Honderd jaar geleden werd het stelsel van evenredige vertegenwoordiging aangenomen. De politieke voorkeuren van de bevolking zouden voortaan via verkiezingen zo nauwkeurig mogelijk weerspiegeld zouden worden in de Tweede Kamer. Ondanks decennia van discussie bleek het – als onderdeel van de grote Pacificatie – zelfs mogelijk om de evenredigheid te verankeren in de Grondwet.
Die evenredigheid is een belangrijke kracht achter de Nederlandse democratie gebleken.
De liberale premier Cort van der Linden verdedigde het principe van evenredigheid in 1916 als volgt:
“Deze veranderende partijvorming eischt dat de verschillende schakeeringen van het politieke en rechtsbewustzijn van het volk, welke zich in de partijen consolideren, in het parlement in dezelfde relatieve kracht tot uiting komen, die zij in het volk zelf kunnen ontwikkelen…”
“Het stelsel dat ik heb verdedigd is zeer in het kort dit. Het algemeen kiesrecht is gebouwd op de feitelijke indeling der natie in grote politieke groepen; om die politieke groepen tot hun recht te laten doen komen in de volksvertegenwoordiging is noodig de evenredige vertegenwoordiging.”
Met de keus voor evenredigheid was Nederland niet bijster vroeg. België nam dit besluit al in 1899. Wel koos Nederland voor een radicale evenredigheid, en heeft het – anders dan onze zuiderburen – aan die radicaliteit vastgehouden.
Die evenredigheid is echter nooit onomstreden geweest, zo toont Jasper Loots in zijn boek ‘Voor het volk, van het volk’. In de jaren 30 sprak de anti-revolutionaire premier Colijn zich uit:
“Ik spreek geheel persoonlijk wanneer ik zeg dat ik het stelsel der evenredigheid diep verfoei; verfoei, omdat het leiden zal tot steeds grootere parlementaire versplintering.”
In de jaren 60 klonk de kritiek juist uit progressieve kring. Zo bepleitte D’66 – toen nog met apostrof – een kiesstelsel naar Brits voorbeeld dat kiezers duidelijkere alternatieven zou bieden. De laatste decennia zien we vooral bij VVD en CDA een stevige roep om de evenredigheid van het kiesstelsel te corrigeren, via de verhoging van de kiesdrempel naar 2, 5 of zelfs 8 zetels.
In het debat keren dezelfde argumenten steeds terug. Inperking van de evenredigheid zou de versnippering tegengaan, de regeringsvorming versterken, het politiek vertrouwen vergroten, en het populisme ondermijnen.
Vijf redenen voor evenredigheid
Maar ondanks de vele voorgestelde alternatieven in de afgelopen honderd jaar, bleef de evenredige vertegenwoordiging een voorname pijler onder de Nederlandse democratie. Sterker nog, het is een van onze belangrijkste kwaliteiten. De kracht van evenredigheid uit zich op vijf manieren.
1. Evenredige kiesstelsels bewerkstelligen een representatievere volksvertegenwoordiging.
Dat is met name belangrijk voor politieke minderheidsgroepen. Denk in Nederland bijvoorbeeld aan orthodox-christelijke partijen, maar ook aan de Partij voor de Dieren, of aan de ouderenpartijen die meermalen zijn opgekomen. Hierdoor functioneert het parlement als het meest gezaghebbende discussieplatform.
2. Evenredige kiesstelsels voorkomen dat parlementen nieuwe maatschappelijke kwesties kunnen negeren.
Wanneer een nieuw thema opkomt in de samenleving, voelen partijen een prikkel om daarop te reageren. Als ze dat niet doen, ontstaat er namelijk ruimte voor een nieuwe politieke partij van buiten het parlement. Denk maar aan de opkomst van de LPF in 2002, die het thema van multiculturalisme op de agenda dwong nadat de andere partijen dat thema jarenlang hadden genegeerd. Het evenredige kiesstelsel dwingt het partijstelsel zichzelf te verversen.
3. Evenredige kiesstelsels kanaliseren het politiek wantrouwen binnen het politieke systeem.
Het vertrouwen in de politiek en de democratische tevredenheid zijn – ceteris paribus – niet het hoogst in meerderheidsstelsels en zelfs niet in landen die uitvoeriger gebruik maken van referenda. Ze zijn het hoogst in de meest evenredige kiesstelsels. En dat is niet zo vreemd.
