• Skip to primary navigation
  • Skip to main content
  • Skip to primary sidebar
StukRoodVlees

Politicologie en actualiteit

  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

Politieke partijen

Grote variatie in stemgedrag oppositie tijdens Rutte-IV

door Tom Louwerse 10/10/2022 1 Reactie

In het publieke debat is terecht aandacht voor de ruwe omgangsvormen in het parlementaire debat. Persoonlijke beledigingen en verdachtmakingen gelden als een teken van sterke politieke polarisatie. Dat biedt echter maar een gedeeltelijk beeld van de verhouding tussen coalitie en oppositie. Allereerst omdat het parlementaire debat slechts een gedeelte van het representatieve werk betreft, maar ook omdat de retorische polarisatie zich toch vooral laat gelden door en ten aanzien van enkele van de rechtse oppositiepartijen – met Forum voor Democratie als meest bekende voorbeeld.

In dit stuk kijk ik niet naar wat de parlementariërs zeggen, maar hoe ze stemmen. Dat biedt een zicht op een ander, maar belangrijk, deel van het parlementaire werk. Uit een analyse van hun parlementaire stemgedrag komt naar voren dat oppositiepartijen onder Rutte-IV heel uiteenlopend stemmen. Niet alleen inhoudelijk, maar ook in de mate waarin hun stemgedrag onderscheidend is van de regering en de coalitiepartijen.

Steun voor wetgeving

Allereerst kunnen we kijken naar de wetsvoorstellen van de regering die onder Rutte-IV in stemming zijn gebracht. Ik laat de begrotingswetten daarbij buiten beschouwing. Het verwerpen van wetsvoorstellen van de regering is een duidelijk manier voor oppositiepartijen om zich af te zetten tegen het regeringsbeleid. Toch zien we over het algemeen veel steun voor wetgeving onder oppositiepartijen. Partijen als Volt, PvdA en GroenLinks en ook de eenpitters Den Haan en Gündoğan steunen ruim 9 op de 10 wetsvoorstellen van de regering. Bij DENK, SP en PvdD gaat het om ongeveer 8 op de 10, en voor BIJ1 iets minder dan 7 op de 10. Bij de oppositiepartijen die je rechts van de regering zou kunnen plaatsen zien we iets lagere percentages, vooral bij Forum (steun voor minder dan de helft van de wetsvoorstellen). PVV, JA21 en Van Haga steunen zo’n 7 op de 10 wetsvoorstellen. Bij Omtzigt, SGP en BBB betreft het pakweg 8 op de 10 wetsvoorstellen. Ter vergelijking staan in onderstaande figuur ook de cijfers voor Rutte-III, waarbij we redelijk vergelijkbare patronen terugzien.

Nu zijn niet alle wetsvoorstellen even politiek gevoelig. Sommige wetsvoorstellen worden afgedaan als hamerstuk en die heb ik sowieso buiten beschouwing gelaten, maar er zijn ook wetsvoorstellen die unaniem worden aangenomen. Als we die buiten beschouwing laten, dan blijven de percentages steun voor wetgeving relatief hoog voor de meeste partijen, maar bij sommige partijen die al minder vaak steun gaven daalt het percentage nog verder: Forum steunde minder dan 3 op de 10 niet-unaniem gesteunde wetsvoorstellen, en ook voor PVV en Van Haga ligt dit net boven de 5 op de 10. Onder de linkse oppositiepartijen zien we vooral relatief weinig steun bij BIJ1 (iets meer dan 5 op de 10).

Hier zien we dus een zeer divers beeld van de mate waarin oppositiepartijen wetgeving van het kabinet steunen: sommige, vooral linkse oppositiepartijen, stemmen heel vaak voor die wetgeving. Aan de andere kant staan partijen als Forum, PVV, Van Haga en in mindere mate BIJ1 die dit veel minder vaak doen.

Voorstellen van oppositie- en coalitiepartijen

Nu betreft wetgeving maar een klein gedeelte van het totaal aan stemmingen in de Tweede Kamer. De meeste stemmingen gaan over moties, op afstand gevolgd door amendementen. Veel van die voorstellen worden ingediend door oppositiepartijen. Hoe stemt men daarover in de Tweede Kamer?

Voorstellen van coalitiepartijen in de Tweede Kamer worden vaak gesteund door die coalitiepartijen zelf en ook door veel linkse oppositiepartijen. Ook BBB, Omtzigt en SGP steunen die moties en amendementen vaak. Dat zijn natuurlijk meestal geen voorstellen die een serieuze bijsturing van het kabinetsbeleid vragen, maar door de steun van de coalitie wel vaak succesvolle manieren om punten te agenderen en een beetje bij te sturen. Met name onder de radicaal-rechtse oppositie zien we minder vaak steun voor deze moties en amendementen.

Als een linkse partij de eerste indiener is van een motie of amendement, kan deze heel vaak rekenen op de steun van (andere) linkse oppositiepartijen. Ook BBB en Omtzigt stemmen relatief vaak voor deze moties en amendementen. Coalitiepartijen steunen oppositievoorstellen minder vaak – dat is geen nieuw verschijnsel – maar voor CU en D66 geldt dat zij ongeveer de helft van de moties en amendementen van linkse indieners steunen.

