• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Rozemarijn van Dijk

Rozemarijn van Dijk is promovenda aan het departement Politieke Wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Haar onderzoek richt zich op de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de politiek en op kandidaatselectie.

Laatste berichten door Rozemarijn van Dijk

Kandidaatselectie: de ‘secret garden’ van Nederlandse politieke partijen

door Rozemarijn van Dijk 14/02/2023 1 Reactie

We gaan een periode tegemoet van vele verkiezingen: de Provinciale Staten, Waterschappen, het kiescollege, de eilandsraadsverkiezingen en uiteindelijk ook die van de Eerste Kamer. Partijen zijn dus druk bezig (geweest) met het opstellen van kandidatenlijsten. Hoe kandidatenlijsten precies tot stand komen, is voor velen niet altijd gemakkelijk te doorzien. Het kandidatenselectieproces wordt niet voor niets door politicologen de ‘secret garden’ van de politiek genoemd. Doordat partijen er lange tijd niet open over waren, was er ook niet veel bekend over kandidaatselectie. Gelukkig is daar de afgelopen jaren verandering in gekomen.

In de aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen in 2021 heb ik onderzoek gedaan naar hoe de kandidatenlijsten werden samengesteld. In onderzoek naar dit soort processen is het belangrijk om formele regels en procedures in kaart te brengen. Om in de metafoor van de ‘secret garden’ te blijven, door formele regels te bestuderen krijg je een goed gestileerde plattegrond van een tuin. Maar een echte tuin ziet er doorgaans vaak wat anders uit dan de gestileerde plattegrond die er aan ten grondslag ligt. Om een echt goed beeld te krijgen van die tuin, moet je er eigenlijk in gaan staan. Door verschillende leden van selectiecommissies en een aantal partijvoorzitters van 9 politieke partijen[1] te interviewen, heb ik geprobeerd daadwerkelijk in die tuin te staan en een beter beeld te krijgen van het kandidaatselectieproces.

De kern van het onderzoek ging niet alleen over hoe het proces precies werkt, maar vooral of dat voor mannen en vrouwen hetzelfde is. We zien immers dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen al start op de kandidatenlijsten. Om te onderzoeken of de regels verschillend werken voor mannen en vrouwen, moet je een onderscheid maken tussen twee soorten regels: (1) regels en normen die gaan over gender – denk aan genderquota – en (2) regels en normen die niet gaan over gender, maar mogelijk wel degelijk anders werken voor mannen en vrouwen. Met name die tweede vorm is vaak lastig te identificeren en niet iedereen is zich bewust van de effecten van die regels. En dat is een gemiste kans. De meeste partijen geven namelijk aan dat hun kandidatenlijst een goede afspiegeling moet zijn van de samenleving. Maar als je niet weet dat bepaalde regels niet gender-neutraal zijn, dan ontstaat die gebalanceerde lijst niet vanzelf.

Het proces

Voordat we verder ingaan op de impact van de regels en criteria, volgt nu eerst een kort overzicht van hoe het kandidaatselectieproces grofweg verloopt. Nota bene, dit is een wat algemenere samenvatting, bij geen enkele partij werkt het precies hetzelfde. Toch kunnen we een onderscheid maken tussen de vier verschillende fases in het proces: selectie, beoordeling, het maken van een rangorde en de goedkeuring van de lijst. Wie er verantwoordelijk is voor welke fase en in welke partij kan je zien in tabel 1. Over het algemeen kan gesteld worden dat de selectieprocedure voor de landelijke verkiezingen in hoge mate geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd is. Zo worden in veel selectiecommissies bijvoorbeeld bewust leden geselecteerd met een HR-achtergrond of krijgen de leden wervingstrainingen. Ook is het begin van het proces tamelijk exclusief, weinig mensen zijn betrokken bij de selectie. Pas in de laatste fase wordt het proces inclusiever; en hebben ook leden een rol.

