Waar zou de grens van de Europese Unie moeten liggen? Welke landen zouden we nog willen toelaten tot de EU, en welke liever niet?
De laatste uitbreiding was in juli 2013, toen Kroatië de 28ste lidstaat werd. Maar dit lijkt niet het eindpunt. Deze maand stelde Angela Merkel op bezoek in Albanië dat het lidmaatschapsverzoek van verschillende Balkan-staten niet onnodig vertraagd zou worden. Dat betekent overigens niet dat dat betekent dat die landen dus snel lid zullen worden. Zo kampen Servië en Albanië met wijdverspreide corruptie, blijft Bosnië-Herzegovina een verdeeld land, wordt Kosovo door verschillende EU-lidstaten niet erkend, en weigert Griekenland Macedonië onder die naam toe te laten. Daarnaast werd deze maand een associatieverdrag getekend met Oekraïne, Moldavië en Georgië. Voor GeenStijl was dit reden op te roepen tot een raadgevend referendum over dat associatieverdrag, mede omdat het een voorportaal tot EU-lidmaatschap zou kunnen zijn.
Er is opvallend weinig onderzoek naar de publieke opinie over de grenzen van de EU. De Eurobarometer stelt op tamelijk onregelmatige basis de vraag of een reeks landen lid zou mogen worden van de EU. Een eerste keer was in 1996; het meest recent werd dit herhaald in 2010 (met tussentijds metingen in 2005, 2006, en 2008). Ik ken geen systematische analyses op deze interessante gegevens, dus bij deze wat eerste uitkomsten.
Let wel: dit zijn ongewogen uitkomsten zonder foutmarges (die maximaal 3% bedragen). De steekproefgrootte in Nederland was minstens 1000 respondenten.
De grenzen in 1996: steun voor 12 landen die in 2004-2007 toetreden
Laten we eerst eens kijken naar steun voor EU-lidmaatschap van andere landen onder Nederlanders. We beginnen in 1996, toen de EU uit nog maar 15 lidstaten (wit gekleurd) bestond. De figuur geeft aan welk percentage Nederlanders voor het lidmaatschap van de gekleurde landen is (telt op tot 100% met ‘weet niet’ en ‘tegen’). Groen zijn de landen waarvan een meerderheid van de ondervraagde Nederlanders lidmaatschap steunde; oranje en rood de landen waarvan dat slechts een minderheid is.
In 1996 waren Noorwegen, Zwitserland, en IJsland onder Nederlanders de meest populaire landen om bij de EU te voegen (>75% steun). Daarna volgen de 12 landen die in 2004 en 2007 inderdaad lid zouden worden, zoals Estland, Polen, Hongarije, Slovenië en Cyprus. Ook is op dat moment een meerderheid van de Nederlanders nog voorstander van een Turks lidmaatschap. Lidmaatschap van de overige landen – inclusief Kroatië, Albanië, Servië en Montenegro (toen nog samen), Moldavië en Oekraïne – wordt door slechts een minderheid gesteund. Naar steun voor lidmaatschap van Georgië is tussen 1996 en 2010 nooit gevraagd; naar Moldavië is na 1996 ook nooit meer gevraagd in de Eurobarometer.
De grenzen in 2005: Niet langer steun voor Turkse toetreding
In 2005 is het aantal lidstaten (wit gekleurd) gegroeid naar 25. Nederlanders zien uitbreiding met Noorwegen, Zwitserland, en IJsland nog altijd het meest zitten. Ook is een meerderheid nog voor Bulgarije en Kroatië. Het lidmaatschap van Roemenië kan rekenen op de steun van een nipte minderheid (49,8%). Wat opvallend is: steun voor lidmaatschap van Turkije is drastisch afgenomen naar 39%.
De grenzen in 2010: Na Kroatië lijkt de grens wel bereikt
In 2010 bedraagt het aantal lidstaten (wit gekleurd) inmiddels 27. Noorwegen en Zwitserland blijven het populairst. Hoewel IJsland in 2009 verzocht om lidmaatschap (en dat inmiddels weer heeft laten vallen), is de steun voor lidmaatschap onder Nederlanders flink afgenomen. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de bankencrisis in het land.
Verder zien we weinig veranderingen. Alleen het lidmaatschap van Kroatië wordt nog door een meerderheid gesteund. Lidmaatschap van Albanië, Servië, Turkije, en Oekraïne wordt door minder dan 40% van de Nederlanders gesteund. Steun voor Turkse toetreding is zelfs weggezakt naar 33%.
Steun voor uitbreiding in oude en nieuwe lidstaten
Hoe verhoudt dat zich tot de steun voor toetreding in andere landen? Ik blijf bij de meest recente gegevens (uit 2010), en vergelijk de steun in Nederland met het gewogen gemiddelde in de EU15 (lid voor 1996) en met het gewogen gemiddelde in de nieuwe 12 lidstaten uit 2004-2007.