Moties en amendementen van rechtse oppositiepartijen krijgen vooral vaak steun van (andere) rechtse oppositiepartijen. Daar zit wel behoorlijk wat variatie in (bijv. Omtzigt steunt minder dan 7 op de 10 voorstellen en rechtse oppositiepartijen), maar dat is wellicht begrijpelijk als je bedenkt dat het ook gaat over voorstellen van bijvoorbeeld Forum om abortus te beperken, door te gaan met gaswinning in Groningen en geen verblijfsvergunningen te geven aan Oekraïners. Linkse oppositiepartijen steunen voorstellen van rechtse oppositiepartijen niet erg vaak; alleen Denk en SP komen boven de 50% steun uit. Ook de regeringspartijen steunen deze moties en amendementen weinig (zo rond de 2 op de 10) en ook minder vaak dan voorstellen van de linkse oppositiepartijen.

Onderscheidend en geloofwaardig

De analyse laat dus een zeer diverse oppositie zien. Met name sommige linkse oppositiepartijen steunen vaak wetgeving van de regering en hun eigen voorstellen weten, weliswaar minder frequent maar toch nog regelmatig, steun te verwerven van in ieder geval een deel van de coalitie. Het recent door de regering overgenomen PvdA/GroenLinks-voorstel voor een prijsplafond in de energierekening is daar een sprekend voorbeeld van. Een voordeel van een dergelijke opstelling voor oppositiepartijen is dat ze daarmee soms (belangrijke) punten kunnen binnenhalen, zeker als hun steun in de Eerste Kamer noodzakelijk is. Het nadeel is dat ze – in ieder geval in termen van parlementair stemgedrag – minder onderscheidend zijn ten opzichte van de regeringspartijen. Daardoor is voor kiezers bij de volgende verkiezingen ook minder duidelijk wat er zou veranderen als deze partijen aan het roer komen.

Aan het andere uiterste zien we partijen als Forum, PVV en Van Haga die relatief vaak tegen wetgeving stemmen, voorstellen van coalitiepartijen vaak verwerpen en hun eigen voorstellen juist vaak verworpen zien door de coalitie en linkse oppositie. Forum en PVV zijn door veel andere partijen uitgesloten van coalitiedeelname en dat zien we ook terug in hun gedrag: zij hebben weinig te winnen bij constructieve oppositie en gaan ‘vol op het orgel’. Hun probleem daarbij is dat ze daarmee wel heel onderscheidend zijn, maar binnen het evenredige en gefragmenteerde Nederlandse politieke landschap nauwelijks een geloofwaardig alternatief kunnen bieden, omdat ze na eventuele verkiezingen weer samen zouden moeten werken met partijen als CDA en VVD om een meerderheidscoalitie te kunnen vormen.

Het is in een gefragmenteerd en evenredig politiek systeem als het Nederlandse dus lastig om als oppositiepartij een onderscheidend en tegelijkertijd geloofwaardig alternatief te bieden. Regeringen veranderen nooit geheel van (partij)samenstelling en de partijen die de meeste kans lijken te maken op toekomstige regeringsdeelname zijn ook die oppositiepartijen die wetsvoorstellen van de huidige regering al relatief vaak steunen. Kiezers die echt ander beleid willen, kunnen weliswaar uitwijken naar meer radicale oppositiepartijen, maar het is niet de verwachting dat die partijen electoraal sterk genoeg zullen zijn om een regering te vormen. De Nederlandse kiezer heeft een keuze uit een breed scala aan (oppositie)partijen, maar de invloed op de regeringssamenstelling is in de praktijk beperkt.

Verantwoording

De bovengenoemde analyses zijn uitgevoerd op basis van de Dutch Parliamentary Behaviour Dataset, welke het stemgedrag van politieke partijen in de Tweede Kamer omvat. De meeste analyses omvatten de stemmingen sinds het aantreden van Rutte-IV t/m 6 oktober 2022 (in totaal 2710 stemmigen, waarvan 2435 over moties, zo’n 186 over amendementen, 59 over wetsvoorstellen van de regering, 12 over initiatiefwetten en 16 over begrotingswetten). Deze dataset wordt ieder jaar bijgewerkt; de nieuwste data komt eind dit jaar beschikbaar.

De DPBP maakt gebruik van de door de Tweede Kamer ontsloten data. Het ontsluiten van deze data voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek werd voor de periode na 2017 mede mogelijk gemaakt door het Profileringsgebied Political Legitimacy van de Universiteit Leiden en als onderdeel van het project ‘Who opposes?’ (Projectnummer: VI.Vidi.195.020) dat gefinancierd is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek.

