• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Matthijs Rooduijn

Matthijs Rooduijn is universitair hoofddocent bij de afdeling Politicologie van de Universiteit van Amsterdam.

Website: http://matthijsrooduijn.nl

@mrooduijn volgen

Laatste berichten door Matthijs Rooduijn

Plaatjes van de electoraatjes: de PVV

door Matthijs Rooduijn 04/03/2021 2 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 9: de PVV.

“De meeste politieke partijen in dit land zijn onderling inwisselbaar geworden. Ze staan voor dezelfde massa-immigratie, voorliefde voor multikul, zelfhaat, diversiteitsgeneuzel, islamisering en de EU. De verschillende politieke partijen mogen dan een andere naam hebben, de smaak is hetzelfde: zoutloze middelmatigheid.”

Deze passage uit het verkiezingsprogramma van de PVV laat mooi zien wat inmiddels alweer vijftien jaar de ideologische kern van de partij van Geert Wilders is: anti-immigratie- en anti-islam-retoriek gekoppeld aan een populistische anti-establishment-boodschap. De passage had ook anderhalf decennium geleden uit Wilders’ pen gekomen kunnen zijn. Het enige nieuwe woord is “zelfhaat”. Deze term lijkt voorzichtig van oikofobie-bestrijder Thierry Baudet te zijn overgenomen.

Dat Wilders alles wat hij schrijft, zegt en doet telkens weer koppelt aan immigratie, de islam, de EU en/of het politieke establishment, betekent echter niet dat hij niet probeert zijn ideologische boodschap te vernieuwen. Ten eerste koppelt hij nieuwe issues aan zijn bestaande verhaal. Denk aan klimaat. Wilders schrijft dat ons een “klimaatschuldgevoel” wordt aangepraat door “klimaathippies”, en onderscheidt zich zo van andere partijen op precies dezelfde manier als op het gebied van het immigratie-issue.

Ten tweede is Wilders de PVV met de jaren steeds sterker als een sociaaleconomisch linkse partij gaan positioneren. Eind vorige maand twitterde hij bijvoorbeeld: “De PVV is als enige partij cultureel-conservatief met een sociaal hart. Stevig op Law and Order, immigratie en islam maar sociaal op zorg, ouderen en pensioenen!”

Dit betekent overigens zeker niet dat Wilders op alle vlakken ook daadwerkelijk sociaaleconomisch links beleid voorstaat. Als het gaat om het stemgedrag in de Tweede Kamer is de partij behoorlijk rechts, en als je wat specifieker inzoomt op specifieke thema’s wordt duidelijk dat ook in woorden de PVV lang niet altijd even links is op sociaaleconomisch vlak.

Het betekent wél dat Wilders met zijn retoriek hengelt in de vijver met kiezers die sociaaleconomisch linkse standpunten combineren met sociaal-cultureel rechtse (dat wil zeggen: nationalistisch op het vlak van immigratie en Europese eenwording). En dat is een flinke vijver. Ongeveer een derde van het electoraat bevindt zich hier.

De grote vraag is natuurlijk: slaagt Wilders er in deze kiezers daadwerkelijk aan zich te binden? Om dat te onderzoeken ga ik hieronder, aan de hand van data van het LISS-panel, in op de eigenschappen van PVV-kiezers. Wat zijn hun sociaal-demografische kenmerken? Wat zijn hun opvattingen? En hoe verschillen ze van andere kiezers?

Eerst de sociaal-demografische kenmerken. Figuur 1 hieronder laat twee interessante dingen zien. Ten eerste dat de PVV populair is onder lager opgeleiden en impopulair onder hoger opgeleiden (grafiek rechts boven). Onder PVV-stemmers is bijna 50% lager opgeleid en ongeveer 10% hoger opgeleid. Onder andere kiezers is dat respectievelijk 20% en 45%. Dat zijn zeer uitgesproken verschillen.

Het tweede wat mij opvalt aan deze grafieken is dat de PVV er op een heleboel vlakken juist niet uitspringt. Mensen die op radicaal-rechtse populisten stemmen worden regelmatig neergezet als lager opgeleide oudere mannen uit niet-stedelijke gebieden. Wat opleiding betreft klopt dit dus, maar wat geslacht, leeftijd en woonomgeving betreft niet. Op al deze vlakken verschillen PVV-stemmers niet of nauwelijks van andere kiezers. Dit is overigens wel veranderd met de jaren. Tien jaar geleden was de PVV-kiezer bijvoorbeeld nog een stuk populairder onder mannen.

Figuur 1: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Figuur 2 laat zien dat PVV-kiezers zichzelf als behoorlijk rechts omschrijven en zeer weinig vertrouwen in de politiek hebben. Op een schaal van 0 (links) tot rechts (10) geven PVV-stemmers zichzelf gemiddeld een 6.5. Dat is een stuk rechtser dan andere kiezers die zichzelf gemiddeld iets meer dan een 5 geven. Qua politiek vertrouwen zijn de verschillen met andere kiezers nog een stuk groter. Op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen) scoren PVV’ers ongeveer een 3. Andere kiezers scoren gemiddeld twee volle punten hoger: een 5 ongeveer. 

Figuur 2: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

In Figuur 3 ga ik in op de opvattingen van PVV-stemmers met betrekking tot vier specifieke beleidsterreinen. De grafiek links boven is heel interessant. De sterk overlappende rode en blauwe lijnen laten ten eerste zien dat PVV-stemmers nauwelijks verschillen van andere kiezers als het gaat om ideeën over het verkleinen van inkomensverschillen. Wat ook opvalt: in 2020 waren PVV-stemmers gemiddeld zelfs iets linkser dan andere kiezers!

Ook laat de grafiek zien dat er onder het PVV-electoraat een langzame ontwikkeling is richting sociaaleconomisch linksere standpunten. Of dit komt doordat de vaste aanhang linkser is geworden, doordat de wat rechtsere kiezers naar partijen als FVD of VVD zijn overgestapt, of doordat er nieuwe linksere kiezers bij de PVV zijn aangehaakt, zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen.   

De grafiek rechtsboven is ook interessant. Die laat mooi zien dat PVV-stemmers op ethisch vlak behoorlijk progressief zijn. Sterker dan andere kiezers zijn ze van mening dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daar om vraagt. Vooral vanuit internationaal vergelijkend perspectief is dit interessant. In veel andere landen zijn mensen die op radicaal-rechtse populisten stemmen namelijk behoorlijk conservatief. Met name in Oost-Europa (denk aan landen als Polen en Hongarije) is dit het geval.

De twee onderste figuren zijn zeer duidelijk over de opvattingen van PVV-stemmers op sociaal-cultureel vlak: ze zijn véél negatiever over immigratie en Europese eenwording. De verschillen met andere kiezers zijn groot en behoorlijk stabiel. Opvattingen over de EU zijn wisselvalliger dan opvattingen over immigratie, maar de ontwikkelingen in die opvattingen vertonen dezelfde patronen onder PVV-stemmers als onder andere kiezers.

Figuur 3: PVV-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

De directe concurrent van de PVV op radicaal-rechts is natuurlijk FVD (naar andere, nieuwere concurrenten als bijvoorbeeld JA21 kan ik op basis van de huidige data niet kijken). De belangrijkste concurrent richting het midden is de VVD. En je zou ook de SP – met haar kritiek op EU en establishment, en haar combinatie van linkse sociaaleconomische standpunten met wat rechtsere sociaal-culturele opvattingen – als een concurrent kunnen aanmerken.

In Figuur 4 hieronder heb ik de opvattingen van PVV-stemmers afgezet tegen de ideeën van de mensen die op deze drie concurrenten stemmen. (Belangrijk om je daarbij te realiseren: dit zijn de achterbannen van een jaar geleden. Sinds de chaos bij FVD en de val van die partij in de peilingen kunnen we er vanuit gaan dat het FVD-electoraat er inmiddels anders uitziet.)

De grafiek links boven laat zien dat kiezers van PVV, FVD en VVD zichzelf als veel rechtser positioneren dan SP-kiezers. Dit kan natuurlijk niet als een verrassing komen. Wat wel interessant is: PVV-kiezers zien zichzelf als minder rechts dan FVD-kiezers. En de verschillen met de VVD zijn niet statistisch significant.