PartijSelectieBeoordelenRankingGoedkeuren
GroenLinksKandidaat-selectiecommissieKandidaat-selectiecommissieKandidaat-selectiecommissieLeden
PvdAPartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijbestuur of kandidaat-selectiecommissieLeden aanwezig op ledenvergadering
D66Partijleider, partijbestuur en adviseursPartijleider, partijbestuur en adviseursPartijleider, partijbestuur en adviseursLeden
CUPartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijbestuur of kandidaat-selectiecommissiePartijafgevaardigden en leden op ledenvergadering
CDAPartijbestuurAdviescommissieVerenigingsraadGemeentelijke afdelingen
SPKandidaat-selectiecommissieKandidaat-selectiecommissieKandidaat-selectiecommissieCongres
VVDPermanente Scoutingscommissie en PartijbestuurPermanente Scoutingscommissie en PartijbestuurPermanente Scoutingscommissie en PartijbestuurLeden
SGPLokale afdelingen en partijbestuurKandidaat-selectiecommissiePartijbestuurPartijbestuur
COPartijleiderPartijleiderPartijleider / partijbestuur–

In de eerste fase, de selectiefase, wordt bepaald wie er toegang krijgen tot de selectieprocedure. Er is één regel die alle partijen gemeen hebben: de kandidaat moet lid zijn van de partij. Bij een aantal partijen (GL, SP, D66 & PvdA) moeten kandidaten ook handtekeningen of steunbetuigingen verzamelen van partijleden of van een lokale afdeling (VVD). Lokale afdelingen spelen nog een rol: bij het CDA, ChristenUnie en PvdA konden lokale afdelingen kandidaten voordragen. Een van de meest gangbare informele normen is dat bij alle partijen zittende Kamerleden of ministers (incumbents) automatisch worden toegelaten tot de verdere procedure, soms zelfs zonder een sollicitatiebrief te sturen (CDA en ChristenUnie). De sollicitatiebrieven en cv’s werden vaak langs het kandidaatprofiel gelegd om te beoordelen of iemand door mag naar de volgende ronde.

In die tweede fase komen kandidaten in een intensief proces. Voor deze fase staan er niet veel regels in de statuten, maar partijen hebben wel vaak een intensief evaluatieproces opgezet. Zo hebben kandidaten dikwijls meerdere gesprekken met commissieleden en moeten ze bij bijna alle partijen wel praktische rondes, oefeningen of assessments afleggen om te laten zien dat ze beschikken over politieke vaardigheden. Door middel van het simuleren van crises, vragenuurtjes, media interviews of het oefenen met schriftelijke vragen, worden kandidaten getest of ze een sterk politiek gevoel hebben.

Na de vele gesprekken en tests moet de commissie nog een belangrijke taak volbrengen, namelijk het maken van een conceptkandidatenlijst. Slechts twee partijen hebben hier in hun statuten richtlijnen voor: GroenLinks en de PvdA vermelden dat er aandacht moet zijn voor diversiteit in profielen. Bij de PvdA is de regel dat in de uiteindelijke fractie gelijke vertegenwoordiging moet zijn van mannen en vrouwen. Let wel, dit is alleen voor de bovenste regionen van de lijst. Officieel is er dus geen quota op de kandidatenlijst volgens de statuten, al is er bij beide partijen een sterke informele norm van gendergelijkheid op de lijst.

In de laatste fase, de goedkeuringsfase, gaat de conceptkandidatenlijst bij veel partijen terug naar (een deel van) de leden die hun goedkeuring geven op een congres of in een referendum. Deze fase viel niet in het bereik van deze studie, aangezien de selectiecommissieleden die geïnterviewd werden hier niets meer over te zeggen hebben.

‘Objectieve’ regels met gendered gevolgen

Vooralsnog lijkt het proces niet direct een onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen. Behalve bij GroenLinks en de PvdA waar er wel formele regels zijn over de representativiteit van de lijst. Verder lijken de regels geen betrekking te hebben op gender. Toch hebben schijnbaar objectieve regels of normen wel degelijk verschillende consequenties voor mannen en vrouwen. Hieronder volgen er drie: politieke ervaring, partijervaring en het voordeel voor oud-politici.

