Een laatste opgestoken middelvinger van de babyboomers naar jongeren. Dat werd al snel een populaire analyse van de Brexit-uitslag. Immers, volgens de peiling van Lord Ashcroft bleek van de jongeren (tot 24) 73% in de Unie te willen blijven; onder ouderen (groepen boven de 45 jaar) lag dit net boven de 40%. Ook in het Nederlandse debat klonk verontwaardiging over het feit dat jonge Britten het uiteindelijk veel langer moeten doen zonder de EU dan de babyboomers. Echter, al snel volgde een tegenoffensief in de generatieoorlog: jongeren zouden massaal zijn weggebleven bij het stemhokje. De opkomst onder jongeren zou slechts 36% zijn, tegen 80% onder sommige groepen oudere kiezers. Was gewoon gaan stemmen als het je zo aan het hart gaat, verzuchtten de babyboomers.
Maar hoe betrouwbaar waren die opkomstcijfers? En is er in Nederland een zelfde generatiekloof zichtbaar als het over een ‘Nexit’ gaat?
Wankele opkomstcijfers
Allereerst die vermeende 36% opkomst onder jongeren. Ionica Smeets sloeg er mee aan het rekenen: als je een willekeurige millenial en een willekeurige babyboomer van de straat zou pikken, zou bij de babyboomer de kans groter zijn dat zij/hij daadwerkelijk in het stemhokje heeft gestaan om “remain” aan te vinken. Dat klopt als de 36% waar is.
Maar waar kwam dat getal vandaan? Het lijkt te zijn verspreid door Sky Data en ging daarna een eigen leven leiden. Allereerst: het is niet makkelijk om de opkomst onder subgroepen vast te stellen. Er werd dit keer geen exitpoll gehouden. Je kunt – vooraf of achteraf – in een enquête de opkomst(intentie) vragen, maar dan zullen sociaal wenselijke antwoorden de opkomst opschroeven. Een andere optie is te kijken hoe de opkomst uitviel in gebieden waarin veel bepaalde kiezers (bijvoorbeeld jongeren) wonen. Dat is echter een indirecte methode die de plank behoorlijk mis kan slaan.
Op welke van deze methodes is de 36% van Sky Data gebaseerd? Geen enkele. Volgens de New Statesman heeft Sky Data de opkomst afgeleid van gerapporteerde stemintenties bij een enquête over algemene verkiezingen. Aangezien de opkomst bij referenda heel andere patronen vertoont dan bij algemene verkiezingen is dat een nogal wankele basis.
Begin deze week rapporteerden een aantal onderzoekers van de London School of Economics de uitkomst van een enquête onder 2113 Britten. Ze zeiden daarover het volgende in de Guardian:
Na correctie voor overrapportering [want mensen zeggen altijd vaker te gaan stemmen dan ze daadwerkelijk doen] vonden we dat de vermoedelijke opkomst onder 18-tot-24-jarigen 70% was (slechts 2.5% onder het nationale gemiddelde) en 67% voor 25- tot-29-jarigen.
Ik weet niet hoe zorgvuldig de LSE-steekproef was, maar het lijkt er op dat de dramatische verhalen over de opkomst op z’n minst overdreven zijn.
Europawijde generatiekloof?
De LSE-studie bevestigde daarnaast nog eens dat de steun voor “Remain” veel groter was onder jongeren. Zien we deze generatiekloof ook terug in Nederland? Dat is relevant voor de discussie over een (overigens vooralsnog onwaarschijnlijk) ‘Nexit’-referendum. Immers, de in het VK genoemde argumenten lijken hier net zo goed op te gaan: jongeren hechten mogelijk meer waarde aan vrij reizen en Europese studiemogelijkheden, en ze zijn nooit opgegroeid in een “goeie ouwe tijd” zonder Brusselse bemoeienis.