Vergelijk bijvoorbeeld Nederland met het Verenigd Koninkrijk. In Nederland haalde de partij met de meest wantrouwende kiezers – de PVV – bij de verkiezingen van 2017 13% van de stemmen, en ruim 13% van de zetels in de Tweede Kamer. In het Verenigd Koninkrijk haalde UKIP, de United Kingdom Independence Party, bij de verkiezingen van 2015 een bijna even hoog percentage van de stemmen: 12,5%. Maar dat resulteerde in slechts in 1 zetel, 0,15%.
Waar de wantrouwende kiezer in het Verenigd Koninkrijk wordt bevestigd dat het systeem er niet voor hem is en zich zodoende verder afkeert van de politiek, krijgt deze kiezer in Nederland een evenredige stem in het parlement. Wantrouwende kiezers worden hier steeds weer bij de democratie betrokken; tegenwoordig via de PVV, eerder via onder andere D66, de SP, en de LPF.
4. Evenredige kiesstelsels versterken de afspiegelingsfunctie van het parlement.
Ondanks grote verschillen, is de representatie van vrouwen bijvoorbeeld gemiddeld nog het best op orde in evenredige kiesstelsels. Dit kunnen we danken aan zowel het gebruik van partijlijsten (als partijen daar bewust gebruik van maken) als het stemmen op personen binnen die lijsten.[1]
Er is zelfs geen aanwijzing dat de regionale verscheidenheid van parlementariërs is afgenomen door de invoering van het evenredige kiesstelsel. Al voor 1917 trokken parlementariërs naar het westen van het land, om met name in of rond Den Haag te wonen. De Pacificatie was daarin geen trendbreuk. Nog altijd is er een grote verscheidenheid in regionale achtergrond van parlementariërs, wanneer we kijken naar hun geboorteplaats. Uitgezet naar geboorteplaats waren Friezen en Limburgers dit jaar het best vertegenwoordigd op de kieslijsten.
5. Evenredige kiesstelsels vormen de eerste verdedigingslinie van een weerbare democratie.
Een democratie moet zichzelf kunnen beschermen tegen bewegingen die op democratische wijze aan de macht komen om vervolgens diezelfde democratie te ondergraven. Het evenredige kiesstelsel helpt daarbij. Het voorkomt dat minderheidsgroeperingen op kunstmatige wijze een parlementaire meerderheid krijgen. De noodzaak van coalitievorming en compromissen verkleint het risico op democratische erosie.
Er zijn wel degelijk landen waar de dreiging reëel is. Landen waar democratisch gelegitimeerde regeringen democratische of rechtstatelijke normen dreigen te ondergraven, of dat al doen. Denk aan Hongarije onder Orbán, Turkije onder Erdogan, of zelfs de Verenigde Staten onder Trump. Niet toevallig zijn dit allemaal landen waar een electorale minderheid via het kiesstelsel een parlementaire meerderheid kreeg.
Deze vijf redenen tonen de fundamentele kracht van evenredigheid in een representatieve democratie en liberale rechtstaat.
Keerzijdes
Maar een democratie met evenredig kiesstelsel heeft ook keerzijdes. De democratie is inherent imperfect. Zelfs in een radicaal evenredig kiesstelsel als het onze kunnen inhoudelijke gaten vallen in het electorale speelveld. Zo kent Nederland een grote groep kiezers die economisch links en cultureel conservatief zijn. Maar een partij die die kiezers op beide punten aan kan spreken ontbreekt. Het evenredige kiesstelsel maakt het mogelijk dit gat te vullen. Maar dat het daadwerkelijk gevuld wordt, is geen vanzelfsprekendheid.
De voornaamste zwakte van de evenredigheid ligt evenwel niet bij de vertegenwoordiging maar bij de machtsvorming. Die is moeizaam en ondoorzichtig. Burgers hebben weinig grip op de samenstelling van de regeringscoalitie.
In Nederland wordt de formatie van meerderheidscoalities steeds moeilijker doordat we inmiddels wel zeven middelgrote partijen hebben. Een aantasting van de evenredigheid door de verhoging van de kiesdrempel naar 2 of zelfs 5 zetels levert daarom nauwelijks iets op. In ons partijlandschap wordt het pas makkelijker om een meerderheidscoalitie te formeren bij een kiesdrempel van acht tot tien procent. 12 tot 15 zetels in de Tweede Kamer.