Het is opvallend dat de verschillen tussen de partijen een ander patroon volgen als we kijken naar links/rechts-positionering op sociaaleconomisch vlak (figuur links midden). Als het gaat om het verkleinen van inkomensverschillen onderscheiden PVV-stemmers zich niet van mensen die op de SP stemmen (!). FVD-kiezers zijn op dit terrein duidelijk rechtser. En VVD-kiezers nog weer een stuk rechtser.

De grafiek midden rechts laat zien dat de vier electoraten op ethisch vlak vrijwel niet van elkaar verschillen. De kiezers van al deze partijen zijn behoorlijk progressief. (Al zou dit vermoedelijk anders uitvallen als we ook naar een thema als bijvoorbeeld genderongelijkheid zouden kijken.)

Dan de kernthema’s van de PVV: politiek vertrouwen, immigratie en de EU. Hier zien we in grote lijnen dezelfde patronen: de achterbannen van PVV en FVD vormen een categorie apart die flink afwijkt van de achterban van de de VVD en in iets mindere mate van die van de SP. Als het gaat om vertrouwen in partijen (rechts boven) en Europese eenwording (rechts beneden), zien we dat kiezers van FVD en PVV veel negatiever zijn dan mensen die op VVD en SP stemmen. Belangrijk is het daarbij wel aan te tekenen dat SP-kiezers een tussenpositie innemen. Zij zijn positiever dan PVV- en FVD-stemmers, maar hebben wel minder politiek vertrouwen en zijn een stuk Eurosceptischer dan VVD-kiezers. Als het gaat om immigratie verschillen de achterbannen van SP en VVD niet van elkaar.

Figuur 4: De opvattingen van PVV-kiezers vergeleken met die van FVD-, VVD- en SP-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Qua opleidingsniveau zijn de verschillen tussen deze partijen ook interessant. Zoals Figuur 5 laat zien verschilt de PVV-achterban op dit vlak zeer duidelijk van die van de VVD: onder PVV-stemmers is een veel hoger percentage lager opgeleiden. Hetzelfde patroon is zichtbaar als we PVV-stemmers vergelijken met FVD-stemmers. Het verschil is hier echter minder uitgesproken (overigens wel statistisch significant als we naar specifiekere opleidingscategorieën kijken). PVV-kiezers en SP-kiezers verschillen op dit vlak vrijwel niet van elkaar.

Figuur 5: Het opleidingsniveau van PVV-kiezers vergeleken met dat van FVD-, VVD- en SP-kiezers.

Concluderend vallen drie zaken op. Ten eerste moet het wijdverspreide beeld dat PVV-stemmers vooral oude mannen uit niet-stedelijke gebieden zijn worden bijgesteld. Hoewel PVV-stemmers gemiddeld lager zijn opgeleid dan andere kiezers, verschillen ze als het gaat om geslacht, woonomgeving en leeftijd nauwelijks van mensen die op andere partijen stemmen. Ten tweede onderscheidt de achterban van de PVV zich precies zoals je zou verwachten: PVV-kiezers hebben veel minder vertrouwen in de politiek en zijn veel negatiever over immigratie en de EU dan andere kiezers. Ten derde is de PVV-achterban op sociaaleconomisch vlak behoorlijk links (niet te onderscheiden van onder andere SP-stemmers), en lijkt op dit terrein met de jaren ook steeds linkser te zijn geworden.

Wilders’ campagnestrategie mag dus niet verbazen. Zoals gebruikelijk probeert de PVV-leider zichzelf zo sterk mogelijk neer te zetten als buitenstaander. Als de enige politicus die zich onderscheidt van de eerder aangehaalde “zoutloze middelmatigheid” van de aanhangers van het verwerpelijke “diversiteitsgeneuzel”. Instemmend re-tweette Wilders dan ook deze analyse van het RTL-verkiezingsdebat van afgelopen zondag in De Telegraaf: “Wilders tegen de rest met ‘Zwarte Piet als minister voor Cultuur’”. Precies hoe Wilders gezien wil worden.  

Doet Wilders het dan ook goed tijdens de huidige campagne? Lastig. In de peilingen staat Wilders op 17 tot 20 zetels tegenover 20 zetels nu in de Tweede Kamer. Geen duidelijke winst of verlies dus. Aan de ene kant is dat zeker niet slecht. Concurrent Rutte en zijn VVD doen het uitstekend. De premier profiteert nog steeds van het sterke rally round the flag effect als gevolg van de coronacrisis. Onder deze omstandigheden is het lastig voor Wilders zijn thema’s hoog op de politieke agenda te krijgen. Dat de partij niet op verlies staat is in een dergelijke situatie misschien helemaal niet slecht.

Maar aan de andere kant heeft de PVV niet optimaal geprofiteerd van de implosie bij concurrent FVD. Een jaar geleden, vlak voor het uitbreken van de coronacrisis, stonden Wilders en Baudet samen op 28-36 zetels. Nu zijn dat er 20 tot 25. Hoewel redelijk wat voormalige (virtuele) FVD-kiezers de weg naar de PVV hebben (terug)gevonden, geldt dit voor lang niet alle mensen die Baudet de rug hebben toegekeerd. Mogelijk willen zij helemaal niet meer gaan stemmen of zijn ze overgestapt naar partijen als JA21, Code Oranje of de BoerBurgerBeweging. Met andere woorden: er zijn behoorlijk wat kiezers met ideeën die dicht bij die van de PVV staan die Wilders nu niet weet te mobiliseren.

Wilders’ troef tijdens deze campagne, is denk ik toch zijn “welvaartschauvinisme”: de boodschap dat de PVV er is voor mensen die het moeilijk hebben. Althans, voor de “eigen” mensen die het moeilijk hebben.

Let wel: of zijn concrete beleidsplannen en stemgedrag in de Tweede Kamer ook daadwerkelijk sociaaleconomisch links zijn doet er eigenlijk niet eens zoveel toe. De hamvraag is of Wilders zichzelf overtuigend weet te presenteren als iemand die opkomt voor de zwakkeren. (Vergelijk dit bijvoorbeeld met zijn eerder besproken zorgvuldig gecultiveerde imago van buitenstaander. Ook dat is hij niet daadwerkelijk; Wilders is één van de meest ervaren politici op het Binnenhof. Waar het om gaat is dat kiezers hem als buitenstaander zien.)

Wilders’ tough on immigration soft on care imago lijkt steeds beter te beklijven. De analyses hierboven laten zien dat de achterban van de PVV langzaamaan steeds linkser is geworden op sociaaleconomische vlak, en inmiddels niet meer verschilt van de electoraten van SP, PvdA en GroenLinks.

Deze “coronaverkiezingen”, waarin heel veel toch om de aanpak van de huidige pandemie draait, komen voor Wilders denk ik te vroeg. Maar als de sociaaleconomische ongelijkheid straks verder toeneemt, en er ook weer meer ruimte komt voor thema’s als immigratie en integratie, zou Wilders’ welvaartschauvinisme weleens een goede strategie voor de langere termijn kunnen blijken te zijn.  

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

Variabelen in Figuur 4 en Figuur 5

Zie hierboven.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: kiezers, Populisme, Publieke opinie, PVV, radicaal-rechts, verkiezingen, verkiezingscampagnes, Wilders

Plaatjes van de electoraatjes: het CDA

door Matthijs Rooduijn 25/02/2021 1 Reactie

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 8: het CDA.

#NuDoorpakken! Overal waar CDA-lijsttrekker Wopke Hoekstra komt hoor je die twee woorden. Het is de titel van het verkiezingsprogramma van het CDA, en op sociale media zijn veel campagneberichten van de partij voorzien van deze hashtag. Een andere veelgehoorde slogan: “We stropen de mouwen op”. In het voorwoord van het programma gebruikt Hoekstra deze zin maar liefst twee keer. En op de paginagrote foto die direct op het voorwoord volgt zien we een opgewekte en energieke Hoekstra met – jawel – de mouwen opgestroopt.

Daadkracht dus. Dat lijkt het toverwoord te zijn tijdens deze CDA-campagne. Maar naast de grote nadruk op de energie (schaatsen!), de besluitvaardigheid (“meer bestuurder dan politicus”), de doortastendheid (“het gaat uiteindelijk om resultaat, om dingen bereiken voor mensen in het land”), en de vernieuwingsdrang (“andere koers en nieuw begin”) van de CDA-leider, vallen er meer dingen op aan de campagne van de christendemocraten.