Filed Under: Politieke partijen Tagged With: coalitie, oppositie, parlementair stemgedrag, regering, tweede kamer

Belgische (en allicht ook Nederlandse) politici schatten hun kiezers te rechts in

door Stefaan Walgrave, Karolin Soontjens, Julie Sevenans 20/09/2022 1 Reactie

Belgische politici zijn niet goed in het inschatten van de beleidsvoorkeuren van kiezers: ze maken grote fouten en schatten de publieke opinie vaak te rechts in. Nochtans hechten politici veel belang aan de voorkeuren van burgers en leveren ze voortdurend inspanningen om die voorkeuren te leren kennen. Dat blijkt uit ons onderzoek, waarover vorige week een boek verscheen: Politicians’ Reading of Public Opinion and its Biases.

In een goed werkende democratie zijn politici op de hoogte van de beleidsvoorkeuren van burgers—en nemen ze die mee in hun beslissingen. Beleid mag uiteraard soms ingaan tegen de directe preferenties van kiezers (bijvoorbeeld in het algemeen belang), maar idealiter zijn politici er zich wel van bewust dat ze ingaan tegen de publieke opinie, zodat ze hun communicatie daarop kunnen afstemmen.

Bij heel wat mensen leeft echter het gevoel dat politici geregeld niet weten wat zij willen (en er zelfs niet om malen). Vorig jaar nog verbaasde Arjen Lubach zich erover in Zondag met Lubach (vanaf minuut 9:40) dat Nederlandse politieke partijen tégen allerlei voorstellen zijn om vleesconsumptie te verminderen, terwijl een meerderheid van hun kiezers voorstander is. Dit soort situaties zet het cruciale vertrouwen van kiezers in politici onder druk.

Is dit fenomeen structureel? Interesseren politici zich echt niet voor de beleidsvoorkeuren van kiezers? En schatten ze die voorkeuren fout in? Die vragen wilden wij beantwoorden aan de hand van een survey en interview met Belgische parlementsleden, ministers en partijleiders, afgenomen in 2018We stelden politici allerlei open vragen over de manier waarop ze zich informeren over publieke opinie. In de gesloten survey legden we politici acht concrete beleidsvoorstellen voor, zoals bijvoorbeeld “De meest vervuilende wagens moeten verbannen worden uit de binnenstad”, en vroegen we hen in te schatten hoeveel procent van de burgers het eens was met die voorstellen. Daarnaast deden we een representatieve burgerbevraging om de echte steun in de bevolking te meten.

De bevindingen van het onderzoek zijn ietwat paradoxaal. Politici, althans in België, blijken wél veel om de publieke opinie te geven. Ze doen hun uiterste best om de wensen van kiezers te leren kennen. Maar desondanks slagen ze er vaak niet in om zich een juist beeld te vormen van die wensen.

Vertekende percepties van de publieke opinie

Dat politici de publieke opinie niet altijd juist inschatten, zien we in de grafiek hieronder. In België vindt 91% van de bevolking dat “de pensioenleeftijd niet verder mag stijgen dan 67 jaar”. Laat politici raden naar dat cijfer en gemiddeld schatten ze dat slechts 75% van de burgers akkoord gaat. Die foutenmarge is niet uitzonderlijk: gemiddeld is er een verschil van 13 procentpunten tussen de échte publieke opinie en de gemiddelde inschatting van politici daarvan.

Voor sommige stellingen is er onder de kiezers zelfs een duidelijke meerderheid voorstander—zo vindt 61% dat de opkomstplicht bij verkiezingen behouden moet blijven—terwijl politici uitgaan van een minderheid (42%). Dat lijkt niet zonder gevolg: onlangs werd in België de opkomstplicht afgeschaft voor de lokale verkiezingen terwijl er in elk electoraat steun is van het behoud ervan.

Een terechte vraag is of het wel relevant is om politici te vragen de algemene publieke opinie in te schatten. Veel politici vertegenwoordigen in eerste instantie hun eigen partij-electoraat. We vroegen politici daarom om ook het percentage steun in hun eigen electoraat in te schatten. De resultaten bieden helaas weinig redenen tot optimisme. De inschattingsfout is bijna exact even groot.

Opmerkelijk: de fout in de percepties van politici is niet willekeurig. Door de band genomen schatten politici de opinies van mensen rechtser in dan ze eigenlijk zijn. Die vertekening zien we zowel voor socio-economische als socio-culturele beleidsdomeinen. Politici onderschatten de publieke steun voor een hogere belasting op bedrijfswagens, maar ze overschatten (lichtjes) de steun voor een inperking van het stakingsrecht. Ze realiseren zich niet dat een duidelijke meerderheid van de mensen vindt dat je geen migranten mag uitwijzen naar landen waar mensenrechten geschonden worden. Enzovoort.

Deze resultaten vonden we niet enkel in België, maar ook in de andere landen die deelnamen aan het bredere, comparatieve onderzoek en waar we andere beleidsvoorstellen onderzochten (Canada, Duitsland, Zwitserland). De onjuistheid in de inschatting van politici blijkt overal ongeveer even groot (zie comparatieve paper) en binnenkort verschijnt een paper die laat zien dat ook de rechtse vertekening—die eerder al werd gevonden in de Verenigde Staten—robuust is. In de Nederlandse context zouden wellicht gelijkaardige resultaten bekomen worden.

