Een van de speerpunten van het nieuwe kabinet is meer aandacht voor de Nederlandse cultuur, identiteit en geschiedenis. Meer specifiek staat in het regeerakkoord: “We vinden het belangrijk de kennis over onze gedeelde geschiedenis, waarden en vrijheden te vergroten. Deze maken ons tot wat we samen zijn. … Het is van groot belang dat we die historie en waarden actief uitdragen (p. 19)”.
De vier regeringspartijen hebben ook nagedacht over hoe ze dit willen bereiken. Zo lezen we in het regeerakkoord dat alle kinderen op school het Wilhelmus moeten leren, inclusief de context ervan. Ook willen ze dat alle kinderen tijdens hun schooltijd het Rijksmuseum en het parlement bezoeken. Verder wordt de nationale canon uitgereikt aan jongeren die de leeftijd van 18 jaar bereiken en aan personen die het Nederlanderschap verwerven.
In het regeerakkoord wordt echter met geen woord gerept over de “beladen” kanten van de nationale geschiedenis. Het AD suggereerde eerder op basis van uitgelekte stukken dat D66 heeft gepleit voor lessen over kolonialisme en slavernij, maar daar is in het regeerakkoord niets over terug te vinden. Uiteraard is de totstandkoming van een regeerakkoord een kwestie van geven en nemen. Zeker wanneer het min of meer een “gedwongen huwelijk” betreft tussen verschillende partijen zoals de VVD, het CDA, D66 en de CU. Toch is het erg spijtig dat juist dit punt het niet gehaald heeft in de onderhandelingen. Dit omdat, zoals ik hieronder zal laten zien, 1) Nederlanders weinig kennis hebben van dit deel van onze “gedeelde geschiedenis” en 2) een focus op het beladen verleden kan zorgen voor meer cohesie in de samenleving.
Kennis beladen verleden beperkt
Wat weten de “gewone, normale Nederlanders” eigenlijk van dit beladen verleden? Om hier achter te komen legden wij, van de Universiteit Utrecht, Nederlanders enkele basisvragen voor over de beladen kanten van de nationale geschiedenis.
De resultaten laten duidelijk zien dat de kennis over de beladen periodes in de nationale geschiedenis beperkt is. Slechts 20% weet (ongeveer) hoeveel procent van de bevolking actief samenwerkte met de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Verder weet slechts 15% exact wanneer de Onafhankelijkheidsoorlog met Indonesië plaatsvond en ongeveer 30% weet exact wanneer de val van Srebrenica plaatsvond. Zeker als je dit vergelijkt met het aantal Nederlanders dat exact weet wanneer de Tweede Wereldoorlog plaatsvond is dit erg weinig. Zo weet bijna 90 procent van de Nederlanders wanneer de Tweede Wereldoorlog begon en meer dan 95 procent van de Nederlanders weet in welk jaar de Tweede Wereldoorlog afgelopen was. Tot slot weet slechts 15 procent van de Nederlanders ongeveer hoeveel slaven Nederland verhandeld heeft. Meer dan 70 procent van de Nederlandse bevolking gaf hier een (totaal) verkeerd antwoord. Uiteraard zijn dit specifieke vragen en per onderwerp ook nog andersoortig van aard verschillende. Toch geven ze samen wel een globaal beeld van het huidige kennisniveau van de Nederlanders over deze onderwerpen. De resultaten suggereren dat er zeker winst te behalen valt wat betreft de basiskennis, laat staan meer substantiële kennis, over deze periodes uit de nationale geschiedenis.
Wat als we aandacht zouden besteden aan het beladen verleden?
Door middel van een experiment hebben wij vervolgens onderzocht wat er zou gebeuren indien er aandacht zou komen voor de beladen geschiedenis. We hebben Nederlanders random (op basis van loting) ingedeeld in een bepaalde groep. Sommige groepen kregen een verhaal te lezen over het beladen verleden (de slavernij, collaboratie tijdens WO2, de “politionele acties” in Nederlands-Indië of de val van Srebrenica). Andere Nederlanders kregen geen verhaal te lezen. Vervolgens hebben alle groepen exact dezelfde vragen beantwoord over hoe positief zij zijn over bevolkingsgroepen in Nederland. Meer specifiek hebben zij aangegeven hoe positief zij zijn over Antillianen, Bosniërs, Indonesiërs, Marokkanen, Surinamers, Syriërs en Turken in Nederland.