Nu kon ik van recente peilingen over Nexit van o.a. Maurice de Hond geen uitsplitsing naar leeftijd vinden. Wel rapporteerde het SCP in mei 2015 dat 52% van de 18-tot-34-jarigen het EU-lidmaatschap “een goede zaak” vindt; onder respondenten ouder dan 34 jaar vindt maar 39% dit. Hieruit spreekt onder geen van de generaties echt enthousiasme, maar desalniettemin iets meer onder jongeren.
De stelling dat Nederland “beter af is buiten de EU” wordt door weinig respondenten onderschreven, maar toch iets vaker door ouderen (25%) dan door jongeren (19%). Onder de 55-plussers vinden twee op de drie dat er te veel macht ligt bij Europa; van de respondenten onder 34 is slechts 38% het daar mee eens.
Kortom, er lijkt inderdaad ook een generatiekloof te bestaan in Nederland. De vraag is of deze in aard en omvang te vergelijken is met die in het VK. Voor internationaal vergelijkbare cijfers kijk ik naar de Eurobarometer. Deze vroeg Europeanen medio 2015 voor het laatst of hun land “beter af zou zijn buiten de EU”. Hieronder toon ik de resultaten voor verschillende leeftijdsgroepen (ongewogen cijfers).
Het eerste dat opvalt is dat de Britse generatiekloof wederom naar voren komt. Onder de jongste respondenten (tot 24 jaar) vindt een duidelijke meerderheid (deels of helemaal) dat het VK beter af is in de EU. Onder oudere respondenten ligt dit ongeveer half-half; bovendien neemt met de leeftijd het percentage toe dat helemaal overtuigd is dat het buiten de EU beter is toe. De generatiekloof is duidelijk aanwezig.
Wat betreft Nederland vallen twee dingen op. Ten eerste is over de hele linie het enthousiasme voor een Nederland buiten de EU stukken kleiner dan het geval is in het VK. Slechts 10%-15% van de respondenten is het (gedeeltelijk of totaal) eens met de stelling. Dat dit lager ligt dan in het SCP-rapport onderstreept dat de Eurobarometer een ondervertegenwoordiging van echte eurosceptici kent; toch is dit waarschijnlijk in gelijke mate het geval in Nederland en het VK, en is een vergelijking tussen de twee landen nog steeds zinvol.
Ten tweede zien we in Nederland een net iets ander generatiepatroon dan in het VK. De groep tussen 25 en 34 lijkt het meest gehecht aan de Unie. De groep onder 24 scoort echter niet noemenswaardig anders dan kiezers van middelbare leeftijd. En in tegenstelling tot in het VK zijn de twee oudste groepen (55+) niet het meest eurofoob; ze zijn zelfs wat milder dan de groep tussen de 35 en 55. Aangezien alle babyboomers ondertussen 55+ zijn, lijkt een ‘Nexit’-debat hier eerder tussen enerzijds “generatie X” en anderzijds de jongste en oudste groepen te gaan. Echter, al met al lijkt in Nederland leeftijd een minder belangrijke en eenduidige factor dan in het VK.
Tot slot is het interessant dat er onder de EU-bevolking als geheel al helemaal geen grote generatieverschillen bestaan. Wellicht heeft dit er mee te maken dat in nieuwere lidstaten grotere groepen kiezers een tijd buiten de EU hebben meegemaakt en dus dezelfde referentiesituatie hebben. De grote generatieoorlog is dus vooral een burgeroorlog in het Verenigd Koninkrijk.
Afbeelding bovenin: Tomek Nacho/Flickr
Als de mindere opkomst van jongeren een sprookje blijkt te zijn, hoe komen we dan aan de fabel van 70% voor de EU ? Zijn daar dan wel bronnen voor ? Geen exitpoll is geen exitpoll voor beide dimensies.