Individuele fouten

Onder de gemiddelde inschattingsfout gaan grotere individuele fouten schuil. Immers, als de ene politicus de steun voor een voorstel onderschat en de andere politicus ze overschat, neutraliseren die fouten elkaar wanneer we naar de gemiddelde inschatting kijken. Individuele politici zitten er met hun inschattingen gemiddeld 18 procentpunten naast. En gemiddeld schatten politici bij 2 van de 8 beleidsvoorstellen zelfs fout in waar de meerderheid van de kiezers zich bevindt. Daarmee doen ze het nauwelijks beter dan gewone burgers (!), aan wie we ook vroegen om dezelfde inschattingen te maken. Politici lijken helaas geen experten van publieke opinie.

Sommige politici doen het wel beter dan anderen en die variatie is interessant om te onderzoeken. Stel je voor dat zou blijken dat politici in topfuncties veel beter zijn in het inschatten van publieke opinie, dan zou dat onze bezorgdheid wat kunnen verlichten, want zij wegen allicht meer op de besluitvorming. Hetzelfde geldt voor issue-specialisten. Helaas laten de resultaten anders zien: mensen in topfuncties of specialisten scoren niet significant beter dan hun collega’s.

Verklaringen en oplossingen?

Waarom zijn de percepties van politici zo vertekend? Volgens het onderzoek ligt het alleszins niet aan een gebrek aan interesse of moeite. Een grote groep politici geeft érg veel om de publieke opinie. Velen van hen zijn voortdurend bezig met het verzamelen van signalen: ze schuimen dorpsfeesten af om met mensen te praten, ze volgen intensief de media, consulteren belangengroepen, houden sociale media in de gaten,… Veel politici vertelden openhartig dat ze zelden of nooit iets durven ondernemen waarvan ze denken dat het tegen hun kiezers ingaat.

Waar gaat het dan mis? In het boek halen we drie verklaringen aan. Ten eerste: het succes van rechtse partijen bij verkiezingen. We weten dat kiezers over allerlei thema’s vaak gematigdere standpunten hebben dan de partij waarvoor ze stemmen (dat is de zogenaamde directional voting) en ook dat lang niet alle mensen stemmen voor de partij waar ze het meeste beleidspreferenties mee delen (vaak wordt van incorrect voting gesproken)—iets wat politici misschien vergeten (of niet weten). Ten tweede: sociale media. Eén politicus verwoordde het mooi: “je weet wel dat rechtse groepen veel dominanter zijn op sociale media als Facebook, maar zelfs als je dat probeert in perspectief te plaatsen, vindt er een soort van mentale pollutie plaats wanneer je vaak op sociale media zit”. Ten derde: het onderzoek liet zien dat de percepties van journalisten van de traditionele media op heel gelijkaardige wijze vertekend zijn in de rechtse richting (hoewel journalisten zelf eerder links zijn). Het is niet onwaarschijnlijk dat hun weergave van de publieke opinie in de traditionele media daarom wat vertekend is. Politici en journalisten versterken elkaar allicht in de overtuiging dat de kiezer naar rechts overhelt.

Alleszins is de taak die politici moeten volbrengen—publieke opinie goed inschatten—niet eenvoudig. Politici beroepen zich sterk op ‘direct contact’ met burgers, maar daaruit een goed, algemeen beeld van de publieke opinie abstraheren is wellicht quasi onmogelijk. Misschien kan meer en diepgaander opinieonderzoek dat aan politici ter beschikking wordt gesteld soelaas bieden?

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Politieke partijen Tagged With: bias, interviews, percepties publiek opiniepolitici; interviews; kiezers; bias, politici

Wanneer wijken Kamerleden af van hun fractie?

door Simon Otjes 07/09/2022 1 Reactie

Deze week stapte Daan de Neef uit de Kamer. Hij kon zich niet vinden in de lijn van de VVD op het gebied van vluchtelingen en asielzoekers. Het opvallende is dat De Neef nooit afwijkende heeft gestemd van de VVD-fractie. Dat komt überhaupt weinig voor, maar je zou verwachten dat iemand eerst afwijkend stemt, voordat die uit de fractie stapt.

Ik heb sinds 1998 152 stemmingen gevonden waarin een individueel kamerlid anders stemde dan de rest van diens fractie. Waarom doen Kamerleden dat?

Het Kamerlid en diens geweten

In het klassieke beeld van de afwijkende stem staat een Kamerlid tussen diens eigen geweten en de lijn van de partij. Ondanks druk van de partij om mee te stemmen met de partijlijn (dat is immers goed voor de sterkte van het merk waar het Kamerlid op gekozen wordt), gaat het Kamerlid toch voor het eigen geweten. In haar proefschrift neemt Cynthia van Vonno dit klassieke perspectief onder de loep. Ze schetst in vier stappen waarom Kamerleden zo vaak met hun fractie meestemmen:

  1. Kamerleden zijn het vaak eens met de lijn van hun fractie. Kamerleden kiezen zelf voor een partij waar ze het mee eens zijn en bovendien is er een selectiecommissie die kijkt of Kamerleden de partijlijn wel delen.
  2. Op onderwerpen waar ze zelf geen woordvoerder zijn, nemen Kamerleden vaak de lijn van de woordvoerder of de partijleiding over. Ze hebben geen sterke mening over onderwerpen waar ze geen woordvoerder op zijn en vertrouwen op hun collega’s.
  3. Als ze het oneens zijn met de fractielijn kunnen ze meestemmen met de fractie uit loyaliteit. Ze zijn een trouw partijlid en bij die rol past het om soms je eigen mening op zij te schuiven.
  4. Pas als allerlaatst zijn dwangmiddelen nodig: de dreiging dat je woordvoerderschappen verliest, niet op nieuw gekandideerd zal worden, of uit de fractie gezet wordt.

