• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Matthijs Rooduijn

Matthijs Rooduijn is universitair hoofddocent bij de afdeling Politicologie van de Universiteit van Amsterdam.

Website: http://matthijsrooduijn.nl

@mrooduijn volgen

Laatste berichten door Matthijs Rooduijn

Plaatjes van de electoraatjes: de SP

door Matthijs Rooduijn 29/01/2021 0 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 3: de SP.

Het blijft een beetje een puzzel. Al tien jaar lang zijn Mark Rutte en zijn VVD aan de macht. En of je het nu leuk vindt of niet, het beleid heeft in het afgelopen decennium op allerlei vlakken een steeds duidelijkere rechtse en liberale signatuur gekregen. Je zou denken: de ideale omstandigheden voor een radicaal-linkse partij met forse systeemkritiek.

Toch doet de SP het op dit moment niet erg goed. De partij staat in de Peilingwijzer op 8-12 zetels – een verlies ten opzichte van de vorige Tweede Kamerverkiezingen. De SP lijkt deze campagne daarom te hebben ingezet op de kernwoorden “eerlijkheid” en “solidariteit”. De coronacrisis en de toeslagenaffaire hebben volgens de partij laten zien dat marktdenken en een in zichzelf gekeerde politiek voor veel ellende en problemen kunnen zorgen.

“Het neoliberale denken heeft gefaald. Het is tijd voor verandering.” Aldus Lilian Marijnissen in de inleiding van het verkiezingsprogramma van de SP. “De coronacrisis heeft geleid tot veel leed en verdriet, maar toont ook wat werkelijk van waarde is. Deze crisis maakt duidelijk waarom de publieke sector zo belangrijk is.”    

Deze strategie mag niet verrassen. De SP wordt vaak als een radicaal-linkse populistische partij omschreven. Radicaal-links vanwege het verzet tegen ongelijkheid en kapitalisme, en populistisch vanwege de boodschap dat een zelfgenoegzame elite “gewone burgers” economisch uitbuit en politiek negeert. Het is belangrijk daar bij aan te tekenen dat de partij op beide vlakken een stuk minder radicaal is geworden – al heeft de partij zo nu en dan wel nog een populistische oprisping.

Volgens de experts die zijn geraadpleegd door het Chapel Hill Expert Survey is de SP zeer sterk links op sociaaleconomisch vlak (denk aan inkomensherverdeling), redelijk links (= progressief) op ethisch vlak (denk aan thema’s als euthanasie en abortus), en relatief rechts (= nationalistisch) op sociaal-cultureel vlak (denk aan zaken als immigratie en Europese eenwording). Ook is de SP een stuk sterker anti-establishment dan de meeste andere partijen (wel belangrijk om te benadrukken: PVV en FVD zijn wat dit betreft wel echt van een andere orde).

De grote vraag is waar de kiezers van de SP staan. In Figuur 1 hieronder ga ik aan de hand van gegevens van het LISS panel in op de sociaal-demografische kenmerken van het SP-electoraat. De grafieken laten zien dat SP-stemmers niet van andere kiezers verschillen met betrekking tot hun geslacht, hun leeftijd en de stedelijkheid van het gebied waar ze wonen. De grafiek rechtsboven laat zien dat er echter wél duidelijke verschillen zijn op het gebied van opleiding: SP-stemmers zijn gemiddeld lager opgeleid dan andere kiezers.    

Figuur 1: SP-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Figuur 2 laat mooi zien waar de grote verschillen zitten als het gaat om algemene opvattingen over de politiek. Het mag niet verbazen dat SP’ers zichzelf als veel linkser omschrijven dan andere kiezers. Op een 11-puntsschaal van links (0) tot rechts (10) scoren zij gemiddeld twee volle punten lager dan andere kiezers. Ook zijn er verschillen met betrekking tot hun politieke vertrouwen. Op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen) scoren SP-stemmers bijna een punt lager dan andere kiezers. Qua links/rechts-posities en politiek vertrouwen is het kiezersprofiel dus volledig in lijn met de opvattingen van de partij.

Figuur 2: SP-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).

Figuur 3 geeft een overzicht van hoe de opvattingen van SP-kiezers verschillen van die van andere kiezers wanneer we kijken naar vier centrale beleidsterreinen. Ook laat de figuur zien hoe die opvattingen verschoven zijn in de afgelopen tien jaar. De grafiek linksboven toont aan dat het SP-electoraat een stuk linkser is dan de gemiddelde kiezer. SP’ers scoren gemiddeld bijna een 4.5 op een schaal van 1 (inkomensverschillen moeten groter worden) tot 5 (inkomensverschillen moeten kleiner worden). De grafiek rechtsboven laat zien dat SP’ers op ethisch vlak progressiever zijn dan andere kiezers – al zijn de verschillen redelijk klein. (Dit is ook niet zo gek, aangezien Nederlanders gemiddeld gezien nu eenmaal behoorlijk progressief zijn op dit vlak.) De grafiek linksonder laat zien dat SP-kiezers ietsje minder dan andere kiezers van mening zijn dat mensen met een migratieachtergrond zich moeten aanpassen. Maar de verschillen zijn klein: in het algemeen scoren SP-kiezers hier heel gemiddeld. Het beeld is anders als we kijken naar hoe SP’ers denken over de EU (rechtsonder): ze zijn duidelijk Eurosceptischer dan andere kiezers.

Figuur 3: SP-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

De belangrijkste electorale concurrenten van de SP zijn GroenLinks en de PvdA. De figuren hierboven lieten duidelijk zien hoe SP-kiezers verschillen van alle andere kiezers samen. Maar hoe verschillen ze nu specifiek van mensen die op GroenLinks en de PvdA stemmen? Figuur 4 hieronder geeft een overzicht van de opvattingen van SP-stemmers afgezet tegen die van GroenLinks-stemmers. Wat vooral opvalt aan deze figuur is dat de verschillen behoorlijk groot zijn. Hoewel de SP en GroenLinks vaak gezien worden als partijen die op veel vlakken op elkaar lijken, doen hun electoraten dat maar in beperkte mate. Ten eerste omschrijven SP-stemmers zich als minder links dan GroenLinks-stemmers (!). De verschillen zijn klein, maar wel statistisch significant. Ten tweede: als het gaat om inkomensherverdeling zijn SP’ers wel weer linkser. Ten derde hebben SP-stemmers veel minder politiek vertrouwen dan GroenLinks’ers. Ten vierde: op het gebied van immigratie zijn SP-stemmers een stuk nationalistischer (ongeveer een half punt op een vijfpuntsschaal) en als het gaat om Europese eenwording nog veel nationalistischer (meer dan een vol punt op een vijfpuntsschaal). (Dit is waarschijnlijk ook waarom ze zichzelf minder sterk als links omschrijven dan GroenLinks-stemmers.) Alleen op het gebied van ethische kwesties verschillen de electoraten nauwelijks van elkaar. Ten vijfde zijn SP-stemmers gemiddeld een stuk lager opgeleid, en, ten zesde, een stuk ouder dan GroenLinks’ers (niet weergegeven in grafiek).  