Niet het Duitse kiesstelsel, maar het Turkse of het Britse kiesstelsel zou kiezers meer grip geven op de samenstelling van de regering. Beide alternatieven zouden nagenoeg alle partijen wegmaaien. Maar daarmee ook de grote kracht van onze democratie.
Wie de regeringsformatie wil beïnvloeden via de evenredigheid van het kiesstelsel, moet die evenredigheid bijzonder hard beknotten. Alleen dan kan in een land van minderheden – waar de grootste partij zo’n 20% van de kiezers achter zich heeft – een kunstmatige meerderheid worden gecreëerd.
Angelsaksische landen: meer evenredigheid?
In Angelsaksische landen zien we juist omgekeerde discussies; over een evenrediger kiesstelsel. In de Verenigde Staten kijken teleurgestelde Democraten ontevreden naar het stelsel van kiesmannen bij de presidentsverkiezing. In het Verenigd Koninkrijk beloofde Tony Blair in 1997 evenredige verkiezingen, maar gooide hij die belofte overboord op het moment dat hij de grootste was en baat had bij de status quo. In Canada deed Justin Trudeau dit jaar hetzelfde. Alleen Nieuw Zeeland maakte daadwerkelijk de overstap van een meerderheidsstelsel naar een evenredig kiesstelsel.
Maar Nieuw Zeeland is de uitzondering. Institutionele veranderingen zijn meestal klein en incrementeel. En juist een incrementele inperking van de evenredigheid, zal niet zo veel opleveren.
Koesteren
Laten we daarom ons evenredige kiesstelsel koesteren. Dankzij de evenredigheid hebben we een parlement dat representeert én afspiegelt, zichzelf ververst en wantrouwen kanaliseert, en bovendien een eerste verdedigingslinie vormt tegen de ondermijning van de democratie van binnenuit. De radicale keus die 100 jaar geleden gemaakt is, is van grote waarde gebleken.
[1] Het verschil tussen evenredige en meerderheidsstelsels is zo evident, dat de Canadese premier Trudeau eerder dit jaar in zijn eigen parlement op dit punt hard werd aangevallen, nadat hij zijn verkiezingsbelofte van een evenrediger kiesstelsel had laten vallen.
Bron afbeelding: Tweede Kamer der Staten-Generaal
Dit artikel is een lichte bewerking van de speech die ik op 21 november 2017 gaf in de Oude Zaal van de Tweede Kamer bij de presentatie van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2017.
Steven Verbanck zegt
Zeer lezenswaardige verdediging van de evenredigheid als kiesstelsel.
Kleine opmerking, u schrijft: “Met de keus voor evenredigheid was Nederland niet bijster vroeg. België nam dit besluit al in 1899. Wel koos Nederland voor een radicale evenredigheid, en heeft het – anders dan onze zuiderburen – aan die radicaliteit vastgehouden.”
Wanneer heeft België de evenredigheid afgebouwd? Wij hebben altijd in kieskringen gestemd en als die al wijzigden, dan groeiden ze (meer zetels per kieskring = meer evenredig).
Over de wijziging in 2003 kun je discussiëren : de kieskringen groeiden maar er kwam een wettelijke drempel (op niveau kieskring) van 5%. Afhankelijk van de grootte van de oude kieskring, was die 5% soms hoger maar elders lager dan de vroegere “effectieve” drempel o.b.v. het aantal zetels.
Tom van der Meer zegt
Ik verwijs inderdaad naar de kiesdrempel van 5%, in combinatie met de afschaffing van de lijstverbindingen/apparentering.
Daniël Tuijnman zegt
De Nederlandse kieskringen doen niet terzake voor het aantal zetels. Een partij die 0,67% van de stemmen haalt krijgt een zetel, ongeacht hoe die stemmen verdeeld zijn over de kieskringen. Die beïnvloeden alleen welk poppetje de zetel gaat bezetten.
In België worden de zetels toegewezen per kieskring, op basis van de stemmen in die kring. Een partij die overal 0,67% van de stemmen haalt komt dus niet in het parlement, omdat dat in geen enkele kieskring genoeg is om een zetel te bemachtigen.
De grootste kieskring is Antwerpen met 24 zetels, waar dus ca. 4% nodig is om een zetel te bemachtigen (nog afgezien van de huidige kiesdrempel van 5%); de kleinste kieskring is Luxemburg met 4 kieskringen waar dus tegen de 25% nodig is voor een zetel.
