De Kerstcrisis is bezworen, zo stellen de coalitiepartijen. Dreigen met regeren bij decreet via een Algemene Maatregel van Bestuur, waardoor de wetgevende rol van de Eerste Kamer kan worden omzeild, volstaat blijkbaar als oplossing. De vraag is of de Constructieve Drie hiermee akkoord gaan, zowel om principiële redenen (CU en SGP hadden al hun twijfels toen zogeheten Artikel 126 werd aangenomen) als om strategische redenen (ze zetten immers zichzelf buitenspel, omdat ze hun invloed nu ontlenen aan de Eerste Kamer).
Hoe dit zich in het nieuwe jaar zal ontvouwen, is koffiedik kijken. Daarom vandaag een terugblik op de structurele ontwikkelingen en het parlementaire gedrag die een voedingsbodem vormen voor de Kerstcrisis. Geniet van een tiental blogs (links in titels).
Structurele neergang PvdA en VVD
Al decennia daalt de aanhang van de klassieke Grote Drie – CDA, PvdA en VVD. Dertig jaar geleden waren ze nog goed voor ruim 80% van alle stemmen; inmiddels mogen de drie partijen blij zijn als ze gezamenlijk een meerderheid halen in de Tweede Kamer. Structureel krijgt Nederland steeds meer de contouren van een stelsel van zes middelgrote partijen (ca 20-25 zetels) die elk op korte termijn kunnen pieken op wegzakken.
Regeren is halveren: costs of government
Het besluit om te regeren moet niet lichtzinnig worden genomen. Nederland beweegt van een systeem van vertegenwoordiging naar een systeem waarin kiezers partijen afrekenen op hun prestaties. Dit heeft tot gevolg dat regeringspartijen bij de eerstvolgende verkiezingen over het algemeen boeten voor hun keuzes. De electorale kosten van meeregeren zijn door de jaren heen toegenomen. Dat geldt des te sterker voor linkse partijen die regeren in tijden van economische recessie.
Afsplitsingen
De PvdA-fractie staat al onder druk door het opvallend grote aantal parlementariërs dat de zetel inleverde, of dat zich geheel afsplitste van de partij. In de Tweede kamer zijn afsplitsingen de afgelopen 12 jaar steeds minder uitzondering geworden. Een afsplitsing blijkt echter veelal geen goede basis voor een nieuwe partij. Alleen de PVV van Geert Wilders is – ondanks vele afsplitsingen uit de eigen partij – erin geslaagd een stabiele organisatie op te bouwen met electoraal succes.
Stemgedrag Tweede Kamer: oppositie en coalitie
Qua stemgedrag zien we dat het kabinet – ondanks het akkoordenbeleid – stemt als een tamelijk normaal kabinet. De Constructieve 3 stemt vaak mee met het regeringsbeleid, en ondanks de retoriek op het congres doet het CDA dat ook. De regeringspartijen lijken qua stemgedrag sterk op elkaar – zoals te verwachten valt in een land met regeerakkoorden – maar opvallend is dat het stemgedrag van de VVD dichterbij dat van CDA en D66 zit dan het stemgedrag van de PvdA lijkt op dat de SP en GroenLinks. De VVD laat vooral een kloof met de PVV; de PvdA met de beide linkse concurrenten.
Peilingen
De peilingen geven weinig aanleiding voor een breuk. Zowel de PvdA als de VVD scoren slecht in de peilingen. Een jaar vol gebeurtenissen (twee verkiezingen, ‘Minder, minder, minder’, en het neerhalen van MH-17) hebben daar weinig aan veranderd. Maar ook een alternatieve coalitie ligt niet voor de hand: D66-CDA-VVD zou geen meerderheid halen in de Tweede Kamer.
De kieskeurige kiezer en wisselende meerderheden
De Nederlandse kiezer is door de jaren heen bovendien veel veranderlijker geworden. Kiezers zijn daarin bepaald niet incoherent (ze kiezen steevast uit een klein clubje ideologisch overeenkomstige partijen), maar de definitieve keus ligt steeds minder vast. Daardoor zal de samenstelling van de Eerste Kamer steeds vaker afwijken van die van de Tweede Kamer, waar de coalitie normaliter op rust. Opmerkelijk is daarom dat juist in 2012 de informateur van het kabinet (huidige minister Kamp) brak met een traditie waarin werd opgeroepen tot ‘een vruchtbare samenwerking met de [hele] Staten-Generaal’.
Afwijkend stemgedrag door individuele kamerleden
Dat individuele kamerleden anders stemmen dan de partijlijn is in Nederland heel ongebruikelijk. Nederlandse kamerleden zijn bijzonder braaf. Waarschijnlijk is dat ook de reden waarom het tot zulke ophef kan leiden als ze wel degelijk anders stemmen.
Vrije artsenkeuze
En wat de ironie wil: Vrije artsenkeuze leidt niet eens aantoonbaar tot een groter gevoel van keuzevrijheid onder kiezers.
Ik snap dit soort verhalen niet zo: de verdeelde kiezers maakten deze coalitie als enige mogelijk en die heeft een mandaat voor vier jaar. In 2017 zijn er weer verkiezingen en dan zal de kiezer zonder twijfel weer kiezen voor een coalitie met middenpartijen: VVD, PvdA, CDA en D66. De PVV zal voor de vierde keer weer verliezen en speelt geen rol.
De Hond zit er altijd naast en is in het beste geval slechts de thermometer van het chagrijn van de dag. Als je daar de vraag naar politiek draagvlak op baseert begrijp je weinig van de principes van de representatieve democratie.
Waar haal je vandaan dat politiek draagvlak enkel op zetelpeilingen zou berusten?
Wetgeving moet door zowel Eerste als Tweede Kamer worden aanvaard. Juist deze verkiezingsuitslag maakte een coalitie met weinig partijen die wel een gesloten front vormde onmogelijk. Bovendien kent deze coalitie geen meerderheid in de Eerste Kamer. Zo lang Eerste en Tweede Kamer niet tegelijk worden verkozen, is het heel moeilijk om stabiele meerderheden te verkrijgen, omdat die elke twee jaar zullen wisselen.
Wb peilingen: we baseren ons daarom ook op de peiling der peilingen, ipv 1 losse peiling. De principes van de representatieve democratie hangen niet af van een losse peiling, maar je lijkt hier legitimiteit, vertrouwen, en partijkeus met elkaar te verwarren.