Dat is de theorie, maar passen afwijkende stemmingen in dit beeld?

Wetten, Moties en Amendementen

Van de 152 stemmingen waarbij afwijkend gestemd werd, betreffen er 26 wetgeving. Er waren in totaal 2564 stemmingen over wetgeving. In één op de honderd wetgevende stemmingen werd er afwijkend gestemd. Het aandeel afwijkende stemmen ligt hoger voor wetgeving dan voor moties en amendementen, waar dit in beide gevallen op 0,3% ligt. Dit verschil is logisch: een wet is immers een veel belangwekkendere uitspraak dan een motie. Hierbij moet ik wel de opmerking maken dat ik tussen 1998 en 2022 data over wetgevende stemmingen heb, maar dat ik slechts tussen 1998 en 2017 data over moties en amendementen heb.[1]

Figuur 1: Percentage afwijkende stemmingen over wetsvoorstellen, moties en amendementen

Tussen moraal en bestuur

Waar werd er dan afwijkend over gestemd? De vier grootste thema’s zijn: Bestuur (28 stemmingen, 18%), Immigratie & Integratie (28 stemmingen, 18%), Justitie (26 stemmingen, 17%) en Zorg (20 stemmingen, 13%). Zorg en Justitie zijn logische thema’s. Hier zitten veel van de medisch-ethische thema’s (abortus, euthanasie, orgaandonatie) waar fracties afspreken dat Kamerleden hun geweten kunnen volgen. Recent nog stemde de PVV verdeeld over het afschaffen van de verplichte bedenktijd bij abortus. Onder justitie vallen stemmingen over het openstellen van het huwelijk voor mensen van gelijk geslacht, waarbij homoseksuele CDA’ers, Joop Wijn en Gerda Verburg enerzijds en de conservatieve PvdA’er Thanasis Apostolou anderzijds meerdere keren van hun fractie afweken.

Figuur 2: Afwijkende stemmingen over per thema

Immigratie & integratie en Bestuur worden niet per sé als morele thema’s gezien, alhoewel bij migratie we soms wel de klassieke gewetensbezwaarde afwijking zien. Eén derde van de stemmingen over Migratie & Integratie zijn leden van de onderzoekscommissie-Blok die de stand van integratie in Nederland onderzocht en achter de conclusies van hun commissie blijven staan (“de integratie is grotendeels geslaagd”); tegen hun fractie in. Dit gold ook voor een aantal justitiestemmingen waar het de conclusies van de IRT-enquête betrof. Veel stemmingen op het gebied van bestuur betreffen wijzigingen van het reglement van orde, waarbij Kamervoorzitter Weisglas van de VVD-fractie afweek.

Wie wijkt er af?

Kampioen afwijkend stemmen is Kamervoorzitter Weisglas (17 keer), João Varela die in de onderzoekscommissie-Blok zat, volgt hem (12 keer) en daarna Stef Blok zelf (8 keer). In totaal zijn 52 van de 276 afwijkende stemmen (19%) terug te brengen op een conflict tussen de fractielijn en de lijn die iemand uit een bepaalde functie volgt. Dat zijn dus commissieleden die stemmen over de conclusies van een commissie of een Kamervoorzitter die stemt over het reglement van orde. Dat is dus geen conflict tussen iemands geweten en loyaliteit aan de fractielijn. Het is een conflict tussen twee rollen, namelijk de rol van fractielid en de rol als Kamervoorzitter of commissielid. Er speelt hier een dubbele loyaliteit.

Figuur 3: Kamerleden die meer dan drie keer zijn afgeweken van hun fractie

In totaal zijn er 137 Kamerleden die afwijkend gestemd hebben. Er zijn tussen 1998 en nu zo’n 822 Kamerleden geweest. Eén op de zes Kamerleden heeft dus wel eens afwijkend gestemd. Is een afwijkende stem een opmaat naar een groter conflict? Er zijn tussen 1998 en nu 32 Kamerleden uit hun fractie gestapt. Zes van hen (Eerdmans, Kortenoeven, Monasch, Nawijn, Öztürk en Van As) hadden daarvoor afwijkend van de fractie gestemd waar ze uitgesplitst zijn.[2] Het aandeel afwijkend stemmers ligt dus vrijwel gelijk bij alle Kamerleden als onder de splitsers.

