tussen 2015 en 2017 schoof de partij geleidelijk verder naar rechts op, en kreeg ze meer trekken van de PVV. In haar beginselprogramma dat op het partijcongres in 2016 werd vastgesteld, toont de AfD zich uitgesproken kritisch over de islam: ‘De islam hoort niet bij Duitsland. In haar uitbreiding en in de aanwezigheid van een steeds groeiend aantal moslims ziet de AfD een groot gevaar voor onze staat, onze samenleving en ons waardenstelsel.’ Bovendien staat bij de AfD de bezorgdheid over law and order en (on)veiligheid centraal. In haar beginselprogramma wijdt de partij een heel hoofdstuk aan de verbetering van de interne veiligheid, bijvoorbeeld door het versterken van justitie, politie- en inlichtingendiensten.
Met haar aanvallen op de elite en de gevestigde politieke partijen bedient de AfD zich onmiskenbaar van populistische retoriek. Daarbij richt de partij het anti-establishment discours in het bijzonder tegen de bureaucratische bestuurders van de Europese Unie, die niet naar de kiezers zouden luisteren.
Verschillen tussen de PVV en de radicaal rechts-populistische partijfamilie
Ondanks de vele gelijkenissen zijn er ook een aantal belangrijke verschillen tussen de PVV, VB, AfD en FN:
1. Genese: In eerste instantie hebben deze partijen sterk uiteenlopende ontstaansgeschiedenissen. De PVV werd in februari 2006 door Wilders opgericht. Wilders begon zijn politieke loopbaan bij de VVD. In de loop der jaren werd hij steeds kritischer ten aanzien van de islam en in september 2004 stapte hij uit de Tweede Kamerfractie van de VVD na een botsing over de eventuele toelating van Turkije tot de Europese Unie. Na anderhalf jaar van voorbereiding kwam de PVV tot stand. De PVV kan dus als een afsplitsing van één van de gevestigde politieke partijen worden beschouwd.
Het FN daarentegen kwam in het begin jaren zeventig voort uit een fusie van enkele extreemrechtse bewegingen. De ontstaansgeschiedenis van het Vlaams Belang gaat zelfs nog verder terug: het VB was in eerste instantie een regionale Vlaams-nationalistische partij, die aan het einde van de jaren zeventig werd opgericht door twee afsplitsingen van de Volksunie, die weer uit de jaren vijftig dateert en voortkwam uit de Vlaamse beweging. De Duitse AfD bestaat nog maar sinds 2013. Deze partij werd opgericht door een groep gedesillusioneerde leden van de Christlich Demokratische Union Deutschlands (CDU). Aanvankelijk was het een single-issuepartij, die zich tegen de euro kantte. Pas tijdens de zogenaamde vluchtelingencrisis in 2015 begon de AfD steeds duidelijker xenofobe en islamofobe standpunten in te nemen, waarmee zij zich ontpopte als radicaal rechts-populistische partij.
2. Organisatie: Wat betreft haar organisatie is de PVV een uitzondering. De partij is volledig rondom Wilders opgebouwd, die formeel het enige natuurlijke lid is. In Duitsland zou een eenmanspartij zoals de PVV wettelijk niet mogelijk zijn, gezien de formele eisen waaraan een politieke partij volgens het Parteiengesetz moet voldoen (zoals een democratische partijstructuur en leden). AfD, VB en FN kunnen daarentegen worden beschouwd als tamelijk conventionele ledenpartijen.
3. Programma: Ook programmatisch zijn er tussen de hier besproken radicaal rechts-populistische partijen een aantal duidelijke verschillen op te merken. Economisch gezien leek de AfD bijvoorbeeld aanvankelijk meer rechts te staan dan de PVV, terwijl het FN zich juist linkser profileert – hoewel de AfD later ook wat meer in linkse richting is opgeschoven.
De PVV onderscheidt zich ook van het VB, FN en de AfD met progressieve standpunten die zij inneemt met betrekking tot maatschappelijke en ethische thema’s als homoseksualiteit, abortus en euthanasie. Volgens Wilders zijn dit verworvenheden van de westerse beschaving, die ten koste van alles beschermd dienen te worden tegen de toenemende islamisering. De AfD daarentegen toont zich een overtuigd tegenstander van abortus, euthanasie en het homohuwelijk.
