“Racisme grijpt de wereld aan” kopte NRC Handelsblad afgelopen weekend. En inderdaad, van Washington tot Seoul en van Parijs tot Tokio: mensen gaan massaal de straat op om te demonstreren tegen racisme en discriminatie. Gisteren was er nog een grote demonstratie in de Amsterdamse Bijlmer. De centrale boodschap: racisme zit diep verankerd in onze instituties, en het is hoog tijd dat we daar iets aan gaan doen.
Hoewel ik het 100% eens ben met deze lezing, heb ik de indruk dat in het huidige debat racisme te eenzijdig wordt neergezet als een ‘extern’ gevaar; als een probleem dat veroorzaakt wordt door anderen. Het probleem van een dergelijke manier van denken is dat het miskent dat wij/zij-denken ook een ‘intern’ probleem is. Het is een diepgewortelde ‘predispositie’ die tot op zekere hoogte schuilt in ons allemaal.
Laat me uitleggen wat ik bedoel aan de hand van een precies tien jaar geleden verschenen (maar nog steeds zeer actueel) boek.
Etnocentrisme
In 2010 publiceerden de politicologen Donald Kinder en Cindy Kam het boek Us against Them: Ethnocentric Foundations of American Opinion. Het kernconcept uit dit boek is ‘etnocentrisme’: een diep verankerde manier van denken die al het sociale verkeer reduceert tot een morele strijd tussen in-groups (die als positief worden ervaren) en out-groups (die als zeer negatief worden gezien). De sterkste en meest persistente vorm van dit in-group/out-group-denken vindt volgens Kinder en Kam plaats langs etnisch-culturele lijnen; het gaat dan om tegenstellingen op het gebied van bijvoorbeeld ras, etniciteit en religie.
Kinder en Kam benadrukken dat etnocentrisme gaat over wij/zij-denken in het algemeen, en niet over vooroordelen tegen één specifieke groep. Al in de jaren vijftig van de vorige eeuw ontdekten psychologen dat negatieve opvattingen over verschillende soorten ‘gevaarlijke anderen’ sterk met elkaar correleren. Simpel gezegd: degenen die negatief waren over Joden waren dat meestal ook over homo’s, zwarten en immigranten. Antisemitisme, homofobie, racisme en anti-immigratie-opvattingen werden gezien als uitingen van één enkele onderliggende psychologische ‘predispositie’. Daarmee bedoelden ze zeker niet dat iedereen sterk etnocentrisch was. De etnocentrische predispositie werd gezien als een mate van gradatie: mensen waren meer of minder etnocentrisch.
Kinder en Kam bouwen voort op dit idee en benadrukken daarbij dat etnocentrisme onderdeel is van de menselijke natuur. Ze verwijzen daarbij naar psychologische experimenten die hebben laten zien dat mensen altijd geneigd zijn om zichzelf en anderen in groepen in te delen en daarbij de overeenkomsten tussen henzelf en mensen uit hun in-group te benadrukken en tegelijkertijd de verschillen tussen henzelf en leden van de out-group te accentueren. De wij-groep krijgt daarbij een positieve connotatie en de zij-groep een negatieve. Psychologen hebben laten zien dat dit zelfs gebeurt wanneer groepsvorming volstrekt willekeurig is en onderzoekers op basis van het opgooien van een muntje mensen in de ene of de andere groep hebben ingedeeld.
De gevolgen van etnocentrisme
Kinder en Kam stellen dat etnocentrisch denken van invloed is op de manier waarop burgers over maatschappelijke en politieke onderwerpen nadenken. Máár, zo benadrukken ze, dat betekent niet dat etnocentrisme altijd en overal een hoofdrol speelt. Etnocentrisme zal alleen van belang zijn als het ‘geactiveerd’ wordt. Als, met andere woorden, de maatschappelijke omstandigheden zodanig zijn dat etnocentrisch denken wordt aangewakkerd. Dit gebeurt volgens hen wanneer het politieke proces in sterke mate wordt geframed als een moreel conflict tussen twee groepen.