Figuur 4: De opvattingen van SP-kiezers vergeleken met die van GroenLinks-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

In figuur 5, ten slotte, zijn de overeenkomsten en verschillen met PvdA-kiezers weergegeven. De verschillen met de PvdA-achterban zijn vrijwel precies hetzelfde als met het GroenLinks-electoraat – maar dan minder uitgesproken. SP’ers hebben: minder politiek vertrouwen, sociaal-economisch linksere opvattingen, en sociaal-cultureel rechtsere ideeën. Met betrekking tot ethische kwesties zijn er nauwelijks verschillen. Opvallend is wel dat hoewel SP’ers zichzelf gemiddeld als rechtser omschrijven dan GroenLinksers, ze zich gemiddeld als linkser zien dan PvdA’ers. Ook is de achterban van de SP niet ouder maar jonger dan het PvdA-electoraat. En ten slotte zijn SP-stemmers gemiddeld lager opgeleid dan PvdA-stemmers.

Figuur 5: De opvattingen van SP-kiezers vergeleken met die van PvdA-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Terug naar de campagnestrategie van de SP. Het afzetten tegen het “neoliberale denken” naar aanleiding van de coronacrisis en de harde kritiek op het politieke systeem naar aanleiding van de toeslagenaffaire vloeien logisch voort uit de partijideologie en stroken ook mooi met de onderscheidende kenmerken van de “typische” SP-kiezer.

Waarom komt de SP dan niet verder in de verkiezingscampagne? Waarom lukt het de partij niet meer kiezers te enthousiasmeren? Hoewel er vast en zeker meerdere redenen te noemen zijn (de ruzie met jongerenbeweging Rood? het leiderschap van Marijnissen? De aandacht voor de partij in de media?) wil ik er op basis van de analyses hierboven eentje uitpikken: de sociaal-culturele koers van de SP.

Hoewel SP-kiezers zeer links zijn op sociaaleconomisch vlak, en ook behoorlijk progressief zijn op het gebied van ethische vraagstukken, zijn zij zeker niet links (= kosmopolitisch) als het gaat om sociaal-culturele kwesties. Met betrekking tot hun opvattingen over immigratie verschillen zij nauwelijks van andere kiezers – zeker de laatste jaren niet. En als het gaat om Europese eenwording zijn SP-kiezers vergeleken met andere kiezers zelfs behoorlijk “rechts” (= nationalistisch) te noemen.

Ook de verschillen met de directe linkse concurrenten zijn op dit vlak erg groot. GroenLinks en (in iets minder sterke mate) de PvdA zijn veel kosmopolitischer ingesteld. Daarnaast hebben SP-kiezers veel minder vertrouwen in de politiek.

Dit roept een fundamentele vraag op voor de partij. Vanuit een electoraal-strategisch oogpunt denk ik dat het voor de SP geen slecht idee zou zijn een flinke draai naar rechts te maken op sociaal-cultureel vlak. Niet alleen de eigen achterban is behoorlijk sceptisch over immigratie en de EU, ook de gemiddelde Nederlandse kiezer is eerder nationalistisch dan kosmopolitisch. In dit blogje laat Simon Otjes zien dat er een heel grote groep kiezers is die economisch linkse opvattingen combineert met cultureel rechtse. Veel van deze kiezers zouden door de SP verleid moeten kunnen worden.

Dus waarom niet veel meer inzetten op de nationalistische en ontevreden kiezer? Op mensen die nu niet stemmen of naar partijen als 50PLUS of zelfs PVV of FVD neigen? Dáár zit de electorale ruimte voor de SP.

Er is echter één grote “maar”. Politiek is meer dan alleen strategie. Het is uiteindelijk de vraag of de SP wel zo’n partij wil zijn…

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: kiezers, kiezersonderzoek, Publieke opinie, SP

Plaatjes van de electoraatjes: de ChristenUnie

door Matthijs Rooduijn 21/01/2021 0 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, SP, PvdA, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 3: de ChristenUnie.

Kleine coalitiepartijen moeten hun borst natmaken als er verkiezingen aankomen. Vergelijkend onderzoek laat zien dat juniorpartijen in een regering zetels verliezen bij de eerstvolgende stembusgang – hoogstwaarschijnlijk omdat het lastig voor hen is zich te onderscheiden van hun grotere coalitiegenoten.

Vermoedelijk heeft lijsttrekker Gert-Jan Segers van de ChristenUnie deze les ter harte genomen. In interviews benadrukt hij als leider van de kleinste coalitiepartij telkens weer de verschillen met VVD en CDA. Zo zegt hij in een recent interview idealen te missen bij de “traditionele machtspartijen”. “Je vraagt je af: waar zijn jullie idealen nog? Waar ligt jullie hart?” De ChristenUnie wil zich onderscheiden door wél die idealen centraal te stellen.

“Niet rechts en niet links. In het hart van het besluitvormingsproces, maar niet als een machtspartij. Wel als een partij met een open Bijbel, als een partij met hoge idealen,” aldus Segers in het Reformatorisch Dagblad. In haar verkiezingsprogramma schrijft de ChristenUnie dat we in Nederland lijden aan “morele heimwee”: “onze vaste oriëntatie op goed en kwaad is een beetje verloren geraakt”.

De ChristenUnie positioneert zich deze campagne dus als een partij met grote idealen. En de partij onderscheidt zich van coalitiegenoten als VVD en CDA door te stellen dat deze partijen hun idealen langzaam maar zeker uit het oog zijn verloren. Geen gekke strategie, gezien het feit dat de ChristenUnie zich op weinig vlakken écht onderscheidt van andere partijen. Behalve op het vlak van ethisch-morele kwesties (zie data hier).

De grote vraag is natuurlijk: is dit strategisch gezien een goed idee? Onderscheiden de ChristenUnie-kiezers zich óók op het gebied van moreel-ethische issues? Hieronder een analyse van het ChristenUnie-electoraat op basis van data van het LISS-panel.

