Vandaag pakte het Algemeen Dagblad uit met een grote kop: CDA wil radicaal ander kiesstelsel. Van de 150 Tweede Kamerzetels zouden er voortaan 100 via 12 tot 15 regio’s (kiesdistricten) moeten worden vastgesteld, waarbinnen meerdere Kamerleden worden verkozen. De overige 50 zetels zouden niet regionaal zijn, maar ingezet worden om nationale evenredigheid te garanderen. Daarmee omarmt het CDA (na eerdere steun voor een Duits kiesstelsel en het Buma-kiesstelsel) nu het Deense model.
Maar dit voorstel is helemaal niet radicaal anders dan het Nederlandse. Het is ook niet voor het eerst dat het CDA dit plan lanceert. En het voorstel perkt de opties tot voorkeursstemmen juist in.
Niet radicaal anders
Om met het eerste te beginnen: dit kiesstelsel is niet radicaal anders dan het huidige. De evenredige vertegenwoordiging wordt er nauwelijks door geschaad. Sterker, in termen van evenredigheid lijkt geen kiesstelsel zo op het Nederlandse als het Deense kiesstelsel in de afgelopen decennia (met 2019 als afwijking op dat patroon). In mechanisch opzicht gaat het de netto-verhoudingen tussen partijen relatief weinig beïnvloeden, hoewel het hier en daar een of twee zetels kan uitmaken. Simon Otjes heeft dit model doorgerekend in het politicologische magazine De Kiezer.
Anders dan bijvoorbeeld het Duitse parlement is de eventuele aantasting van de evenredigheid ook dusdanig beperkt, dat het niet nodig zal zijn om de grootte van het parlement te doen variëren. Dat Duitse kiesstelsel zou een grondwetswijziging vergen, omdat de grondwet zowel de evenredigheid als de gefixeerde grootte van het parlement heeft gecodificeerd. Dat lijkt met het Deense geen zorg: een grote inbreuk op de partijpolitieke samenstelling zal het kiesstelsel normaliter niet maken.
Dit kiesstelsel kan vervolgens weer gedragsmatige effecten creëren, waardoor kiezers eerder op grotere partijen zullen stemmen (die immers meer kans hebben om al via de districten verkozen te raken). Maar ik schat de grootte van die effecten in als beperkt.
Inperking voorkeursstemmen
Wat doet het kiesstelsel dan wel? De belangrijkste wijziging is het regionale element. Dat zorgt ervoor dat alle kiezers een stem uitbrengen op een kandidaat in de regio waar zij ingeschreven staan. Hoe verhoudt dat zich ten opzichte van de huidige situatie?
Wel, het systeem dwingt alle kiezers tot het uitbrengen van een regionale voorkeursstem. Maar dat gaat ten koste van de mogelijkheid om een andersoortige voorkeursstem uit te brengen, bijvoorbeeld op basis van de waardering voor een politicus, of diens expertise, geslacht, beroepssector, migratie-achtergrond, of activisme.
Het gevolg daarvan is dat het tamelijk lastig wordt om een stem uit te brengen op dat ene Kamerlid dat u zo goed vindt en waar u zich zo goed in herkent, omdat die niet in uw district kandidaat is. Het CDA kan in dat licht denken aan een type-Omtzigt, bijvoorbeeld. Of een type-Keijzer. Regionale kandidaten met een nationale herkenbaarheid en achterban.
Weinig behoefte onder kiezers
Het Deense kiesstelsel dwingt iedereen tot een regionale voorkeursstem, en perkt het uitoefenen van ander voorkeuren in. Dat is opmerkelijk, omdat regio geen dominante factor is in het voorkeursstemgedrag. Sekse en politieke profilering zijn dat veel sterker. Maar juist die verliezen aan relevantie in dit voorstel, althans ten opzichte van het huidige kiesstelsel.
Sterker nog, wanneer we mensen direct vragen of ze behoefte hebben aan regionalisering van het kiesstelsel, blijkt die steun heel beperkt. In het Nationaal Kiezersonderzoek van 2017 is gevraagd naar de steun voor een grote reeks mogelijke institutionele hervormingen. De analyse van Kristof Jacobs laat zien dat slechts 35% van de kiezers steun uitspreekt voor een kiesstelsel waarin iedere regio of provincie eigen Tweede Kamerleden heeft. Dat is maar een kleine minderheid, en ook vergeleken met andere voorstellen een beperkte steun.
