• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Marijn Nagtzaam

Marijn Nagtzaam is postdoctoraal onderzoeker aan het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden. Zijn onderzoek richt zich op politieke representatie, en met name voorkeurstemmen.

Laatste berichten door Marijn Nagtzaam

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

door Rick van Well, Simon Otjes, Marijn Nagtzaam 14/10/2022 0 Reacties


Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels zijn er (bijna) overal nieuwe wethoudersploegen geïnstalleerd en zijn de (op)nieuw geïnstalleerde raadsleden volop aan de slag. Gemeenteraadsleden worden geacht de grote lijnen vast te stellen van het gemeentelijke beleid en te controleren of Burgemeester en Wethouders hun werk goed uitvoeren. Politicologen weten verassend weinig over hoe raadsfracties die taken aanpakken. Voor het eerst hebben wij daarom in kaart gebracht in hoeverre raadsfracties gebruik maken van raadsinstrumenten. Ook op lokaal niveau blijkt het verschil in de opstelling van coalitie- en oppositiefracties groot.

Schriftelijke vragen en amendementen

Gemeenteraadsleden vormen de volksvertegenwoordiging in het lokaal bestuur en daarom is het belangrijk om te weten hoe zij invulling geven aan hun rol. Een manier om dat te doen is om te kijken naar het gebruik van verschillende instrumenten die raadsleden tot hun beschikking hebben. Twee belangrijke en veelgebruikte raadsinstrumenten zijn schriftelijke vragen en amendementen. Voor 53 gemeenteraden in de periode 2014-2018 hebben wij het gebruik van deze raadsinstrumenten in kaart gebracht.

Het stellen van schriftelijke vragen aan het college van B&W is het meest gebruikte raadsinstrument. Ze worden gebruikt om informatie in te winnen, aandacht te vragen voor specifieke problemen of om het college te bekritiseren. Raadsfracties in onze dataset stelden gemiddeld 31 vragen in de periode 2014-2018 (minder dan 1 per maand); de meeste raadsvragen (601) in onze steekproef werden gesteld door Groep De Mos (Den Haag); de helft van de fracties stelde 16 of minder vragen en 9% stelde er geen enkele.[1]

Raadsvragen hebben nauwelijks directe gevolgen voor het gemeentelijk beleid. Het college is verplicht een schriftelijke vraag binnen een redelijke termijn te beantwoorden, maar is niet verplicht zijn beleid te wijzigen. Om raadsvoorstellen te wijzigen kunnen raadsleden amendementen indienen. Raadsfracties in onze dataset maakten minder gebruik van amendementen dan van schriftelijke vragen. Gemiddeld dienden zij 19 amendementen in tijdens 2014-2018 (minder dan 1 per twee maanden); van de fracties waar wij naar keken greep GroenLinks in Den Haag het vaakst naar het amendement (84 keer); de helft van de fracties diende er 16 of minder in en 6% diende er geen enkele in.

Verschillen tussen raadsfracties

Waarom dienen sommige raadsfracties meer raadsvragen of amendementen in dan andere fracties? Er is een sterk verband tussen het gebruik van beide raadsinstrumenten: fracties die relatief veel vragen stellen dienen ook relatief veel amendementen in (Pearsons R = 0,50). En zoals voor de hand ligt, maken grotere fracties meer gebruik van raadsinstrumenten dan kleinere fracties en worden er in grotere gemeenten meer raadsvragen gesteld (maar niet meer amendementen ingediend) dan in kleinere gemeenten.

Onze belangrijkste bevinding is echter dat er net als in nationale parlementen ook in gemeenteraden een duidelijk verschil blijkt te zijn tussen coalitie- en oppositiefracties in het gebruik van raadsinstrumenten. Coalitiefracties stellen 34% minder raadsvragen en dienen 28% minder amendementen in dan oppositiefracties (als je andere factoren, zoals fractiegrootte, constant houdt).

Monistische verhoudingen tussen raad en college

Ondanks de dualisering in het lokaal bestuur, waarbij de positie en bevoegdheden van raad en college uit elkaar getrokken zijn, hebben de daadwerkelijke verhoudingen tussen raad en college veel monistische trekken; de tegenstelling tussen coalitie (wethouders + coalitiefracties) en oppositie is vaak dominant. Het is om drie redenen logisch dat oppositieraadsleden meer gebruik maken van formele raadsinstrumenten dan coalitieraadsleden.