Paul Treanor zegt
Dit is een triest voorbeeld van hoe de leden van een gesloten politieke klasse gaan denken. Alles is gericht op voortzetting van het verouderde stelsel, dat de politieke klasse heeft voortgebracht. Het is kenmerkend dat hij deze toespraak hield in de Tweede Kamer, naast de regent Jozias van Aartsen.
Uiteraard is Tom van der Meer niet in z’n eentje verantwoordelijk, voor alles wat mis gaat in Nederland. De toespraak is wel een voorbeeld van de zinloosheid van communicatie met de politieke elite. Ze willen niet luisteren naar geluiden van buiten, en kunnen dat feitelijk ook niet opbrengen, omdat het een radicale breek zou inhouden met hun familie, vriendenkring, sociale status, en carrière. Binnen de politieke elite is er een grote druk om zich te conformeren aan de interne normen, en zich te onthouden van kritiek op de politieke structuren. Dat heeft tot gevolg, dat die structuren steeds verder verwijderd raken, van de ontwikkeling van de samenleving.
Rationeel denken over de toekomst van de politiek en de politieke gemeenschap vereist een bereidheid, om de eigen uitgangspunten ter discussie te stellen. Dat is hier zichtbaar niet aanwezig. Een groep politici en parlementaire journalisten komt bijeen in de Tweede Kamer, en hoort een toespraak over de zegeningen van onze parlementaire democratie. Iedereen moet toch kunnen begrijpen, dat zoiets nooit tot innovatie zal leiden.
Tom van der Meer zegt
Interessant dat u een reeks onjuiste achtergronden en intenties aan mij toeschrijft, zonder in te gaan op de inhoudelijke argumenten en met name de onderbouwing daarvan in verschillende studies die voor het overgrote deel niet door mij zijn uitgevoerd. U kunt mij moeilijk verwijten dat ik de argumenten niet ter discussie stel, omdat ik er juist open over ben en de onderbouwing ervan aanbied.
Tamelijk expliciet toetsen we op dit blog regelmatig de argumenten achter allerhande voorstellen op hun feitelijke inhoud. Lees voor het gemak daartoe ook de stukken die verschenen zijn over de kiesdrempel, en waar in dit blog naar wordt gerefereerd.
Als u het debat op 21 november heeft gevolgd, zult u bovendien zien dat Van Aartsen het expliciet oneens was met dit betoog, en een Frans kiesstelsel heeft verdedigd.
Paul Treanor zegt
Ik verwijt je wel, dat je de uitgangspunten niet ter discussie stelt. Dat is juist het probleem, en niet alleen in dit stuk, maar bij de Nederlandse politieke wetenschap in het algemeen. Er is vanaf de 19e eeuw een stelsel ontstaan, een regime, dat in de westerse landen aangebeden wordt, en dat is niet te sterk uitgedrukt. Het stelsel is verouderd en disfunctioneel, maar het is wel een samenhangend geheel, en daarom is het niet voldoende om delen daarvan te verwijderen. Het moet vervangen worden. We moeten juist af van de democratie, de mensenrechten, de rechtstaat, de burgerrechten, algemeen kiesrecht, de vrijheid van meningsuiting, de democratische rechtsorde, de nationale staat, de representatieve democratie, het meerpartijenstelsel, de internationale rechtsorde, de nationale soevereiniteit, enzovoort.
Ik zie in dit stuk geen enkele bereidheid om dit alles ter discussie te stellen, en dat verwacht ik ook niet bij een presentatie van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis . De mensen die op zulke bijeenkomsten afkomen, staan volledig kritiekloos tegenover de democratie.
Tom van der Meer zegt
Dan ben je inderdaad aan het verkeerde adres. Vanuit mijn professie – gedrags- en vergelijkende politicologie – kan ik alleen uitspraken doen over situaties die empirisch voorkomen.
Je kan je voorstel voor een stelsel zonder burgerrechten, rechtstaat, mensenrechten, democratie etc. beter bespreken met politiek filosofen, lijkt me.
LJMB zegt
“De voornaamste zwakte van de evenredigheid ligt (…) bij de machtsvorming.”