Ten eerste, selectiecommissies vinden het cruciaal dat kandidaten politieke ervaring hebben. Dit is voor velen vanzelfsprekend, of zoals een geïnterviewde zei: “[A]ls jij morgen als typiste solliciteert, moet je ook weten hoe een typemachine werkt.” Door onder andere verschillende praktische rondes en casussen proberen veel partijen erachter te komen of mensen het politieke gevoel hebben en daarbij is het hebben van politieke ervaring wel handig: “[H]et gaat erom dat je snapt hoe de politiek werkt. […] Als je dat soort ervaring niet hebt, dan is de ervaring dat het al gauw een jaar kost voor je werkelijk snapt hoe het werk in de Tweede Kamer gaat.” Ook in de praktische rondes wordt er getest op politieke ervaring: zo moeten kandidaten bijvoorbeeld moties schrijven of Kamervragen stellen. Een logisch gevolg is dus dat kandidaten die al eerder een politieke functie hebben bekleed hiermee een voordeel hebben. En als we kijken naar de andere politieke functies in het land, dan zien we dat daar nog steeds veel meer mannen dan vrouwen actief zijn (zie tabel 2).

Percentage vrouwelijke regionale/lokale politici
Raadsleden35,1%
Provinciale Statenleden33,2%
Waterschapsleden25,1%
Wethouders27%
Burgemeesters29%
Gedeputeerden22%

Nu zijn selectiecommissies zich hier ook deels van bewust. Een van de respondenten beschreef het dilemma voor een kleine partij: ofwel je kiest voor een ervaren persoon die je niet hoeft in te werken ofwel je neemt een risico. Als kleine partij met veel portefeuilles per Kamerlid is het dan soms aantrekkelijker om ervaring en stabiliteit in huis te halen. Hoewel partijen benadrukken dat maatschappelijke ervaring ook belangrijk is, wordt dit criterium vaak pas genoemd na politieke ervaring.

Een tweede eigenschap van kandidaten die partijen aantrekkelijk vinden, is als kandidaten betrokken zijn bij de eigen partij. Zo zei een van de geïnterviewden over iemand niet bekend was bij de commissie het volgende: “[I]k wil niet zeggen dat zij of hij kansloos is, maar het is toch minimaal opvallend.” Een ander verwoordde het zo: “Soms heb je ook wel de neiging dat mensen denken van oh ik wil actief worden, laat ik eens beginnen in de Tweede Kamer. En dat is natuurlijk […] een beetje een gekke volgorde.” Het belang van actief zijn binnen de partij is niet alleen een evaluatiecriterium in de gesprekken of de cv’s, maar het is ook een cruciaal toelatingscriterium: bij verschillende partijen moet je immers handtekeningen, ondersteuningsverklaringen of de steun van een lokale afdeling verzamelen. Zo versterken de informele en formele regels elkaar: bekend zijn binnen de partij is dus uitermate handig. De meerderheid van de (actieve) partijleden zijn bij de meeste partijen nog steeds man. Dus ook bij dit criterium speelt eenzelfde logica als bij het hebben van politieke ervaring: als je actieve partijleden wilt als kandidaten, dan is de kans groter dat je mannen selecteert.

Ten slotte hebben we de categorie oud-politici of zittende Kamerleden, die vaak officieel of onofficieel worden bevoordeeld in het kandidaatselectieproces. Ze hoeven vaak niet te solliciteren of hoeven niet mee te doen in assessments of oefenrondes. Ook bij het maken van de lijst beschreef een van de geïnterviewden dat de norm was dat een oud-Kamerlid bij goed functioneren nooit een lagere positie krijgt dan bij de vorige verkiezingen. En ook hierbij geldt: de meeste Kamerleden zijn man, dus de kans is groter dat je een man selecteert.

Het is natuurlijk niet onlogisch dat je als partij Kamerleden wilt met landelijke of lokale politieke ervaring, of een Kamerlid dat al actief is geweest in de partij, maar bijna alle partijen willen ook een lijst die de samenleving weerspiegelt. Dat doel bereik je niet als je deze criteria sterk en eng blijft hanteren. Politieke ervaring kun je ook opdoen in een organisatie of bij de overheid; en actief zijn in een vereniging kan ook in een andere vereniging dan een partijvereniging. Het breder zien van de criteria en het breder rekruteren zal uiteindelijk zorgen voor een meer diverse lijst.

