November jl. verscheen bij Amsterdam University Press de bundel ‘Een versplinterd landschap: bijdragen over geschiedenis en actualiteit van Nederlandse politieke partijen’. De inkt van mijn eigen hoofdstuk over GroenLinks was nauwelijks droog of er was een interessante nieuwe ontwikkeling: Jesse Klaver kondigde aan ook de ‘gewone Nederlander’ aan te willen spreken met GroenLinks (zie o.a. dit NRC interview).
De eerder uitgesproken ambitie van Klaver om een ‘brede volkspartij’ te worden krijgt concrete invulling door ‘minder op identiteit en meer op geld en werk’ te focussen. Op deze manier streeft de partij ernaar om naast de traditionele hoogopgeleide randstedelijke achterban ook laag- tot middelbaar opgeleiden in ‘hele gewone steden’ te bereiken. In dit blog probeer ik aan de hand van de analyse in het voornoemde hoofdstuk deze herprofilering duiden. Waarom op dit moment? En is het een kansrijke strategie?
Kiezersprofielen
Eind jaren zeventig signaleerde de vermaarde politicoloog Robert Inglehart een nieuwe kloof in het electoraat: die tussen traditionele, materialistisch ingestelde kiezers en een nieuwe generatie kiezers die zich kenmerkte door postmaterialistische waarden als autonomie, zelfontplooiing en milieuvriendelijkheid. De opkomst van groene partijen begin jaren tachtig uit de maatschappelijke bewegingen rond milieu en emancipatie wordt wel gezien als de politieke vertaling van deze kloof. Een aantal van deze groene partijen positioneren zich dan ook als ‘niet links, niet rechts, maar groen’ (bijvoorbeeld de partijleider van het Vlaamse Groen in 2015). Deze ‘nieuwe politiek’ die zich niet vast laat pinnen op de traditionele sociaaleconomische links-rechtsas zou vooral kiezers met een postmaterialistisch profiel aan moeten spreken.
GroenLinks is in dit verband uitzonderlijk. Niet alleen ontstond GroenLinks vrij laat (1989), ook kwam de partij niet voort uit maatschappelijke bewegingen maar uit een fusie van vier klein-linkse partijen (CPN, EVP, PPR en PSP). Deze ontstaansgeschiedenis verklaart waarom GroenLinks zich nadrukkelijker dan andere groene partijen als ‘links’ positioneert en benadrukt zich te baseren op ‘een veelheid van inspiratiebronnen’ waar andere groene partijen expliciet ecologisme als hun politieke filosofie benoemen.
Het profiel van GroenLinkskiezers is desondanks in lijn met wat je zou verwachten op basis van Inglehart’s these: relatief jong, hoogopgeleid, stedelijk en kosmopolitisch (de partij loopt daarmee in de pas met andere West-Europese groene partijen, zie hier [paywall]). Ook onderzoeksbureau Motivaction (wiens ideeën in de periode van Femke Halsema enige tijd invloedrijk waren binnen de partij, zie bijvoorbeeld het rapport Van Ojik [pdf]) benadrukt dat GroenLinkskiezers zich met name bevinden onder ‘postmaterialisten, postmoderne hedonisten en kosmopolieten.’
Kiezersdynamiek
Hoewel het profiel van groene kiezers redelijk stabiel is laat de figuur met uitslagen van Tweede Kamerverkiezingen hieronder[1] een afwisseling van op- en neergaande fasen zien. Deze lijken op het eerste gezicht samen te hangen met leiderschapswissels. Na een daling van het stemaandeel tussen 1989 en 1994 werd de weg omhoog gevonden onder de nieuwe partijleider Paul Rosenmöller. Hij piekte in 1998 met 7,3% van de stemmen en zakte in het turbulente verkiezingsjaar 2002 slechts licht terug tot 7,0%. Na een verdere terugval onder de nieuw aangetreden Femke Halsema eindigde ook zij op een piek in 2010 (6,7%). De derde opgaande fase tussen 2012 en 2017 laat echter zien dat het niet om (de anciënniteit van) de politiek leider gaat. De opgaande fase begon al voor de leiderschapswissel naar Jesse Klaver in mei 2015 en hij verzilverde de winst al binnen twee jaar van het partijleiderschap.