In hun boek tonen Kinder en Kam vrij overtuigend aan dat etnocentrisme inderdaad een belangrijke rol speelt. Zo laten ze bijvoorbeeld zien dat mensen die sterker etnocentrisch zijn, ook oorlogszuchtiger zijn. Daarnaast tonen ze aan dat er een samenhang bestaat tussen etnocentrisme en opvattingen over onder andere homoseksuelen, immigranten en de verzorgingsstaat. In lijn met hun verwachtingen is de sterkte van deze samenhang sterk afhankelijk van de politieke omstandigheden – en dan met name van de mate waarin de framing van een issue aansluit bij het etnocentrische gedachtegoed.
Etnocentrisme en racisme nu
Wat zegt dit nu over het huidige debat over racisme? Het boek van Kinder en Kam leert ons ten eerste dat verwacht kan worden dat mensen die sterk etnocentrisch zijn ook meer geneigd zullen zijn tot racistische opvattingen en gedragingen. Hun wij/zij-denken loopt immers langs allerlei verschillende sociaal-culturele dimensies, en raciale tegenstellingen vormen daar een belangrijke van – zeker in een tijd waarin de Amerikaanse president het framen van de politiek als een moreel conflict tussen Goed en Kwaad tot een ware kunst heeft verheven.
Maar wij/zij-denken zou ook op een andere, veel indirectere manier tot racisme kunnen leiden. Laat me een persoonlijk voorbeeld geven. Toen een werkgroep van de Verenigde Naties zich zeven jaar geleden zeer kritisch uitliet over Zwarte Piet, reageerde ik in eerste instantie geprikkeld. Waarom bemoeide die werkgroep zich met een onschuldige Nederlandse traditie? Juist omdat ik niet racistisch wilde zijn verzette ik me tegen de beschuldiging van racisme binnen wat ik als mijn in-group zag. Het gevolg: ik blind bleef blind voor mijn (en ‘ons’) eigen wij/zij-denken. (Ik was overigens niet de enige die geprikkeld reageerde. Vlak na de kritiek op Zwarte Piet daalde het vertrouwen in de VN in Nederland dramatisch.)
Mijn hypothese op basis van dit voorbeeld is de volgende: hoewel de meeste mensen niet direct vatbaar zijn voor flagrante racistische boodschappen, zullen velen wel gevoelig zijn voor minder openlijke vormen van wij/zij-denken en zelfs racisme. Ironisch genoeg zou een afkeer van racisme ertoe kunnen leiden dat mensen blind worden voor hun eigen neigingen tot wij/zij-denken, en daardoor de vooroordelen die binnen hun eigen in-group heersen niet weten te herkennen. Sterker nog: als deze mensen worden gewezen op het bestaan van dergelijke vooroordelen is het niet ondenkbaar dat hun wij/zij-denken wordt aangewakkerd tegenover degenen die deze beschuldiging uiten.
Racisme als een ‘intern’ gevaar
Het boek van Kinder en Kam leert ons dat wij/zij-denken in het algemeen en racisme in het bijzonder niet alleen ‘externe’ gevaren zijn die het functioneren van onze instituties ‘van buitenaf’ onder druk zetten. Wij/zij-denken zit (in een bepaalde mate) in ons allemaal. En ironisch genoeg is het benaderen van racisme als een extern gevaar óók een vorm van wij/zij-denken: ‘wij’ zijn niet racistisch en dus Goed, en ‘zij’ zijn wel racistisch en dus Slecht. Maar zo simpel is het dus niet. Ook in onze eigen opvattingen kan, zonder dat we het door hebben, wij/zij-denken of zelfs (impliciet) racisme verborgen zitten.
De strijd tegen racisme heeft daarom alleen zin als we dat erkennen, en altijd kritisch op onze eigen gedachten blijven.
Afbeelding: DSC03140 door Karen Eliot (via Flickr).
Frans Galjee zegt
Goed dat dit onder de aandacht wordt gebracht.
Discriminatie is letterlijk het maken van onderscheid nu dat doen we dus allemaal en doorlopend en is daarmee een natuurlijk gedrag. Echter en nu wordt het lastiger er is een onderscheid in discriminatie (een onderscheid in onderscheid maken). Een vorm is toelaatbaar en de andere vorm niet. We kunnen ons er wat bij voorstellen als het gaat over de uitersten. Helaas bewegen de meeste gevallen van onderscheid maken zich in het grijze gebied ergens in het midden tussen de uitersten. Hier wordt het dan lastig oordelen wat wel en niet als toelaatbaar kan worden gewogen en zal mede afhankelijk zijn van ook andere factoren.