Figuur 1 laat zien op welke sociaal-demografische kenmerken kiezers van de ChristenUnie zich onderscheiden. Qua opleiding en leeftijd zijn er vrijwel geen verschillen met andere partijen. Die zijn er wel als we kijken naar geslacht en stedelijkheid. Onder ChristenUnie-kiezers zijn meer vrouwen (bijna 60%), en vergeleken met andere partijen heeft de ChristenUnie relatief meer kiezers uit niet-stedelijke gebieden.

(De verschillen in de figuur lijken relatief klein. Een regressieanalyse met een gedetailleerdere maat van stedelijkheid waarin ook gecontroleerd wordt voor de andere variabelen toont echter aan dat de verschillen statistisch significant zijn.)

Figuur 1: ChristenUnie-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Hoewel de ChristenUnie vaak als relatief links wordt bestempeld (dat vinden ook de experts van de Chapel Hill Expert Survey), zien de kiezers van de partij zichzelf gemiddeld juist als iets rechtser dan kiezers van andere partijen. Zie de linker grafiek van Figuur 2. De ruiten geven de gemiddelden aan. Het verschil is piepklein, maar wel statistisch significant. De ChristenUnie-achterban heeft ook meer politiek vertrouwen dan kiezers van andere partijen (zie de rechter grafiek), al zijn de verschillen tussen de gemiddelden van de twee groepen ook hier zeer klein.  

Figuur 2: ChristenUnie-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).

Figuur 3 laat mooi zien op welk vlak het ChristenUnie-electoraat zich dan wél heel duidelijk onderscheidt. Als het gaat om klassieke sociaal-economische thema’s (opvattingen over het verkleinen van inkomensverschillen, zie grafiek linksboven) of sociaal-culturele thema’s (ideeën over immigratie en Europese eenwording, zie de twee onderste grafieken) verschillen de ChristenUnie-kiezers vrijwel niet van andere kiezers. Alleen op het gebied van immigratie zijn ChristenUnie-kiezers in sommige jaren gemiddeld ietsje linkser dan andere kiezers.

Er zijn echter gigantische verschillen als het gaat om ethische kwesties. ChristenUnie-kiezers vinden in veel minder sterke mate dan andere kiezers dat euthanasie mogelijk moet zijn. Op een schaal van 1 (euthanasie moet altijd verboden zijn) tot 5 (euthanasie moet mogelijk zijn als de patiënt daar om vraagt) scoorden ChristenUnie-stemmers in 2010 gemiddeld een 2.3 en andere kiezers een 4.4. Meer dan 2 punten verschil op een vijfpuntschaal. Dat is gigantisch.

Het is dus niet zo gek dat Segers zich in de campagne op deze verschillen richt en zijn partij neerzet als die ene partij die wél nog idealen heeft – christelijke idealen welteverstaan.

Toch heeft zich juist op dit vlak ook een opvallende verschuiving voorgedaan. Begin 2020 waren de verschillen tussen ChristenUnie-kiezers en andere kiezers een stuk minder groot dan 10 jaar eerder. De gemiddelde score van de ChristenUnie-achterban is flink gestegen: van een 2.3 in 2010 naar een 2.9 in 2020. De gemiddelde score onder andere kiezers is ook gestegen, maar veel minder sterk. Het verschil is nu nog ‘maar’ een dik anderhalf punt. Nog steeds een flink verschil, maar aanzienlijk minder groot dan eerder. De grafiek rechts boven in Figuur 3 laat de verschuiving mooi zien.

Waar komt deze verandering bij de ChristenUnie-achterban vandaan? Het is niet ondenkbaar dat de ‘harde kern’ van ChristenUnie-stemmers progressiever is geworden. Maar het is ook goed mogelijk dat ‘nieuwe’ ChristenUnie-stemmers de achterban van de partij gemiddeld progressiever hebben gemaakt. Ik acht dit laatste scenario erg waarschijnlijk. De grootste veranderingen hebben zich namelijk voorgedaan in 2018 en 2019 – precies de jaren dat de partij het ook beter ging doen in de peilingen.

Figuur 3: ChristenUnie-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

De directe concurrenten van de ChristenUnie zijn het CDA en de SGP. De SGP moet ik hier helaas buiten beschouwing laten omdat er te weinig kiezers van die partij aan het onderzoek hebben meegedaan. Hoe verschillen de kiezers de ChristenUnie van die van het CDA? Ten eerste zijn ChristenUnie-stemmers jonger dan CDA-kiezers (zie Figuur 4). Nou ja, jong… Dat is relatief. CDA-kiezers zijn vooral heel erg oud: de piek ligt bij 70-plus! Sociaal-demografisch verschillen de partijen op andere vlakken nauwelijks van elkaar.

Figuur 4: De leeftijd van ChristenUnie-kiezers vergeleken met die van CDA-kiezers.

Dan de verschillen in opvattingen. Figuur 5 laat zien dat er alleen een echt duidelijk verschil is tussen de twee achterbannen op het gebied van ethische kwesties: ChristenUnie-stemmers zijn veel negatiever over euthanasie dan CDA-stemmers (zie grafiek midden rechts). Ook verschillen de achterbannen als we kijken naar links/rechts-zelfplaatsing en politiek vertrouwen, al zijn de verschillen hier niet heel uitgesproken. ChristenUnie-stemmers zien zichzelf als iets linkser en hebben minder vertrouwen in politieke partijen.

Figuur 5: De opvattingen van ChristenUnie-kiezers vergeleken met die van CDA-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Op basis van deze analyses zou ik drie conclusies willen trekken. Ten eerste is het duidelijk dat (ook) qua kiezers de ChristenUnie een echte middenpartij is. De achterban van de partij onderscheidt zich nauwelijks van kiezers van andere partijen. Er is echter één terrein waarop ChristenUnie-kiezers totaal andere opvattingen hebben dan andere kiezers. Dit is de tweede conclusie: ChristenUnie-stemmers zijn veel conservatiever als het gaat om ethische kwesties dan andere kiezers. Dat is an sich natuurlijk niet opvallend gezien de ideologie van de partij. Wel is de grootte van de ‘euthanasiekloof’ opvallend. Ten derde is de ChristenUnie-achterban op ethisch vlak flink verschoven: de euthanasiekloof met andere kiezers is sterk afgenomen. Met andere woorden: in zijn geheel is het ChristenUnie-electoraat flink progressiever geworden in het afgelopen decennium.