In de bovenstaande figuur is per experimentele groep de gemiddelde houding ten aanzien van al deze bevolkingsgroepen weergegeven. De figuur laat duidelijk zien dat mensen in de controlegroep (dus mensen die geen verhaal hebben gelezen) negatiever zijn ten opzichte van bevolkingsgroepen in de Nederlandse samenleving dan mensen die een verhaal hebben gelezen over de beladen kant van de nationale geschiedenis. Dit verschil is ook statistisch significant. Kortom, informeren over Nederlandse wandaden uit het verleden kan zorgen voor positievere houdingen ten aanzien van andere groepen Nederlanders. Zeker in tijden waar discriminatie en uitsluiting grote maatschappelijke problemen zijn, lijkt het mij dan ook zonde dat deze kans niet gegrepen wordt.
Aandacht voor de beladen kanten van de nationale geschiedenis kan dus zorgen voor positievere houdingen ten opzichte van andere groepen Nederlanders (intergroep-cohesie), maar wellicht zorgt het ook voor een negatief zelfbeeld (intragroep-cohesie)? Denken Nederlanders slechter over Nederland indien stilgestaan wordt bij bijvoorbeeld het slavernijverleden? Hier vonden we geen bewijs voor: mensen in de controlegroep voelden zich niet minder sterk verbonden met Nederland dan mensen die geïnformeerd waren over de beladen kanten van de geschiedenis.
Een gemiste kans
In lijn met de tijdsgeest wil dit kabinet meer aandacht voor de Nederlandse identiteit en cultuur. Er moet meer kennis komen van gedeelde normen en waarden en dit moet onder andere komen door een groter historisch besef. Helaas lijkt de nieuwe regering (nog?) niet klaar om echt met een open blik naar het Nederlandse verleden te kijken. Zwarte bladzijden uit de nationale geschiedenis zoals slavernij, kolonisatie en collaboratie blijven waar ze nu veilig en onverstoord liggen: onder het tapijt. Een gemiste kans als je het mij vraagt.
Ten eerste is het huidige kennisniveau over deze periodes laag, dus Nederlands hebben nog veel te leren over dit verleden. Ten tweede kan het gunstig zijn voor de samenleving om wel aandacht te besteden aan dit verleden. Focussen op dit verleden lijkt ervoor te zorgen dat Nederlanders positiever zijn over andere Nederlanders en zich tegelijkertijd niet minder verbonden voelen met Nederland.
Kortom, waarom zijn wij nog steeds niet bereid eerlijk te kijken naar ons nationale verleden? Waarom vinden we het belangrijk om achteruit te kijken, maar doen we dit in een deels afgeplakte spiegel? Waarom een deel van geschiedenis ontkennen of in ieder geval wegstoppen als de samenleving baat kan hebben bij een eerlijke en complete blik naar het verleden? Kunnen we niet juist uit dit verleden belangrijke lessen trekken over het belang van vrijheid en democratie? Ik hoop dat de politici in Den Haag, kijkend naar de Nederlandse vlag die vanaf nu gaat wapperen in het parlement, eens oprecht gaan nadenken over deze vragen.
Afbeelding: “Grote Nederlandse vlag” door E. Dronkert (via Flickr).
Armen Hakhverdian zegt
Erg interessant. Heb je ook toevallig zicht op welke groepen gevoeliger zijn voor de informatie? Gemiddeld genomen krijgen mensen blijkbaar meer positieve gevoelens jegens minderheden, maar mij lijkt dat niet iedereen de verschafte informatie als waar zal aannemen en houdingen erop zal aanpassen.
Matthias zegt
Chapeau!
ben zegt
Een aantal vragen:
Hoe groot waren de groepen? Hoe werden ze random geselecteerd? Is een 0.5 punt verschil statistisch significant? Is er eerder, vergelijkbaar onderzoek gedaan, met vergelijkbaar resultaat?
Is er een break-down van *welke* groepen precies in waardering stijgen? Of is de stijging gelijk over alle groepen? Als mensen het aantal verhandelde slaven misschatten, is dat dan te hoog of te laag? Idem dito of collaborerende Nederlanders.
En het belangrijkste: Waar kunnen we het onderzoek nalezen?
Sabrina de Regt zegt
In de controlegroep zaten 481 mensen. In de “beladen” groep zaten in totaal 463 mensen. Ze zijn door de computer random in een conditie geplaatst. Het verschil is inderdaad statistisch significant (p <.001). Er zijn hier zeker meerdere onderzoeken over gedaan, zie bijvoorbeeld discussie hieronder.
Het interessante is dat je dus inderdaad voor alle groepen hogere scores ziet in de “zwarte” conditie dan in de “witte conditie”. Van de mensen die echt een fout antwoord geven over de slaven, geeft ongeveer 85 procent een onderschatting en 15 procent een overschatting. Bij collaboratie is er een onderschatting bij ongeveer een kwart van de mensen die (bijna) een fout antwoord gaven en een overschatting bij driekwart van de mensen.
Dit zijn de eerste resultaten van een onderzoek waar we nu mee bezig zijn. De resultaten zijn dus nog niet gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift (de data zal binnenkort wel online komen).