(1) Oppositiefracties kunnen door het veelvuldig gebruik van raadsinstrumenten laten zien het oneens te zijn met het beleid van het college. Door amendementen in te dienen kunnen zij het beleid zelfs proberen te veranderen. Voor coalitiefracties is daar minder noodzaak toe. De kans is groter dat zij het inhoudelijk eens zijn met het beleid van het college.

(2) Coalitiefracties hebben een strategisch belang om de gelederen gesloten te houden. Door vragen te stellen of wijzigingen voor te stellen in compromissen kan de stabiliteit van het college in het geding komen. Dat kan voor oppositiefracties een reden zijn om die middelen juist wel in te zetten.

(3) Coalitiefracties kunnen via hun informele banden zaken regelen met het college zonder de inzet van formele middelen, bijvoorbeeld door informele contacten met een wethouder. Coalitiefracties leggen (wellicht) makkelijker informele contacten met wethouders om zaken te doen. Oppositiefracties zijn afhankelijker van de formele raadsinstrumenten om een onderwerp op de agenda te zetten of om beleid te veranderen.

Andere verklaringen

Door automatische tekstanalyses van lokale verkiezingsprogramma’s konden wij ook andere verklaringen die geldig zijn op het nationale niveau op lokaal niveau onderzoeken. De ideologische afstand tussen raadsfracties en het college (in termen van links-rechts) blijkt echter geen rol te spelen in het gebruik van raadsinstrumenten. Ook namen we geen verschil waar in gebruik van raadsinstrumenten tussen partijen die meer of minder anti-establishment retoriek gebruiken. Voor de Tweede Kamer zagen Tom Louwerse en Simon Otjes eerder wel een verschil tussen populistische en niet-populistische oppositiepartijen.

Nog meer vragen

Voor zover wij weten is dit het eerste onderzoek waarin zo systematisch raadsactiviteiten worden geanalyseerd. Een belangrijke reden daarvoor is waarschijnlijk dat de benodigde gegevens over wat er in gemeenteraden gebeurt moeilijk te verkrijgen zijn. Wij hebben ons bij de dataverzameling gericht op gemeenteraden die gebruik maken van het raadsinformatiesysteem NotuBiz. Voor deze gemeenteraden konden we relatief gemakkelijk (maar nog steeds tijdrovend) veel gegevens downloaden en verwerken. Hoewel onze steekproef gemeenteraden van allerlei soorten en maten bevat, zijn ze daardoor gemiddeld iets groter dan alle gemeenteraden in Nederland. Nederlandse gemeenten zijn lang niet allemaal even transparant en uniform in de verslaglegging van raadsactiviteiten. Niet alleen vanuit onderzoekstechnisch oogpunt, maar ook vanuit democratisch perspectief  valt er op dit gebied nog veel winst te behalen.

We hopen op en werken zelf aan vervolgonderzoek, want er is nog veel onbekend over wat raadsleden daadwerkelijk doen. Zijn er verschillen tussen gemeenteraden? Welke rol speelt gemeentegrootte in het gebruik van raadinstrumenten? Zijn er verschillen tussen raadsleden? Wij zagen geen rol voor ideologie in termen van links en rechts, maar wellicht passen concrete conflicten op lokaal niveau minder goed op een links-recht schaal en moeten we ideologie op lokaal niveau anders begrijpen, en gaat veel concreter om groen versus groei of privacy versus veiligheid. Hoe kunnen we andere raadsactiviteiten begrijpen, zoals hoe fracties stemmen over voorstellen of hoe zij met elkaar in debat gaan? Terwijl politicologen met name kijken naar de 150 Kamerleden in Den Haag zijn er door het hele land heen duizenden lokale politici. We kunnen veel leren over hoe politiek werkt door hen te bestuderen.

Simon Otjes, Marijn Nagtzaam & Rick van Well. (2022). Scrutiny and Policymaking in Local Councils: How Parties Use Council Tools. Local Government Studies.


 

Noot

[1] Voor alle door ons gemelde aantallen in deze blogpost is het goed om een slag om de arm te houden: bij het samenstellen van onze dataset waren we afhankelijk van hoe goed gemeenten het gebruik van instrumenten bijhouden. Kleinere gemeenteraden zijn daardoor ondervertegenwoordigd in onze steekproef. Bij een deel van de gemeenten kan het zijn dat data niet compleet zijn, waardoor de daadwerkelijke cijfers op een (iets) ander niveau kunnen liggen. Daarom richten onze analyses zich vooral op verschillen bínnen gemeenteraden in plaats van op verschillen tussen gemeenteraden. Omdat we geen willekeurige steekproef konden trekken, bestaat de mogelijkheid dat patronen in de groep van álle gemeenteraden verschillen.