Dat brengt me terug bij de huidige campagnestrategie van de ChristenUnie: het benadrukken van de ‘hoge idealen’ van de partij. Of, in andere woorden, met een open bijbel de mensen met ‘morele heimwee’ proberen te lokken. De peilingen wijzen uit dat de partij al jaren stabiel op winst staat ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen in 2017. Er kan natuurlijk nog veel gebeuren in de campagne, maar deze strategie lijkt me gezien de samenstelling van het ChristenUnie-electoraat uitstekend gekozen. Met één kleine aantekening: het is belangrijk dat de partij zich niet té conservatief opstelt met betrekking tot ethische kwesties. De verschillen benadrukken met andere partijen is goed, maar daarbij kunnen Segers en zijn partij beter wel in gedachten houden dat hun achterban progressiever is dan ooit. En het is niet ondenkbaar dat deze ontwikkeling zich zal voortzetten.  

 Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: ChristenUnie, kiezers, kiezersonderzoek, Publieke opinie

Plaatjes van de electoraatjes: de Partij voor de Dieren

door Matthijs Rooduijn 14/01/2021 0 Reacties

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, PvdA, SP, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 2: de Partij voor de Dieren.

In een vorige maand gepubliceerd interview in NRC zei Esther Ouwehand, lijsttrekker van de Partij voor de Dieren (PvdD), dat haar partij klaar is voor regeringsdeelname. Een opvallende uitspraak gezien het feit dat de partij zich altijd behoorlijk kritisch heeft opgesteld tegenover de gevestigde politieke partijen.

De “systeemkritiek” zit in het DNA van de PvdD. De partij werd bijna 20 jaar geleden opgericht door Marianne Thieme en een aantal anderen, en richtte zich vanaf het begin voornamelijk op dierenrechten en dierenwelzijn. De nadruk op dit thema ging gepaard met stevige kritiek op de gevestigde politieke partijen die volgens de PvdD de dieren te gemakkelijk vergaten. De PvdD schreef in 2006 “voor een andere manier van denken [te staan] die de traditionele links/rechtstegenstelling overstijgt”.

Experts (zie hier, en de methodologische verantwoording hieronder) positioneren de PvdD dan ook als behoorlijk sterk anti-establishment. Alleen PVV, FVD, SP en DENK scoren hoger. De PvdD neemt ook een behoorlijk radicale positie in als het gaat om Europese eenwording. Alleen de PVV en Forum zijn Eurosceptischer. In het vorige verkiezingsprogramma schreef de partij: “Er gaan geen nieuwe bevoegdheden naar de EU – en al helemaal niet zonder daar eerst een bindend referendum over uit te schrijven.”

Verder is de partij volgens de experts sterk pro-immigratie, pro-herverdeling, en progressief als het gaat om ethische kwesties. Op een algemene links/rechts-schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) krijgt de partij een 2.4, en is daarmee vergelijkbaar met GroenLinks. Alleen de SP wordt door de experts als nog linkser gezien. Hoewel de PvdD zichzelf dus omschrijft als beyond links-rechts, zijn de standpunten van de partij op vrijwel alle vlakken behoorlijk links.

Maar wat weten we nu van de kiezers van de PvdD? Sluiten hun opvattingen aan bij dit links-ecologische profiel? De tabellen hieronder zijn gebaseerd op data die zijn verzameld in het LISS panel (zie voor meer informatie de methodologische bijlage onder dit stuk).

Maar voor ik verder ga eerst een belangrijke opmerking: aangezien het aantal PvdD-stemmers relatief klein is, is het aantal respondenten dat PvdD zegt de stemmen in de steekproef ook niet zo groot. In totaal zijn er maar 84 PvdD-kiezers. Hierdoor zijn de 95%-betrouwbaarheidsintervallen in de grafieken hieronder behoorlijk ruim en moeten we voorzichtig zijn met het trekken van al te stevige conclusies.

Laten we eerst eens kijken naar de sociaal-demografische kenmerken van de PvdD-kiezers. De grafiek linksboven in Figuur 1 hieronder laat zien dat de PvdD vooral populair is onder vrouwen. Bijna 70% van de PvdD-kiezers is vrouw. Vergeleken met andere partijen lijkt de PvdD iets minder populair onder middelbaar opgeleiden en juist populairder onder hoger opgeleiden – al zijn de verschillen niet statistisch significant. Dit is wel het geval als we kijken naar waar kiezers wonen: PvdD-kiezers wonen vaker dan kiezers van andere partijen in stedelijke gebieden. Qua leeftijd lijkt de partij vergeleken met andere partijen iets populairder onder jongeren. Maar de verschillen zijn ook hier niet significant.

Figuur 1: PvdD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Figuur 2 laat de links-rechtspositie en het politieke vertrouwen van PvdD-stemmers zien vergeleken met andere kiezers. PvdD-kiezers lijken goed te passen bij hun partij: ze zijn duidelijk linkser, en hebben minder vertrouwen in politieke partijen dan andere kiezers. PvdD-kiezers scoren gemiddeld een 3.9 op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts), tegenover een 5.3 gemiddeld voor andere kiezers. Op een schaal van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (compleet vertrouwen) scoren PvdD-stemmers opnieuw een 3.9, dit keer tegenover een gemiddelde onder andere kiezers van 4.8. Het is wel opvallend dat er veel spreiding bestaat onder PvdD-kiezers (de groene “box” is veel verder uitgerekt dan de oranje).

Figuur 2: PvdD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).

Hoe kijken PvdD-kiezers naar verschillende beleidsterreinen? En hoe zijn hun opvattingen veranderd over de tijd? Figuur 3 geeft hun gemiddelde opvattingen weer voor ieder jaar van 2010 tot 2020 (behalve 2015, dat jaar ontbreekt). Ik heb ook het gemiddelde van andere kiezers over deze periode weergegeven. De grafiek linksboven laat zien dat de houdingen van PvdD-stemmers in de meeste jaren economisch linkser zijn dan die van andere kiezers. Op een schaal van 1 (inkomensverschillen moeten groter worden) tot 5 (inkomensverschillen moeten kleiner worden) scoren PvdD-kiezers gemiddeld hoger. Ook op het gebied van ethische kwesties sluit het kiezersprofiel goed aan bij de opvattingen van de partij (zie de grafiek rechtsboven). PvdD-kiezers vinden in sterkere mate dan andere kiezers dat euthanasie mogelijk moet zijn.

Nu wordt het interessant. Op basis van de partijstandpunten van de PvdD zou je denken dat kiezers zich als het gaat om sociaal-culturele onderwerpen als immigratie en Europese eenwording (op verschillende manieren) onderscheiden van andere kiezers. Specifiek was mijn verwachting dat ze een stuk sterker pro-immigratie zouden zijn en tegelijkertijd een stuk Eurosceptischer. Dit blijkt niet uit de analyses. De grafiek linksonder geeft de mate aan waarin men vindt dat mensen met een migratieachtergrond in Nederland moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur (1) of dat ze zich juist geheel moeten aanpassen (5). Van 2010 tot 2012 waren PvdD-stemmers meer voor aanpassen dan andere kiezers; tussen 2012 en 2017 verschilden ze niet van andere kiezers; en vanaf 2017 waren ze juist meer voor het behoud van de eigen cultuur. Een opvallende verschuiving die precies samenvalt met de verkiezingen in 2012 en 2017.