Met haar scherpe afwijzing van de islam is de PVV in dit opzicht een stuk radicaler dan haar Europese zusterpartijen. In tegenstelling tot Wilders maken zij nog wel een onderscheid tussen de islam als religie en het islamisme als politieke ideologie. Tot slot wijkt de PVV in programmatisch opzicht van haar Europese zusterpartijen af met haar uitgesproken pro-Israëlische karakter, terwijl het VB en FN in het verleden juist werden beschuldigd van antisemitisme.
PVV als voorloper of buitenbeentje?
Ondanks de overeenkomsten tussen de PVV en andere radicaal rechts-populistische partijen in West-Europa, zijn er dus ook een aantal belangrijke verschillen. Toch lijkt het erop dat deze partijen in de afgelopen jaren steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. Met name in haar anti-islam opstelling lijkt de PVV een voorloper te zijn geweest. Ook de internationale samenwerking tussen de partijen is in de afgelopen jaren toegenomen. Op 21 januari 2017 – de dag na de inauguratie van de Amerikaanse president Donald Trump – ontmoetten Geert Wilders, Marine Le Pen en Frauke Petry (toenmalig voorzitter van de AfD) elkaar in Koblenz om hun onderlinge banden te versterken. Na de nederlaag van de PVV bij de Europese verkiezingen van mei 2019, die al haar zetels in het Europees Parlement verloor, valt het te bezien of de bovengenoemde partijen nog steeds in internationale samenwerking met de partij van Wilders geïnteresseerd zijn.
Rechtspopulisme en de media in de Benelux
Het rechts-populisme doet het momenteel heel goed in Europa. Ook landen die lang immuun leken voor deze stroming (bijvoorbeeld Duitsland en Zweden) zijn inmiddels getuige geworden van de opkomst van radicaal rechts-populistische partijen. Zelfs Spanje heeft sinds kort te maken met een nieuwe partij op rechts (genaamd ‘Vox’), die begin december 12 van de 109 zetels in het regionale parlement in Andalusië wist te behalen. Toch zijn er nog steeds een paar landen en regio’s in Europa waar rechts-populistische partijen (tot op heden) niet hebben kunnen doorbreken. Het gaat dan met name om Ierland, Portugal, Luxemburg en Wallonië.
Hoe komt dat? De Benelux-landen zijn bij uitstek een relevante regio om deze vraag te beantwoorden: Waarom lijken rechts-populistische partijen meer succes te hebben in Nederland en Vlaanderen dan in Luxemburg en Wallonië?
Poortwachters van de politiek
In mijn proefschrift neem ik het partijlandschap en het medialandschap onder de loep. De gevestigde politieke partijen en de media fungeren samen namelijk als ‘poortwachters’ die bepalen wie de electorale arena mag betreden, en hebben daardoor invloed op zowel vraag als op aanbod. Enerzijds kunnen zij de vraag naar rechts-populisme voeden (of dempen), bijvoorbeeld door veel aandacht te besteden aan thema’s die voor deze partijen centraal staan, zoals migratie en onzekerheid. Anderzijds (en dan hebben wij het over de ‘aanbodzijde’) kunnen de traditionele politieke partijen ruimte voor rechts-populistische partijen creëren, bijvoorbeeld door naar het midden op te schuiven. Op hun beurt kunnen media een platform bieden aan rechts-populistische politici, of deze juist boycotten.
De rol van de media
Over de rol die media zich toekennen in de berichtgeving over rechtspopulisme, verscheen deze maand een artikel in de International Journal of Press/Politics. Dat artikel gaat – net als deze blog – uitsluitend in op de rol van de media. Zo’n focus riskeert natuurlijk dat te veel waarde wordt gegeven aan de media. Daarom eerst even voor alle duidelijkheid: de media zijn slechts één van vele factoren die bijdragen aan de opkomst van rechts-populistische partijen, zij zijn op zichzelf niet doorslaggevend. Hoewel de invloed van de media niet mag worden overschat, spelen zij een belangrijke rol op het maatschappelijk toneel. Maar welke rol spelen de media precies in het succes van (rechts)populistische partijen? Hoe gaat de journalistiek om met rechts-populisme?
