In de jaren negentig stelde VVD-leider Frits Bolkestein dat lage opkomstcijfers geen reden tot zorg zijn. Integendeel, een lage opkomst zou wijzen op tevreden kiezers die immers geen reden hadden om te gaan stemmen. Er is wat lacherig gedaan over die uitspraak, maar Bolkestein blijkt wel degelijk een punt gehad te hebben. Alleen leidt onvrede niet tot een hogere opkomst, maar wel tot andere vormen van politiek activisme.
In een landenvergelijkende studie naar 27 verkiezingen tussen 2001 en 2006 in 20 westerse landen [paywall] keek ik met prof Jan van Deth (Mannheim) en prof Peer Scheepers (Radboud Universiteit Nijmegen) naar het verband tussen de beleidsvoorkeuren van kiezers en hun politiek activisme. Rechtse kiezers gaan vaker stemmen; bij verkiezingen wordt het rechtse geluid dus over het algemeen sterker gehoord dan het linkse. Daartegenover staat echter dat linkse kiezers vaker aan andere vormen van activisme doen, zoals contact zoeken met beleidsmakers, campagnevoeren, en demonstreren. Radicale kiezers zijn sowieso eerder geneigd om politiek actief te worden dan gematigde kiezers. Daarbovenop geldt dat kiezers die (volgens zichzelf) ideologisch ver afstaan van de regering politiek actiever zijn in alle vormen. Alleen gaan ze niet vaker stemmen. Ook niet minder vaak, trouwens.
Dat tevredenheid leidt tot gezapigheid blijkt ook uit anderszins. Zo werkt vertrouwen in het parlement averechts voor al deze vormen van politiek activisme (althans als we rekening houden met opleidingsniveau en het politiek zelfvertrouwen).
De activerende werking van onvrede leidt tot electorale golfbewegingen. Zo leidden in de VS de Clinton-jaren tot de mobilisatie van christelijk-rechts, de Bush-jaren tot activisme onder jonge, progressieve Amerikanen in 2007, en de eerste termijn van Obama tot de opkomst van de Tea Party.
Onvrede is dus een serieuze prikkel voor politiek activisme. En die onvrede met de regering is, blijkens recente peilingen, momenteel hoog. Kunnen we dan rond de verkiezingen van volgend jaar (Europees, gemeente) veel activisme verwachten?
Dat valt te betwijfelen. Onvrede is een belangrijke prikkel, maar belangrijker nog is het dat er bij verkiezingen wat op het spel staat. De verkiezingen moeten daadwerkelijk kunnen leiden tot veranderingen (iets waar vooral meerderheidsstelsels goed in zijn, doordat ze de macht disproportioneel samenballen in een enkele partij) en er moet daadwerkelijk wat te kiezen zijn (serieuze en heldere alternatieven). Daar is in Europa en in Nederlandse gemeentes nauwelijks sprake van. Door de crisis en de bezuinigingen opvallend genoeg misschien nog wel minder dan voorheen.
Pytrik zegt
Ik reviewde laatst een paper dat hier ook iets interessants over zegt. Dat onderzoek probeerde verklaringen te zoeken voor het electorale succes van de NPD in enkele Duitse deelstaten. Een interessante conclusie was dat de in die regio’s soms zeer actieve buitenparlementaire extreemrechtse groepen niet concureren met partijpolitiek. De onderzoekers vonden namelijk dat in de meeste gemeenten (het ging over lokale politiek) waar de NPD actief/succesvol was, de lokale Kameradschaften ook zeer actief waren. Parlementaire en buitenparlementaire politiek gaan daar dus juist hand in hand, of stimuleren elkaar wellicht.
Volgens mij is het paper nog niet gepubliceerd, dus ik kan je de link helaas niet sturen.