Filed Under: Lokale politiek, Politieke partijen, Uncategorized Tagged With: amendementen, coalitie, gemeenteraad, Gemeenteraadsleden, links-rechts, lokale politiek, oppositie, Populisme, raadsinstrumenten, Raadsleden, raadsvragen, schriftelijke vragen, wethouders

Invoeren partijstem helpt vrouwen en regionale kandidaten de Kamer in

door Marijn Nagtzaam 30/11/2021 1 Reactie

Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 schreef Rozemarijn van Dijk een mooi stuk op dit blog over hoe een nieuw kiesstelsel, dat in 2025 ingevoerd zou moeten worden, voor meer vrouwen in de Tweede Kamer zou zorgen. Belangrijkste wijzigingen in dat nieuwe kiesstelsel zijn de invoering van een partijstem en een groter effect van uitgebrachte voorkeurstemmen. Om een inschatting te maken van het effect van dit nieuwe kiesstelsel op de samenstelling van de Tweede Kamer, moest ze echter gebruik maken van een ruwe schatting van het aantal kiezers dat gebruik zou maken van de partijstem. Ze koos voor twee scenario’s: één waarbij 20% van de kiezers gebruik zou maken van een partijstem en één waarbij 40% van de kiezers gebruik zou maken van een partijstem.

Afgelopen vrijdag verscheen het rapport ‘Versplinterde vertegenwoordiging’ op basis van het Nationaal Kiezersonderzoek 2021 (NKO 2021) (zie hier voor het volledige rapport). Ik schreef daar zelf een stuk in waarin ik onder meer inging op de vragen die in het NKO 2021 aan respondenten zijn gesteld over die mogelijke invoering van een partijstem bij Nederlandse verkiezingen. Met de gegevens uit het NKO 2021 kunnen we de analyse van Rozemarijn van Dijk verfijnen. Aan respondenten in het NKO gevraagd of ze – indien de mogelijkheid er is – een partijstem zouden uitbrengen. Daardoor hebben we niet alleen een preciezere inschatting van hoeveel kiezers gebruik zouden maken van de partijstem, maar kunnen we ook rekening houden met verschillen tussen partijen.

In deze bijdrage bespreek ik daarom eerst de resultaten uit het rapport ‘versplinterde vertegenwoordiging’ over het gebruik van de partijstem. Daarna bekijk ik met deze cijfers opnieuw wat dit zou betekenen voor de samenstelling van de Tweede Kamer, zowel voor de man/vrouw verhouding als voor regionale vertegenwoordiging.

Het gebruik van de partijstem

In figuur 1 is partij aangeven hoeveel procent van de respondenten in het NKO 2021 aangaf een partijstem uit te brengen, uitgesplitst naar hun stemkeuze bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Van alle kiezers zegt ruimt de helft (53,8 procent) gebruik te willen maken van een partijstem. Het is verder opvallend dat er relatief weinig verschillen tussen politieke partijen zitten bij het gebruik van de partijstem. Bij de partijen die met meer dan 5 zetels in het parlement zijn vertegenwoordigd zijn alleen de kiezers van SP en de Partij voor de Dieren iets meer geneigd tot het uitbrengen van een partijstem, voor de overige partijen ligt het percentage telkens dicht tegen het gemiddelde.

In het NKO is ook onderzoek gedaan naar waarom kiezers zouden wisselen naar een partijstem. Voor veel kiezers (ongeveer 40%) komt dit omdat ze geen voorkeur hebben voor een specifieke kandidaat. Een iets kleiner deel (ongeveer 35%) geeft aan niet voldoende informatie te hebben om een keuze te kunnen maken tussen kandidaten. Voor 20% van de kiezers is de reden voor het uitbrengen van een partijstem omdat ze het eens zijn met de lijstvolgorde (zie voor verdere analyse hoofdstuk 5 in Versplinterde vertegenwoordiging).