Ongeveer een maand geleden opende Hoekstra de campagne van het CDA met een harde aanval op de VVD van premier Rutte: “De gebroken belofte is de erfenis van tien jaar VVD. De optelsom van een reeks gebroken beloftes.” De kritiek op de VVD betreft niet alleen het leiderschap van Rutte, zij richt zich ook op de grote nadruk die die partij volgens Hoekstra legt op het individu. In een interview in de Volkskrant van afgelopen maandag zegt hij: “We zijn op een heel individualistisch moment in onze geschiedenis gekomen. Ik ben bang dat we nog maar weinig gemeenschap overhouden.”

Iets verderop gaat Hoekstra in op de vraag hoe hij verschilt van zijn CDA-voorgangers. “Elke lijsttrekker probeert zijn eigen accenten te zetten. Ik heb dat gedaan met dingen die met antidiscriminatie te maken hebben – anoniem solliciteren, het vrouwenquotum.”

Hoekstra presenteert zich dus als een daadkrachtige uitdager van de premier, criticus van diens liberale gedachtegoed, en, misschien nog wel het meest opvallend, als innovatief en relatief vooruitstrevend politicus – zowel op het gebied van culturele als ethische issues.

Waarom precies? Wat gaat er schuil achter deze keuzes van Hoekstra en het CDA? Laten we op zoek naar een antwoord op deze vraag de achterban van het CDA eens onder de loep nemen.

Op basis van data van het LISS-panel (zie ook de verantwoording onder dit stuk) ga ik hieronder in op de eigenschappen van de CDA-achterban. Figuur 1 geeft een overzicht van de sociaal-demografische kenmerken van CDA-kiezers vergeleken met die van kiezers van andere partijen.

De bovenste twee grafieken van Figuur 1 laten zien dat het CDA even populair is onder mannen als onder vrouwen, en dat er ook geen effect is van opleiding. Uit de grafiek linksonder blijkt dat er onder CDA-stemmers vergeleken met andere kiezers relatief meer mensen uit niet-stedelijke gebieden komen [1]. De figuur rechtsonder laat zien dat CDA-stemmers vooral heel oud zijn. Maar liefst 60% van het CDA-electoraat is ouder dan 65. Onder andere kiezers is het aandeel 65+ers ongeveer 35%.

Figuur 1: CDA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Uit Figuur 2 hieronder blijkt dat CDA’ers zichzelf als een stuk rechtser bestempelen dan andere kiezers. Ze scoren gemiddeld een vol punt hoger op een schaal die loopt van 0 (links) tot 10 (rechts). Ook hebben CDA-stemmers meer vertrouwen in de politiek. Op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen) geven CDA-kiezers gemiddeld een vertrouwensscore die een half punt hoger ligt dan die onder andere kiezers.

Figuur 2: CDA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Als we kijken naar opvattingen over concrete beleidsterreinen, is er eigenlijk maar één terrein waarop CDA-kiezers duidelijk afwijken van andere kiezers (zie Figuur 3). De grafiek rechtsboven laat zien dat CDA-kiezers een stuk conservatiever zijn op ethisch vlak. Ze vinden in veel minder sterke mate dan andere kiezers dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daar om vraagt. Wel lijkt deze ethiek-kloof in de afgelopen tien jaar iets minder groot te zijn geworden.

Als het gaat om sociaaleconomische kwesties (zie grafiek linksboven) is de CDA-kiezer een tikje rechtser dan andere kiezers. In sommige jaren zijn die verschillen net statistisch significant en in sommige jaren net niet. Ook qua sociaal-culturele onderwerpen zit de CDA-kiezer dicht bij andere kiezers. Ze zijn in de meeste jaren net iets negatiever over immigratie en in sommige jaren net iets positiever over Europese eenwording. Dat CDA’ers zich als behoorlijk rechts omschrijven komt dus met name door hun opvattingen op ethisch vlak.

Figuur 3: CDA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

Aangezien de CDA-kiezer op veel vlakken sterk lijkt op andere kiezers, is het interessant om specifiek te kijken naar de verschillen en overeenkomsten met de electoraten van de directe politieke concurrenten van de christendemocraten: de VVD, D66 en de ChristenUnie (CU).

Maar eerst wil ik nog even wat specifieker kijken naar de hoge leeftijd van CDA-kiezers. In een eerder blogje heb ik laten zien mensen die op de PvdA stemmen gemiddeld ook zeer oud zijn. Lijken de leeftijdsverdelingen van de PvdA- en CDA-electoraten op elkaar?

Ja, zo laat Figuur 4 duidelijk zien. Vergeleken met andere kiezers zijn er onder zowel CDA- als PvdA-stemmers relatief minder jongeren en meer ouderen. De verdelingen van de CDA- en PvdA-kiezers lijken sterk op elkaar, met als belangrijkste verschil dat CDA-kiezers gemiddeld zelfs nóg een tikje ouder zijn dan PvdA-kiezers.

Figuur 4: De leeftijd van CDA-kiezers vergeleken met die van PvdA-kiezers en mensen die op andere partijen stemmen.

De verschillen in opvattingen tussen CDA-stemmers en mensen die op VVD, D66 of CU stemmen zijn weergegeven in Figuur 5. CDA-kiezers omschrijven zichzelf gemiddeld als rechtser dan D66- en CU-stemmers, maar als linkser dan VVD-kiezers. Wel hebben CDA-stemmers ongeveer evenveel politiek vertrouwen als de kiezers van deze partijen. Kijkend naar de hun opvattingen over het verkleinen van inkomensverschillen kunnen we concluderen dat CDA-stemmers niet verschillen van mensen die op D66 of de CU stemmen. Wel zijn VVD’ers duidelijk rechtser op dit vlak. Op ethisch vlak zijn CDA’ers een stuk conservatiever dan VVD- en D66-kiezers. Maar ze zijn weer vele malen progressiever dan CU-kiezers. Vooral de grootte van dit verschil valt op: meer dan een vol punt op een 5-puntsschaal. Met betrekking tot sociaal-culturele thema’s (zowel immigratie als Europese eenwording) zitten CDA’ers op dezelfde lijn als mensen die op de VVD en de CU stemmen. D66-kiezers wijken hier duidelijk af: zij zijn een stuk kosmopolitischer ingesteld.

Figuur 5: De opvattingen van CDA-kiezers vergeleken met die van VVD-, D66- en CU-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Al met al vallen drie zaken op. Ten eerste trekt het CDA voornamelijk oudere kiezers. De partij is niet populair onder jongeren of mensen van middelbare leeftijd. Ten tweede zijn CDA-kiezers op ethisch vlak een stuk conservatiever dan gemiddeld. Maar ze zijn wel weer een stuk progressiever dan CU-kiezers, en ze lijken met de jaren heel voorzichtig iets progressiever te zijn geworden. Ten derde verschillen CDA-kiezers op sociaaleconomisch en sociaal-cultureel vlak weinig van andere kiezers. Ze zijn misschien net een tikje rechtser.

Valt Hoekstra’s campagnestrategie nu te verklaren aan de hand van deze drie conclusies? Gedeeltelijk. Maar laat ik, voor ik daar op inga, eerst nog een andere factor noemen die een belangrijke rol zal spelen in de campagne: de peilingen. Die laten twee belangrijke dingen zien. Ten eerste dat het CDA de laatste maanden weer wat is opgekrabbeld na een flinke dip in september en oktober. En wat ook goed nieuws is voor de partij: uit onderzoek van I&O Research blijkt dat Hoekstra na Rutte wordt gezien als de meest betrouwbare premierskandidaat. Maar de peilingen laten ten tweede ook zien dat de VVD sinds het uitbreken van de coronacrisis op eenzame hoogte aan kop blijft, en het CDA (en de PVV) ver achter zich laat.

Nu terug naar de campagne van het CDA. Het neerzetten van Hoekstra als een daadkrachtig en vernieuwend leider tegenover Rutte als vertegenwoordiger van een partij die haar beloften heeft gebroken, heeft natuurlijk als doel kiezers op rechts ervan te overtuigen dat het tijd wordt voor een frisse wind in het volgens het CDA inmiddels muf geworden torentje.

Maar zoals gezegd gaat die nadruk op daadkracht samen met iets anders. Hoekstra zet het CDA ook veel meer dan zijn voorgangers De Jonge en Buma neer als een vernieuwende partij. Als een partij met relatief vooruitstrevende opvattingen over allerlei verschillende thema’s.