Een verklaring vanuit kiezersdynamiek lijkt daarom meer voor de hand te liggen. De opgaande fasen vallen samen met periodes dat de PvdA in de regering zit: GroenLinks wint dan stemmen door zich als ‘echt progressief’ alternatief voor de PvdA te presenteren. Enkel in de beginjaren 1989 – 1994 vond een afgetekende daling van het stemaandeel (0,6 procentpunt) plaats terwijl de PvdA in kabinet Lubbers III zat. Omgekeerd heeft GroenLinks het moeilijk als de linkse partijen gezamenlijk in de oppositie zitten (en misschien wel helemaal moeilijk als de partij zelf in een coalitie zit en de PvdA niet: bij het dieptepunt van 2012 was GroenLinks gebonden aan het Lenteakkoord terwijl de PvdA zijn handen vrij had).
dog dandruff remedies valium online kaufen health life care
De huidige herprofilering
Om de electorale resultaten te begrijpen moet dus niet alleen naar het aandeel ‘postmaterialistische’ kiezers gekeken worden, maar ook naar de rol van de PvdA. Als de linkse partijen gezamenlijk in de oppositie zitten is het een uitdaging voor GroenLinks om een onderscheidend progressief profiel te vinden. Halsema noemt dit als belangrijke reden voor de herprofilering die ze in 2005 inzette. Zij verschoof de nadruk van de klassiek-linkse tegenstelling tussen arbeid en kapitaal naar de tegenstelling tussen ‘insiders’ die een goed beschermde vaste baan hadden en ‘outsiders’ die afhankelijk waren van tijdelijke contracten en flexwerk.
Politiek-strategisch positioneerde de partij zich hiermee meer naar het midden om zo de traditionele kiezersgroep te verbreden. Deze ‘ruk naar rechts’ zorgde voor het nodige interne tumult en de oprichting van het ‘Platform Kritisch GroenLinks’ dat een uitgesproken linkse koers nastreefde. Hoewel opeenvolgende partijcongressen de agenda van Halsema grotendeels overnamen werd het meest provocerende voorstel (versoepeling van het ontslagrecht) in de nasleep van de financiële crisis verlaten om weer een meer traditioneel links geluid te laten horen.
Ook Klaver ziet zich geconfronteerd met de situatie dat de linkse partijen gezamenlijk in de oppositie zitten. Het moment van de herprofilering is dus goed te begrijpen, evenals de wens om minder nadruk op identiteitspolitiek te leggen (Van der Brug constateerde al in zijn oratie van 2007 dat de meerderheid van de bevolking op identiteits-thema’s naar rechts neigt terwijl ze op sociaal-economische thema’s naar links neigt). Maar is het bereiken van lager- en middelbaar geschoolden in ‘hele gewone steden’ daarmee ook een kansrijke strategie voor GroenLinks? Daarvoor moet niet alleen gekeken worden naar de kiezersdynamiek maar ook naar het profiel van groene kiezers zoals hierboven besproken.
Past de profilering bij het profiel?
Als we het traditionele kiezersprofiel vergelijken met de ambities die uitgesproken worden in de herprofilering rijzen er twee vragen. Allereerst is het de vraag of het aanpakken van ‘doorgeslagen globalisering’ goed aansluit bij de postmaterialistische, kosmopolitische achterban die minder gefocust is op sociaaleconomische onderwerpen. Vanuit het oogpunt van de traditionele achterban lijkt het van belang voor GroenLinks om ook postmaterialistische waarden door te laten klinken in het klassiek-linkse antwoord op die ‘doorgeslagen globalisering’. Hierbij valt te denken aan een focus op climate justice of een sociale energietransitie.
Daarnaast is het zeer de vraag of de standpunten van de traditionele hoogopgeleide achterban en de nieuwe doelgroep van lager- en middelbaar opgeleiden overeenkomen op voor GroenLinks belangrijke dossiers. Klaver wuift dit weg met de claim: ‘de verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden zijn helemaal niet zo groot, uiteindelijk hebben ze dezelfde wensen’ (in het NRC interview). Hoewel René Froger hem daarin gelijk lijkt te geven (‘[ik wou] dat ik net iets vaker / iets vaker simpelweg gelukkig was’) laat politicologisch onderzoek toch echt wat anders zien (recent nog toegankelijk op een rij gezet door Hakhverdian & Schakel). Er bestaan significante verschillen in de standpunten van de traditionele achterban en die van de nieuwe doelgroepen op voor GroenLinks zeer relevante dossiers als Europese integratie en de multiculturele samenleving.