Twee kleine kanttekeningen. Ten eerste moeten we voorzichtig zijn met sterke conclusies gezien het geringe aantal PvdD-stemmers in de steekproef. Ten tweede is het belangrijk te benadrukken dat op basis van deze analyses niet te zeggen valt of dezelfde kiezers van mening zijn veranderd of dat het komt door kiezersstromen die het PvdD-electoraat in zijn geheel meer pro-immigratie hebben gemaakt. Vanaf 2018 ongeveer is de partij gegroeid in de peilingen en het zou kunnen dat dit tot de veranderde opvattingen met betrekking tot dit thema heeft geleid.

De grafiek rechtsonder geeft aan dat PvdD-kiezers niet verschillen van andere kiezers als het gaat om hun opvattingen over Europese integratie. Dit is opvallend, gezien de behoorlijk Eurosceptische houding van de partij.

Figuur 3: PvdD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2010-2020 (gemiddelden per jaar op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

De drie directe politieke concurrenten van de PvdD zijn, kijkend naar hun partijpolitieke posities, GroenLinks, de SP en de PvdA. Hoe verschilt het PvdD-electoraat nu van de mensen die op deze andere linkse partijen stemmen? Figuur 4 laat de verschillen met het GroenLinks-electoraat zien (gebaseerd op de 2020-data). De verschillen zijn vooral uitgesproken met betrekking tot links/rechts-zelfplaatsing en politiek vertrouwen. GroenLinksers omschrijven zichzelf gemiddeld als een vol punt linkser op een 11-puntsschaal en hebben gemiddeld anderhalf punt meer vertrouwen op diezelfde schaal. GroenLinks-kiezers vinden ook in iets sterkere mate dat inkomensverschillen verkleind moeten worden. Op alle andere vlakken lijken de twee kiezersgroepen sterk op elkaar.

Mijn bevindingen komen gedeeltelijk overeen met een vergelijking van de electoraten van deze twee partijen door Simon Otjes en André Krouwel. Het belangrijkste verschil is dat Otjes en Krouwel in hun studie uit 2015 ook nog een aanvullende conclusie trokken: PvdD-kiezers zijn minder kosmopolitisch dan GL-stemmers. Dat ik dit hier niet vind zou goed kunnen komen door de  hierboven beschreven verschuiving van PvdD’ers op het gebied van het immigratie-issue: het PvdD-electoraat is nu kosmopolitischer dan een paar jaar terug.

Figuur 4: PvdD-kiezers vergeleken met GroenLinks-kiezers (gemiddelden in 2020 inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Figuur 5 laat de verschillen met SP-kiezers zien. SP-kiezers zijn ouder (linksboven) en omschrijven zichzelf als linkser (rechtsboven). Daarnaast zijn ze in sterkere mate van mening dat inkomensverschillen verkleind moeten worden (linksonder). Maar SP- en PvdD-kiezers verschillen vooral van elkaar met betrekking tot hun opvattingen over Europese eenwording. De grafiek rechtsonder laat duidelijk zien dat het SP-electoraat een stuk negatiever is over Europese integratie dan de PvdD-achterban. Dit is op zich niet gek, de SP is negatiever over de EU dan de PvdD. Maar de sterkte van het verschil valt wel op: SP-kiezers scoren gemiddeld een 3.9 op een 5-puntsschaal en PvdD-kiezers een 3.2.   

Figuur 5: PvdD-kiezers vergeleken met SP-kiezers.

Figuur 6, ten slotte, gaat in op de verschillen tussen PvdD’ers en PvdA’ers. Drie verschillen springen eruit. Ten eerste is het percentage vrouwen onder PvdD-kiezers groter dan onder PvdA-stemmers (grafiek boven). Van de PvdD’ers is ongeveer 2 op de 3 vrouw, en bij de PvdA minder dan de helft. Ten tweede zijn PvdD-kiezers jonger (grafiek linksonder). Bij de PvdA is er een duidelijke piek bij 65-plussers, terwijl de PvdD-achterban veel gelijkmatiger over de verschillende leeftijdsgroepen is verdeeld. Ten derde hebben PvdA’ers meer politiek vertrouwen (rechtsonder). Op een schaal van weinig (0) tot veel (10) vertrouwen scoren PvdA-kiezers gemiddeld een 5.3 en PvdD-kiezers een 3.9.

Figuur 6: PvdD-kiezers vergeleken met PvdA-kiezers.

We kunnen concluderen dat de PvdD een partij is die het vooral goed doet bij grootstedelijke vrouwen met behoorlijk linkse opvattingen als het gaat om sociaaleconomische thema’s en licht-linkse ideeën op het gebied van culturele issues. Opvallend genoeg heeft het PvdD-electoraat op het vlak van immigratie-opvattingen in het afgelopen decennium een ontwikkeling naar links doorgemaakt. (Natuurlijk doet de partij het ook goed bij kiezers die dierenwelzijn en klimaat belangrijk vinden. Helaas had ik daar voor deze analyse geen gegevens over.)

Ook is de PvdD-kiezer relatief wantrouwig tegenover de politiek. Deze scepsis doet zich echter niet op alle vlakken gelden. Hoewel de partij zich altijd behoorlijk kritisch heeft uitgelaten over de EU, is er van deze Euroscepsis weinig terug te zien bij de PvdD-kiezer.

Het is niet ondenkbaar dat dit voor partijleider Ouwehand één van de redenen is geweest om de partij als wat meer salonfähig te presenteren, en te benadrukken dat ze bereid is te praten over eventuele regeringsdeelname na 17 maart. Als klimaat een rol gaat spelen in de verkiezingscampagne zou dat best nog eens interessant kunnen gaan worden.

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey. 

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: kiezers, partij voor de dieren, Publieke opinie, verkiezingen

Plaatjes van de electoraatjes: FVD

door Matthijs Rooduijn 06/01/2021 1 Reactie

Op 17 maart zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer. In deze serie ga ik aan de hand van een aantal grafieken in op de kiezers van de tien grootste partijen volgens de peilingen: FVD, PvdD, CU, PvdA, SP, GL, D66, CDA, PVV en VVD. Wat zijn de sociaal-demografische kenmerken en de opvattingen van de kiezers van deze partijen? En hoe verschillen ze van de kiezers van hun directe politieke concurrenten? Vandaag deel 1: FVD.