Waarom? Misschien is dit niets anders dan alleen de persoonlijke voorkeur van Hoekstra. Maar ik denk dat er meer achter zit. Deze voor de christendemocraten progressieve focus kan heel goed een weloverwogen strategie zijn om het CDA aantrekkelijker te maken voor jonge kiezers.  

Ga maar na. We hebben net gezien dat het CDA een groot leeftijdsprobleem heeft. Als de partij niet oppast is ze over een tijdje uitgestorven. Hoekstra’s voorzichtige progressievere uitingen zouden de partij kunnen helpen om niet alleen op 17 maart succes te oogsten, maar ook op langere termijn levensvatbaar te blijven. Mogelijk hoopt het CDA met deze strategie ook wat linkse VVD’ers en minder uitgesproken kosmopolitische D66’ers binnen te hengelen.

Dat de partij hiermee de aantrekkelijkheid van het CDA voor kiezers vanuit de CU vermindert is denk ik geen noemenswaardig probleem. De achterban van die partij is sowieso al moeilijk los te weken. Niet alleen zijn CU-kiezers zeer trouw, ook verschillen ze op ethisch vlak gigantisch van CDA-stemmers. Een tikje progressiever worden maakt dan misschien ook niet meer zoveel uit.  

Cruciaal is daarbij denk ik dat Hoekstra blijft benadrukken dat hij in de basis vooral een familieman is die het gezin als hoeksteen van de samenleving ziet. En dat zit volgens mij wel goed. Het eerste hoofdstuk in het verkiezingsprogramma heeft als titel: “Thuis: we beschermen wat ons het meest dierbaar is: onze families en gezinnen”. En laten we niet vergeten: vrijwel heel Nederland heeft inmiddels al kennis mogen maken met Liselot en de kinderen.

Hoewel de nadruk op het #NuDoorpakken en de mouwen opstropen er soms misschien wel heel dik bovenop ligt, snap ik deze strategie van het CDA goed. Door Hoekstra neer te zetten als daadkrachtig en vernieuwend zouden meer kiezers hem kunnen gaan zien als een alternatief voor Rutte. En bovendien kan het CDA met een lichte beweging naar iets meer kosmopolitisch en progressief ook redelijk veilig in nieuwe electorale vijvers vissen en bovendien aantrekkelijker worden voor jongeren.

Een probleem voor de partij is natuurlijk wel dat je je kunt afvragen hoe geloofwaardig de doorpakken-boodschap en de kritiek op de premier is wanneer die komt van een partij die jarenlang medeverantwoordelijk is geweest voor het regeringsbeleid. En valpartijen op het ijs helpen natuurlijk ook niet.

Gaat het CDA dan voor een verrassing zorgen op 17 maart? Met nog maar drie weken te gaan begint de tijd te dringen. Met 18-20 zetels in de peilingen (tegenover 19 nu) staat het CDA er vrij goed voor. Zeker gezien het feit dat de partij de afgelopen vier jaar een junior-coalitiepartij was (die verliezen meestal zetels), en ook nog eens een (nu demissionaire) minister levert die al geruime tijd veel pittige kritiek te verduren krijgt (De Jonge).

Veel zal gaan afhangen van de komende debatten. Aanstaande zondag is het eerste grote tv-debat. Zal Hoekstra er in slagen zichzelf te midden van een groot aantal doorgewinterde politici geloofwaardig als doorpakkende vernieuwer neer te zetten? Ik ben benieuwd!

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

[1] Dit effect van stedelijkheid is statistisch significant op p < .10.  

Methodologische informatie

De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

Variabelen in Figuur 4 en Figuur 5

Zie hierboven.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: cda, Hoekstra, kiezers, kiezersonderzoek, Publieke opinie

Plaatjes van de electoraatjes: D66

door Matthijs Rooduijn 18/02/2021 3 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 7: D66.

Afgelopen zaterdag was de “online campagne kick-off” van D66. De “grootste D66-campagne ooit”, zo beloofde kandidaat-Kamerlid Jan Paternotte ons. Heel wat mensen mogen de komende dagen en weken folders van de partij in hun (digitale) brievenbus verwachten. Wat zal de belangrijkste onderliggende ideologische boodschap van deze folders zijn?  

De ondertitel van het huidige D66-verkiezingsprogramma biedt een aanknopingspunt. Die luidt: “Laat iedereen vrij, maar niemand vallen”. Deze zes woorden geven volgens mij vrij goed weer wat de kernboodschap is van het sociaal-liberale D66: bevorder zoveel mogelijk de vrijheid, maar zorg daarbij ook voor gelijke kansen voor iedereen en bescherming van de meest kwetsbaren.

In de inleiding staat het volgende: “Wij geloven in een samenleving waarin gelijke gevallen gelijk behandeld worden, maar dat mensen die op achterstand staan extra kansen krijgen. Niet omdat iedereen per se gelijk moet zijn, maar zodat we samen vrij kunnen zijn.” Met andere woorden: gelijkheid is niet het doel, maar het middel om de vrijheid van iedereen te kunnen garanderen.

Het verkiezingsprogramma staat hiermee dicht bij de sociaal-liberale roots van D66. En de algemene sociaal-liberale boodschap wordt in het programma ingekleurd aan de hand van thema’s als onderwijs en klimaat. Niet zo gek: beide issues lenen zich prima voor het argument dat we zonder flinke investeringen gelijke kansen en daadwerkelijke vrijheid wel kunnen vergeten. 

En beide onderwerpen passen ook goed binnen de postmaterialistische agenda van D66. Als typisch kind van de jaren zestig is de partij altijd zeer progressief geweest op allerlei uiteenlopende thema’s. Denk aan ethische kwesties, bestuurlijke vernieuwing, vrouwenrechten en internationale betrekkingen. Maar dus ook aan zelfontplooiing en klimaat.

Door de nadruk op deze issues heeft de partij voor velen het imago een partij voor yuppen te zijn (oftewel: voor young urban professionals). Is dat terecht? 

Redelijk terecht. Figuur 1 hieronder laat zien wat de sociaal-demografische kenmerken van D66-kiezers zijn vergeleken met die van andere kiezers. De data zijn afkomstig van het LISS-panel.

De grafiek rechtsboven toont aan dat ongeveer 65 procent van de D66-stemmers hoger opgeleid is. Onder kiezers van andere partijen is dit veel minder: ongeveer 40 procent. Ook doet D66 het relatief goed onder jongeren (zie de grafiek rechtsonder). De partij is populairder onder 18-34-jarigen, maar minder onder 65+ers.  

De grafiek linksonder laat zien dat in de steekproef van het LISS D66-kiezers ook iets vaker dan kiezers van andere partijen in stedelijke gebieden wonen (grafiek links onder). Dit verschil is echter niet statistisch significant. Ook is de partij ongeveer even populair onder vrouwen als onder mannen (grafiek links boven).    

Figuur 1: D66-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Door de nadruk op zowel vrijheid als gelijkheid, en ook door de grote waarde die de partij hecht aan pragmatisme (in het beginselprogramma uit 2000 staat bijvoorbeeld: “D66 bedrijft praktische en resultaatgerichte politiek vanuit haar idealen, zonder blauwdrukken of dogma’s”), is het lastig om de partij als typisch links of rechts te kenschetsen. Dit geldt ook voor de kiezers. De linker grafiek van Figuur 2 laat mooi zien dat D66-stemmers zichzelf op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) vrijwel precies in het midden plaatsen. Ze zijn daarmee nét iets linkser dan de kiezers van andere partijen.

De rechter grafiek in Figuur 2 is ook opvallend. Die laat duidelijk zien dat de achterban van D66 veel meer vertrouwen heeft in de politiek dan de kiezers van andere partijen. Sterker nog: het gemiddelde vertrouwen onder D66-stemmers is groter dan onder de kiezers van alle andere partijen (al zijn de verschillen niet altijd significant). Dit is voor het D66 van nu misschien niet zo opvallend. Maar wel als je in ogenschouw neemt dat D’66 juist is opgericht uit onvrede met het functioneren van de Nederlandse politiek. (Medeoprichter Hans van Mierlo had het een halve eeuw geleden over “altijd maar weer hetzelfde gezeur en hetzelfde geharrewar in regering en Tweede Kamer”.)