Al met al kan de huidige herprofilering van GroenLinks spanningsvelden oproepen, net zoals de herprofilering van Halsema dat deed. Als Klaver erin slaagt de nieuwe doelgroepen te overtuigen van progressief-kosmopolitische standpunten dan is het potentiele GroenLinks electoraat fors vergroot. Maar als Klaver hier niet in slaagt kan de partij in een spagaat terechtkomen tussen een klassiek-linkse achterban en de traditionele postmaterialistische, kosmopolitische achterban. Hij kan alvast aan zijn linkse collega’s van de PvdA vragen hoe zo’n spagaat bevalt…
Voetnoten:
[1] De resultaten van Provinciale Staten en Europese verkiezingen bevestigen het beeld van de Tweede Kamerverkiezingen, die van Gemeenteraadsverkiezingen worden vertekend doordat GroenLinks in steeds meer gemeenten op het stembiljet staat.
Ronald zegt
Het probleem zit in het woord “kosmopolitisch”.
Ik adviseer: niet gebruiken.
Wel gebruiken: wereldburgerschap.
Uit Wikipedia:
“Van kosmopolitisme is sprake als iemand een gevoel van verbondenheid met de mensheid in het algemeen ervaart, dat sterker is dan enig gevoel voor nationale of regionale identiteit. Een dergelijke verbondenheid wordt ook wel aangemerkt als wereldburgerschap. Kosmopolitisme gaat ervan uit dat culturen aan verandering onderhevig zijn en elkaar beïnvloeden.”
en Socio Demografisch:
“In Nederland telt het sociale milieu van de kosmopolieten 1,3 miljoen Nederlanders, waarbij er ongeveer evenveel mannen als vrouwen zijn. Ze hebben een relatief hoog opleidingsniveau en wordt gekenmerkt door relatief hoog aantal jongeren (tot 35 jaar). Met uitzondering van de studenten zitten kosmopolieten in het segment van de hoge inkomens. Ten opzichte van de zeven andere sociale milieus is men minder vaak gehuwd of samenwonend.
Kosmopolieten zijn volgens het lifestyleonderzoek veelal werkzaam in kantoorfuncties, hogere managementfuncties en vrije beroepen op terreinen als onderwijs, wetenschap, marketing, kassier en PR.”
Het woord kosmopolitisme heeft dus de verkeerde gevoelswaarde voor een politieke partij als GroenLinks.
Eerder een goede gevoelswaarde voor moderne, wat oudere en succesvolle VVD’ers.
Verder mag juist vanwege deze “verkeerde” gevoelswaarde worden uitgegaan dat de uitbreidingsdoelgroep onder VVD kiezers te vinden is: dat is een doodlopende weg voor GroenLinks. VVD stemmers zijn net als CDA stemmers, conservatief en alleen soms wereldburgers, om geld mee te verdienen.. kortzichtige handelsmentaliteit.
Haar uitbreidingsdoelgroep ligt bij gevoelsmatige wereldburgers die nu politiek dakloos zijn, eerste stemmers met een progressieve optimistische levensvisie, moderne PvdA stemmers, teleurgestelde jonge SP’ers, idem D66 stemmers, die vinden dat D66 niet ver en snel genoeg gaat met klimaat, herverdeling, basisinkomen, milieu, opkomen voor kwetsbaren, te veel neutrale juristenpartij is, niet effectief door gebrek aan activisme, te oud, te veel heulen met de vijand. Maar ook bij PvdD stemmers omdat de partij blijft hangen in haar kleinheid en geen macht kan ontwikkelen.
Dus de goed opgeleide, merendeels jongere wereldburger, die letterlijk en figuurlijk denkt en leeft over grenzen heen, een integrale wereldvisie heeft, en daarnaar wil leven. De aarde, maatschappij en de mensen centraal stelt, en zelf daarin een sterke actieve positie in wil nemen. Goed zorgen voor de kwetsbaren en de kwetsbare maatschappelijke zaken. Minder vanuit politiek dan wel als levenshouding.