Voor meer voorbeelden en een diepere analyse van deze mechanismes verwijs ik graag naar het volledige onderzoek:

https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0277539522001108#bb0065


[1] Alle politieke partijen die in de aanloop van de verkiezingen in de Peilingwijzer kans maakten op een zetel zijn gevraagd om deel te nemen. VVD, D66, PvdA, CDA, ChristenUnie, SGP, GL, SP en Code Oranje hebben deelgenomen. De overige partijen hebben geweigerd of hebben niet gereageerd.

Filed Under: Politieke partijen Tagged With: kandidaatselectie, kandidaatstelling

Peilingennieuws geeft weinig informatie over onderzoeksaanpak. Hoe kan dat beter?

door Tom Louwerse, Rozemarijn van Dijk 08/07/2021 1 Reactie

Peilingen worden veelvuldig gebruikt in de media tijdens verkiezingscampagnes. Hoeveel is partij X gestegen in de peilingen? Welke partij is groter, partij A of partij B? In een recent gepubliceerd artikel [gratis te lezen versie] onderzochten wij hoe die peilingen werden gerapporteerd: is er aandacht voor cruciale informatie over de onderzoekaanpak en, misschien nog wel belangrijker, worden verschuivingen en verschillen in de peilingen correct geïnterpreteerd? We hebben hierbij ook onderzocht of het uitmaakt of peilingbureaus in hun rapportages methodologische informatie vermelden: zorgt meer informatie in de rapportage van het onderzoeksbureau voor een beter nieuwsartikel?

De kwaliteit van de rapportage

Voor ons onderzoek, hebben we alle nieuwsartikelen in de vijf weken voor de verkiezingen van 2010, 2012 en 2017 verzameld waarin het woord ‘peiling’ en de naam van een onderzoeksbureau voorkwam.[1] Deze artikelen kwamen uit alle landelijke dagbladen en de online nieuwswebsites van NOS en RTL Nieuws.

De kwaliteit van de krantenartikelen over peilingen kun je op verschillende manieren beoordelen. Wij hebben naar drie dingen gekeken:

  1. Het aantal aspecten van de onderzoeksaanpak dat werd genoemd, bijvoorbeeld hoeveel mensen werden ondervraagd, wanneer en hoe werden de gegevens verzameld;
  2. Het vermelden van de foutmarge van de peiling;
  3. De correcte interpretatie van verschuivingen en verschillen in een peiling.

De WAPOR (World Association for Public Opinion Research) hanteert een lijst van 16 verschillende ‘essentiële feiten’ die bekend moeten zijn over een peiling waarover nieuws verschijnt. Hoewel je niet mag verwachten dat al die zaken ook in het nieuwsbericht vermeld worden (bijvoorbeeld: het opnemen van een volledige vragenlijst in een nieuwsbericht), kunnen we dit als een groslijst gebruiken. In de praktijk zien we dat 8 van de WAPOR-items in verschillende mate worden genoemd in nieuwsberichten: de populatie (bijvoorbeeld: alle kiezers), steekproefmethode, non-respons, de grootte van de sample, de data van het veldwerk, de dataverzamelingsmethode, de foutmarge en of de resultaten gewogen zijn (zie tabel 1).