Figuur 2: D66-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

In Figuur 3 heb ik de beleidsopvattingen van D66-stemmers weergegeven. Een paar zaken vallen op. Ten eerste dat het electoraat van D66 behoorlijk stabiel is. Opvattingen veranderen nauwelijks over de jaren – al zijn de ideeën over inkomensherverdeling en Europese eenwording iets grilliger dan die over euthanasie en immigratie. Ten tweede is de achterban van D66 vergeleken met kiezers van andere partijen zeer progressief op ethisch vlak en zeer kosmopolitisch met betrekking tot immigratie en al helemaal als het gaat om Europese eenwording. Ten derde zijn de ideeën over inkomensherverdeling van D66-kiezers in vrijwel alle jaren wat rechtser dan die van kiezers van andere partijen. Dat de D66-achterban zichzelf als net iets linkser omschrijft (zie Figuur 2) kan waarschijnlijk voornamelijk geweten worden aan de opvattingen op ethisch en cultureel vlak.        

Figuur 3: D66-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

Hoe verschillen D66-kiezers nu van hun directe politieke concurrenten? Ik zal zo meteen de opvattingen van D66-stemmers afzetten tegen die van kiezers van de VVD, de PvdA en GroenLinks (CDA volgt volgende keer). Maar eerst wil ik kort even stilstaan bij de onderscheidende sociaal-demografische kenmerken van de D66-achterban: opleiding en leeftijd. Dit zijn ook duidelijk onderscheidende kenmerken van GroenLinks-stemmers. Hoe verschillen D66-kiezers op dit vlak nu van mensen die op GroenLinks stemmen?

Eerst opleiding. Figuur 4 laat zien dat er onder D66-stemmers nog meer hoger opgeleiden zitten dan onder GroenLinks-stemmers. Het verschil lijkt hier niet statistisch significant, maar een preciezere analyse laat zien dat dit wel het geval is [1]. Dan leeftijd. Figuur 5 toont aan dat hoewel D66 en GroenLinks het allebei goed doen onder jongeren, D66 populairder is onder mensen van pakweg 30-50, en GroenLinks onder mensen van ongeveer 50-70. Mogelijk vallen de wat rechtsere sociaaleconomische standpunten van D66 minder goed bij ouderen en juist beter bij mensen van middelbare leeftijd.      

Figuur 4: Het opleidingsniveau van D66-kiezers vergeleken met dat van GroenLinks-kiezers.

Figuur 5: De leeftijd van D66-kiezers vergeleken met die van GroenLinks-kiezers.

Figuur 6 toont de opvattingen van D66-kiezers vergeleken met die van VVD-, PvdA- en GroenLinks-stemmers. Zowel qua links/rechts-zelfplaatsing als qua sociaaleconomische posities zitten D66-kiezers precies tussen VVD-kiezers aan de ene kant en PvdA- en GroenLinks-stemmers aan de andere kant in. Als het gaat om ethische kwesties en politiek vertrouwen verschillen de kiezers van deze vier partijen vrijwel niet van elkaar. Op sociaal-culturele thema’s verschilt de D66-achterban nauwelijks van PvdA- en GroenLinks-kiezers. Wel is de D66-stemmer duidelijk kosmopolitischer dan de VVD-achterban. 

Figuur 6: De opvattingen van D66-kiezers vergeleken met die van VVD-, PvdA- en GroenLinks-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

D66 kiezers lijken op veel vlakken dus op de kiezers van GroenLinks en de PvdA: ze zijn zeer progressief en zeer kosmopolitisch. Maar daarnaast is er ook een belangrijk verschil. Op het gebied van sociaaleconomische thema’s nemen D66-stemmers heel duidelijk een ander standpunt in. Ze zijn veel minder sterk dan de achterbannen van PvdA en GroenLinks voor inkomensherverdeling. Maar echt rechts zijn ze op dit vlak nu ook weer niet; ze verschillen duidelijk van mensen die op de VVD stemmen.

Wat zegt dit over de centrale campagneboodschap van D66? Die lijkt op het eerste gezicht goed gekozen. Met de grote nadruk op vrijheid onderscheidt D66 zich van partijen als GroenLinks en de PvdA die op sociaaleconomisch vlak toch een veel linksere boodschap uitdragen. De boodschap van D66 sluit prima aan bij de rechtsere achterban van de partij en kan mogelijk ook de wat minder rechtse VVD’ers aantrekken. Met de nadruk op onderwijs en klimaat kan de partij misschien ook wat kiezers van GroenLinks en de PvdA afsnoepen.

Toch staan de zaken er voor D66 niet al te best voor. De partij staat op een verlies van 3 tot 7 zetels in de peilingwijzer, en is daarmee de enige partij uit de coalitie die duidelijk op verlies staat. Vooralsnog lijkt de campagneboodschap van de partij niet aan te slaan. Waarom niet? Laat me één belangrijke reden noemen.

Volgens mij is de grote nadruk op onderwijs – hoewel vanuit inhoudelijk oogpunt goed te begrijpen – ook zeer risicovol. D66 is dé onderwijspartij bij uitstek. Maar sinds de afgelopen kabinetsperiode is onderwijs ook de belangrijkste achilleshiel van de partij. D66 heeft de afgelopen vier jaar de minister van onderwijs geleverd en heeft op dit terrein dus aan de knoppen kunnen draaien. Maar juist die minister van onderwijs, Ingrid van Engelshoven, heeft bij een groot deel van de D66-achterban (en dan met name het niet onaanzienlijke deel dat werkzaam is in de onderwijssector) behoorlijk wat weerstand opgeroepen. Uit onderzoek blijkt inderdaad dat veel kiezers teleurgesteld zijn door de prestaties van D66 in het kabinet.

De vraag is hoe handig het is je grootse plannen op het gebied van onderwijs te benadrukken als je net vier jaar lang de minister van onderwijs hebt geleverd, en er onder een (groot) gedeelte van je eigen achterban ook nog eens flink wat weerstand tegen die minister (heeft) (ge)heerst.

D66 lijkt deze spanning te willen doorbreken door te benadrukken dat ze een partij van verandering is. Lijsttrekker Sigrid Kaag schrijft in het voorwoord van het verkiezingsprogramma: “Deze moeilijke tijd is ook een periode van bezinning. Van opnieuw bij jezelf te rade gaan. D66 als partij heeft dat ook gedaan.” Kaag benadrukt dat D66 zich “door de geschiedenis heen steeds opnieuw [heeft] uitgevonden”. De boodschap is dat de partij nu een nieuwe doorstart maakt.  

Of dit gaat werken weet ik niet. Een te grote nadruk op onderwijs kan juist de negatieve herinneringen aan het beleid van Van Engelshoven oproepen. En daar lijkt me de verkiezingscampagne nu niet het meest geschikte moment voor.

Het zal er nu denk ik vooral om gaan spannen hoe Kaag het tijdens de verkiezingsdebatten gaat doen. Ze werd een klein half jaar geleden binnengehaald als een verlosser, maar haar populariteit buiten de eigen achterban is, zo blijkt uit onderzoek van I&O Research, gedaald. Ze wordt vaker dan andere lijsttrekkers gekenschetst als iemand die niet begrijpt wat er leeft onder gewone kiezers, en daardoor relatief vaak als elitair en afstandelijk omschreven. Dat imago zal ze moeten ombuigen.

Of dat gaat lukken in een maand is natuurlijk de vraag. De partij kan misschien hoop putten uit het gegeven dat het met D66 altijd nog alle kanten op kan. Door haar pragmatische insteek en sociaaleconomische middenpositie is het aantal potentiële D66-kiezers behoorlijk groot. De partij kan met haar programma VVD-, CDA-, ChristenUnie-, PvdA- én GroenLinks-kiezers aanspreken.

Maar precies dit maakt D66 tegelijkertijd ook heel kwetsbaar. D66 kan namelijk net zo makkelijk weer kiezers aan al deze partijen verliezen…  

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

[1] Logistische regressie waarin opleidingsniveau met zes categorieën wordt gemeten, ik controleer voor andere sociaal-demografische kenmerken, en standaardfouten zijn geclusterd op huishoudniveau.  

Methodologische informatie

De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

Variabelen in Figuur 4, Figuur 5 en Figuur 6

Zie hierboven.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: d66, kiezers, kiezersonderzoek, Publieke opinie

Plaatjes van de electoraatjes: GroenLinks

door Matthijs Rooduijn 11/02/2021 1 Reactie

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 6: GroenLinks.