Kortom de moderne, bewuste mens met een positieve levenshouding en visie op de toekomst. Juist omdat die toekomst door oude, egoïstische politiek in gevaar wordt gebracht is een snelle, zachte revolutie nodig, vanuit politieke en mentale macht en kracht.
Daar ligt een ander probleem: het segment van de wereldburgers kan niet zo snel groeien, omdat de conservatieve, nationalen en de regionalen in Nederland nog zo talrijk zijn en zelfs groeien. Mede door nieuwe nationalisten en politieke clowns als Baudet. Wereldburgerschap en daarmee GroenLinks moet, vooral ook door demografische veranderingen, groeien. Tot die tijd houden de goed georganiseerde conservatieven de macht. Gesteund aan aangestuurd door de neoliberalen.
Hans zegt
Minder nadruk op de identiteitspolitiek betekent natuurlijk geen afscheid daarvan. Meer nadruk op de linkse politiek is juist uiterst gewenst om de neoliberale tendens om te buigen.
Paul zegt
Als fervent aanhanger van de PSP had ik in Groen Links mijn nieuwe thuis moeten vinden. Helaas is niets minder waar. Nadat Andrée van Es “mijn PSP” al rond 1986 om zeep had geholpen ging het verder bergaf met voor mij als absolute dieptepunt Paul Rosenmöller’s rechtvaardiging van de Amerikaanse bombardementen Servië waardoor niet alleen de Donau nog jarenlang met radioactief afval besmet bleef maar ook o.a. een ziekenhuis in Belgrado werd gebombardeerd, iets wat live te volgen was via satelliet totdat onder druk van de VS die Servische tv zender via de Eutelsat satelliet op 10 graden Oost het zwijgen werd opgelegd. Later bleek uit VN rapporten dat ook in de strijd om Kosovo het aantal doden door Amerikaanse bombardementen een veelvoud was van het aantal door Servische troepen veroorzaakte doden. Met pacifisme had dat echt helemaal niets meer te maken.
De vrijages van achtereenvolgens mevrouw Halsema en mevrouw Sap met liberaal Nederland waarbij niet zelden oplossingen voor sociale problemen gezocht werden in een steeds verdere groei van de economie deden wat mij betreft zowel de benaming “groen” als “links” zoveel geweld aan dat ik elke vorm van terugkeer naar mijn (althans theoretische) roots heb uitgesloten.
Het is niet dat ik de PSP blindelings volgde, verre van dat. Toen bij de verkiezingen van 1977 Bram van der Lek en Frits van der Spek pontificaal verklaarden dat zelfs als er alleen een linkse meerderheid in een Kabinet Den Uijl II mogelijk was met participatie van de PSP ze toch niet zouden overwegen om in dat kabinet te stappen was voor mij de maat even vol. Zelf toegeven dat politiek in feite retoriek is en je toch vooral geen vuile handen mag willen maken vond ik een diskwalificatie van het eigen bestaansrecht als politieke stroming.
Zoals velen van mijn generatie en overtuiging ben ik inmiddels al vele jaren aanhanger van de SP. Niet uit idealisme maar uit noodzaak, het is in feite de enige standvastige partij die er nog over is met een werkelijk socialistisch hart al ontbreken er wel zaken als pacifisme en internationale solidariteit, dat laatste dan minimaal binnen onze eigen EU. Maar goed, in onze steeds verder verhardende maatschappij is het de enige sociale club die we nog over hebben dus ik ben er zuinig op. Wie weet komen mensen die meer voor zorg en minder voor graaiers en voor de aanschaf van zinloze militaire speeltjes als de Joint Strike Fighter er ooit nog een keer achter dat rechts stemmen en dan linkse politiek verwachten niet echt logisch is.
Hans zegt
Niets doen Servië was niet acceptabel.
De SP was nog veel afwijzender tov samenwerking met de PvdA dan de PSP.
En wat deed Van Es nou precies verkeerd? Paul is niet consistent, GL onder Klaver is uitdagend links én groen, SP is alleen defensief.