Er zijn prominente splitsers als Wilders en Omtzigt die nooit tegen de fractielijn gestemd hebben. Er zijn ook mensen die ondanks afwijkende stemmen fractieleider zijn geworden zoals Halsema, Dittrich, Samsom en Rouvoet. Het is dus niet zo dat afwijkend stemmen, conflict en sancties per sé samenhangen.

Fracties

Bij welke fracties kunnen Kamerleden vaker afwijkend stemmen? En in welke fracties is de eenheid in stemgedrag groter?

Om een beeld te hebben bij welke partijen vaker afwijkend stemmen vaker voorkomt, moeten we natuurlijk rekening houden met de relatieve grootte van partijen. Ik bereken daarom het naar-dagen-gewogen-gemiddelde van het aantal zetels van een partij tussen 1998 en nu. Bij de PvdA wordt 81 keer van de fractielijn afgeweken, maar die partij heeft dan ook gemiddeld zo’n 31 zetels in deze periode. Dat betekent dat een gemiddeld Kamerlid 2,6 keer van de fractielijn afwijkt in 24 jaar. Bij D66 is 2,4 keer. Bij de VVD 2,0 keer en bij de PVV 1,8 keer. De fractie met de minste eenheid is de LPF. Zij zijn goed voor 54 afwijkende stemmingen in de vier jaar dat ze in de Kamer zaten. Zij scoren dus extreem hoog op deze maat. De LPF zonder duidelijke leider was een fractie zonder duidelijke politieke lijn, onderlinge loyaliteit of opgelegde discipline.

Figuur 4: Totaal aantal afwijkingen per fractie gedeeld door het tijd-gewogen aantal zetels per fractie

Conjunctuur

Ten slotte kunnen we kijken naar de conjunctuur van het afwijkend stemmen. Omdat we alleen data hebben over moties en amendementen tot 2017 stopt de figuur daar. Er zijn daarna nog een drietal wetsvoorstellen geweest waarbij er afwijkend werd gestemd. We zien hier dat het aantal stemmingen met afwijkende stemmen hoger was in de periode voor 2006 dan daarna. Het is van ongeveer een procent van de stemmingen naar 0,1 procent van de stemmingen gevallen. De verklaring hiervoor ligt in de LPF in de periode 2002-2006. In de periode 1998-2002 is veel medisch-ethische en moreel-gevoelige wetgeving gepasseerd.

Figuur 5: Aandeel stemmingen waarbij is afgeweken 1998-2017

Conclusie

We kunnen uit deze korte verkenning drie conclusies trekken over afwijkend stemmen. Ten eerste gaat het niet altijd over conflicten tussen het geweten en de fractielijn. Een deel van de conflicten gaat over dubbele loyaliteiten, naar de fractie en naar de Kamer of een Kamercommissie. Het model van Van Vonno betreft dus slechts een deel van de stemmingen: loyaliteit speelt een rol in haar model, maar Kamerleden zijn in haar model slechts deel van een fractie en niet van een commissie of de Kamer als geheel.

Ten tweede is er niet per sé een relatie tussen conflicten, sancties en afwijkend stemmen. Van Vonno benadrukt ook dat sancties slechts een secundaire rol spelen bij het bereiken van fractie-eenheid. We zien hier dat splitsers niet vaker afwijkend gestemd hebben dan andere Kamerleden. Vaak is er juist ruimte voor gewetensbezwaarden of voor de dubbele loyaliteiten.

Ten derde is afwijkend stemmen in de afgelopen kwart eeuw wel echt minder gebruikelijk geworden. Tussen 1998 en 2017 is het met 90% afgenomen. Eenheid in stemming is van 99% eenheid naar 99.9% gegaan.

[1] Voor de dataverzameling maak ik gebruik van de Dutch Parliamentary Votes Database. Tot 2017 zijn stemmingen daarvoor uit de Handelingen gehaald. Na 2017 is gebruik gemaakt van de api. De api is in mijn inschatting niet betrouwbaar genoeg: sommige afwijkende stemmingen missen of de verkeerde personen worden aangemerkt als afwijkende stemmers. Voor stemmingen over wetgeving kijk ik naar de website van de Eerste Kamer. Deze data gebruik ik voor de hele periode (1998-2022).

[2] Eén had afwijkend gestemd in een eerdere fractie: Hans Smolders die uit de FVD gestapt is en ooit afwijkend had gestemd als LPF Kamerlid.

Filed Under: Politieke partijen Tagged With: fractiediscipline, Stemmingen, tweede kamer

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

door Armen Hakhverdian 18/03/2022 0 Reacties

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes (Universiteit Leiden) en Tom van der Meer (UvA). We bespreken de aantrekkingskracht van lokale partijen, de lage opkomst, de rol van politiek vertrouwen en toekomstige coalitievorming.