GroenLinks is een partij met radicale standpunten [1]. Volgens de experts van de Chapel Hill Expert Survey is de partij de op één na meest linkse partij op sociaaleconomisch vlak (na de SP), de op één na meest progressieve partij op moreel-ethisch vlak (na D66), en de meest kosmopolitische partij op sociaal-cultureel vlak. GroenLinks is ook de meest radicale partijen op het gebied van klimaat.

Een veelgehoorde kritiek op GroenLinks is dan ook dat de partij door dit soort standpunten weinig realistisch is. En zichzelf, mede hierdoor, ongeschikt verklaart als regeringspartij. Eén van de centrale campagnedoelen van partijleider Jesse Klaver lijkt te zijn dit soort kritieken te ontkrachten.

Dat blijkt met name uit het verkiezingsprogramma van GroenLinks, getiteld “Tijd voor nieuw realisme”. In het programma verzet de partij zich tegen de vaak geopperde tegenstelling tussen realisme en radicalisme, en benadrukt dat verantwoordelijkheid nemen juist het nastreven van radicale veranderingen inhoudt.

“We veranderen het perspectief,” zo schrijft Klaver in de inleiding van het programma. “Niet verandering is onhaalbaar, maar het vasthouden aan de status quo is een doodlopende weg.” Ook steekt Klaver niet onder stoelen of banken dat zijn ambitie is deel te nemen aan een volgend kabinet. “Om verandering voor elkaar te krijgen, wil GroenLinks deel uitmaken van de volgende regering.”

Klaver omschrijft de achterban van GroenLinks als de “klimaatgeneratie”. En die klimaatgeneratie moet de motor worden achter de grote veranderingen die GroenLinks voor Nederland in petto heeft. Maar wie is die klimaatgeneratie dan precies? Wie zijn de mensen die op GroenLinks stemmen? En zullen die mensen vatbaar zijn voor Klavers “nieuw-realistische” boodschap?

In Figuur 1 hieronder kijk ik op basis van gegevens van het LISS panel naar de sociaal-demografische kenmerken van de GroenLinks-achterban. De figuur laat heel duidelijk zien dat GroenLinks-stemmers op een heleboel vlakken verschillen van andere kiezers.

De grafiek linksboven laat zien dat GroenLinks vooral populair is onder vrouwen: meer dan 60% van de GroenLinks-stemmers is vrouw. Ook is de GroenLinks-achterban gemiddeld hoger opgeleid (grafiek rechtsboven) en vaker woonachtig in stedelijke gebieden (grafiek linksonder). Het staafdiagram rechtsonder laat duidelijk zien dat GroenLinks-stemmers relatief jong zijn.

We kunnen concluderen dat de partij met haar radicale standpunten een specifieke groep kiezers aantrekt; het zijn met name jonge, hoogopgeleide, in steden wonende vrouwen die zich thuis voelen bij GroenLinks.

Figuur 1: GroenLinks-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Wat zijn nu de opvattingen van GroenLinks-kiezers? De linker grafiek in Figuur 2 laat zien in welke mate GroenLinks-stemmers zichzelf als links (0) of rechts (10) omschrijven. Het is overduidelijk dat de achterban van GroenLinks zichzelf als zeer links ziet. GroenLinks-kiezers plaatsen zichzelf gemiddeld meer dan 2.5 punt linkser (op een 11-puntsschaal) dan andere kiezers. De verdeling laat ook mooi zien dat slechts een piepklein gedeelte van de GroenLinks-achterban rechtser scoort dan de gemiddelde niet-GroenLinks-stemmer.

De rechter grafiek laat zien dat GroenLinks-kiezers meer politiek vertrouwen hebben dan andere kiezers (hoe hoger de score hoe groter het vertrouwen). Gemiddeld scoren GroenLinks-stemmers ongeveer een 5.5, terwijl het gemiddelde onder andere kiezers onder de 5.0 ligt. De meeste GroenLinks-kiezers geven overigens ongeveer een 6.0 als vertrouwenscijfer.  

Figuur 2: GroenLinks-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (het zwarte bolletje geeft het gemiddelde weer en de lijnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Figuur 3 laat zien hoe de beleidsopvattingen van de GroenLinks-achterban zich over de tijd hebben ontwikkeld. Als het gaat om inkomensverschillen (linksboven) zijn GroenLinks-stemmers zeer links. Ze vinden in sterke mate dat inkomensverschillen kleiner moeten worden, en zijn daarover nauwelijks van mening veranderd in de afgelopen tien jaar. Ook zijn GroenLinks-kiezers zeer progressief. Ze vinden meer dan andere kiezers dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daar om vraagt, en zijn daarin ook zeer consistent (zie de grafiek rechtsboven).

Op sociaal-cultureel vlak is de GroenLinks-achterban veel linkser dan gemiddeld. GroenLinks-stemmers vinden in sterkere mate dan andere kiezers dat mensen met een migratieachtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur, en dat Europese integratie verder zou moeten gaan (zie de twee onderste grafieken). Er doen zich hier over de tijd wat meer schommelingen voor, maar al met al zou ik, het hele decennium in ogenschouw nemend, ook hier van behoorlijk stabiele opvattingen willen spreken.

Figuur 3: GroenLinks-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

Helaas zitten er in de standaardsurvey van het LISS geen vragen over klimaat en law and order – twee thema’s waarop GroenLinks zeer uitgesproken posities inneemt. Om die reden heb ik er ook even een andere dataset bij gepakt: de European Social Survey (ESS). Het onderzoek van de ESS is minder recent, en de meting van stemkeuze is ook niet ideaal (zie verantwoording hieronder). Toch helpen deze data ons een meeromvattend beeld te krijgen van de GroenLinks-stemmer.

De linker grafiek van Figuur 4 laat zien dat kiezers van GroenLinks in sterkere mate dan andere kiezers vinden dat het milieu belangrijk is. Het tegenovergestelde geldt voor het naleven van regels – zie de rechter grafiek. GroenLinks-stemmers vinden dit duidelijk minder belangrijk dan de kiezers van andere partijen.

Vergeleken met andere kiezers zijn GroenLinks-stemmers dus zeer links, zeer progressief en zeer kosmopolitisch. Daarnaast hebben ze veel vertrouwen in de politiek, vinden ze klimaat erg belangrijk, maar hechten ze minder waarde aan strenge regels. Op al deze vlakken passen de kiezers van GroenLinks dus prima bij hun partij.    

Figuur 4: GroenLinks-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun ideeën over natuur en milieu en het naleven van regels, eind 2018 / begin 2019 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Maar hoe uitgesproken zijn de opvattingen van GroenLinks-kiezers als we ze vergelijken met de ideeën van de achterbannen van andere linkse partijen? In mijn vorige blogjes in deze reeks ben ik hier gedeeltelijk al op in gegaan. Toch zal ik in Figuur 5 de gemiddelde opvattingen van het GroenLinks-electoraat nog eens naast die van de kiezers van de SP, de PvdA, en de Partij voor de Dieren (PvdD) leggen.

Uit de eerste grafiek blijkt dat de GroenLinks-kiezer zichzelf gemiddeld als het meest links positioneert. Als het gaat om politiek vertrouwen bestaat er een duidelijke kloof tussen GroenLinks en de PvdA (meer vertrouwen) aan de ene kant en de SP en de PvdD (minder vertrouwen) aan de andere kant. Qua opvattingen over inkomensherverdeling zitten GroenLinks-kiezers een beetje tussen SP-kiezers aan de ene kant en PvdA- en PvdD-kiezers aan de andere kant in. De opvattingen van de linkse kiezers over euthanasie zijn vrijwel hetzelfde; de kiezers van alle partijen zijn zeer progressief.

De achterbannen van de linkse partijen verschillen meer van elkaar als we kijken naar hun opvattingen over immigratie. GroenLinks-stemmers zijn daarbij het meest kosmopolitisch, gevolgd door PvdA-kiezers, PvdD-kiezers, en als laatste SP-stemmers. Precies hetzelfde patroon zien we op het gebied van opvattingen over de EU – al zijn de verschillen hier een flink stuk groter.