Overigens is elke vergelijking met de britten voor de situatie in nederland speculatie. Hier speelt niet de afscheiding van Friesland, zoals Schotland en Noord Ierland zou ambieren. Wij hebben geen districtenstelsel met Politiek gecorrigeerde grenzen, waardoor mensen zich bedonderd voelen en dat in een referendum uitdrukken. Nederland behoort tot de founding fathers van de Eurioese Gemeenschap. Engeland kwam er jaren later bij en isal sinds Tatcher een dwarsligger, de lonen van de onderklasse liggen op een lager niveau in GB, enzovoort., enzovoort.
Een ding is wel zeker: bij het Ukraine referendum werd in de studentensteden méér voor economische en geopolitieke aansluiting gestemd dan elders. De opkomst verschilde niet veel,maar in totaliteit minder in de grote steden.
Opkomst van de jeugd bij dit referendum is mij niet bekend. En ook niet signifikant voor Nexit versus Brexit.
@Frits Toben: die “fabel” van 70% steun onder jongeren is gebaseerd op een enquête die onderzoeksbureau Lord Ashcroft op de referendumdag hield bij een aantal stembureaus. Daarmee kan wel iets over stemgedrag van groepen worden gezegd, maar minder over de opkomst onder zulke groepen. Immers, de niet-stemmers ontbreken. Wel werd toen een projectie gemaakt op basis van kenmerken van kiesdistricten, maar dat kan er naast zitten. En inderdaad blijkt het LSE-onderzoek de oorspronkelijke schatting van de stemkeuze van jongeren grotendeels te bevestigen (vergelijkbare getallen), de schatting van hun opkomst niet.
Het klopt dat de verhouding tussen de Nederland en de EU op allerlei vlakken anders ligt dan die tussen het VK en de EU, maar dat maakt het niet minder interessant om patronen in de publieke opinie over de EU te vergelijken (eigenlijk juist meer!).
Goed idee trouwens om dit ook eens uit te zoeken met betrekking tot het Oekraine-referendum.
Interessant stuk! In mijn column gebruikte ik trouwens niet die gegevens van Sky Data, maar geëxtrapoleerde data uit een peiling van Lord Ashcroft. Het verschil was moeilijk te zien in de grafieken die de Volkskrant maakte, maar ik rekende bijvoorbeeld met een opkomst van 32% onder 18-24-jarigen (nog lager dus dan wat Sky Data zei). Ik gaf in mijn column al kort aan dat we de echte uitslag niet kennen en als ik meer ruimte had gehad, zou ik een alinea hebben toegevoegd met kanttekeningen bij de peilingen. Ik was heel verbaasd toen die LSE-peiling verscheen omdat hij zulke andere resultaten gaf. Wordt vast vervolgd.
Bedankt, Ionica! Ik vond het een heel goed idee van je om de stemverhouding met de opkomst te combineren, dat gaf een heel andere indruk dan het dominante beeld. Dat zal vermoedelijk zo blijven als we de echte opkomstcijfers nog eens te weten zouden komen. En je was inderdaad bescheiden over het voorlopige karakter van de cijfers, zagen we dat maar vaker!
Het is me nog niet helemaal duidelijk hoe die opkomstcijfers op basis van Lord Ashcroft tot stand kwamen, daar heb ik nog geen verantwoording van gevonden. Het zal óf (1) gebaseerd zijn op de verhouding tussen de leeftijd van mensen die werden aangetroffen bij de onderzochte stembureaus en de algemene populatie; of (2) de uitkomst zijn van een rekensom waarbij opkomst bij eerdere verkiezingen werd meegenomen (zoals bij Sky Data); of (3) afgeleid zijn van de opkomst in gebieden met veel en weinig jongeren. Wordt inderdaad vervolgd!
Overigens is ook van de LSE-studie ook nog niet duidelijk hoe goed de steekproef en de toegepaste correcties waren. Mijn doel was vooral om de wel erg sterke uitspraken die vanaf het begin al ongestoord rondgingen te nuanceren.