Achtergronden bij deze aflevering:

  • Waarom is de opkomst bij lokale verkiezingen zo laag?
  • Lokale formaties tussen bestuurlijke complexiteit en politiek wantrouwen
  • Lokale partijen: de grootste politieke familie. Ook weer in 2022?
  • Waar staan lokale partijen?
  • Het Spel & De Macht (podcast)

Download de podcast via iTunes | Spotify | Stitcher | Soundcloud | RSS

Stuk Rood Vlees · #104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

Muziek: Dexter Britain (CC BY-NC-SA 3.0), www.dexterbritain.com

Filed Under: Kiezers en publieke opinie, Lokale politiek, Politieke partijen Tagged With: gemeenteraadsverkiezingen, lokale partijen, opkomst, politiek vertrouwen, stuk rood vlees podcast

Hoe krijgen partijen lokale lijsten vol?

door Simon Otjes 05/03/2022 1 Reactie

Over minder dan twee weken zijn er gemeenteraadsverkiezingen. We kunnen dan stemmen op de persoon die ons de komende tijd gaat vertegenwoordigen in de gemeenteraad. Deze staat op een lijst die door een partij is ingediend. Hoe krijgen partijen die lijsten vol? Wat weten we over lokale kandidaatstelling?

De rekruteringsfunctie van partijen

Met hun kandidatenlijsten zijn politieke partijen belangrijke poortwachters in het politieke stelsel. Zij bepalen de keuze die wij krijgen. In hoe meer gemeenten partijen mee doen en hoe meer kandidaten op die lijsten staan, hoe meer keuze wij als burgers hebben. Het rekruteren van kandidaten, inclusief scouting, scholing en selectie, is een belangrijke rol van politieke partijen.

Het is voor partijen van belang om in veel gemeenten mee te doen. Niet alleen maar omdat ze zo het beleid kunnen beïnvloeden in die gemeenten. Maar er is ook financieel belang: veel politieke partijen vragen aan hun raadsleden en wethouders om af te dragen aan de partij. Dat geldt voor de SP, GroenLinks, PvdA, D66, CDA, PvdD, CU en de VVD. Dat betekent dat het niet deelnemen aan gemeenteraadsverkiezingen landelijke partijen niet alleen maar lokale invloed kost maar ook landelijke financiële slagkracht.

Putten partijen uit hun leden?

Een belangrijke mogelijke verklaring voor de mate waarin partijen hun rekruteringsfunctie vervullen, is het ledental van partijen. Het traditionele idee van rekrutering is dat afdelingen kandidaten primair uit hun leden halen. Als er minder leden zijn, is de pool van kandidaten kleiner. Ook zijn er dan minder potentiële vrijwilligers om de kandidaten te scouten, screenen en selecteren. Het kan dan lastig zijn om de gewenste diversiteit op kandidatenlijsten te krijgen. Dat was voor de jonge partij Volt een reden om maar in een beperkt aantal gemeenten mee te doen.  We weten dat de ledenaantallen van de gevestigde landelijke partijen al decennia dalen. De ledenaantallen van nieuwe partijen stijgen juist. De recente ledentallen die het Documentatiecentrum voor Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) verzamelde, sluiten aan bij deze trend. Dat is een reden om te verwachten dat partijen dus minder goed slagen in het rekruteren van kandidaten.

Tegelijkertijd weten we dat afdelingen steeds meer kandidaten werven die daarvoor geen partijlid waren. Een opvallende recent geval hiervan is de Tilburgse lijsttrekker voor GroenLinks, Esmah Lahlah, die als partij-onafhankelijke expert wethouder was maar zich nú wel aan een partij verbonden heeft.

Waar putten partijen nog meer uit?

De vraag is of het absolute aantal leden de beste indicator is: je kan veel leden hebben maar als slechts een beperkt aantal daarvan actief zijn, heb je daar niet zo veel aan. Meer dan de totale ledenlijst, is het aantal actieve leden waarschijnlijk een belangrijke indicator van hoe groot de talentenpool is.

Een afdeling stelt zich waarschijnlijk ook in op een bepaald aantal leden. Als dat stabiel blijft, kunnen de bestaande procedures in stand blijven. In een kleine afdeling moeten ze misschien meer moeite doen maar dat zijn ze gewend. Een grotere afdeling is erop ingesteld om minder werk te leveren. Een daling van het ledental is dan de belangrijke factor: dan voldoen de bestaande procedures niet meer.

Ten slotte zou ook het functioneren van de afdeling ertoe kunnen doen. Hoe groot de objectieve middelen in een afdeling ook zijn, als er grote problemen en conflicten zijn kan dat de rekrutering bemoeilijken. Het kan het proces lastig maken omdat mensen niet met elkaar op kunnen schieten maar bovendien kunnen interne conflicten mensen ook ontmoedigen om zich kandidaat te stellen.

Uitkomsten

Samen met Marcel Boogers en Gerrit Voerman onderzocht deze verklaringen op basis van een enquête onder afdelingssecretarissen uit 2018. In deze studie kijken we naar een viertal uitkomsten: of afdelingen mee doen aan verkiezingen, het aantal kandidaten, het aantal verkiesbare kandidaten en of afdelingen zelf problemen ervaarden bij de rekrutering.

Waar het gaat om de deelname: ook dit jaar liet BNR zien dat minder PvdA en SP lijsten deelnamen aan de verkiezingen dan voorheen. In onze enquête uit 2018 deed 12% van de afdelingen niet of niet zelfstandig mee.