De grafiek linksonder is opvallend. Hoewel GroenLinks-stemmers in zeer sterke mate het milieu belangrijk vinden, zijn aanhangers van de PvdD in nog sterkere mate die mening toegedaan. SP-stemmers vinden milieu iets minder belangrijk en PvdA-kiezers nog minder belangrijk. Hoewel interessant, moeten we aan deze bevinding niet al te grote conclusies verbinden. Ten eerste zijn de verschillen erg klein. Ten tweede is de steekproef van de ESS minder groot dan die van LISS. Ten derde is de meting van kiesgedrag in de ESS niet ideaal (zie hieronder). En ten vierde is het mogelijk dat het woord “milieu” (door de ESS gebruikt) een nét iets andere connotatie heeft dan het in Nederland inmiddels meer gangbare “klimaat”.

De laatste grafiek laat zien dat GroenLinks- en PvdD-stemmers minder dan SP’ers en PvdA’ers hechten aan het naleven van regels.  

Figuur 5: De opvattingen van GroenLinks-kiezers vergeleken met die van SP-, PvdA- en PvdD-kiezers (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Tot slot wil ik kort nog even ingaan op de verschillen tussen de vier partijen op het gebied van leeftijd – zie Figuur 6 hieronder. In mijn blog van vorige week over de PvdA heb ik deze grafiek (zonder de PvdD) ook al laten zien. Uit de figuur blijkt duidelijk dat GroenLinks en de PvdD populair zijn onder jongeren, de SP het relatief goed doet onder mensen van middelbare leeftijd, en de PvdA de absolute kampioen is van de ouderen.

De figuur roept de vraag op waarom nu net de GroenLinks-achterban duidelijk twee pieken heeft met een dip bij de 40-45-jarigen. Wanneer we de leeftijdsverdeling van GroenLinks vergelijken met de leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking in zijn geheel valt het op dat de verschillen helemaal niet zo groot zijn (de populatieverdeling van de hele bevolking is ook bimodaal met een dip bij de 40-jarigen). Vooral de linkerbult van de verdeling van GroenLinks is iets groter. Dat komt met name, zo vermoed ik, doordat veel jongeren klimaat erg belangrijk vinden, en gemiddeld positief staan tegenover immigratie en Europese eenwording. 

Figuur 6: De leeftijd van GroenLinks-kiezers vergeleken met die van SP-, PvdA- en PvdD-kiezers.

Dat brengt ons terug bij de huidige campagnestrategie van GroenLinks. Het benadrukken van de noodzaak van radicale veranderingen, het duidelijk uitspreken van de wil om te gaan regeren, en het centraal stellen van de “klimaatgeneratie”, mogen gezien de opvattingen van het GroenLinks-electoraat geen verbazing wekken. De partij lijkt gekozen te hebben voor een vrij logische strategie: het uitdragen van een boodschap die goed past bij de huidige achterban, en mogelijk ook andere kiezers weet aan te trekken.

Maar de grote vraag is of het genoeg zal zijn om op 17 maart een goed resultaat neer te zetten. Op dit moment staat de partij in de peilingen op een licht verlies van 1 tot 3 zetels. Hoewel ik, zoals gezegd, denk dat een “nieuw-realistisch” GroenLinks aantrekkelijk kan zijn voor flink wat groene, linkse, progressieve en/of kosmopolitisch georiënteerde kiezers, is het voor de partij van essentieel belang dat het debat ook daadwerkelijk over Groen(Links)e thema’s gaat.

En wat dat betreft ziet het er niet goed uit voor de partij. Zolang het eigen geluid gesmoord blijft worden in het oorverdovende kabaal van het coronadebat, kon het weleens heel lastig worden voor GroenLinks om extra kiezers te mobiliseren. Alle zeilen zullen dan moeten worden bijgezet om de huidige veertien zetels te behouden.     

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

[1] Met “radicaal” bedoel ik hier dat de partij ideologische posities inneemt die radicaler zijn dan die van de meeste andere partijen. Het is dus een relatieve opvatting van radicalisme. In de politicologie wordt de term “radicaal” ook wel gebruikt als verwijzing naar kritiek op het (liberaal-democratische) politieke systeem. Zo gebruik ik de term hier dus niet.   

Methodologische informatie

De meeste analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

Variabelen in Figuur 4

De variabelen uit deze figuur komen niet van LISS maar van de European Social Survey (ESS). De vragenlijsten zijn afgenomen in de laatste maanden van 2018 en de eerste maand van 2019. Belangrijk: de analyse hier is niet gebaseerd op een ‘echte’ kiesgedragvariabele, maar op de volgende vraag: “Is er een bepaalde politieke partij waarmee u zich meer verbonden voelt dan met al de andere?” Zo ja: “Welke?”

De variabelen in de figuur zijn afkomstig van een batterij vragen die als volgt worden gemeten: “Nu beschrijf ik kort enkele personen. Luistert u alstublieft naar iedere beschrijving en geef bij iedere beschrijving aan in welke mate deze persoon wel of niet op u lijkt.”

1 = Lijkt heel erg veel op mij
2 = Lijkt op mij
3 = Lijkt enigszins op mij
4 = Lijkt weinig op mij
5 = Lijkt niet op mij
6 = Lijkt helemaal niet op mij

Natuur en milieu belangrijk: “Goed omgaan met het milieu is belangrijk voor hem/haar.”
Regels belangrijk: “Hij/Zij vindt dat mensen regels altijd moeten naleven, zelfs als niemand toekijkt.”

Voor de duidelijkheid heb ik in de figuur de categorieën iets anders weergegeven. Categorie 1 en 2 zijn gehercodeerd tot “(Heel erg) eens” en de overige categorieën tot “Minder sterk eens”.

Variabelen in Figuur 5

Zie hierboven. De laatste twee grafieken zijn, in tegenstelling tot Figuur 4, gebaseerd op de volledige 6-puntsschaal. Die heb ik omgedraaid, zodat een hoge score verwijst naar het belangrijk vinden van het milieu en het naleven van regels.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Groenlinks, jesse klaver, kiezers, kiezersonderzoek, links, Publieke opinie

Plaatjes van de electoraatjes: de PvdA

door Matthijs Rooduijn 04/02/2021 0 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 5: de PvdA.

Zoals de meeste lezers van deze blog zich waarschijnlijk nog wel kunnen herinneren, heeft de PvdA bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen een gigantische klap te verduren gekregen. De partij viel terug van 38 naar 9 zetels, en was daarmee meer dan vier keer zo klein geworden. Sindsdien is de partij langzaam weer iets opgekrabbeld. Maar niet veel. Met name sinds het uitbreken van de coronacrisis (en daarna ook de toeslagenaffaire) gaat het weer wat minder in de peilingen.

De sociaaldemocraten hebben nu nog een paar weken om met een nieuwe (nog relatief onbekende) leider, Lilianne Ploumen, het tij te keren. Dat gaat geen sinecure worden met flink wat concurrentie op links, een rechtse premier die populairder is dan ooit, en een coronacrisis die alle aandacht opeist. De PvdA lijkt ervoor gekozen te hebben in te zetten op een klassieke sociaaldemocratische campagne, en vooral sociaaleconomische thema’s te benadrukken.

In vogelvlucht gaat het PvdA-verkiezingsprogramma over vijf kernthema’s: arbeid (“werk, werk, werk”), zorg (o.a. verlaging van de maandelijkse zorgpremie), wonen (er komen “stevige boetes voor huisjesmelkers”), onderwijs (“basisbeurs voor studenten komt terug”) en herverdeling (“voor mensen die méér dan €150.000 per jaar verdienen komt er een nieuw toptarief”). Tijdens het verkiezingscongres van de sociaaldemocraten maakte Ploumen duidelijk zich met een duidelijk sociaaleconomisch links geluid af te willen zetten tegen het volgens haar failliete “rechts-liberale denken” van Ruttes VVD.

Deze strategie mag niet verbazen. De PvdA is een sociaaldemocratische partij. En sociaaldemocratische partijen richten zich traditioneel op sociaaleconomische thema’s waarop ze behoorlijk linkse standpunten innemen. Toch is een typisch linkse opstelling van de PvdA allerminst vanzelfsprekend. In de jaren onder Kok werd er druk geëxperimenteerd met het afschudden van ideologische veren en het flirten met neoliberale standpunten. Deze “Derde Weg” lijkt de partij inmiddels echter verlaten te hebben, en het ziet er naar uit dat we de komende weken een relatief traditionele sociaaldemocratische campagne zullen gaan zien.