Figuur 1. Percentage partijstemmen per partij

Een andere samenstelling van de Kamer

Deze cijfers kunnen we toepassen op de uitslag van de meest recente Tweede Kamerverkiezingen om te zien wat de effecten van het nieuw voorgestelde kiesstelsel zouden zijn. Ter herinnering (maar zie bijvoorbeeld de bijdrage van Rozemarijn van Dijk voor een uitgebreidere uitleg): in dat systeem hebben kiezers de mogelijkheid om een partijstem of een persoonsstem uit te brengen. Bij de verdeling van zetels onder kandidaten worden per partij eerst de hoeveelheid lijstzetels en kandidaatszetels bepaald, daarvoor wordt de verhouding tussen partijstemmen en persoonsstemmen gehanteerd. Eerst worden de lijstzetels vergeven aan de hoogst geplaatste kandidaten, daarna worden de kandidaatszetels toebedeeld op basis van het aantal persoonsstemmen (en is er dus voor die zetels geen ‘voorkeursdrempel’ meer).

Net zoals Rozemarijn van Dijk heeft gedaan in haar analyse ga ik er vanuit dat binnen een partij de lijsttrekker en andere kandidaten (relatief gezien) ongeveer even veel stemmen verliezen bij de invoering van een partijstem[1]. Op basis van de gegevens uit figuur 1 kunnen we vaststellen hoeveel lijstzetels en kandidaatszetels er per partij worden verdeeld (zie tabel 1).

Tabel 1. Lijstzetels en kandidaatszetels per partij

PartijZetelsLijstzetelsKandidaatszetels
VVD341717
D66241212
PVV1798
CDA1587
SP954
PvdA954
GL844
FVD844
PvdD642
CU541
Volt321
JA21321
SGP321
DENK321
50PLUS110
BBB110
BIJ1101

Als we deze verdeling toepassen op de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 blijkt dat de samenstelling van de Kamer flink anders zou zijn. Van de 150 gekozen Kamerleden in 2021 zouden er bij het nieuwe kiesstelsel maar 115 opnieuw verkozen zijn. In de komende twee secties bespreek ik wat voor een effect dit zou hebben op de man/vrouw verhouding en de regionale afkomst van Kamerleden.

De man/vrouw verhouding

Zoals eerder vastgesteld zou het nieuwe kiesstelsel moeten zorgen voor een betere man/vrouw verhouding in de Kamer. Ook met de cijfers over het aantal partijstemmen vanuit het NKO 2021 zien we dit beeld bevestigd. Bij vrijwel alle partijen komen er meer vrouwen in de fractie als we de daadwerkelijke gekozen Kamer vergelijken met de Kamer gekozen volgens het nieuwe kiesstelsel (zie figuur 2). In totaal neemt het aantal vrouwen toe van 59 naar 81.

Figuur 2. Aantal vrouwen in de Tweede Kamer per partij

De regionale afkomst

Een van de reden om een nieuw kiesstelsel te willen invoeren is het versterken van de relatie tussen de kiezer en de gekozene. Daarbij wordt ook regio vaak als een belangrijk element genoemd. Het is daarom ook interessant of de samenstelling van de Kamer zou veranderen als we kijken naar de provincie waarin de gekozen Kamerleden woonachtig zijn. Figuur 3 laat een vergelijking zien tussen het daadwerkelijk gekozen aantal Kamerleden per provincie en het aantal Kamerleden per provincie onder de regels van het nieuw kiesstelsel. Hier zien we een wat minder sterk effect dan bij het aantal vrouwen. Maar voor een aantal (in absolute aantallen) minder sterk vertegenwoordigde provincies komen er toch wat meer Kamerleden in de Kamer. Dit gaat met name ten kosten van Kamerleden uit de provincie Zuid-Holland.

Figuur 3. Aantal Kamerleden per provincie

Ten slotte

Op basis van bovenstaande berekening kunnen we vaststellen dat er – indien kiezers inderdaad in zulke grote mate gebruik maken van een partijstem – iets minder vrouwen in de Tweede Kamer zouden komen dan voorgerekend in de analyse van Rozemarijn van Dijk. Echter, nog steeds meer dan de helft van de Kamerleden is in deze berekening vrouw. Tevens zien we een voordeligere samenstelling van de kamer voor de minder sterk vertegenwoordigde provincies.