Daarnaast kijken we naar hoeveel kandidaten op de lijst staan voor partijen. Maar veel van deze kandidaten horen eigenlijk niet op de kandidatenlijst, volgens ten minste bestuurskundige Julien van Ostaaijen en politicologen Joop van Holsteyn en Marijn Nagtzaam. Zij staan er als lijstduwer op en zijn niet écht van plan om de raad in te gaan. Afdelingssecretarissen konden in ons onderzoek ook aangeven hoeveel verkiesbare kandidaten zij hadden.

Ten slotte kunnen we ook kijken naar de mate waarin afdelingen problemen rapporteerde bij de rekrutering. 40% van de afdelingen rapporteerden enige of grote problemen met kandidaatstelling.

Het belang van goed functionerende afdelingen

Er is een factor die alle vier deze uitkomsten voorspelt: het functioneren van de afdeling. We vroegen aan afdelingssecretarissen om aan te geven of ze in het algemeen vonden dat hun afdeling goed functioneerde of niet. Dat is dus een subjectieve indruk. Afdelingen die volgens hun secretarissen goed functioneren dienen vaker een lijst in, zetten daar meer kandidaten op en meer verkiesbare kandidaten en rapporteren minder problemen met rekrutering: als we van de minst naar de meest goed functionerende afdeling gaan, wordt de kans dat die partij deelneemt aan de verkiezingen 50 keer zo groot. De kandidatenlijst wordt in zo’n geval 4 kandidaten langer, waarvan er twee verkiesbaar worden geacht.

Het aantal actieve leden voorspelt of partijen deelnemen aan verkiezingen en hoeveel kandidaten ze in totaal op de lijst zetten: met ieder actief lid wordt de kans 6% groter dat een afdeling deelneemt aan de verkiezingen en per 100 leden komt er een kandidaat bij. Het aantal actieve leden is alleen maar positief gerelateerd aan de lengte van de kandidatenlijst: 25 extra actieve leden, levert een extra persoon op de lijst. Veranderingen in het ledental beïnvloedt enkel de mate waarin problemen gerapporteerd worden, positief.

Mensenwerk

Al met al lijkt rekrutering echt mensenwerk. Het is geen onpersoonlijk proces waarbij partijen met grotere ledenbestanden per definitie vaker en langere lijsten op stellen. De sfeer in een afdeling is daar bepalend voor. Het is voor een afdeling beter om een klein aantal leden te hebben die met elkaar op kunnen schieten, dan veel leden die met elkaar in de clinch liggen.

Filed Under: Lokale politiek, Politieke partijen Tagged With: kandidatenlijsten, lokale politiek, Politieke partijen, rekruteringsfunctie

  • « Go to Previous Page
  • Go to page 1
  • Go to page 2
  • Go to page 3
  • Go to page 4
  • Interim pages omitted …
  • Go to page 70
  • Go to Next Page »

Primary Sidebar

Volg ons

  • Facebook
  • Twitter
  • RSS Feed

Populaire berichten

De ideologie van Forum voor Democratie

De ongemakkelijke realiteit van de antivaccinatie-beweging

Wat als… Nederland het Britse kiesstelsel zou hebben?

Willekeurige berichten

Wat verklaart deelname aan en succes bij de Olympische Spelen?

Hoe nu verder met de Provinciale Staten?

Welke emoties verklaren populistische attitudes? – Hot Politics Lab Online Sessie 10 met Agneta Fischer

Podcast

Episode 106 – “I’m f**king furious and I don’t f**king care anymore”, with Rob Ford

Rob Ford (University of Manchester) joins us to discuss the resignation of Liz Truss and the sorry … [Lees verder...]

Episode 105 – A new prime minister and a new monarch, with Rob Ford

For the first time ever, the UK acquired a new prime minister and a new monarch in the same week. … [Lees verder...]

Aflevering 104 – Terugblik gemeenteraadsverkiezingen, met Josje den Ridder, Simon Otjes en Tom van der Meer

We gaan de gemeenteraadsverkiezingen nabeschouwen met Josje den Ridder (SCP), Simon Otjes … [Lees verder...]

Populisme

Plaatjes van de electoraatjes: de radicaal-rechtse ruimte

Over anderhalve week stemmen we voor de Provinciale Staten en de waterschappen. Waar zullen we – … [Lees verder...]

Analyse van raadsinstrumenten laat zien: ook in gemeenteraden heerst het monisme

Het is alweer ruim een half jaar geleden dat de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvonden. Inmiddels … [Lees verder...]

Gevoelens van culturele afstand als verklaring voor de opleidingskloof in anti-establishment-opvattingen en -gedrag

In veel Westerse democratieën leven onder een aanzienlijk deel van de bevolking … [Lees verder...]

Blogroll

  • Andrew Gelman
  • Ballots & Bullets
  • Fight Entropy
  • FiveThirtyEight
  • The Monkey Cage
  • The Upshot
  • Wonkblog
  • OVER SRV
  • AUTEURS
  • CATEGORIEËN
  • ARCHIEF
  • CONTACT

© 2023 StukRoodVlees

Copyright © 2023 · SRV Theme op Genesis Framework · WordPress · Log in