Hoe zal een dergelijke campagne aansluiten bij de kiezers van de PvdA? Om dat te onderzoeken zoom ik hieronder in op de achterban van de sociaaldemocraten. Wat voor mensen stemmen op de PvdA? En wat zijn hun opvattingen? De analyses zijn gebaseerd op gegevens van het LISS panel (zie ook de verantwoording onder dit stuk).

Figuur 1 laat zien dat PvdA-kiezers nauwelijks verschillen van andere kiezers als het gaat om geslacht, opleiding en de plek waar ze wonen. Wel is er een duidelijk verschil als we kijken naar leeftijd: de PvdA is vooral goed vertegenwoordigd onder 65-plussers. Bijna de helft van alle PvdA-kiezers is ouder dan 65 (tegenover ongeveer 35% onder andere kiezers).

Figuur 1: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Uit Figuur 2 (linker grafiek) blijkt dat PvdA-kiezers zichzelf als veel linkser positioneren dan andere kiezers. Op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) scoren PvdA’ers gemiddeld ongeveer een 3.5 en andere kiezers een 5.5. Dat is een flink verschil. De rechter grafiek laat zien dat de PvdA-achterban gemiddeld meer vertrouwen in de politiek heeft dan kiezers van andere partijen – al zijn de verschillen hier een stuk minder uitgesproken. 

Figuur 2: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).

In Figuur 3 laat ik de opvattingen van PvdA-kiezers zien in vergelijking met die van andere kiezers. Ik richt me daarbij op sociaaleconomische onderwerpen (inkomensherverdeling), ethische kwesties (euthanasie), en sociaal-culturele thema’s (immigratie en Europese integratie). Ook heb ik hier een tijdscomponent toegevoegd: we zien de verschuivingen in opvattingen tussen 2010 en 2020. Ten eerste valt op dat PvdA-kiezers op alle drie de dimensies (sociaaleconomisch, ethisch en sociaal-cultureel) linkser zijn dan andere kiezers: ze zijn sterker voor inkomensherverdeling, vinden in sterkere mate dat euthanasie mogelijk moet zijn als een patiënt daarom vraagt, en zijn positiever over immigratie en Europese eenwording. Ten tweede is het duidelijk dat de gemiddelde opvattingen van de PvdA-kiezers nauwelijks veranderd zijn tussen 2010 en 2020, terwijl er in de tussentijd toch behoorlijk wat kiezers het sociaaldemocratische nest verlaten hebben. Wel zie je dat met name vanaf 2017 de betrouwbaarheidsintervallen (weergegeven door de schaduw rondom de rode lijn) wat groter zijn geworden. Dit komt doordat het aantal mensen dat zegt op de PvdA te willen stemmen is afgenomen.

Figuur 3: PvdA-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

Dat de PvdA-kiezer gemiddeld linkser, progressiever en kosmopolitischer is dan andere kiezers zal weinig mensen verbazen. Het is misschien interessanter om te kijken hoe de PvdA-kiezer zich verhoudt tot de kiezers van de twee directe linkse concurrenten: de SP en GroenLinks. (De verschillen met D66 zal ik bespreken in mijn blogje over de D66-kiezer.) Eerst de sociaal-demografische kenmerken. Ik pik er de twee meest in het oog springende uit: leeftijd en opleidingsniveau.

De bovenste grafiek in Figuur 4 hieronder vergelijkt de kiezers van de drie partijen op het gebied van leeftijd. Laten we even met GroenLinks (blauw) beginnen. De verdeling is bimodaal: er is een piek rond de 25 jaar en een piek rond de 60. Onder SP-kiezers (groen) is er geen piek onder jongeren, en de SP-kiezer is gemiddeld dan ook een stuk ouder. De PvdA-kiezer (rood) is gemiddeld weer een stuk ouder dan de SP-kiezer. De grafiek laat mooi zien dat de piek een stuk later inzet. De PvdA doet het veel minder goed onder 40- en 50-jarigen en veel beter onder 70-jarigen. Dan opleidingsniveau (onderste grafiek): PvdA- en GroenLinks-kiezers verschillen nauwelijks van elkaar. Maar er zijn wel heel duidelijke verschillen met SP-kiezers. Onder kiezers van de partij van Marijnissen zijn veel minder hoger opgeleiden.

Figuur 4: PvdA-kiezers vergeleken met SP- en GroenLinks-kiezers: leeftijd en opleiding, 2020.

Hoe verschillen de achterbannen van deze partijen nu van elkaar als we kijken naar hun gemiddelde opvattingen? De grafiek linksboven in Figuur 5 hieronder laat zien dat PvdA-kiezers zich als minder links omschrijven dan SP- en GroenLinks-stemmers, en de grafiek rechtsboven laat zien dat PvdA-kiezers en GroenLinks-kiezers ongeveer even veel vertrouwen in de politiek hebben. De SP-achterban onderscheidt zich op dit vlak: de partij heeft veel minder vertrouwen in politieke partijen. PvdA-kiezers zijn iets minder sterk dan SP- en GroenLinks-stemmers voor het verkleinen van inkomensverschillen (midden links) en verschillen met betrekking tot hun ideeën over euthanasie helemaal niet van de achterbannen van de twee andere partijen (midden rechts). Qua opvattingen over sociaal-culturele thema’s zitten PvdA’ers tussen SP’ers en GroenLinks’ers in: ze zijn kosmopolitischer dan kiezers van de SP, maar nationalistischer dan kiezers van GroenLinks. Als het gaat om de EU verschilt de SP-achterban echt flink van de PvdA- en GroenLinks-electoraten.

Samengevat: vergeleken met SP- en GroenLinks-kiezers zijn PvdA’ers sociaal-economisch het minst links, op ethisch vlak even links (= progressief), en met betrekking tot sociaal-culturele thema’s linkser ( = kosmopolitischer) dan de één (de SP) en rechtser (= nationalistischer) dan de ander (GroenLinks). Als we ook meewegen hoe groot de verschillen met de andere partijen zijn wordt duidelijk dat PvdA-kiezers heel sterk lijken op die van GroenLinks, al zijn ze op de meeste vlakken iets gematigder. De verschillen met de SP-achterban zijn een stuk groter.  

Figuur 5: De opvattingen van PvdA-kiezers vergeleken met die van SP- en GroenLinks-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

De typisch sociaaldemocratische campagne die de PvdA lijkt te (willen gaan) voeren sluit goed aan bij de huidige achterban van de partij: de hoogopgeleide, linkse, progressieve en kosmopolitische oudere. Ik verwacht niet dat de PvdA met deze strategie veel mensen die nu van plan zijn op de partij te stemmen kwijt zal raken. Aan de andere kant is het nog maar de vraag of het genoeg zal blijken te zijn om andere kiezers te verleiden. Door het terugtreden van Asscher zal de partij er vooral alles aan moeten doen Nederland kennis te laten maken met Ploumen. Dat zal niet makkelijk zijn met nog maar zes weken te gaan en een stevige lockdown. Veel zal afhangen van de aankomende debatten. Als Ploumen zich daar in de kijker weet te spelen zou ze zo wat zeteltjes van andere partijen kunnen afsnoepen.

Maar op de lange termijn zal de partij echt uit een ander vaatje moeten gaan tappen. De achterban van de partij is oud, heel oud. Om op termijn interessant te blijven voor (jongere) kiezers is een focus op “werk, werk, werk” alleen niet genoeg. Wat dan wel? Lastig. Het is al behoorlijk druk op links… Terug naar de “Derde Weg” lijkt me om meerdere redenen in ieder geval geen goed idee (denk bijvoorbeeld aan de linkse opvattingen van de huidige achterban, maar ook aan de huidige coronacrisis en de groeiende steun voor een sterke staat).

Maar dít weet ik wel: met een focus op de klassieke sociaaleconomische thema’s alleen is het allesbehalve ondenkbaar dat de PvdA-achterban op termijn alleen maar kleiner zal worden.      

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: kiesgedrag, links, Publieke opinie, PvdA, sociaal-democratie, verkiezingen

  • « Go to Previous Page
  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to page 4
  • Interim pages omitted …
  • Go to page 32
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Trump versus Mexico: NAFTA, drugskartels en grensmuren

Moslims, christenen, en “uitzonderlijke hoge intolerantie voor LGBT”

Minder, minder, minder? De voorkeur voor de PVV in diverse buurten

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in