Tabel 1. WAPOR-criteria in krantenartikelen en peilingrapportages (%)
 KrantenartikelenPeilingrapportages
 201020122017201020122017
Populatie0,02,42,714,322,025,9
Steekproefmethode2,92,42,70,039,025,9
Non-respons0,01,60,00,012,224,1
Steekproefomvang14,714,50,023,836,641,4
Wegingsprocedure0,00,00,023,826,825,9
Veldwerkperiode0,04,82,723,836,636,2
Dataverzamelingsmethode8,821,845,923,826,832,8
Foutmarge5,928,264,99,539,067,2

Tabel 1 gaat alleen over nieuwsberichten die (vrijwel) geheel over een peiling gaan. Uit tabel 1 valt af te lezen dat in krantenartikelen doorgaans de steekproefomvang, de non-respons of veldwerkdata niet worden vermeld.[2] De dataverzamelingsmethode en foutmarge worden sinds 2010 steeds vaker in nieuwsberichten vermeld. Een groot deel van deze toename is toe te schrijven aan de berichten over de Peilingwijzer, die andere peilingen samenvoegt en daarbij consequent de score van partijen rapporteert met een onzekerheidsmarge. Peilers vermelden in hun rapportages steeds meer informatie over hun onderzoek, maar er zijn verschillen tussen bureaus. In 2017 zagen we dat met name I&O Research, Kantar en EenVandaag/GfK relatief veel informatie vermeldden over hun onderzoeksaanpak in hun eigen rapportages/nieuwsberichten.[3]

We hebben getest of er een verband is tussen de hoeveelheid methodologische criteria die de peilbureaus rapporteren en de hoeveelheid criteria die door journalisten zijn vermeld. We vonden dat er geen verband was tussen de hoeveelheid methodologische informatie die peilbureaus verschaffen en de hoeveelheid informatie die journalisten rapporteerden.

Het vermelden van de foutmarge verdient speciale aandacht. De foutmarge is immers erg belangrijk om een peiling correct te interpreteren: kleine verschuivingen in een peiling vallen binnen de foutmarge en kunnen dus het gevolg zijn van toevalligheden in de steekproeftrekking. Niet alleen zien we dat die foutmarge vaker wordt gerapporteerd in nieuwsberichten. We zien ook dat, als de foutmarge wordt vermeld door de peiler, de kans groter is dat dit ook in het nieuwsbericht terug te vinden is.

Peilers vermelden de foutmarge op verschillende manieren. De meest gangbare manier is om ergens in het rapport te vermelden dat er een foutmarge is van bijvoorbeeld +/- 2,5%. Een andere manier, die wordt toegepast door de Peilingwijzer, is om de gepeilde zetelaantallen te presenteren als een interval. Een partij staat dan niet op 23 zetels in de peilingen, maar op 21-25 zetels. Deze laatste manier van rapporteren heeft een significant positief effect op de kans dat ook journalisten de foutmarge vermelden.

Interpretatie van peilingen

De hamvraag is: wordt door de vermelding van de foutmarge de interpretatie van peilingen ook beter? Dit hebben we onderzocht door te kijken naar de interpretatie van vergelijkingen tussen partijen in eenzelfde peiling (de zogenaamde synchrone vergelijking) en de interpretatie van de verschillen van de groei of daling van één partij tussen verschillende peilingen (de diachrone vergelijking). We zagen een sterk verband tussen het rapporteren van de foutmarge als interval en het correct interpreteren van de verschillen tussen partijen. Dit verband was niet aanwezig als ergens in het rapport was vermeld dat er een foutmarge bestaat. Het vermelden van een betrouwbaarheidsinterval zorgt er dus voor dat de kwaliteit van de rapportering van peilingen wordt vergroot. Voor stijging of daling van een partij tussen twee peilingen zien we echter geen effect van het vermelden van de foutmarge door de peiler.

Hoe nu verder?

Ons onderzoek suggereert dat het uitmaakt of peilers methodologische informatie vermelden in hun rapporten: het vermelden van de foutmarge als interval zorgt er niet alleen voor dat er meer kans is dat deze marge ook in het nieuwsartikel terecht komt; we kunnen het ook linken aan een betere interpretatie van verschillen tussen partijen in een peiling.