Racisme is een bijzonder ernstige vorm van discriminatie hier gaat het om onderscheid van ras met tevens extreme uitingen als o.a. geweld. Dit is het uiterste aan de ontoelaatbare zijde van het onderscheid spectrum. Maar hoe je het wendt of keert het heeft een natuurlijke basis en zit verborgen in ieder mens ongeacht kleur.
R. Heijman zegt
Het wij en zij mag dan wel natuurlijk zijn, op het moment dat de ander of de andere groep er last van krijgt is het onfatsoenlijk, in een cultureel ontwikkelde maatschappij. Discriminatie is daar zelfs onwettig en strafbaar. In een niet-cultureel ontwikkelde maatschappij is men nog niet zo ver. Ook in landen met historische, grote tegenstellingen is het wij en zij begrijpelijk, want menselijk.
Het vereist veel tijd, maatschappelijke sturing, opvoeding, ontwikkeling voor bewustwording, om discriminatie af te bouwen en een bewust moreel leiderschap.
Daar waar dit ontbreekt zien we de meest ernstige vormen van discriminatie.
Culturele ontwikkeling gaat niet meer vanzelf. Daarom hebben we ook opstanden nodig, die als kathalisator werken.
HPax zegt
‘‘The racial sense, which contains respect for the individual and even that concept of ‘people’, remains as remote from India as ever. The racial sense is alien to India. Histori¬cally, this absence of cohesiveness has been the calamity of India.’’ (Naipaul, V.S., ´An Area of Darkness´, pp. 158-159; 154).
A.D. 2014 was er Wereldkampioenschap Voetbal in Rio. Voor het echt begint, toont een TV-station beelden van de arena waarin het tournooi zich zal afspelen. Zo werd op het scherm ‘thuis’ de opname van een spandoek geprojecteerd waarop een toekomstig stadionpubliek letterlijk voor racisme wordt gewaarschuwd; en niet tegen zakkenrollers of zoiets. En het is duidelijk, racisme is bezielend thema van onze tijd: modern, kosmopoliet, populair. Onze voorbeeldige Grieken en Romeinen – crimineel genoeg – lees je er niet over, in de Bijbel staat of bestond het niet. Wél had je equivalent in de Middeleeuwen ‘ketterij’ (annex hekserij), óók zo’n schrikbeeld. Er alleen nog maar vagelijk van beschuldigd trok je van angst wit weg; de brandstapel wenkte, een betaalbare getuige makkelijk te vinden.
Die terreur is in ons Westen passée, maar nog niet in Pakistan en soortgelijke Landen, waar de ‘Ongelovige’ zo vreselijk op z’n tellen moet passen. ‘Ketterij’ bestaat hier vandaag niet meer, en deed dat ook nooit. Achteraf beschouwd dan; het bleek een waan. Misschien zal zo’n herziening zich ook eens aan ‘ons’ racisme voltrekken. Echoput, elusief, feitelijk juridisch vaak zo moeilijk te bewijzen crimen, zijn dat de even zo vele kansen op zijn ontmaskering als fantoom. Een oude paniek onder nieuwe naam opgeroepen door een Ideologie, zoals toen ketterij door een Geloof. Welke functionele overeenkomst verdenking oproept en een ideële verkenning geboden lijkt.
Van racisme laat zich dan allengs 1. bevroeden dat het een drogerende vrucht van een seculiere Leer is, en 2. bepalen dat het een vast onderwerp van maatschappelijke discussie van onze dd 2020 tijd is. Een actueel-historisch fenomeen dus, in welk perspectief het past naar Dinesh D’Souza’s boek ‘The end of racisme’ uit 1995 te verwijzen. En het is op de snijlijn van de vlakken 1&2 dat zich het antwoord laat zoeken op de vraag naar wat RACISME is.
Frans Galjee zegt
“Maar zo simpel is het dus niet. Ook in onze eigen opvattingen kan, zonder dat we het door hebben, wij/zij-denken of zelfs (impliciet) racisme verborgen zitten.