Daarmee laat deze analyse zien dat een belangrijk doel van het nieuwe kiesstelsel, de band tussen kiezer en gekozene versterken, bereikt kan worden. Natuurlijk blijft de vraag hoe kiezer exact gebruik zouden maken van hun stem, en is het niet met zekerheid vast te stellen hoe groot de effecten zijn. Toch biedt de uitgevoerde analyse hoop voor voorstanders van meer vrouwen en kandidaten uit provincies buiten de Randstad in de Kamer. Die brengen het er een stuk beter vanaf als een partijstem ingevoerd zou worden in combinatie met het geven van meer gewicht aan de voorkeurstem.


[1] Op basis van het onderzoek uitgevoerd voor het NKO 2021 is te zien dat relatief iets meer kiezers die op een lijsttrekker hebben gestemd gebruik zouden maken van een partijstem. Voor de analyse heeft dit overigens verder geen invloed, omdat het voornamelijk gaat over de verhouding stemmen tussen de andere kandidaten (omdat vrijwel alle partijen ten minste 1 lijstzetel behalen, zie tabel 1). En het is onmogelijk om een inschatting te maken van hoe de verhoudingen tussen andere kandidaten zouden veranderen met de invoering van dit nieuwe kiesstelsel.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Uncategorized Tagged With: kiesstelsel, Partijstem, regionale vertegenwoordiging, tweede kamer, vrouwen in het parlement

Voorkeurstemmen bij de Tweede Kamerverkiezingen 2021: een record, maar…

door Marijn Nagtzaam 06/04/2021 1 Reactie

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van afgelopen maart bracht ruim 28 procent van de kiezers een voorkeurstem uit: een record. Dit is in lijn met een stijgende trend van het percentage uitgebrachte voorkeurstemmen die zichtbaar is sinds de jaren ‘80 (zie figuur 1). Maar welke conclusies kunnen we hieraan verbinden? In deze bijdrage ga ik wat dieper in op de uitslag van de verkiezingen en geef ik een overzicht van vier belangrijke observaties. Een record, maar…

Figuur 1. Percentage voorkeurstemmen

1. Er zijn grote verschillen tussen politieke partijen

De verschillen tussen het aantal uitgebrachte voorkeurstemmen per (gekozen) politieke partij zijn groot (zie tabel 1). Bij maar liefst drie partijen stemde meer dan de helft van de kiezers op een andere kandidaat dan de lijsttrekker: het CDA, Forum voor Democratie en GroenLinks. Bij die eerste twee is dat grotendeels te verklaren door twee andere populaire kandidaten: de veelbesproken Pieter Omtzigt bij het CDA en Wybren van Haga bij Forum. Deze twee kandidaten waren samen al zo ongeveer goed voor een vijfde deel van alle uitgebrachte voorkeurstemmen. Vooral het hoog aantal voorkeurstemmen bij Forum voor Democratie is opvallend, omdat uit eerder onderzoek juist naar voren kwam dat bij populistische partijen juist minder voorkeurstemmen worden uitgebracht. Bij GroenLinks is het hoog aantal voorkeurstemmen juist te verklaren door een specifieke groep kandidaten: daar zijn het vooral vrouwelijke kandidaten die stemmen naar zich toe weten te trekken (zie ook punt 2). Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de VVD, PVV en SGP, waar maar ongeveer 1 op de 10 kiezers een voorkeurstem uitbracht.

Tabel 1. Voorkeurstemmen (en aandeel daarvan op vrouwelijke kandidaten) per partij

LijstPartijVoorkeurstemmenVrouwelijke kandidaat
1VVD13,2%74,5%
2PVV (Partij voor de Vrijheid)10,7%64,6%
3CDA55,9%22,1%
4D6621,0%68,2%
5GROENLINKS57,6%90,7%
6SP (Socialistische Partij)33,2%86,2%
7Partij van de Arbeid (P.v.d.A.)32,7%68,5%
8ChristenUnie32,2%76,5%
9Partij voor de Dieren29,3%76,3%
1050PLUS24,5%46,2%
11Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP)10,2%0,0%
12DENK49,3%14,6%
13Forum voor Democratie53,1%4,3%
14BIJ133,5%86,6%
15JA2119,9%64,6%
17Volt46,4%87,0%
23BBB46,1%59,2%
–Partijen die niet zijn verkozen36,2%52,4%
–Totaal28,7%56,2%