Om inzicht te krijgen in deze vraag, sprak ik bijna 50 hoofdredacteuren en journalisten in de Benelux. Daaruit blijkt dat de wijze waarop de media omgaan met rechts-populisme zeer verschillend is in deze drie landen. In Luxemburg en Wallonië worden rechts-populistische partijen totaal buitenspel gezet, terwijl Vlaamse en Nederlandse journalisten zich over het algemeen milder opstellen.
Luxemburg: verzuild medialandschap
In Luxemburg heerst er een consensus onder journalisten om het populisme en extremisme tegen te gaan. Journalisten vinden dat de media geen platform mogen bieden aan politici met radicale en extremistische overtuigingen. Een hoofdredacteur die ik sprak beweerde bijvoorbeeld dat zijn krant probeert om “de verschillende clichés en vooroordelen die door dit soort mensen worden verspreid te ontmaskeren” door deze met feiten te weerleggen. Over het algemeen is het Luxemburgse medialandschap heel gematigd. Dat heeft er onder andere mee te maken dat de media minder gecommercialiseerd zijn dan in andere landen. Luxemburg heeft iets meer dan een half miljoen inwoners, en toch zijn er zes dagbladen. Dit verrassende grote aantal kranten kan worden verklaard doordat de pers wordt gesubsidieerd door de overheid. Doel van de publieke financieringsregeling is het mediapluralisme te beschermen, omdat er door marktwerking maar één krant zou kunnen overleven.
Een tweede bijzonderheid van het Luxemburgse medialandschap is de verzuiling. Het ‘Luxemburger Wort’ (het grootste dagblad) is eigendom van de katholieke kerk, terwijl het ‘Tageblatt’ (de nummer twee) gedeeltelijk in handen is van de socialistische vakbond. Er bestaat een nauwe band tussen journalisten en politici omdat Luxemburg een klein land is. Bovendien is er weinig sensatiezucht in de Luxemburgse media. Over het algemeen zijn de Luxemburgse media daarom niet heel vatbaar voor rechts-populisme.
Wallonië: cordon sanitaire médiatique
In Wallonië bestaat er een formele overeenkomst tussen journalisten om extreemrechtse partijen totaal buiten spel te zetten. Het cordon sanitaire médiatique werd door Franstalige journalisten opgezet als reactie op de opkomst van het Vlaams Belang in de jaren negentig. Het idee was om een ‘schutskring’ (cordon sanitaire) aan te leggen rond extremistische partijen. Het doel was niet om deze stromingen te negeren, maar om ze te isoleren.
Het bestuur van de RTBF (de Belgische Franstalige publieke omroep) besloot dat politici met ‘vrijheidsberovende’ overtuigingen nooit live worden geïnterviewd en zij worden dan ook nooit uitgenodigd om deel te nemen aan tv-debatten. Deze richtlijnen zijn later geformaliseerd. Door deze zelf opgelegde maatregelen mag de Waalse publieke omroep geen toegang verlenen aan vertegenwoordigers van partijen met racistische of xenofobe opvattingen. De redacties van commerciële zenders en kranten houden zich hier ook aan – ook buiten verkiezingscampagnes. Volgens een vertegenwoordiger van de RTBF is het belangrijk dat media geen neutraal doorgeefluik worden: “wij zijn de waakhonden van de democratie en als waakhond moet je niet alleen blaffen, maar ook bijten”.
Vlaanderen: losser cordon
In Vlaanderen bestond er aanvankelijk ook een cordon sanitaire, maar dat kwam er pas nadat het Vlaams Blok bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1988 in Antwerpen meer dan 17 procent van de stemmen behaalde. Het mediacordon werd echter nooit geformaliseerd en daardoor minder strikt toegepast dan in Wallonië. Dit kan deels worden verklaard door de snelle groei van het Vlaams Blok. Het is namelijk heel lastig om een partij te isoleren die een kwart van de stemmen behaalt, wat in 2004 het geval was in Vlaanderen. Naarmate het Vlaams Blok meer invloed kreeg, werd de berichtgeving in de media steeds genuanceerder. Over het algemeen vinden Vlaamse journalisten dat het belangrijk is om alle geluiden in de samenleving te laten horen.
