Het tijdschrift The Economist wijdde er een themanummer aan: anti-Europese partijen lijken bij de Europese verkiezingen in mei meer zetels te gaan halen dan ooit tevoren. Ze verdubbelen waarschijnlijk hun aanhang. Het tijdschrift spreekt dan ook van een “golf van anti-Europees populisme”. Wat in heel Europa geldt zien we ook in Nederland: de PVV zal vermoedelijk de meeste stemmen halen. Dat is nooit eerder gebeurd. Tijdgeestduiders hebben dan ook hun oordeel klaar: de Nederlander wil minder Europa. Verkiezingen zijn immers een periodieke thermometer van de volksgeest. Als de uitslagen straks binnen zijn en er grote winst is voor de PVV (en de SP) zal er ongetwijfeld worden geconcludeerd dat de Nederlander zich achter de dijken terugtrekt.
Helaas, de uitslag zal ons niet zoveel leren over ‘de Nederlander’. Om met koningin Máxima te spreken: die bestaat namelijk niet.
Allergie
Mijn punt is simpel: welke keuzes een groep individuele kiezers maken zegt niet zoveel over alle kiezers, zelfs niet als je ze optelt. Laten we eens kijken naar een interessant geval: Duitsland. Het is onderhand een idée reçu dat Duitsers “gezien hun geschiedenis” allergisch zouden zijn geworden voor xenofobie en populisme en dat radicaal-rechtse en anti-Europa-partijen daarom bij onze oosterburen maar geen voet aan de grond krijgen.
De afgelopen Bondsdagverkiezingen vormden hiervoor het zoveelste bewijs: de anti-Europese partij Alternative für Deutschland haalde de kiesdrempel niet. Op de verkiezingsavond in de Melkweg waren de verzamelde nationale duiders het snel eens: wat een bedachtzame (en ‘heerlijk saaie’) kiezer is de Duitser toch! Die trapt niet in simplistische anti-Europese oplossingen en laat zich niet overhalen om direct met het vingertje naar de islam, Polen of de elite te wijzen. Impliciet werd bedoeld: in tegenstelling tot de Nederlander, die de weg behoorlijk kwijt is.
Tijdgeestduiders
Dat zou zo kunnen zijn. Echter, het uitblijven van – bijvoorbeeld – een succesvolle anti-Europese partij zegt niet één op één iets over het europastandpunt van Duisters. Het zou zo kunnen zijn dat Europa-kritische standpunten wel degelijk breed gedragen worden, maar dat een bestaande rechtse partij een zeer overtuigend verhaal heeft over de economie en een leider die zich op dat vlak bewezen heeft. (Vult u dit voorbeeld zelf maar in met namen en rugnummers.) Als de economie een centraal verkiezingsthema is, kunnen kiezers besluiten te stemmen op een partij met een reputatie op dat gebied. Het uitblijven van succes van eurosceptici zegt in dat geval niet zoveel over de afkeer van ‘de kiezer’ van zulke standpunten, maar meer over de dynamiek van de campagne. De tijdgeestduiders lezen echter liever zoveel mogelijk af aan de thermometer van de verkiezingen – alsof het een glazen bol is.
We kunnen het ook omdraaien. Zelfs als een kwart van alle Duitsers wél op een eurosceptische partij zou stemmen, bevat dat feit op zichzelf nog geen informatie over de andere kiezers, en dus niet over ‘de Duitser’ . In een gepolariseerde situatie zou het zo kunnen zijn dat de andere 75% van de kiezers het gepassioneerd oneens is met deze standpunten. In dat geval is de conclusie gerechtvaardigd dat de meeste Duitsers immuun zijn voor een dergelijke programma, ondanks de grote steun onder een specifiek deel van het electoraat.
Om iets kunnen zeggen over het palet aan meningen van alle Duitsers zullen we het ze moeten vragen. En dan kan er een heel ander beeld ontstaan. Erika van Elsas liet eerder al zien dat de meeste Duitsers eigenlijk helemaal niet zo afwijkend aankijken tegen gevoelige thema’s als immigratie en Europa: ze scoren rond de Europese middenmoot. Niet per se kritischer, maar ook niet per se inherent ‘politiek correct’.
De kiezer
Nu terug naar Nederland. Als de achterban van de PVV bij verkiezingen halveert of verdubbelt kun je niet zeggen dat hetzelfde geldt voor de sympathie van de gemiddelde Nederlander voor het gedachtegoed van die partij. Veranderingen op dat samengestelde niveau kun je niet zomaar vertalen naar een verandering in de mening van ‘de Nederlander’.
Sterker nog, onderzoek laat zien dat de verwachte groei van de PVV bij de Europese verkiezingen vooral weerspiegelt dat Nederlanders het onderling meer en meer oneens worden over de EU: zowel voorstanders als tegenstanders van Europa zijn stelliger geworden. Toenemend euroscepsis bij sommigen gaat gepaard met groeiende steun voor verdere integratie bij anderen.
Dat zou je met een beetje goede wil kunnen beschouwen als een teken dat Europa als verkiezingsonderwerp volwassen aan het worden is (hoewel dat nog moet blijken). In ieder geval laat het zien dat de sterke groei van één partij op zichzelf weinig informatie bevat over ‘de kiezer’. Want wat u ook leest na 22 mei: die bestaat net zo min als de Nederlander.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.