De strijd tegen racisme heeft daarom alleen zin als we dat erkennen, en altijd kritisch op onze eigen gedachten blijven. “
Ik heb een vraag aan Matthijs.
Als racisme latent in ieder mens aanwezig is, waar ik het mee eens ben, is het dan niet een normaal menselijke maar vervelende eigenschap (naar opvattingen binnen huidige cultuur) en is het (‘strijd tegen’) bestrijden ervan dan niet te vergelijken met bijvoorbeeld het bestrijden van het lozen darmgassen, een ook menselijke maar vervelend geachte eigenschap?
Racisme bestaat, iedereen ongeacht kleur doet het, zo “let us deal with it” zonder de hysterie en collectieve verontwaardiging van dit moment waarbij het ook verdacht vaak lijkt te gaan over heel andere zaken.
R. Heijman zegt
Het onderdrukken van primitieve neigingen van de mens, is onderdeel van gewenst gedrag, fatsoen, etikette, ethiek, rechtvaardigheid, de wet- en regelgeving, de rechtstaat, de rechten van de mens. Dit zijn de fundamenten en onderdeel van een ontwikkelde, maatschappij. En allemaal bedoeld om de mens te beschermen tegen onrechtvaardigheid en risico’s.
Het is een bewijs van onvoldoende ontwikkeld zijn, als deze neigingen worden vergoeilijkt, toegestaan, bevorderd of gebotvierd. Dan loert een andere primitieve neiging: het fascisme.
Frans Galjee zegt
“Het onderdrukken van primitieve neigingen van de mens, is onderdeel van gewenst gedrag, fatsoen, etikette, ethiek, rechtvaardigheid, de wet- en regelgeving, de rechtstaat, de rechten van de mens.”
Er lijkt mij een belangrijk verschil te zijn tussen ‘het onderdrukken’ van primitieve maar m.i. ook normale mens eigen neigingen van de mens en het accepteren van het bestaan van deze neigingen en er binnen de maatschappij mee kunnen omgaan. Onderdrukken klinkt wat negatief en dwingend en zal dan niet tot verlangd (door wie bepaald eigenlijk?) resultaat leiden.
“Dit zijn de fundamenten en onderdeel van een ontwikkelde, maatschappij. En allemaal bedoeld om de mens te beschermen tegen onrechtvaardigheid en risico’s.”
Allemaal dus gericht om de mens te beschermen tegen zichzelf.
“Het is een bewijs van onvoldoende ontwikkeld zijn, als deze neigingen worden vergoeilijkt, toegestaan, bevorderd of gebotvierd. Dan loert een andere primitieve neiging: het fascisme”
Niet vergoelijkt noch toegestaan en zeker niet bevorderd maar wel geaccepteerd als de kwalijke eigenschappen waar alle mensen in meer of mindere mate mee zijn opgezadeld. Misschien komt uit erkenning van dat feit wel een verdere ontwikkeling voort.
HPax zegt
Galjee (12/06) beweert: Racisme is in ieder mens in aanleg (‘latent’), dus kap met die ophef (‘hysterie’) erover. Heijman (24/06) ontkent die oorsprong van racisme niet, maar vindt het dan een primitieve neiging die bestrijdenswaardig is. Doe je het niet, dan kun je fascisme krijgen. Hij kadert zijn these in een Toynbee-achtig verhaal.
Sociologen, politicologen, bestuderen historische verschijnselen. Om die te doorgronden, doen zij een beroep op bronnen van hetzelfde kaliber, en verder op (socio)logica. Daarbij fantaseren over ‘primitieve neigingen van de mens’ is verleidelijk, maar kunnen ze effectief liever overlaten aan paleo-anthropologen en ethologen (cf. de politieke apen van Waal).
Racisme heeft een jaartal. Het vervangt functioneel de slavernij die in het Westen (USA) werd afgeschaft. Geen al te ‘diepe wortels’ dus. Voor hoe dat zit, verwijs ik kortheidshalve naar Dumont’s, ‘From hierarchy to discrimination’ p. 356 e.v., in: ‘Readings in Social in equality’, Penguin, 1969, 1970.
Anti-racisme komt daar later bij. Het heeft het racisme overgenomen.