En dat is meteen de lastigste van de tien… In april 2019 stond Forum voor Democratie (FVD) op 22-26 zetels  in de Peilingwijzer. Na het vertrek van partijorganisator en gematigde kracht Henk Otten, het uitbreken van de coronacrisis, en als klap op de vuurpijl de eindejaarschaos van een paar weken geleden, zijn daar inmiddels nog maar 2-4 virtuele zetels van over. FVD staat nu op een keerpunt. Zal de partij volledig instorten? Of zullen Baudet en de zijnen de komende maanden weer voorzichtig wat opkrabbelen?

De campagne is nog jong, dus het kan nog alle kanten op. Maar het opkrabbelscenario is alleen denkbaar als Baudet er in zal slagen een (flink) deel van de virtueel weggelopen kiezers weer aan zich te binden. In dit blogje zal ik aan de hand van een aantal grafieken laten zien wat de kenmerken waren van de FVD-achterban van ongeveer een jaar geleden. In de peilingen stond de partij toen op 13-17 zetels. Wat waren de sociaal-demografische kenmerken en opvattingen van de FVD-kiezers van destijds? En hoe verschilden ze van de kiezers van FVD’s directe politieke concurrenten? Als Baudet een comeback wil maken zal hij zich op deze kiezers moeten gaan richten.

FVD is een typisch radicaal-rechtse populistische partij. De belangrijkste standpunten van de partij hebben te maken met immigratie (daar moet een harde rem op), de Europese Unie (de partij pleit voor “een intelligente uittreding”) en de politieke elite (“kartelpartijen” moeten worden weggestemd). Door middel van bindende referenda hoopt FVD Nederland “weer op de eerste plaats” te zetten. Volgens gegevens van het Chapel Hill Expert Survey (dat op basis van de oordelen van politicologen en andere experts de inhoudelijke posities van partijen vaststelt) is FVD ongeveer even sterk anti-immigratie en anti-elite als de PVV, en is de partij nóg sterker Eurosceptisch. Als het gaat om ethische kwesties is de partij licht progressief, en met betrekking tot economische issues behoorlijk rechts (vergelijkbaar met de VVD).   

Zien we dit profiel ook terug bij het FVD-electoraat (van een jaar geleden)? Figuur 1 hieronder laat een aantal sociaal-demografische kenmerken van de FVD-kiezer zien (de data zijn verzameld in het LISS panel, in de methodologische bijlage wordt dit verder toegelicht). Het eerste staafdiagram linksboven toont aan dat de partij een stuk populairder is onder mannen dan onder vrouwen. Bijna 70% van de FVD-kiezers is man. Als we kijken naar opleidingsniveau (rechtsboven) valt op dat FVD vooral populair is onder middelbaar opgeleiden, en niet zozeer onder laagopgeleiden (zoals veel andere radicaal-rechtse partijen in Europa). Verder is het opvallend dat FVD-kiezers vrijwel niet verschillen van andere kiezers als we kijken naar hun woonomgeving (stedelijkheid, linksonder), maar gemiddeld wel iets jonger zijn (rechtsonder) – al zijn de verschillen met andere kiezers niet heel groot. 

Figuur 1: FVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot 4 sociaal-demografische kenmerken, begin 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Wat zijn nu de opvattingen van het FVD-electoraat? Figuur 2 laat zien in welke mate FVD-kiezers zichzelf als links (0) of rechts (10) omschrijven, en of ze weinig (0) of veel (10) vertrouwen in politieke partijen hebben. De linker grafiek toont aan dat mensen die in 2020 zeiden op FVD te willen gaan stemmen zichzelf ook als veel rechtser zagen dan mensen die van plan waren op een andere partij te stemmen (een verschil tussen de gemiddelden van 2.5 op een 11-puntsschaal is behoorlijk groot). Ook is de spreiding onder FVD-kiezers een stuk kleiner dan onder andere kiezers (de groene “box” is kleiner dan de rode). Dit is niet zo gek aangezien de kiezers van alle andere partijen (zowel links als rechts) bij elkaar zijn gegooid. FVD-kiezers verschillen ook flink van andere kiezers als we kijken naar de mate van vertrouwen in politieke partijen (zie de grafiek rechts). FVD-kiezers hebben flink minder vertrouwen dan andere kiezers (een verschil van ongeveer 2 op een 11-puntsschaal). Opvallend genoeg bestaan er wel behoorlijk wat verschillen binnen het FVD-electoraat: de spreiding is groter dan onder andere kiezers als het gaat om politiek vertrouwen.

Figuur 2: FVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun links/rechts-posities (0 = links, 10 rechts) en politiek vertrouwen (0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen), begin 2020 (de zwarte ruit geeft het gemiddelde weer).

In Figuur 3 laat ik zien hoe de beleidsvoorkeuren van FVD-kiezers verschillen van die van kiezers van andere partijen. Ik kijk daarbij ook naar veranderingen over de tijd. Laten we beginnen met de opvattingen over inkomensherverdeling (linksboven). FVD-kiezers zijn minder sterk dan andere kiezers van mening dat inkomensverschillen verkleind moeten worden. De lijnen geven de gemiddelde scores aan (gemeten op een schaal van 1-5), en de gekleurde gebieden daaromheen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen. De verschillen tussen FVD-kiezers en andere kiezers zijn met de jaren steeds uitgesprokener geworden. Het is wel belangrijk daar bij aan te tekenen dat die verschillen klein zijn: in 2020 ging het om een verschil van maar 0.3 op een schaal van 1-5. De grafiek rechtsboven laat zien dat FVD-kiezers sterker dan andere kiezers vinden dat euthanasie mogelijk zou moeten zijn, maar ook hier is het contrast weinig uitgesproken (0.2 op een schaal van 1-5). Zoals verwacht lopen de opvattingen veel meer uiteen als we kijken naar immigratie en Europese eenwording. De FVD-achterban vindt in veel sterkere mate dat mensen met een migratie-achtergrond zich moeten aanpassen en dat de Europese eenwording te ver is doorgeschoten (de verschillen met de gemiddelden van andere kiezers bedragen respectievelijk 0.8 en 1.1 op een 5-puntsschaal).

Figuur 3: FVD-kiezers vergeleken met kiezers van andere partijen met betrekking tot hun beleidsvoorkeuren, 2018-2020 (op een schaal van 1-5 en inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen). Inkomensverschillen: “inkomensverschillen moeten kleiner worden” (= 5). Euthanasie: “euthanasie moet mogelijk zijn” (= 5). Immigranten: “mensen met een migratie-achtergrond moeten zich geheel aanpassen” (= 5). EU: “de Europese eenwording is te ver gegaan” (= 5).