2. Er zijn minder voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten uitgebracht

Mede door initiatieven zoals die van Stem op een Vrouw is er bij recente verkiezingen meer aandacht voor het strategisch stemmen op vrouwelijke kandidaten, om zo meer vrouwelijke kandidaten in de Tweede Kamer te krijgen. Het exacte effect van zulke initiatieven is lastig vast te stellen. Maar toch lijkt er op zijn minst enig effect zichtbaar aangezien bij de twee meest recente verkiezingen een aantal vrouwen de lijstvolgorde wisten te doorbreken en volledig op basis van voorkeurstemmen de kamer in kwamen. Vooral bij GroenLinks zien we dit effect sterk terug. Bij die partij is ruim 90 procent van de voorkeurstemmen uitgebracht op een vrouwelijke kandidaat. Tegelijkertijd was dit jaar het aantal voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten procentueel gezien lager dan in veel van de voorgaande verkiezingen (zie figuur 2). Deze daling lijkt voor een groot deel te verklaren door het relatief lage aandeel stemmen voor vrouwelijke kandidaten bij één specifieke partij: het CDA, waar naast een mannelijke lijsttrekker, ook nog eens een populaire mannelijke kandidaat op de tweede plaats stond[1].

Figuur 2. Percentage van voorkeurstemmen op vrouwelijke kandidaten

3. Kandidaten die de lijstvolgorde doorbreken zijn minder ‘regionaal’

In mijn vorige bijdrage aan dit blog schreef ik over het regionale effect bij het uitbrengen van een voorkeurstem. Ook bij deze verkiezingen was dit effect weer zichtbaar. Opvallend genoeg echter in minder doorslaggevende rol bij de drie kandidaten die puur op basis van voorkeurstemmen in de kamer zijn gekomen. Bij voorgaande verkiezingen waren de kandidaten die de lijstvolgorde wisten te doorbreken voor een groot deel afhankelijk van stemmen die ze in hun eigen regio haalde. Bij deze verkiezingen hebben de drie kandidaten die de lijstvolgorde wisten te doorbreken hun stemmen veel meer verspreid over het gehele land gehaald, zoals te zien is in figuur 3. Dit kan er op wijzen dat het geslacht van deze kandidaten nog meer dan bij voorgaande verkiezingen een belangrijke rol heeft gespeeld bij hun verkiezing, wat tevens opnieuw een indicatie zou kunnen zijn van het succes van Stem op een Vrouw[2].

Figuur 3. Stemmenaandeel per gemeente voor kandidaten die de lijstvolgorde hebben doorbroken.

Toelichting: hoe roder de gemeente, hoe hoger het percentage stemmen ten opzichte van het partijtotaal van de kandidaat in die gemeente. Grijs wil zeggen dat wanneer de kandidaat landelijk gezien hetzelfde percentage had gehaald als in die gemeente, zij niet voldoende stemmen had gekregen om de lijstvolgorde te doorbreken.

4. Steeds meer stemmen worden uitgebracht op kandidaten die op basis van hun lijstpositie niet zijn verkozen

Het uitbrengen van een voorkeurstem kan expressief of instrumenteel van aard zijn. Bij een expressieve motivatie gaat het me name om het benadrukken van de eigen identiteit: een kiezer stemt op een kandidaat vanwege overeenkomende eigenschappen. Wanneer een stem instrumenteel van aard is, is het doel bijvoorbeeld om de kandidaat verkozen te krijgen. Het overgrote deel van de stemmen wordt uitgebracht op kandidaten die ook op basis van hun lijstpositie verkozen worden. Ook hier zien we echter een langzame verandering optreden, en een record voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Van alle voorkeurstemmen (op kandidaten van partijen met minstens 1 zetel) werd meer dan 30% op niet verkozen kandidaten uitgebracht, als we alleen naar de lijstpositie zouden kijken[3]. Dit is maar liefst 10 procentpunt meer dan het voorgaande record. Het is echter nog te vroeg, en op basis van de uitslag alleen, niet mogelijk om vast te stellen of dit ook daadwerkelijk een ontwikkeling richting een meer instrumenteel gebruik van de voorkeurstem is.

Figuur 4. Aandeel voorkeurstemmen op niet verkozen kandidaten (op basis van lijstvolgorde)

[1] Ook bij Forum voor Democratie en de SGP is het aandeel voorkeurstemmen voor vrouwelijke kandidaten laag of respectievelijk nul. Dit is echter geen trendbreuk.