Nederland: podium voor botsende meningen
Deze opvatting kwam ik ook in Nederland veel tegen. De meeste hoofdredacteuren zien de media als een podium voor botsingen binnen het maatschappelijk debat. Daarom willen zij aan de volledige bandbreedte van opinies gehoor geven. In tegenstelling tot hun collega’s in België en Luxemburg maken Nederlandse journalisten een duidelijk onderscheid tussen rechts-populisme en rechts-extremisme. Sinds de opkomst van Pim Fortuyn zijn journalisten ervan overtuigd dat zij veel te lang opgesloten zaten in hun eigen bastion en daardoor niet genoeg aandacht besteedden aan de angsten en zorgen van ‘het gewone volk’. Voortaan zouden journalisten daarom “de dingen durven te benoemen voor wat ze zijn” om te voorkomen dat er opnieuw taboes ontstaan. Daardoor staat ‘de gewone burger’ nu centraal in de Nederlandse media.
Daarna vond er echter een soort van overcompensatie plaats: “we zijn met zijn allen de volksbuurten ingegaan, op zoek gegaan naar de gewone burger”, vertelde een hoofdredacteur mij. Deze tendens is na het Brexit-referendum en de overwinning van Trump versterkt. Na afloop van de Amerikaanse verkiezingen schreef Shula Rijxman, bestuurslid van de NPO, dat de Nederlandse publieke omroep ging “leren van Trump”: “Ook in Nederland speelt de vraag of de zogenaamde mainstream media wel weten wat er speelt op straat. […] Wij in Hilversum trekken ons die discussie aan. Want de publieke omroep is er voor iedereen. Het is onze taak om alle geluiden en visies in de samenleving serieus te nemen en te laten zien en horen.” De opvatting van journalisten over hoe de media moeten omgaan met populistische en extremistische stromingen zijn dus enorm veranderd in de afgelopen twee decennia.
Politiek opportunisme of journalistieke keuzes?
Luxemburgse en Waalse journalisten vinden dat de media consequent geen ruimte mogen bieden aan radicaal rechts-populistische bewegingen. Het lijkt er dus op dat zij andere principes nastreven dan hun Nederlandse en Vlaamse collega’s: voor hen is het vooral belangrijk om aan alle geluiden in de samenleving gehoor te geven. Hoe zijn de verschillende benaderingswijzen van de media tegenover rechts-populisten in de Benelux te verklaren?
Het zou natuurlijk kunnen dat de houding van journalisten gekoppeld kan worden aan de electorale trajecten van rechts-populistische partijen. In Vlaanderen en Nederland redeneren journalisten dat het simpelweg ‘slechte journalistiek’ zou zijn om een succesvolle partij niet aan bod te laten komen. Luxemburg en Wallonië hebben nog niet te maken gehad met de opkomst van een succesvolle partij op rechts en het is ongetwijfeld veel gemakkelijker om een mediacordon te handhaven als er geen rechts-populisten aanwezig zijn.
Aan de andere kant is het inmiddels duidelijk dat de media wel degelijk een impact hebben. Het zou dus ook kunnen dat het gedrag van de media het juist moeilijker maakt voor rechts-populisten om voet aan de grond te krijgen. In Wallonië proberen journalisten resoluut elke bestaansmogelijkheid van rechts-populistische partijen te beperken. Daardoor worden deze bewegingen in de kiem gesmoord. Het lijkt er overigens op dat het tijdstip waarop een cordon vastgelegd wordt doorslaggevend is voor haar effectiviteit. Als er heel duidelijke en formele afspraken zijn over waar de grenzen zijn, dan is het voor partijen ook moeilijker om deze grenzen te overschrijden.
Of dit gezond is voor de ontwikkeling van een democratische samenleving is natuurlijk een andere vraag.
Afbeelding: Bron