Als de verkiezingen morgen zouden plaatsvinden, dan zouden de PvdA, GroenLinks en de SP bij elkaar opgeteld ongeveer de helft van het aantal zetels krijgen dat de VVD en het CDA zouden krijgen. De Nederlandse politiek wordt gedomineerd door centrumrechts. Waarom heeft links geen antwoord?
Op het eerste gezicht lijkt de coronacrisis de linkse partijen niet ongunstig gezind. Gezondheidszorg, solidariteit, een sterke overheid: het zijn linkse thema’s die het huidige maatschappelijk debat domineren. En de crisis rekt de grenzen van het politiek acceptabele op. De overheid investeert miljarden om de economie te stutten. Niemand kijkt er van op.
Waarom profiteert links niet? Sommige verklaringen focussen op de rol van partijleiders, of op (het gebrek aan) samenwerking tussen partijen. Maar links heeft structurelere problemen.
What’s the matter with Kansas?
Die problemen zijn treffend beschreven door de Amerikaanse journalist Thomas Frank. Hij groeide op in Kansas en zag in 2000 hoe de van oudsher linkse staat vrij massaal voor George W. Bush koos bij de presidentsverkiezingen. Kansas was een van de armste gebieden van het land. Bush en de republikeinen waren tegen een actieve rol van de overheid in de economie, tegen herverdeling. Toch kleurde Kansas republikeins rood.
Dit verbaasde Frank. Waarom stemden inwoners van Kansas tegen hun economische belangen? Hij schreef er een boek over, exemplarisch getiteld ‘What’s the matter with Kansas?’. Zijn verklaring: inwoners van Kansas maakten helemaal geen economische afweging het stemhokje. Ze lieten ‘culturele thema’s’, zoals abortus, veel zwaarder meewegen.
Traditioneel worden verkiezingen gezien als een voortzetting van de klassenstrijd – maar dan met democratische middelen. Stembiljetten als papieren stenen. Op basis daarvan zou je een negatieve relatie tussen inkomen en voorkeur voor linkse partijen verwachten. Die samenhang blijkt echter vaak niet zo sterk als gedacht. Een belangrijke verklaring daarvoor heeft – inderdaad – te maken met kiezersvoorkeuren voor andere thema’s.
Frank’s observatie was juist. De politicologen Margit Tavits en Joshua Potter schrijven:
concerns over noneconomic issues or values – especially those related to religiosity, ethnicity, and nationalism – can distract these voters and draw their attention away from their economic interests.
Links-conservatief
Deze analyse geldt niet alleen de kiezers in Kansas. Sociaaldemocratische partijen in Europa binden van oudsher een electoraat aan zich dat door hun onzekere sociaal-economische positie een politiek van economische herverdeling prefereert. Tegelijkertijd is deze groep kiezers gevoelig voor traditionele en conservatieve stellingname op sociaal-culturele thema’s – een tendens die door sociologen al eens beschreven is als ‘working class authoritarianism’.
Wanneer we kijken naar het Nederlandse electoraat blijkt dat steun voor economische herverdeling groot is onder laagopgeleide kiezers. En het is juist onder die groep dat cultureel conservatieve standpunten, zoals een restrictief migratiebeleid, sterk resoneren. Zie de figuren hieronder.
What’s the matter with links?
In dit stuk laat politicoloog Simon Otjes zien dat de groep ‘links-conservatieve’ kiezers in Nederland vrij groot is. Het interessante is dat deze kiezers zowel naar links als naar rechts (kunnen) kijken bij het bepalen van hun partijkeuze.
Onderzoek naar verkiezingen in Europa laat zien dat dit deel van electoraat neigt naar rechtse partijen wanneer ze bezorgd zijn over culturele thema’s. Gaat het over de economie, dan worden linkse partijen voor deze groep een aantrekkelijker optie.
De thema’s die centraal staan in een verkiezingscampagne bepalen dus voor een groot deel naar welke kant de stemmen van deze kiezersgroep vallen. De PvdA, GroenLinks en de SP maken een kans als het gaat om de economie omdat hun standpunten op het gebied van herverdeling aansluiten bij de economische beleidspreferenties van deze groep kiezers. Maar zijn deze kiezers bezorgd over immigratie, dan stappen ze net zo makkelijk over naar een (centrum)rechtse partij.
Strategische keuzes
Dit suggereert dat er twee strategieën zijn voor linkse partijen om deze groep kiezers te bereiken, en vast te houden.
Ten eerste de ‘links-conservatieve koers’: het omarmen van conservatiever profiel op culturele thema’s. De Deense sociaaldemocratische partij won in 2019 de verkiezingen met een campagne waarbij traditionele centrumlinkse economische standpunten werden gecombineerd met een focus op een restrictief immigratiebeleid.
Het nadeel van deze strategie kan zijn dat het meestal een inhoudelijke koerswijziging vergt, en het is maar de vraag of kiezers een dergelijk flip-flop geloofwaardig vinden. Bovendien is het veranderen van standpunten intern vaak een lastige aangelegenheid. Veel partijleden zullen het niet accepteren.
Daarnaast laat empirisch onderzoek zien dat, in weerwil van het Deense voorbeeld, sociaaldemocratische partijen niet perse electoraal profiteren van het innemen van conservatieve posities op de sociaal-culturele dimensie. Een belangrijke reden is dat zo’n koerswijziging hoogopgeleide kiezers afschrikt.
