Gisteren was er veel ophef om een artikel in De Volkskrant over hoe de Italiaanse vicepremier Matteo Salvini zijn volgers opriep om een burger te intimideren. Het officiële account van zijn partij plaatste een bericht met foto en een directe link naar het Facebook-profiel van de burger. Resultaat? Meer dan 54.000 beledigende en bedreigende berichten. Heftig inderdaad.
In het artikel wordt meteen de link gelegd naar fysieke knokploegen. Maar op sociale media zelf ging het, o ironie, ook over de vraag of dit nu ligt aan de sociale media. NRC-journalist Tom Jan Meeus riep in een opiniestuk op om alvast na te denken over contra-strategieën: “De technologie schept de mogelijkheid, en de vrijheid van meningsuiting fungeert als alibi – om kritiek weg te werken, en de democratie te vernietigen”. Maar klopt dat wel?
Sociale media: het begon met techno-optimisme
Enkele jaren geleden, tijdens en kort na de Arab Spring heerste het gevoel dat sociale media een bevrijdende, democratiserende functie zouden hebben. De Egyptische Google-exec Wael Ghonim verwoordde het als volgt: “If you want to liberate a government, give them the internet”. In dit briljante stuk van Joshua Tucker en collega’s wordt een mooi overzicht geschetst van hoe dat beeld langzaam kantelde. Tucker en zijn collega’s, waaronder de Star Wars liefhebber Yannis Theocharis, gebruikten Star Wars titels om die evolutie te labelen. De eerste fase was die van “A new hope”, dat was de fase van de Arab Spring en van de techno-optimisten. Die fase duurde echter niet lang.
De dictator leert bij: The empire strikes back
De autoritaire leiders ‘were caught by suprise’, maar reageerden op de bedreiging die sociale media vormden. Landen als China en Rusland leerden in rap tempo om te gaan met deze nieuwe technologieën. Ze creëerden trollenfabrieken, monitorden het online gedrag van burgers en verspreidden desinformatie online. Dat was niets nieuws: ze gebruikten daar eerder fysieke knokploegen, afluisterapparatuur en tot vazallen gemaakte traditionele media-kanalen voor.
Zowel de oude als de nieuwe instrumenten werden ingezet voor drie doelen: fear, friction en flooding (zie ook dit boek van Margaret Roberts). Bij fear gaat het om intimidatie. Waar er vroeger een baksteen door de ruit werd gegooid of een auto in elkaar werd gemept, krijgen oppositieleiders nu massaal beledigingen en bedreigingen over zich heen via sociale media. Roberts wijst er op dat hier het democratiserende effect van sociale media niet ongedaan kan worden gemaakt: sociale media maken het zo simpel om anoniem kritiek te uiten dat niet iedereen geïntimideerd kan worden, maar enkel high profile cases.
Friction gaat over het vertragen van de informatie van tegenstanders. China maakt bijvoorbeeld gebruik van een ‘great firewall’. Maar ook hier is het democratiserende effect sterker: door gebruik te maken van ironie en visuals kan de censuur en vertraging relatief gemakkelijk omzeild worden. Het is op het derde terrein, flooding, dat sociale media de meest negatieve gevolgen hebben. Door de mogelijkheid om zeer snel zeer breed (des)informatie te verspreiden kunnen ze andere informatie laten ondersneeuwen.
Radicale partijen kopiëren dictators: The return of the anti-system forces
In een derde fase leren anti-systeem partijen op links en rechts de nieuwe truukjes van autoritaire landen als Rusland en China. Zo investeerde Donald Trump zeer veel in online media en werd er massaal gebruikt gemaakt van flooding door accounts die aan hem gelieerd waren. Ze kopieerden ook de strategie van bots en trollen. Deze zorgden voor extra retweets en shares waardoor de sneeuwbal bleef rollen en klassieke media ook meer geneigd waren om over deze berichten op Twitter te schrijven en berichten. Het is dit soort praktijken en de claim dat ze voor de verkiezing van Trump en Brexit verantwoordelijk waren die ervoor gezorgd hebben dat sociale media nu in het verdomhoekje zitten: de fase van het techno-pessimisme.
De roep om regulering: The law awakens?
Volgens Tucker en zijn collega’s volgt hierop nog een fase: de roep om regulering. Dat is een logische vervolgstap, maar moeilijker dan het lijkt. Het is bijvoorbeeld lastig om echt van nepnieuws te onderscheiden en het vervolgen van mensen die intimideren is vaak langzaam. Ook is de grens tussen reguleren en censureren vaak lastig te trekken (zoals blijkt uit de controverse rond de verregaande Duitse wet op dit terrein).
Bovendien is er het risico dat het kind met het badwater weggegooid wordt. Het is onmiskenbaar zo dat sociale media door ‘anti-system forces’ misbruikt worden. Langs de andere kant worden ze ook nog steeds gebruikt om misstanden en corruptie aan het licht te brengen, zelfs in dictaturen en in shaky democratieën. Sociale media zijn niet goed, ze zijn niet slecht, maar ze zijn ook zelden neutraal (tenzij je de hele dag enkel pandaplaatjes zit te tweeten, dat maakt politiek gezien weinig uit).
Conclusie: voorbereiden is goed, onderliggende probleem aanpakken moet ook
De technologie biedt inderdaad mogelijkheden om kritiek weg te werken, en dan vooral via flooding. Dus ja, natuurlijk moeten we onze wetgeving aanpassen waar nodig om online intimidatie tegen te gaan, natuurlijk moeten journalisten stoppen met het gebruiken van Twitter als nieuwsbron, natuurlijk moeten we de ‘sociale media’-bedrijven ter verantwoording roepen,[1] en natuurlijk moeten we er bij hen op aandringen dat burgers en politici zichzelf beter moeten kunnen beschermen tegen de dirty tactics.
Maar zelfs al zou je sociale media wegdenken dan nog zal intimidatie blijven bestaan. Sociale media zijn niet de technologie die het mogelijk maken om de democratie te vernietigen. Dat konden dictators in spe ook zonder de technologie eerder ook al. Op hen focussen is dus minstens even zo belangrijk als op de sociale media.
Foto door Pietro Piupparco. Copyright.
[1] Zo is het opvallend dat er geen optie (meer) is op Facebook om posts van vreemden niet toe te laten.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.