Regionale vertegenwoordiging lijkt voor een heel groot deel van de kiezers geen wezenlijk punt. Dat komt misschien ook doordat de veelgehoorde ondervertegenwoordiging van de regio’s afhangt van de meting ervan. Als je kijkt naar woonplaats is er bijvoorbeeld een zeer sterke oververtegenwoordiging van Randstedelijke kandidaten. Maar als je kijkt naar geboorteplek, liggen de verhoudingen al wezenlijk anders. Ga maar na, waren politici als Wilders, Remkes, Verhagen, en Sap vooral Randstedelijke kandidaten of kandidaten uit uiteenlopende regio’s?
Of het dwingen tot regionale vertegenwoordiging zodoende bijdraagt aan de daadwerkelijke vertegenwoordiging van kiezers in het algemeen, is maar de vraag.
Wat staat daar tegenover?
Een complicerende factor is bovendien dat regionale vertegenwoordiging uitgaat van sterke regionale identiteiten. Maar hoe minder districten er zijn, hoe groter het aantal kiezers per district is, en hoe minder effectief het regionale kiesstelsel zal zijn.
Vanuit dat perspectief heeft het voorstel van het CDA beperkingen. 12 tot 15 kiesdistricten, betekent 1,2 tot 1,5 miljoen Nederlanders per kiesdistrict. Wanneer we denken aan regio’s, zijn dat vaak veel kleinere eenheden. De kiesdistricten vallen niet samen met herkenbare regio’s als Zeeland (383k), de Achterhoek (389k), Twente (626k), Friesland (647k), Groningen (584k), of het Westland (128k). De kiesdistricten zijn fors groter dan dat.
Alternatieven?
Er zijn alternatieven voor dit voorstel. Het faciliteren van regionale voorkeursstemmen kan ook zonder deze af te dwingen, en zonder alternatieve motieven om een voorkeursstem dwars te liggen. Dat kan via het Kiesstelsel Burgerforum, dat ook door de Staatscommissie Parlementair Stelsel in 2018 werd geadviseerd, en hier nader is gewogen. Dat kiesstelsel faciliteert de invloed van voorkeursstemmen, ongeacht of die nu worden ingezet op basis van regio, expertise, sekse, of politiek profiel, zonder de evenredige vertegenwoordiging te beïnvloeden.
R. Heijman zegt
Er is natuurlijk maar 1 hoofdreden voor dit voorstel: het CDA denkt hierbij in de landelijke zetelverdeling beter uit te komen.
Regionale invloed is goed in de regio, waar regionale belangen en eigenheden relevant zijn.
Nationale belangen zijn regio-overschreidend, behoren vanuit een nationaal perspectief benaderd te worden.
Nederland is een klein land, haar regio zijn zeer klein. Nederland zou eerder als een belangrijke Europese regio gezien moeten worden.
Het CDA is een conservatieve partij die denkt via regionalisering haar boeren achterban, een nieuw platform te kunnen bieden.
De trend is echter tegengesteld. Dit is een achterhoede gevecht van het CDA in het komende dominante debat over klimaat en milieu, waarin de boeren zullen moeten inschikken.
Ruben zegt
Betekent dit, naast een voordeel voor enkel het CDA ook dat het voor (nog) niet regionaal gevestigde, nieuwkomende partijen lastiger wordt?
Een dergelijke blokkade opwerpen lijkt mij een anti-democratische ontwikkeling en zeer onwenselijk.
Klaas Groen zegt
Ik vind het jammer dat de titel van dit stuk totaal niet neutraal geformuleerd is. Binnen het ééndistrictenstelsel dat Nederland heet, heeft men weliswaar de mogelijkheid om vrijer te kiezen dan in een land met districten zoals Denemarken… Maar in de praktijk maakt men hier totaal geen gebruik van. 80% van de stemmen gaan naar de eerste 20 kandidaten en de eerste 4 kandidaten zouden in principe al een kabinet kunnen vormen aangezien zij 60% van de stemmen binnenhalen. Men zegt bovendien dat de regio al goed vertegenwoordigd is in Den Haag. Maar dan kijk je alleen naar de geboorteplek van parlementariërs. In de werkelijkheid zijn poltici totaal afhankelijk van hun lijsttrekker en hebben ze, op een enkeling na, geen eigen mandaat. De metafoor van Gru en de minions is zo gek nog niet.