Is ons advies nu om dan maar zoveel mogelijk methodologische informatie in peilingennieuws te proppen? Nee, daar wordt het bericht waarschijnlijk niet begrijpelijker en beter van. Maar het rapporteren van basale informatie, zoals wanneer een peiling werd gehouden, onder welke groep (hoeveel respondenten en hoe werden die geselecteerd), met welke foutmarge rekening kan worden gehouden en (online) een link naar de uitgebreide rapportage van de peiler, is niet teveel gevraagd. In sommige landen is dit zelfs wettelijk verplicht. Het zorgt ervoor dat duidelijk is hoe het onderzoek is uitgevoerd en dat helpt schrijvers en lezers van het nieuwsbericht bij het correct interpreteren van de resultaten. Dit advies geldt overigens niet alleen voor zetelpeilingen van de bekende bureaus, maar juist ook voor allerlei andere peilingen, waarbij nog veel vaker onduidelijk is wie er nu precies zijn ondervraagd en welke conclusies je daaraan kunt verbinden.

Als onderzoeksbureaus willen bevorderen dat nieuwsmedia de onzekerheidsmarges rapporteren, dan kan het gebruik van een interval in de rapportage nuttig zijn. Dus: rapporteer de score van een partij als ‘10 tot 14 zetels’ in plaats van ‘12’ (als de foutmarge 2 zetels is). We zien in ons onderzoek dat dit interval dan vaak wordt overgenomen in nieuwsberichten. Een rapportage van zo’n interval benadrukt dat kleine verschillen tussen partijen niet betekenisvol zijn. Het plaatst de verschillen in perspectief en relativeert de precisie van peilingen.

Nu kan het zo zijn dat het door ons gevonden verband tussen rapportages van bureaus en nieuwsberichten wordt gedreven door een selectie-effect. Journalisten die zelf meer waarde hechten aan een zorgvuldige rapportage van peilingen, kiezen er wellicht voor om te rapporteren over peilingen van een bureau dat meer methodologische informatie verstrekt. Als dat zo is, blijft het rapporteren van methodologische informatie door peilers belangrijk, maar moet allicht meer moeite worden gedaan om journalisten die nog niet zo zorgvuldig over peilingen berichten ervan te overtuigen om dat beter te doen. We moedigen daarom journalisten en peilers van harte aan om (nog) meer samen te werken ten behoeve van een correcte rapportage van peilingen.


[1] Er zaten hierdoor ook artikelen bij over bijvoorbeeld buitenlandse peilingen of artikelen over peilingen in het algemeen. Voor de analyse hebben we ons alleen gericht op artikelen die expliciet gaan over een specifieke peiling of als er een peiling wordt gebruikt in het artikel om aan te geven op hoeveel zetels een (enkele) partij in de peiling heeft.

[2] Tabel 1 bevat ook nieuwsberichten en rapportages over de Peilingwijzer, een gemiddelde van peilingen, waarvoor sommige criteria zoals veldwerkperiode en steekproefomvang niet (op dezelfde wijze) van toepassing zijn.

[3] We keken naar de beschikbaarheid van methodologische informatie in de rapportage/persbericht zelf, niet of eventuele informatie elders (op de website van het onderzoeksbureau) gevonden kon worden. Daarom scoorde ook bijvoorbeeld de Peilingwijzer relatief laag op dit criterium.

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: peilingen

Met een nieuw kiesstelsel is in 2025 méér dan de helft van de Tweede Kamer vrouw

door Rozemarijn van Dijk 13/04/2021 1 Reactie

De verkiezingen zijn voorbij, de stemmen zijn geteld. Wat veel van de kiezers zich wellicht niet realiseren, is dat de kans groot is dat het stembiljet er bij de volgende verkiezingen anders uit zal zien. Op dit moment ligt namelijk het Wetsvoorstel ‘Met één stem meer keus’, ook wel bekend als het Burgerforum Kiesstelsel, voor bij de Raad van State. De planning is om de vernieuwing van het kiesstelsel in 2025 in te voeren. Met dit nieuwe kiesstelsel blijft het principe van evenredige vertegenwoordiging van partijen behouden, maar krijgen kiezers meer invloed op welke personen er namens die partijen in de Tweede Kamer komen. Een van de belangrijkste elementen in dit wetsvoorstel is de wijziging van het stembiljet door de invoering van een lijststem. Daarnaast wordt ook het gewicht van de voorkeursstem (in het nieuwe stelsel de persoonsstem genoemd) vergroot. Deze wijzigingen werden in het rapport Remkes geadviseerd om de band tussen de kiezer en de verkozene te versterken.  