Een alternatieve strategie zou kunnen zijn: vooral campagne voeren op economie. Het idee achter deze ‘economische koers’ is het bereiken van het links-conservatieve deel van het electoraat door, bijvoorbeeld, de pro-Europa en pro-immigratie standpunten niet al te luid te laten doorklinken in de campagne; en ondertussen vooral over economische herverdelingspolitiek te praten.
Het voordeel van deze strategie is dat het geen positionele wijziging impliceert. En daarmee is de kans kleiner dat de partij een deel van de huidige achterban van zich vervreemdt (door conservatieve stellingname op culturele thema’s).
Maar ook aan de ‘economische koers’ kleven nadelen voor linkse partijen. Campagne voeren op louter economische standpunten is lastig. De messaging van politieke partijen wordt gevormd door het complexe samenspel van (1) het agenderen van thema’s en (2) het innemen van posities op thema’s.
Bij het agenderen van thema’s (salience, in politicologische termen) pogen partijen de campagne dusdanig te beïnvloeden dat de thema’s waarop zij er relatief goed op staan bij kiezers (issue ownership, in politicologische termen) de boventoon voeren. Maar tegelijkertijd kunnen zij de issues van andere partijen natuurlijk niet volledig negeren (zie hier). Dat geldt zeker voor sociaal-culturele thema’s.
Het helpt in dat opzicht niet dat talkshows een voorliefde lijken te hebben voor discussies over identiteit en cultuur. Recentelijk klaagde econoom Ewald Engelen nog dat ‘we ons de blaren op de tong ouwehoeren over zwarte piet en genderneutraliteit’. Impliciet in zijn argumentatie lag besloten dat we daarmee de ‘echte’ thema’s wel eens lijken te vergeten. En zo zijn we terug bij Frank’s analyse van Kansas: identiteit gaat boven economie (of: ‘values matter most’). Wil links weer gaan groeien, dan zullen ze moeten pogen dat discours te veranderen.
Afbeelding: Element5 Digital via Unsplash.
Robbert zegt
Mooi artikel, een wellicht interessante vraag zou zijn waarom, ondanks de enorme potentie, er helemaal geen partijen bestaan met een uitdrukkelijke ideologische links conservatieve signatuur?
De huidige partijen die hier het vaakst mee worden geassocieerd, de PVV en SP zijn toch nog relatief duidelijk aan te merken als respectievelijk partijen van respectievelijk economisch rechts en cultureel links. Beide partijen staan tevens te boek staan als anti-establishment, actief op de flanken en met kleine kans op een plaats in het kabinet, met de kanttekening dat dit voor de PVV wel meer opgaat dan voor de SP. gezien het artikel zou je juist verwachten dat een links conservatieve partij juist actief moet zijn in het brede politieke midden.
Als ik klein uitstapje naar Amerika mag maken, want ook daar is een aanzienlijk deel van het electoraat economisch links/cultureel rechts. En ook daar is geen significante politieke beweging van een soortgelijke ideologische signatuur. Opvallend is dat er juist wel wat economisch rechts/cultureel links bewegingen actief zijn, wanneer men in Amerika praat over ‘moderates’ heeft men het ook bijna altijd over de laatstgenoemde ideologische groep en niet over de eerste.
Als ik zo snel een verklaring moet vinden voor het ontbreken van een brede links conservatieve beweging, dan zou ik vermoeden dat het voor de meeste politici simpelweg onmogelijk is om een oprecht links economisch en rechts cultureel programma met elkaar te verenigen en consequent uit te dragen. Zoals ik schreef in mijn eerste zin zou een onderzoek hiernaar misschien nieuw licht op de casus kunnen werpen.
Ab de Vos zegt
Misschien speelt ook een rol dat er geen duidelijke klasse identiteit meer bestaat. De ‘arbeider’ bestaat niet meer. Voorheen ging deze gepaard met sterke maatschappelijke organisatie en een collectief besef van politieke strijd tegen het kapitaal. ZZP’ers daarentegen, toch degenen die onder werkenden de tegenovergestelde positie innemen ten opzichte van het kapitaal, zijn zwak georganiseerd en volgens mij sterk geïndividualiseerd. Dat wil zeggen dat zij min of meer vatbaar zijn voor de (neo)liberale ideologie van zelfmaakbaarheid.
Volgens mij blijkt uit de cijfers boven dat de jeugd rechtser is in sociaal economisch opzicht en linkser in cultureel opzicht, omdat ze tegen herverdeling en voor immigratie is. De jeugd lijkt meer te denken in termen van culturele diversiteit dan in termen van sociaal economische identiteit terwijl bij ouderen dit omgekeerd is. Aangezien de jeugd de toekomst heeft ziet het er voor traditioneel links dus slecht uit. Sowieso voor serieuze economische herverdeling te meer wanneer men bedenkt dat identiteitspolitiek en neoliberalisme goed samengaan.
Er lijkt een generatiekloof(je) te bestaan. Vergeleken met de jaren 60 en 70 wordt de solidariteit met de ‘ander’ beleefd in vormen van identiteitspolitiek terwijl in die jaren de ‘ander’ de arbeider was. Men zou dit ook als een gevolg van het verlies van duidelijk omlijnde sociaal economische klassen kunnen zien.
Ron De Jong zegt
Juist dit soort artikelen laten zien hoezeer de politicologie kan winnen door ook naar de geschiedenis te kijken. Het is niet nodig om naar Kansas af te reizen om de observatie te doen dat arme kiezers zich niet alleen door sociaaleconomische thema’s laten leiden. De wordingsgeschiedenis van de SDAP/PvdA en het onvermogen om gereformeerde en katholieke arbeiders voor zich te winnen, toont precies hetzelfde mechanisme.