Paul Treanor zegt
Er wordt aan een klein onderzoek een ruime conclusie opgehangen:
Het is bij voorbaat onwaarschijnlijk, dat je diepgewortelde vijandigheden met een korte geschiedenisles uitschakelt. Wat gebeurt als je dezelfde mensen vervolgens xenofobische stukken laat lezen? Als hun houding zo makkelijk valt te beïnvloeden, schakelen ze dan niet terug, naar hun eerdere negatieve standpunten over minderheden?
Ik sta dus erg sceptisch tegenover dit onderzoek. De vragen aan het einde lijken daarentegen juist belangrijk, maar die werden niet verder uitgezocht. Gezien haar onderzoeksterrein, moet Sabrina de Regt de antwoorden al een beetje kennen. Daarover is al veel geschreven, en met name over deze vraag:
Dat werd al eind 19e eeuw door Ernest Renan beantwoord:
De nationale geschiedenis moet voldoen aan bepaalde eisen, want het heeft een functie, binnen de nationale staat en samenleving. Het moet op zijn minst selectief zijn, soms geheel fictief. Dat is de norm in de nationale staten, en dat schakel je niet zomaar uit, met een extra les over de slavernij.
Sabrina de Regt zegt
Uiteraard zijn in dit kleine stukje slechts enkele basisresultaten verwerkt. Ik ben het met je eens dat je daarom voorzichtig moet zijn met het trekken van conclusies. Ik heb dit ook getracht te doen door bijvoorbeeld te zeggen “..kan zorgen” ipv zorgt. Aangezien we echter geen negatieve effecten vonden van het aandacht besteden aan de beladen kanten van de geschiedenis denk ik wel dat we daar meer open voor kunnen/moeten staan dan nu het geval is.
Er is in het verleden inderdaad veel (interessants) geschreven over de functie van het (herdenken van het) nationale verleden. De samenlevingen waarin deze theorieën ontstonden zijn, mijn inziens, echter heel anders dan de huidige samenlevingen. Zo zijn samenlevingen nu over het algemeen veel heterogener. Ook dingen als (massa-, social) media kunnen grote invloed hebben. Kijk bijvoorbeeld naar het felle debat rondom de “zwarte pieten discussie” (slavernij). Kortom, ik ben het zeker met je eens dat deze vragen besproken zijn in het verleden, maar wat mij betreft zijn ze zeker niet beantwoord.
André de Raaij zegt
De vier gekozen “zwarte bladzijden” vormen de “bekende onbekende”. Onbekende onbekende: de gewelddadige totstandkoming van de Republiek (waarbij men het woord genocide zou kunnen gebruiken, net overigens als bij het maken van Engeland, Frankrijk, Spanje), de arithmétique néerlandaise die in korte tijd voor de splitsing van het koninkrijk van 1815 zorgde, het uitroeien van de “heidens” (“zigeuners”), de koloniale geschiedenis wereldwijd – inderdaad, vergeten is een nationale plicht.
Sabrina de Regt zegt
We hebben inderdaad gekozen voor de “bekende onbekende”. Wellicht komen de “onbekende onbekende” aan de beurt bij vervolgonderzoek . En, ipv vergeten is een nationale plicht zou je ook kunnen stellen: herinneren is een nationale plicht…
Paul Treanor zegt
Sabrina de Regt noemt enkele vragen over de nationale geschiedenis, en beweert dat ze niet beantwoord zijn. Hier de antwoorden:
1. Waarom zijn wij nog steeds niet bereid eerlijk te kijken naar ons nationale verleden?
Omdat het een fictie is, een mythe, waarop eerlijkheid niet van toepassing is. We kijken ook niet ‘eerlijk’ naar het verhaal van Star Wars of Frozen.
Waarom vinden we het belangrijk om achteruit te kijken, maar doen we dit in een deels afgeplakte spiegel?
Omdat de nationale identiteit wel aan het verleden ontleend is, maar uitsluitend aan die delen van het verleden, die de nationale identiteit versterken (functionalisme).
Waarom een deel van geschiedenis ontkennen of in ieder geval wegstoppen als de samenleving baat kan hebben bij een eerlijke en complete blik naar het verleden?
Omdat de nationale samenleving juist geen baat heeft, bij het toevoegen van niet-functionele of contra-functionele elementen aan de nationale geschiedenis. Dat ondermijnt de beoogde werking.
Kunnen we niet juist uit dit verleden belangrijke lessen trekken over het belang van vrijheid en democratie?
Nee, want de nationale geschiedenis is een fictie, en leent zich niet voor het toetsen van het belang van vrijheid en democratie. We beoordelen de vrijheid en democratie ook niet door Star Wars en Frozen te bekijken.