De ‘macht van de voorkeursstem’ is in het huidige stelsel in zekere mate nog beperkt.  Hoewel dit jaar maar liefst 28% van de stemmen niet op de lijsttrekker werd uitgebracht, maar op andere kandidaten lukt het slechts een enkele kandidaat lukt het om op basis van voorkeursstemmen verkozen te worden. Als individuele politicus moet je namelijk 25% van de kiesdeler halen, dat waren bij deze verkiezingen 17.372 stemmen. Om een voorkeursstem effectief te laten zijn, is daarom enige coördinatie genoodzaakt. Het initiatief Stem op een Vrouw probeert dit bijvoorbeeld te doen om op die manier meer vrouwen in de Tweede Kamer te krijgen. Zij moedigen hun aanhangers aan om te stemmen op een vrouw die volgens de peilingen net niet verkozen zal worden op basis van hun positie op de lijst. Zo hopen zij dat een vrouwelijke kandidaat met voorkeursstemmen toch wordt gekozen. Desondanks zijn er dit jaar slechts 3 vrouwen verkozen die op basis van hun lijstpositie anders niet waren verkozen, waarvan 1 ten koste van een andere vrouw. Wat zou het Burgerforum kiesstelsel betekenen voor het aantal vrouwen in de Tweede Kamer?

Doorrekening verkiezingsuitslag 2021

Voordat we de uitslagen van de verkiezingen van 2021 kunnen doorrekenen, eerst een korte uitleg over de werking van het burgerforum kiesstelsel. Kiezers hebben in het nieuwe systeem twee opties: ofwel een lijststem of een persoonsstem op een specifiek persoon. De stemmen worden vervolgens zo geteld:

  1. Eerst wordt het totaal aantal zetels bepaald aan de hand van alle stemmen: lijststemmen én kandidaatstemmen.
  2. Vervolgens worden de lijststemmen geteld, dit aantal stemmen wordt gedeeld door de kiesdeler en dan houd je een aantal zetels over. Deze zetels worden verdeeld aan de hand van de lijstvolgorde.
  3. Ten slotte blijven er hoogstwaarschijnlijk een hoop zetels over die worden verdeeld onder de ontvangers van de persoonsstemmen. Hier is het simpel: degenen met de meeste persoonsstemmen krijgen de zetels.

Al eerder verscheen er op deze blog een doorrekening van de uitslagen van 2017 met het nieuwe voorgestelde kiesstelsel. Daarin werden vier verschillende scenario’s doorgerekend. Ditmaal doen we iets andere andere aannames en komen we uit op slechts twee scenario’s. In een door Marijn Nagtzaam en Patrick van Erkel uitgevoerd experiment, brachten 20% van de Nederlandse respondenten een lijststem uit als zij die optie kregen. Dit percentage wordt mogelijk iets hoger worden na de invoering van een lijsstem: kiezers hebben waarschijnlijk enige tijd nodig om te wennen aan de mogelijkheid van een lijststem. In België, waar de kiezer al langere tijd gewend is aan de lijststem, zijn ongeveer 40% van de stemmen een lijststem. Hoewel vaak wordt aangenomen dat een stem een lijsttrekker indirect een stem is op de partij en dat de invoering van de lijststem dus ten koste zal gaan van de stemmen op de lijsttrekker, blijkt uit het onderzoek van Nagtzaam en Van Erkel dat de lijststem ten koste zal gaan van alle ontvangers van voorkeursstemmen en niet louter die van de lijsttrekker. Daarom rekenen we de volgende twee scenario’s door:

  1. 20% maakt gebruik lijststem; verhouding tussen stem op lijsttrekken en andere kandidaten blijft onveranderd.
  2. 40% maakt gebruik lijststem; verhouding tussen stem op lijsttrekken en andere kandidaten blijft onveranderd.