Uit die vergelijking blijkt dat de steun voor toetreding van de Balkanlanden en Turkije nog lager ligt in de EU15 en hoger ligt in de N12 dan in Nederland. Het lidmaatschap van Albanië en Turkije wordt noch in de groep oude noch in de groep nieuwe lidstaten gesteund. Dat ligt anders voor Oekraïne, waarvoor een meerderheid van de ondervraagden in de N12 toetreding steunt.
In alle regio’s is de steun voor toetreding van Noorwegen, Zwitserland, en IJsland het hoogst. Opnieuw is steun voor uitbreiding in de N12 groter dan in de EU15. Maar opvallend is dat steun voor uitbreiding met die drie landen in Nederland nog groter is dan in de N12.
Geen behoefte aan verdere uitbreiding in Oost-Europa
Wat zegt dit allemaal? De steun voor en weerstand tegen uitbreiding is – met uitzondering van Turkije – tamelijk constant. Noorwegen, Zwitserland, en IJsland zijn het populairste meisje van de klas, maar laten zich niet binden. In 2004 en 2007 zijn uitsluitend landen toegetreden tot de EU waarvan in 1996 een meerderheid van de Nederlanders de toetreding steunde. In 2013 volgde Kroatië, waarvan de toetreding in 2005 en 2010 door een meerderheid werd gesteund. Op verdere uitbreiding op de Balkan of in Oost-Europa zaten Nederlanders in elk geval in 2010 niet te wachten. En dat geldt nog sterker voor de andere inwoners van de EU15.
Erik van Ingen zegt
Tom: mooi overzicht! Opmerkelijk dat er na 2010 helemaal niet meer gevraagd is naar mening tav toetreding. Wat niet weet wat niet deert?
Andre Engels zegt
1996, 2005, 2010. En jij vind het opvallend dat daar geen 2013 of 2014 achteraan komt?
Tom van der Meer zegt
1996, 2005, 2006 (2x!), 2008, voorjaar 2010, en daarna niets meer. Noem ik in de tekst.
Ja, dan vind ik het opvallend.
Andre Engels zegt
Een belangrijke vraag is wat men precies bedoelt met voor of tegen toetreding van een bepaald land te zijn. Er zullen mensen tegen elke uitbreiding zijn, of tegen Turkije omdat het islamitisch is of grotendeels in Azie ligt, maar de meesten zullen hun antwoord laten afhangen van meer variabele factoren, zoals de binnenlandse en buitenlandse politiek vqn een land en de sterkte van zijn economie. De meeste landen moeten wel iets veranderen om bij de EU te kunnen, maar bij hoeveel verandering gaat een ja mits over op een nee tenzij? Het dalende enthousiasme voor Turkije heeft natuurlijk te maken met de overgang van pro-westerse seculiere naar meer islamistische naar autocratie neigende regeringen in dat land (en wellicht ook de economische crisis in het land rond 2001). Wat is nodig om de tegenstanders over de streep te trekken? Is een aantal essentiele politieke koerswijzigingen genoeg? Een nieuwe, seculiere president? Vijf jaar een andere politieke wind? En daaraan verwant: wat is het tijdpad? Als ik van mening ben dat een land over een jaar kan toetreden, dan ben ik voor toetreding. Als ik van mening ben dat het de komende 50 jaar niet kan, maar daarna misschien wel, dan ben ik tegen. Maar wat als die periode nu 3 of 5 of 10 of 15 jaar is? Misschien zijn sommige tegenstanders zo op een dieper niveau wel positiever dan sommige voorstanders.
Tom van der Meer zegt
Dat zijn terechte vragen. Maar conjuncturele factoren lijken vooralsnog weinig uit te maken: patroon is in meeste landen tamelijk constant.
Rozemarijn Lubbe zegt
We hebben bij EenVandaag recentere (gewogen) data. We hebben het in elk geval gepeild in 2014 (aanloop naar EP verkiezingen), en vorige week (Griekse crisis). Over uitbreiding EU in het algemeen, en specifiek over de 5 officiele kandidaatlidstaten apart.
Tom van der Meer zegt
Uitbreiding in het algemeen wordt heel vaak gesteld.
Wat mij nu leuk lijkt: een lijst met alle landen in Europa, en dan de vraag of ze wat jou betreft lid zouden moeten zijn van de EU (ongeacht of ze de euro invoeren).
wilag zegt
Uitbreiding van de EU is de enige oplossing voor het vergrijzingsprobleem in Europa. Dat zeggen nationale en EU-politici liever niet. Feitelijk is er intussen al een slag gaande om jonge mensen en de toekomst van de EU: wie krijgt de Oosteuropese en Noordafrikaanse jonge mensen het goedkoopste aan de slag in de huidige EU? Net als Nederland is Europa nooit af, sterker het is, met Griekenland in het achterhoofd, tijd voor een nieuw sociaal contract voor de EU, of zo u wilt een New European Deal, voor een gedegen democratisering, uitbreiding en investering door overheden en bedrijfsleven én in samenwerking met de EU-bevolking. De EU is een van de meest complexe projecten die de mensheid ooit heeft opgezet, en te beloftevol om aan een paar bankiers en politici over te laten.