[2] Overigens wil die niet zeggen dat er bij deze kandidaten niet ook andere, bijvoorbeeld regionale of inhoudelijke argumenten een rol gespeeld kunnen hebben bij het aantal stemmen wat deze kandidaten hebben verkregen.

[3] Op basis van enkele aanvullende analyses kan gesteld worden dat deze stijging deels een ‘mechanisch’ effect is dat te verklaren valt doordat gekozen fracties (gemiddeld) kleiner worden. Dit verklaard dit fenomeen echter maar deels en lijkt ook daadwerkelijk het gevolg van een verandering in het kiesgedrag.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: 2021, Stem op een Vrouw, Tweede Kamerverkiezingen, voorkeurstemmen

Het regionale effect bij het uitbrengen van een voorkeurstem

door Marijn Nagtzaam 23/02/2021 0 Reacties

Wanneer in Nederland wordt gesproken over herziening van het kiesstelsel, komt ook een versterking van de regionale component regelmatig aan bod. Uit recente edities van het Nationaal Kiezersonderzoek blijkt dat van de kiezers die een voorkeurstem uitbrengen ongeveer 15 procent dat doet omdat de kandidaat van hun keuze uit de buurt komt. In deze bijdrage ga ik dieper in op het belang van regio bij het uitbrengen van een voorkeurstem.

Heeft regio een effect?

Eerder onderzoek van Joop van Holsteyn en Rudy Andeweg liet zien dat geografische nabijheid bij het uitbrengen van een voorkeurstem maar een beperkte rol speelt. Als we echter op een andere manier naar dit fenomeen kijken zien we dat geografische nabijheid wel een belangrijkere rol speelt bij het uitbrengen van een voorkeurstem. In het onderzoek van Van Holsteyn en Andeweg wordt geografische nabijheid (de afstand tussen de woonplaats van de kiezer en de kandidaat) en het aantal stemmen als een lineair verband gezien. Met andere woorden: we gaan er vanuit dat een kandidaat die in Utrecht woont de meeste stemmen haalt in Utrecht. Als we dan bijvoorbeeld in noordoostelijke richting gaan is de verwachting dat die kandidaat (relatief gezien) iets minder stemmen haalt in Amersfoort. Vervolgens weer wat minder in Apeldoorn, nog weer minder in Zwolle en uiteindelijk het laagste aantal stemmen haalt in Delfzijl. Bij een nadere bestudering van de gegevens blijkt dat doordat een lineair verband wordt verondersteld het effect van regio niet goed gevangen kan worden. Over het algemeen krijgt een kandidaat die in Utrecht woont inderdaad de meeste stemmen in Utrecht zelf. Maar er zit bijvoorbeeld niet meer zoveel verschil tussen het relatief aantal stemmen dat deze kandidaat in Apeldoorn of Delfzijl haalt. In plaats van het effect te proberen te meten door middel van een lineair verband is het beter te kijken naar een tweedeling: wel of niet dichtbij.

Ter illustratie: Omtzigt in 2012

Een mooi voorbeeld van dit fenomeen vormt de verkiezingsuitslag van Pieter Omtzigt (CDA) in 2012. Bij de verkiezingen van 2012 stond Omtzigt op een onverkiesbare 39e plaats. Omtzigt haalde echter 36.750 stemmen, ruim voldoende om op basis van voorkeurstemmen te worden herkozen en de lijstvolgorde te doorbreken.

Als we echter kijken naar waar hij zijn stemmen haalde is een interessant patroon te ontdekken. In het onderstaande figuur is per gemeente aangegeven hoeveel procent van de stemmen op het CDA zijn uitgebracht op Omtzigt. Hoe roder de gemeente, hoe hoger het percentage stemmen op Omtzigt. We zien dat vooral in de gemeenten rondom zijn eigen woonplaats Enschede (met rode omlijning) Omzigt een groot aandeel van de stemmen op het CDA naar zich toe wist te trekken. In gemeenten verder weg is dat veel minder het geval. Sterker nog, in veruit de meeste gemeente was het percentage stemmen dat Omtzigt behaalde niet hoog genoeg om de lijstvolgorde te doorbreken, als hij in alle andere gemeenten hetzelfde aandeel stemmen had behaald (deze gemeenten zijn grijs gekleurd in dit figuur). Ook bij de meeste andere kandidaten die bij recente verkiezingen de lijstvolgorde wisten te doorbreken zien we een vergelijkbaar patroon.