Dat is niet juist. Die zwakte zit in het parlementaire regeringsstelsel ingebakken, maar het is wel zo dat evenredige vertegenwoordiging het problematische karakter van het parlementaire systeem het meeste zichtbaar maakt. Combineer je evenredige vertegenwoordiging met een presidentieel of een directoriaal regeringsstelsel, dan zie je dat het probleem rond de machtsvorming niet meer speelt. Een Zwitser bijvoorbeeld kiest zowel voor de macht (het kantonsparlement) als voor de uitvoering van de macht (de kantonsregering).
Overigens is met evenredige vertegenwoordiging inderdaad niets mis. Wel met evenredige vertegenwoordiging in combinatie met een lijstenstelsel, omdat er dan geen sprake is van een rechtstreekse verkiezing en ook niet van algemeen passief kiesrecht. Gekozenen zijn zo voor hun mandaat te veel afhankelijk van hun partij (en te weinig van hun kiezers) met alle gevolgen van dien. De oplossing ligt echter voor de hand: verdeel de zetels niet evenredig over de lijsten, maar verdeel de stemmen die leden in de vergadering mogen uitbrengen evenredig over de individueel gekozenen.
Paul Treanor zegt
Tom van der Meer suggereert in zijn reacties (boven), dat zijn onderzoek niet beïnvloed is door zijn eigen politieke voorkeuren. Dat zeggen ze allemaal. Over de ‘neutraliteit’ van de politieke wetenschap wordt al langer gesproken, maar individuele onderzoekers zijn inderdaad geneigd om hun eigen werk als ‘waardevrij’ te beschouwen.
Het is duidelijk dat Tom van der Meer hier waardeoordelen presenteert, bijvoorbeeld:
Maar daarnaast is ook zichtbaar, dat zijn kritiekloze houding tegenover de Nederlands parlementaire democratie, tot verkeerde inschattingen leidt. Bijvoorbeeld de bewering dat het wantrouwen van de PVV-kiezers verminderd wordt, door de evenredige vertegenwoordiging in Nederland. Ze zouden hun verlies bij de verkiezingen aanvaarden. In werkelijk zijn ze onverminderd gefrustreerd, meer zelfs, omdat ze denken dat ze een plek in het kabinet verdiend hadden. Wilders heeft zelfs aangekondigd aangifte te doen tegen Mark Rutte, wegens discriminatie van Nederlanders. Dat is geen vertrouwen, dat is geen ‘democratische tevredenheid’, dat is geen Loser’s Consent.
Ook de bewering dat minderheden in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn, strookt niet met de werkelijkheid. Talloze categorieën kiezers worden geheel buitengesloten, heel diverse categorieën, die vaak met elkaar weinig gemeen hebben. Transgenders en voorstanders van de doodstraf, om twee voorbeelden te noemen.
Ook de bewering dat het stelsel open staat voor nieuwe partijen, die nieuwe thema’s aan de orde stellen, is aantoonbaar onjuist. Het is haast onmogelijk om de partijen te ‘verversen’. In West Europa zijn de laatste 50 jaren slechts twee partijfamilies aan het stelsel toegevoegd: de groenen en de anti-immigratie partijen (zogenaamde populisten). Zoals blijkt bij elke verkiezing, is het heel moeilijk om een nieuwe partij op te richten en een plaats in de Kamer te bevechten. De partijen die er wel zitten, zaten er meestal ook in de jaren ’30.
Tom van der Meer, en veel van zijn collega’s, dragen het huidige stelsel een warm hart toe. Vanuit die overtuiging zijn ze geneigd, om bij hun onderzoek de conclusie te trekken, dat het goed functioneert. Dat is uiteraard partijdig.
Tom van der Meer zegt
Maar meneer Treanor, nu doet u het weer. Opnieuw schrijft u intenties en opvattingen aan mij toe die niet kloppen.
Over de mate waarin onderzoek waardenvrij is, heb ik elders al eea geschreven. Wat ik aangeef in mijn reacties is dat ik mijn conclusies baseer op vergelijkend (toetsend) onderzoek naar politiek gedrag en publieke opinie. Dat type argumenten serieus nemen, kan ik u aanraden.
De bewering over de PVV-kiezers, bijvoorbeeld, is hard te maken op basis van internationaal vergelijkend onderzoek naar het vertrouwen in de politiek. Evident is de conclusie relatief en niet – zoals u die lijkt te interpreteren – absoluut.