De analyses bevestigen wat je zou verwachten op basis van de standpunten van de partij: FVD-kiezers zijn voornamelijk rechtse mannen met weinig vertrouwen in de politiek en sterk negatieve opvattingen over immigranten en de EU. De grafieken brengen echter ook drie interessante kenmerken van de FVD-kiezer aan het licht die niet volledig stroken met wat we weten over kiezers van radicaal-rechtse partijen. Ten eerste zijn het niet zozeer de lager opgeleiden die in 2020 op Baudet zegden te willen gaan stemmen, maar de middelbaar opgeleiden. Ten tweede zijn het vooral jongeren die Baudets partij interessant vinden. Figuur 4 hieronder laat dat op een andere manier nog eens duidelijk zien. En ten derde zijn FVD-kiezers relatief progressief als het gaat om ethische kwesties zoals euthanasie (dit in tegenstelling tot de electoraten van radicaal-rechtse partijen in veel andere landen).

Figuur 4: De leeftijd van FVD-kiezers vergeleken met die van kiezers van andere partijen, begin 2020.

Het is interessant om FVD-kiezers te vergelijken met andere kiezers in het algemeen. Maar hoe verhouden FVD-kiezers zich nu tot kiezers van de twee directe concurrenten: de PVV en de VVD? Laten we eerst kijken naar de verschillen met PVV-kiezers (zie ook hier). Het enige verschil op het gebied van sociaal-demografische kenmerken is dat FVD-kiezers gemiddeld hoger zijn opgeleid dan PVV-stemmers (hier niet weergegeven). Met betrekking tot geslacht, stedelijkheid en leeftijd verschillen de electoraten nauwelijks van elkaar. De beleidsvoorkeuren van FVD- en PVV-kiezers lijken ook zeer sterk op elkaar. Er is echter één belangrijk verschil: FVD-kiezers zijn economisch een stuk rechtser en omschrijven zichzelf ook als zodanig. Figuur 5 hieronder laat dit mooi zien. PVV-stemmers vinden sterker dan FVD-stemmers dat inkomensverschillen kleiner moeten worden. Ze scoren gemiddeld een 4.2, terwijl FVD-kiezers een 3.6 scoren op een schaal van 1-5 (waarbij een hogere score verwijst naar een sterkere voorkeur voor herverdeling). Dit uit zich ook in hun links/rechts-zelfplaatsing. Op een schaal van 0 (links) tot 10 (rechts) geven PVV-kiezers zichzelf gemiddeld een 6.5 en FVD-kiezers een 7.2.  

Figuur 5: Opvattingen over inkomensherverdeling en links/rechts-posities van FVD-kiezers vergeleken met PVV-kiezers, 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

Vergeleken met VVD-kiezers zijn FVD-stemmers vooral vaker man. Er zijn nauwelijks verschillen met betrekking tot de andere sociaal-demografische kenmerken. Wel zijn er duidelijke verschillen als het gaat om opvattingen. En zoals verwacht zijn die verschillen vooral uitgesproken als het gaat om culturele thema’s. Figuur 6 hieronder laat de gemiddelde opvattingen van FVD- en VVD-kiezers zien met betrekking tot politiek vertrouwen en opvattingen over immigranten en de EU. De linker grafiek laat het verschil in politiek vertrouwen zien. Dat verschil is groot. VVD’ers scoren gemiddeld iets meer dan een 5.5 en FVD’ers ongeveer een 3.3 (op een schaal van 0 [helemaal geen vertrouwen] tot 10 [compleet vertrouwen]). Ook de immigratie-opvattingen lopen sterk uiteen (zie de middelste grafiek). Op een schaal van 1-5 scoren VVD-kiezers gemiddeld een 3.7 en FVD-stemmers een 4.3 (hoe hoger de score hoe sterker de opvatting dat mensen met een migratieachtergrond zich moeten aanpassen). Hetzelfde geldt voor ideeën over Europese eenwording: VVD’ers scoren een 3.3 en FVD’ers bijna een 4.5 (weer op een 5-puntsschaal waarop een hogere score duidt op sterkere Euroscepsis).   

Figuur 6: Politiek vertrouwen en opvattingen over immigranten en de EU van FVD-kiezers vergeleken met VVD-kiezers, 2020 (inclusief 95%-betrouwbaarheidsintervallen).

FVD-kiezers verschillen dus vooral van PVV-kiezers in dat ze hoger zijn opgeleid en (economisch) rechtser zijn. Vergeleken met VVD-kiezers zijn FVD-stemmers vaker man en veel rechtser op cultureel vlak. Bovendien hebben ze veel minder politiek vertrouwen.

Nogmaals: dit was het FVD-electoraat van een jaar terug. Ten opzichte van toen is het percentage kiezers dat nu nog op de partij zegt te stemmen vier tot vijf keer zo klein geworden. Gezien de belangrijkste redenen van de FVD-implosie – het vertrek van de gematigde organisator Otten, de radicale opvattingen van Baudet met betrekking tot covid-19, en de recente crisis die vooral het gevolg was van de radicale en zelfs extremistische opvattingen van FVD-jongeren en Baudet zelf – ligt het voor de hand dat de achtergebleven FVD-die-hards de meest radicale kiezers zijn.

Wil Baudet weer enigszins opkrabbelen uit de huidige puinhopen, dan zal hij zich op de “gematigd-radicale” kiezer moeten gaan richten. (Dat ik het hier over gematigd-radicaal heb zegt iets over de tijdgeest waarin we leven…) Specifiek zal hij de economisch-rechtse PVV’er en de cultureel-rechtse VVD’er moeten zien te verleiden. De komende maanden zullen uitwijzen of dat na alle gebeurtenissen van eind 2020 nog op een geloofwaardige manier kan. Hoe dan ook: Baudet zal zich om electoraal te groeien relatief gematigd moeten opstellen.

Vooralsnog lijkt het er niet op dat hij dit van plan is.    

Afbeelding: “2e Kamer” van Ron de Boom (via Flickr).

Methodologische informatie

De analyses in deze serie zijn gebaseerd op data van het LISS panel (Longitudinal Internet Studies for the Social sciences). Ieder jaar wordt rond de jaarwisseling aan een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking een aantal vragen gesteld over politieke opvattingen en kiesgedrag. De meeste analyses zijn gebaseerd op de gegevens van een jaar geleden. Een uitzondering vormen de analyses uit Figuur 3; hier wordt informatie uit verschillende jaren gecombineerd. Stemkeuze is gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Als er vandaag verkiezingen voor de Tweede Kamer zouden zijn, wat zou u dan stemmen?”

