In een recent blog betoogt Nick Moran dat door de financiële crisis politicologen eigenlijk net zo veel aan intellectuele zelfreflectie zouden moeten doen als economen. Ook politicologen hebben volgens hem de crisis niet op tijd zien aankomen noch de oorzaken weten te duiden. Heeft hij daarin gelijk? Hieronder enkele observaties als reactie.
Internationale Politieke Economie
Moran betoogt dat het onderzoeksveld “Internationale Politieke Economie” (IPE) wel veel zinnige dingen over financiële markten en haar bestuur heeft geschreven, maar niet tot de politicologische discipline behoort. In plaats daarvan geldt volgens Moran dat de kern-politicologie een discipline of the state is, enkel gericht op overheden, regeringen, politieke partijen en verkiezingen. Dat leidt ertoe dat de meest interessante dingen over politieke economie niet door politicologen maar door onder anderen antropologen en bedrijfskundigen worden geschreven.
Nu zijn de meeste IPE-onderzoekers die ik ken gewoon aangesloten bij een politicologie-opleiding ergens op de wereld, dus dit onderdeel van Morans betoog volg ik niet. En veel van die onderzoekers hebben zinnige studies geschreven die met terugwerkende kracht aardig in de buurt kwamen van een diagnose van systeemrisico’s met betrekking tot het moderne financiële bestuur (zie voor een overzicht bijvoorbeeld Helleiner, 2011) .
Maar misschien moeten we Moran’s punt ook meer lezen als een waarschuwing: wat zou er gebeuren als je IPE binnen de politicologische discipline te veel marginaliseert en politicologie toespitst op overheden, regeringen en verkiezingen?
Amerika versus Europa?
Het is dan aardig om te weten dat de nodige discussie onder IPE-onderzoekers in de laatste jaren ging over een scheiding der geesten binnen de “subdiscipline” IPE: tussen meer Europese stijl-beoefende en meer Amerikaanse-stijl beoefende IPE. Grofweg is American-style IPE relatief wat positivistischer qua wetenschapsopvatting, heeft wat minder interesse voor het politieke handelen van bedrijven en meer interesse voor de activiteiten van beleidsmakers bij IMF, EU, en de federale Amerikaanse overheid, en is minder geïnteresseerd in structurele machtsfactoren. Voor een fijnmaziger bespreking van de verschillen zie onder anderen Cohen, 2007, (paywall) en Blyth, 2009 (paywall) .
Nu neigt die discussie over verschillende stijlen IPE naar navelstaarderij en krijgt ze iets onsmakelijks als auteurs zichzelf of hun vrienden met terugwerkende kracht op de borst kloppen: “ha ha, zie ons eens de Cassandra’s zijn! En collega’s aan de overkant van de plas zijn sukkels!” Bovendien zijn de categorieën “Europees” en “Amerikaans” in de praktijk zo grof dat je je te vaak afvraagt wie er nu wel of niet tot welke stijl IPE behoort.
Voorbij formele instutities
Maar toch, als we Morans punt serieus nemen, en de duiding van de oorzaken van de financiële crisis als lakmoesproef nemen, dan valt niet te ontkennen dat een IPE die voornamelijk naar overheidspartijen (en de lobbygroepen die haar omringen) kijkt, veel mist. Denk aan de invloed van private standaarden op het bestuur van de wereldeconomie, het intrinsiek politieke karakter en de gevolgen van veel handelingen en interacties op financiële markten, en langduriger, structurele economische veranderingen en hun politieke implicaties.
Voor wat betreft de crisis maakt dat duidelijker wat de rol is geweest van bredere demografische trends, risicovolle en complexe financiële producten, boekhoudpraktijken, grote institutionele beleggers, en overlegclubs van bankiers. Ook wordt door een niet puur op de overheid gerichte benadering duidelijker hoe inconsistenties in ideeën over het functioneren van de wereldeconomie zich kunnen vertalen in ineffectieve of risicovolle praktijken binnen bedrijfsleven en openbaar bestuur.
Als we Moran’s betoog volgen zou het dus goed zijn als de meer “Europese” IPE haar positie binnen opleidingen politicologie kan verzekeren of uitbouwen naast de “Amerikaanse”. Op deze manier wordt de politicologie niet te veel een “discipline of the state”, en blijft de lens ook gericht op de politieke interactie tussen vakbonden en werkgevers, aandeelhouders en bedrijfsbestuurders, durfkapitalisten en pensioenfondsen, supermarkten en consumenten, merkbedrijven en hun onderaannemers, concurrerende multinationals, etc. —naast alle relevante interacties die we kunnen onderscheiden in en rondom het openbaar bestuur.
En dit maakt weer dat de kans kleiner is dat grote politieke ontwikkelingen zoals de financiële crisis als een plotselinge externe shock de politicologische onderzoeks- en onderwijspraktijk komen binnen denderen.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.