Belgische politici zijn niet goed in het inschatten van de beleidsvoorkeuren van kiezers: ze maken grote fouten en schatten de publieke opinie vaak te rechts in. Nochtans hechten politici veel belang aan de voorkeuren van burgers en leveren ze voortdurend inspanningen om die voorkeuren te leren kennen. Dat blijkt uit ons onderzoek, waarover vorige week een boek verscheen: Politicians’ Reading of Public Opinion and its Biases.
In een goed werkende democratie zijn politici op de hoogte van de beleidsvoorkeuren van burgers—en nemen ze die mee in hun beslissingen. Beleid mag uiteraard soms ingaan tegen de directe preferenties van kiezers (bijvoorbeeld in het algemeen belang), maar idealiter zijn politici er zich wel van bewust dat ze ingaan tegen de publieke opinie, zodat ze hun communicatie daarop kunnen afstemmen.
Bij heel wat mensen leeft echter het gevoel dat politici geregeld niet weten wat zij willen (en er zelfs niet om malen). Vorig jaar nog verbaasde Arjen Lubach zich erover in Zondag met Lubach (vanaf minuut 9:40) dat Nederlandse politieke partijen tégen allerlei voorstellen zijn om vleesconsumptie te verminderen, terwijl een meerderheid van hun kiezers voorstander is. Dit soort situaties zet het cruciale vertrouwen van kiezers in politici onder druk.
Is dit fenomeen structureel? Interesseren politici zich echt niet voor de beleidsvoorkeuren van kiezers? En schatten ze die voorkeuren fout in? Die vragen wilden wij beantwoorden aan de hand van een survey en interview met Belgische parlementsleden, ministers en partijleiders, afgenomen in 2018We stelden politici allerlei open vragen over de manier waarop ze zich informeren over publieke opinie. In de gesloten survey legden we politici acht concrete beleidsvoorstellen voor, zoals bijvoorbeeld “De meest vervuilende wagens moeten verbannen worden uit de binnenstad”, en vroegen we hen in te schatten hoeveel procent van de burgers het eens was met die voorstellen. Daarnaast deden we een representatieve burgerbevraging om de echte steun in de bevolking te meten.
De bevindingen van het onderzoek zijn ietwat paradoxaal. Politici, althans in België, blijken wél veel om de publieke opinie te geven. Ze doen hun uiterste best om de wensen van kiezers te leren kennen. Maar desondanks slagen ze er vaak niet in om zich een juist beeld te vormen van die wensen.
Vertekende percepties van de publieke opinie
Dat politici de publieke opinie niet altijd juist inschatten, zien we in de grafiek hieronder. In België vindt 91% van de bevolking dat “de pensioenleeftijd niet verder mag stijgen dan 67 jaar”. Laat politici raden naar dat cijfer en gemiddeld schatten ze dat slechts 75% van de burgers akkoord gaat. Die foutenmarge is niet uitzonderlijk: gemiddeld is er een verschil van 13 procentpunten tussen de échte publieke opinie en de gemiddelde inschatting van politici daarvan.
Voor sommige stellingen is er onder de kiezers zelfs een duidelijke meerderheid voorstander—zo vindt 61% dat de opkomstplicht bij verkiezingen behouden moet blijven—terwijl politici uitgaan van een minderheid (42%). Dat lijkt niet zonder gevolg: onlangs werd in België de opkomstplicht afgeschaft voor de lokale verkiezingen terwijl er in elk electoraat steun is van het behoud ervan.
Een terechte vraag is of het wel relevant is om politici te vragen de algemene publieke opinie in te schatten. Veel politici vertegenwoordigen in eerste instantie hun eigen partij-electoraat. We vroegen politici daarom om ook het percentage steun in hun eigen electoraat in te schatten. De resultaten bieden helaas weinig redenen tot optimisme. De inschattingsfout is bijna exact even groot.
Opmerkelijk: de fout in de percepties van politici is niet willekeurig. Door de band genomen schatten politici de opinies van mensen rechtser in dan ze eigenlijk zijn. Die vertekening zien we zowel voor socio-economische als socio-culturele beleidsdomeinen. Politici onderschatten de publieke steun voor een hogere belasting op bedrijfswagens, maar ze overschatten (lichtjes) de steun voor een inperking van het stakingsrecht. Ze realiseren zich niet dat een duidelijke meerderheid van de mensen vindt dat je geen migranten mag uitwijzen naar landen waar mensenrechten geschonden worden. Enzovoort.