Variabelen in Figuur 1

Opleiding: mensen met alleen basisonderwijs of een vmbo-opleiding zijn gecategoriseerd als laag opgeleid; mensen met havo/vwo of mbo als middelbaar opgeleid; en mensen met hbo of wo als hoog opgeleid.

Stedelijkheid: mensen uit weinig en niet stedelijke gebieden zijn geclassificeerd als afkomstig uit niet stedelijke gebieden, en mensen uit matig en (zeer) sterk stedelijke gebieden als afkomstig uit een stedelijke omgeving.

Variabelen in Figuur 2

Links/rechts: “In de politiek wordt soms gesproken over “links” en “rechts”. Waar zou u zich op deze schaal plaatsen, waarbij 0 links en 10 rechts betekent?”

Vertrouwen partijen: “Kunt u op een schaal van 0 tot 10 aangeven hoeveel vertrouwen u persoonlijk hebt in [politieke partijen]? 0 = helemaal geen vertrouwen, 10 = compleet vertrouwen.”

Variabelen in Figuur 3

Inkomensverschillen: “Sommige mensen vinden dat de verschillen in inkomens in ons land groter moeten worden. Anderen dat ze kleiner moeten worden. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat inkomensverschillen groter moeten worden en 5 dat ze kleiner moeten worden?”

Euthanasie: “Sommige mensen vinden dat euthanasie altijd verboden moet zijn. Anderen vinden dat euthanasie mogelijk moet zijn als de patiënt daarom vraagt. Natuurlijk zijn er ook mensen met een mening die daar tussenin ligt. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat euthanasie moet worden verboden en 5 dat euthanasie mogelijk moet zijn?

Immigranten: “In Nederland vinden sommigen dat mensen met een migratie achtergrond hier moeten kunnen leven met behoud van de eigen cultuur. Anderen vinden dat zij zich geheel moeten aanpassen aan de Nederlandse cultuur. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 behoud van eigen cultuur voor mensen met een migratie achtergrond betekent en 5 dat zij zich geheel moeten aanpassen?”

EU: “Sommige mensen en partijen vinden dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan. Anderen vinden dat de Europese eenwording al te ver is gegaan. Waar zou u uzelf plaatsen op een schaal van 1 t/m 5, waarbij 1 betekent dat de Europese eenwording nog verder zou moeten gaan en 5 dat de eenwording al te ver is gegaan.”

De partij-analyses zijn gebaseerd op informatie afkomstig van de Chapel Hill Expert Survey. 

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: Baudet, Forum voor Democratie, FvD, kiesgedrag, Populisme, Publieke opinie, radicaal-rechts

Radicaal rechts: nepaccounts en neppopulariteit

door Matthijs Rooduijn 20/11/2020 4 Reacties

Dat techreuzen als Google, Facebook en Twitter invloed uitoefenen op het functioneren van de democratie is inmiddels alom bekend. Ook bij politici. Minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken heeft onlangs laten weten een onafhankelijke commissie in te willen stellen die desinformatie op het internet in de gaten moet gaan houden.

Maar in hoeverre profiteren politici zélf op een oneigenlijke manier van sociale media?

Het is voor politici aantrekkelijk om een grote schare aan volgers te hebben op sociale media. Dat leidt er namelijk toe dat ze populair lijken. En dat kan vervolgens de aandacht die ze genereren weer een boost geven. Een groot probleem wordt hierbij gevormd door nepaccounts. Grote aantallen nepvolgers laten de populariteit van politici namelijk groter lijken dan die in werkelijkheid is. En dat is onwenselijk omdat dit tot meer media-aandacht en dus een disproportionele invloed op het publieke debat kan leiden.  

In een recent artikel hebben de politicologen Bruno Castanho Silva en Sven-Oliver Proksch uitgezocht of sommige partijfamilies meer profiteren van nepaccounts dan andere partijfamilies. Om al even op de zaken vooruit te lopen: het antwoord is ja.

In juli 2018 verwijderde Twitter in één keer tientallen miljoenen nepaccounts. Castanho Silva en Proksch hebben bekeken hoe deze schoonmaakactie van Twitter van invloed is geweest op het aantal volgers van nationale volksvertegenwoordigers uit alle 28 EU-lidstaten. Dit hebben ze gedaan door van de volksvertegenwoordigers die destijds regelmatig gebruik maakten van Twitter het aantal volgers vlak voor de grote schoonmaak te vergelijken met het aantal volgers vlak daarna.

Wat blijkt: van de politici met de meeste volgers zijn vooral radicaal-rechtse politici relatief veel volgers verloren. Zie de figuur hieronder. De radicaal-rechtse politici met meer dan 50K volgers die zijn meegenomen in het onderzoek zijn gemiddeld ongeveer 5% van hun volgers verloren. Een Nederlands voorbeeld: Geert Wilders verloor een dikke 15% van zijn volgers (150.000 van de 950.000).

Figuur: Aantal volgers per partijfamilie van politici met meer dan 50K volgers (N = 232)

Hoewel we al wisten dat Wilders flink wat volgers is kwijtgeraakt door de schoonmaakactie van Twitter, laat dit onderzoek mooi zien dat hij geen uitzondering is. Dit is de eerste systematische analyse die aantoont dat radicaal-rechtse partijen meer dan andere partijfamilies profiteren van nepaccounts.

Het is belangrijk te benadrukken dat dit onderzoek niet ingaat op de vraag of radicaal-rechtse politici ook zélf echt actief op zoek zijn gegaan naar nepvolgers. Maar het feit dat zij er wel het meest van profiteren is al een zeer belangrijke bevinding.

De onderzoekers benadrukken dat zolang de populariteit op sociale media als indicatie wordt gezien van daadwerkelijke populariteit, radicaal-rechtse politici meer aandacht krijgen dan ze verdienen. En aangezien media-aandacht vaak goed nieuws is voor deze politici, is het niet ondenkbaar dat een grote schare aan nepvolgers uiteindelijk ook tot meer steun onder échte kiezers zal leiden.  

Afbeelding: Jason Howie (via Flickr). Dank aan Bruno Castanho Silva voor het op maat maken van de figuur. Zie ook hier.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Media Tagged With: Facebook, radicaal-rechts, Sociale media, twitter

  • « Go to Previous Page
  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to page 4
  • Go to page 5
  • Interim pages omitted …
  • Go to page 32
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Trump versus Mexico: NAFTA, drugskartels en grensmuren

Moslims, christenen, en “uitzonderlijke hoge intolerantie voor LGBT”

Minder, minder, minder? De voorkeur voor de PVV in diverse buurten

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in