Meer vrouwelijke Kamerleden dankzij het burgerforum kiesstelsel

In het eerste scenario, waarbij 20% van de kiezers gebruik maakt van een lijststem, worden maar liefst 118 zetels verdeeld aan de hand van de persoonsstemmen. In het iets conservateivere tweede scenario zijn dat er 90. Als je dat vergelijkt met de 43 Kamerleden die in het huidige stelsel de voorkeursdrempel overschrijden (waarvan er 3 op basis van de lijstpositie niet zouden zijn verkozen), neemt de macht van de kiezer dus zichtbaar toe.

Bij deze verkiezingen zijn in totaal 59 vrouwelijke Tweede Kamerleden verkozen. Dit is nog altijd geen evenredige afspiegeling van de bevolking. Bij de meeste partijen (met uitzondering van GroenLinks, ChristenUnie, PvdD en PvdA) is de man-vrouw verhouding nog steeds in het voordeel van mannen. Bij een eventuele invoering van het burgerforum kiesstelsel, zal dat plaatje er anders uitzien (zie figuur 1). In het eerste scenario zouden maar liefst 90(!) vrouwen plaatsnemen in de Tweede Kamer. En ook in het tweede scenario zal de meerderheid van Kamerleden uit vrouw bestaan: 85. Als het aan de kiezer ligt, zouden er dus meer vrouwen in het parlement komen. En dit nieuwe kiesstelsel staat het toe om deze voorkeur daadwerkelijk door te vertalen naar de samenstelling van de Tweede Kamer.

Bij alle partijen, behalve bij de SGP, zullen er meer vrouwen worden verkozen (zie figuur 2). Bij bijna alle partijen (met uitzondering van DENK, FvD, PVV en natuurlijk de SGP) is de man-vrouw verhouding in het eerste scenario gelijk. Ook bij bijvoorbeeld de VVD, waarbij slechts 27 van de 80 kandidaten vrouw is, kiest de kiezer voor gelijke vertegenwoordiging. Bij andere partijen die al een gebalanceerde lijst hadden, zoals PvdD en GroenLinks, blijven er zelfs nog maar weinig mannelijke Kamerleden over.

Figuur 1. Aantal vrouwelijke Tweede Kamerleden per scenario.

Figuur 2. Man-vrouwverhouding per partij per scenario (status quo, scenario 1 lijststem 20%, scenario 2 lijststem 40%). De partijen staan geordend naar de grootte van het verschil tussen de man-vrouwverhouding tussen het huidige stelsel en het eerste scenario.

Deze doorrekeningen laten zien dat in het nieuwe kiesstelsel de macht van de kiezer sterk wordt vergroot. Dit gaat waarschijnlijk ten koste van de invloed van politieke partijen die  zullen zien dat kiezers hun gewenste volgorde van de lijst overhoop halen. Politieke partijen zullen dus tijdens het opstellen van de lijst alle kandidaten goed moeten toetsen, want in dit stelsel zijn alle plekken verkiesbare plekken geworden. Dit is goed nieuws voor de vertegenwoordiging van vrouwen in de Tweede Kamer. De doorrekening laat goed zien waar het probleem van de ondervertegenwoordiging zich bevindt: bij de partij. Nog steeds hebben niet alle partijen evenveel mannen als vrouwen op de lijst, of ze plaatsen vrouwen op de lagere onverkiesbare plekken van de lijst. Kiezers daarentegen staan doorgaans niet negatief, maar zelfs eerder positief tegenover vrouwelijke kandidaten. Mocht de hervorming van het kiesstelsel dus onverhoopt bij de volgende verkiezingen niet klaar zijn, zouden partijen er dus goed aan doen om naar hun kiezers te luisteren en meer vrouwen op verkiesbare plekken te plaatsen. 

Filed Under: Kiezers en publieke opinie Tagged With: burgerforum, kiesstelsel, stemopeenvrouw, verkiezingen, voorkeursstemmen

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Peilingennieuws geeft weinig informatie over onderzoeksaanpak. Hoe kan dat beter?

Brexit en de verdeeldheid van het Britse Old Boys netwerk

Aflevering 60 – De impact en oorsprong van economisch nieuws, met Alyt Damstra

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in