Figuur 1. Percentage stemmen Omtzigt per gemeente in 2012

Eigen kieskring vs. andere kieskringen

De vraag die we ons kunnen stellen is of dit unieke gevallen zijn, of dat we hetzelfde patroon bij de meeste kandidaten terug zien. In mijn proefschrift vergelijk ik daarom het percentage stemmen dat een kandidaat haalt in zijn of haar ‘eigen’ kieskring (de kieskring waar de woonplaats van de kandidaat onder valt) met het percentage stemmen dat hij of zij haalt in andere kieskringen: de tweedeling tussen wel en niet dichtbij. Als ik over percentage stemmen spreek dan heb ik het telkens over het percentage stemmen dat een kandidaat heeft behaald ten opzichte van het totaal aantal stemmen op zijn of haar partij in die kieskring (of meerdere kieskringen). De onderstaande tabel is gebaseerd op alle kandidaten die bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1998 tot en met 2017 hebben deelgenomen en daarbij ten minste in hun eigen kieskring en één andere kieskring verkiesbaar waren. We zien dat ruim 80 procent van de kandidaten in hun eigen kieskring relatief gezien de meeste stemmen haalt. En vrijwel alle kandidaten halen in hun eigen kieskring een hoger percentage stemmen dan dat ze op nationaal niveau halen.

Tabel 1. Vergelijking aantal stemmen in eigen kieskring met andere kieskringen

VerkiezingAantal kandidatenHoogste percentage stemmen in eigen kieskringPercentage stemmen eigen kieskring boven landelijke gemiddelde
199879381,1%97,7%
200266480,3%97,9%
200359172,8%96,8%
200661775,0%97,1%
201064285,7%98,9%
201283386,0%99,2%
201789685,8%98,1%
Totaal5.03681,5%98,0%

Dat kandidaten het in hun eigen kieskring vaak beter doen zegt nog niet alles, het is ook belangrijk om te kijken hoe groot dit effect is. Daarvoor is voor alle kandidaten het aantal stemmen in de eigen kieskring vergeleken met het aantal stemmen in alle andere kieskringen. Het blijkt dat een kandidaat gemiddeld 2,2 procentpunt meer stemmen haalt in zijn of haar eigen kieskring. Dit lijkt misschien niet veel, maar gemiddeld haalt een kandidaat maar 0,6 procent van de stemmen van zijn of haar partij. Een ‘thuisvoordeel’ van 2,2 procentpunt is voor sommige kandidaten dus aanzienlijk.

Thuisvoordeel per kieskring

Dit thuisvoordeel verschilt echter sterk per kieskring (zie figuur 2): het varieert van 6,1 procentpunt in de kieskring Middelburg tot 0,8 in de kieskring Leiden. De verschillen vallen voor een deel te verklaren doordat er minder kandidaten op de lijsten staan voor de kieskringen waar het thuisvoordeel hoog is. Dit is echter geen volledige verklaring en vooral in de kieskringen ver van Den Haag / de Randstad zijn de effecten groter. Vooral in het noorden en zuiden van het land stemmen meer kiezers voor lokale kandidaten. Waar in de kieskringen in de Randstad ongeveer 20 procent van de kiezers op een regionale kandidaat stemt, zijn in bijvoorbeeld de kieskring Maastricht 60 procent van de uitgebrachte stemmen voor een kandidaat die zelf ook in de kieskring Maastricht woont.

Figuur 2. Thuisvoordeel per kieskring

Doordat de drempel voor kandidaten om op basis van voorkeurstemmen gekozen te worden relatief hoog is heeft dit fenomeen weinig invloed op de uiteindelijke samenstelling van de kamer. Maar als de wijzigingen zoals opgenomen in het conceptwetsvoorstel Burgerforum kiesstelsel inderdaad doorgevoerd worden, krijgen voorkeurstemmen een zwaarder gewicht en zou het zo maar kunnen dat dat een effect heeft op de samenstelling van de Tweede Kamer als het de regionale achtergrond betreft. Bij vergelijkbaar gedrag van kiezers zou het dan voor kandidaten uit met name noord en zuid Nederland makkelijker worden om in de kamer te komen.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: burgerforum, regionale vertegenwoordiging, verkiezingen, voorkeurstemmen

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Voorbij de usual suspects: waarom participeren burgers niet?

De participatie-elite en de participatieparadox

‘Minder, minder, minder’ invloed PVV in Tweede Kamer?

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in