De toeslagenaffaire bij de Belastingdienst sleept maar door. Tweede Kamerleden van regerings- en oppositiepartijen en journalisten van RTL en Trouw hebben fundamentele problemen blootgelegd met de procedures. Ouders en kinderopvangbureaus werden ten onrechte aangemerkt als overtreder, gebruikelijke procedures functioneerden niet, bezwaarprocedures actief onmogelijk gemaakt, de vele onterecht gedupeerden werden bewust voor lief genomen.
Procedurele rechtvaardigheid – dat je eerlijk, gelijk, en onbevooroordeeld behandeld wordt – is een cruciaal fundament in een democratische rechtsstaat. Het raakt de kern van democratische legitimiteit. Dat blijkt steevast uit onderzoek naar politiek vertrouwen en democratische steun. Die procedurele rechtvaardigheid wordt ondermijnd wanneer een uitvoeringsinstantie van de overheid het burgers onmogelijk maakt hun recht te halen. Daarom is deze affaire bij de Belastingdienst zo’n wezenlijk vraagstuk voor de democratie.
Vertrouwen is altijd een risico
Vertrouwen in de democratie en in de politiek is niet vanzelfsprekend. Wie een vertrouwensrelatie aangaat loopt een risico en maakt zich kwetsbaar dat het vertrouwen geschaad wordt. Onzekerheid en kwetsbaarheid zijn inherent aan elke vertrouwensrelatie. Dat geldt voor het vertrouwen dat je in vrienden hebt om een geheim te bewaren, maar ook voor het vertrouwen in de politiek om het juiste te doen.
Vertrouwen is een manier om met kwetsbaarheid om te gaan. Hoe groter de machtsonbalans, hoe kwetsbaarder je bent, hoe moeilijker het is om vertrouwen te hebben. Dat is mede de reden waarom vertrouwen in de politiek veelal lager is dan dat in bijvoorbeeld media. Het risico is simpelweg groter.
Procedurele rechtvaardigheid: Op alle manieren belangrijk
Al decennia buigen politicologen zich over de vraag wat het vertrouwen in de politiek verklaart. De meest consistente verklaring is steevast: de perceptie van de overheid en haar instanties als onpartijdig.
De onpartijdigheid van de overheid en het gebrek aan corruptie verklaren het overgrote deel van de structurele verschillen tussen landen in politiek vertrouwen en democratische tevredenheid. Het verklaart waarom het politieke vertrouwen in Zuid- en Centraal-Europa achterblijft op dat in met name Scandinavië, maar ook Nederland en Zwitserland. Dat is opmerkelijk: De soms grote verschillen worden dus goeddeels verklaard door een kenmerk dat we vooral in verband brengen met uitvoeringsinstanties, in plaats van de politiek zelf. Het kiesstelsel, het federalisme, de regeringsvorm, de economische groei… Ze doen er allemaal veel minder toe dan procedurele rechtvaardigheid.
Endemische schandalen verklaren waarom het vertrouwen in sommige landen jarenlang daalt. Denk aan de Agusta- en Dutroux-affaires in België in de jaren 90, of het declaratieschandaal in het Verenigd Koninkrijk zo’n tien jaar geleden. Wanneer politici van meerdere partijen het systeem (lijken te) gebruiken voor persoonlijk gewin, dempt dit het vertrouwen jarenlang.
Het effect van procedurele rechtvaardigheid zien we ook op wat concreter niveau. Er is meer vertrouwen in uitvoeringsinstanties die gedwongen worden om zich onpartijdig te gedragen in concrete gevallen én daarop door burgers aangesproken kunnen worden, dan in uitvoeringsinstanties met grote maar oncontroleerbare discretionaire bevoegdheden.
Tot slot zijn subjectieve ervaringen met uitvoeringsdiensten van invloed op ons vertrouwen. Ook als de inhoudelijke uitkomst onwelgevallig is kunnen burgers vertrouwen behouden wanneer ze van oordeel zijn dat de procedures rechtvaardig waren, onpartijdig en met ruimte voor inspraak. Meer in algemene zin zijn subjectieve percepties van corruptie en partijdigheid schadelijk voor vertrouwen in de politiek. En dat is een wereldwijd fenomeen.
Hart van de legitimiteit
Procedurele rechtvaardigheid raakt al met al het wezen van de ervaren legitimiteit van de democratie en de democratische instituties. Dat maakt de slepende affaire bij de Belastingdienst meer dan een gewoon probleem met een uitvoeringsinstantie. De procedurele rechtvaardigheid – onpartijdigheid, inspraak, onbevooroordeeldheid – is jarenlang en naar het zich laat aanzien actief met de voeten getreden. Dat maakt het vanuit het perspectief van politiek vertrouwen tegelijk onverteerbaar dat het probleem al zo lang kan blijven dooretteren.
De vraag is of het hier eindigt. Staatssecretaris Snel maakte in het debat een pijnlijke uitglijder, toen hij de Belastingtelefoon suggereerde als kanaal voor mogelijke gedupeerden. Pijnlijk is het omdat de kern van de vertrouwensbreuk – het herhaaldelijk en op verschillende manieren geschonden vertrouwen in de rechtvaardigheid van de procedure – evident niet via de bestaande procedure zomaar kan worden opgelost.
De vaste kanalen zijn immers zelf het probleem geworden.
Afbeelding: Bron
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.