Deze resultaten vonden we niet enkel in België, maar ook in de andere landen die deelnamen aan het bredere, comparatieve onderzoek en waar we andere beleidsvoorstellen onderzochten (Canada, Duitsland, Zwitserland). De onjuistheid in de inschatting van politici blijkt overal ongeveer even groot (zie comparatieve paper) en binnenkort verschijnt een paper die laat zien dat ook de rechtse vertekening—die eerder al werd gevonden in de Verenigde Staten—robuust is. In de Nederlandse context zouden wellicht gelijkaardige resultaten bekomen worden.
Individuele fouten
Onder de gemiddelde inschattingsfout gaan grotere individuele fouten schuil. Immers, als de ene politicus de steun voor een voorstel onderschat en de andere politicus ze overschat, neutraliseren die fouten elkaar wanneer we naar de gemiddelde inschatting kijken. Individuele politici zitten er met hun inschattingen gemiddeld 18 procentpunten naast. En gemiddeld schatten politici bij 2 van de 8 beleidsvoorstellen zelfs fout in waar de meerderheid van de kiezers zich bevindt. Daarmee doen ze het nauwelijks beter dan gewone burgers (!), aan wie we ook vroegen om dezelfde inschattingen te maken. Politici lijken helaas geen experten van publieke opinie.
Sommige politici doen het wel beter dan anderen en die variatie is interessant om te onderzoeken. Stel je voor dat zou blijken dat politici in topfuncties veel beter zijn in het inschatten van publieke opinie, dan zou dat onze bezorgdheid wat kunnen verlichten, want zij wegen allicht meer op de besluitvorming. Hetzelfde geldt voor issue-specialisten. Helaas laten de resultaten anders zien: mensen in topfuncties of specialisten scoren niet significant beter dan hun collega’s.
Verklaringen en oplossingen?
Waarom zijn de percepties van politici zo vertekend? Volgens het onderzoek ligt het alleszins niet aan een gebrek aan interesse of moeite. Een grote groep politici geeft érg veel om de publieke opinie. Velen van hen zijn voortdurend bezig met het verzamelen van signalen: ze schuimen dorpsfeesten af om met mensen te praten, ze volgen intensief de media, consulteren belangengroepen, houden sociale media in de gaten,… Veel politici vertelden openhartig dat ze zelden of nooit iets durven ondernemen waarvan ze denken dat het tegen hun kiezers ingaat.
Waar gaat het dan mis? In het boek halen we drie verklaringen aan. Ten eerste: het succes van rechtse partijen bij verkiezingen. We weten dat kiezers over allerlei thema’s vaak gematigdere standpunten hebben dan de partij waarvoor ze stemmen (dat is de zogenaamde directional voting) en ook dat lang niet alle mensen stemmen voor de partij waar ze het meeste beleidspreferenties mee delen (vaak wordt van incorrect voting gesproken)—iets wat politici misschien vergeten (of niet weten). Ten tweede: sociale media. Eén politicus verwoordde het mooi: “je weet wel dat rechtse groepen veel dominanter zijn op sociale media als Facebook, maar zelfs als je dat probeert in perspectief te plaatsen, vindt er een soort van mentale pollutie plaats wanneer je vaak op sociale media zit”. Ten derde: het onderzoek liet zien dat de percepties van journalisten van de traditionele media op heel gelijkaardige wijze vertekend zijn in de rechtse richting (hoewel journalisten zelf eerder links zijn). Het is niet onwaarschijnlijk dat hun weergave van de publieke opinie in de traditionele media daarom wat vertekend is. Politici en journalisten versterken elkaar allicht in de overtuiging dat de kiezer naar rechts overhelt.
Alleszins is de taak die politici moeten volbrengen—publieke opinie goed inschatten—niet eenvoudig. Politici beroepen zich sterk op ‘direct contact’ met burgers, maar daaruit een goed, algemeen beeld van de publieke opinie abstraheren is wellicht quasi onmogelijk. Misschien kan meer en diepgaander opinieonderzoek dat aan politici ter beschikking wordt gesteld soelaas bieden?
Ronald Heijman zegt
Het kernprobleem van de mensheid is het structureel hebben van verkeerde percepties. Dat geldt zeker ook voor politici.
Dat politici zich informeren over de publieke opinie is prima, maar het partijprogramma binnen een eventueel regeerakkoord moet leidend zijn.
Waar het aan schort in de politiek is doorzettingskracht op hoofdthemas van beleid en op majeure probleemgebieden.
Als dat wel zou gebeuren zou het vertrouwen in de politiek terugkeren.
Het grootste probleem van politici is het onbrekende vertrouwen wat al vele jaren bekend is bij politici. Dat is het ultieme bewijs van hun zwakte.