De bewering dat minderheden in Nederland *beter* vertegenwoordigd worden is eveneens een relatieve en geen absolute uitkomst. Vergelijk Nederland gerust met een reeks andere landen, en de wijzen waarop de toegang van minderheidsgroepen elders wordt bemoeilijkt via bijvoorbeeld districten, bonussen, of kiesdrempels.
De ruimte voor nieuwe partijen – gegeven een stabiel partijstelsel – is eveneens hard te maken. Opnieuw: relatief (vergelijkend), niet absoluut. U stelt dat het stelsel niet open staat voor nieuwe partijen. Alleen al in de afgelopen 25 jaar zien we in de Tweede Kamer de toetreding van SP, LPF, PVV, FvD, Denk, 50+, AOV, Unie55+, PvdD, LN.
D66, LPF en PVV kregen binnen zeer korte tijd na hun toetreden tot het parlement directe of indirecte toegang tot de regeringsmacht. Dat is niet vanzelfsprekend.
In uw conclusie draait u de redenatie helaas om. Vanuit historisch en vergelijkend onderzoek naar politiek gedrag en publieke opinie zien we dat de evenredige kiesstelsels veelal beter functioneren op de argumenten die voor- en tegenstanders aandragen. Dat leidt ertoe dat ik het stelsel een warm hart toedraag. Argumenten > Conclusie.
Dat betekent geenszins dat het stelsel perfect is. Dat is inherent onmogelijk, zoals eerder de Franse filosoof Pierre Rosanvallon al schreef. Als u in morele absoluutheden wilt redeneren, verwijs ik u nogmaals naar een ander type debat.
Zo heeft deze discussie – ondanks al uw persoonlijke verwijten – weinig zin.
Paul Treanor zegt
Het ‘historisch en vergelijkend onderzoek naar politiek gedrag en publieke opinie’ in de westerse landen wordt altijd verricht door mensen die voorstander zijn, van het regime in die landen. Dat leidt onvermijdelijk tot scheve conclusies. Vervolgens zijn ze ook geneigd om hun eigen onderzoek als waardevrij en neutraal in te schatten, dat is een bijkomend probleem.
Ik denk dat Tom van der Meer voorstander is van de democratie, de rechtstaat, de democratische rechtsorde, de mensenrechten, de burgerrechten, het algemeen kiesrecht, enzovoort. Het gaat niet om hem als persoon, want ik weet dat zijn collega’s dat ook zijn. Dat kleurt hun onderzoek, onvermijdelijk.
Mijn inschatting is bijvoorbeeld, dat geen enkele Nederlandse onderzoeker in de politieke en sociale wetenschappen de democratie verwerpt, en wil afschaffen. Ik kan mij daarin vergissen, en dat ondermijnt inderdaad mijn kritiek. Daarom een vraag voor de lezers van deze blog: kennen jullie een uitzondering, een openlijk antidemocratische onderzoeker?
Paul Treanor zegt
Laat ik een voorbeeld geven, van hoe de standpunten van een onderzoeker de methoden en conclusies beïnvloedt. Een van de genoemde vijf toetsingscriteria voor de evenredigheid, is de toegankelijkheid van het parlement voor partijen van minderheden, inclusief politieke minderheden. Dit is een belangrijk thema, want het raakt de legitimiteit van de democratie, en de legitimiteit van anti-democratisch geweld.
Een voorstaander van de democratie ziet in de Tweede Kamer een toegankelijk parlement. Er zijn meer partijen dan in andere Europese landen, en ook nieuwe partijen. Tom van der Meer noemt bijvoorbeeld de nieuwe partijen van de laatste 25 jaren: SP, LPF, PVV, FvD, Denk, 50+, AOV, Unie55+, PvdD, en LN. Ik vind dat een magere oogst voor 25 jaren, en bovendien zijn vier daarvan al weg. Maar dat is niet alles.
Bij zijn bewering, en in het geciteerde onderzoek, wordt alleen gekeken naar de partijen die wel in de Tweede Kamer komen. Omdat ik sceptisch staan tegenover de democratie, zou ik zelf kijken naar hoeveel partijen het niet halen. Bij de laatste verkiezingen stonden 28 partijen op het stembiljet. Daarvan haalden 15 het parlement niet: VoorNederland, de Piratenpartij, Artikel 1, Nieuwe Wegen, de OndernemersPartij, Lokaal in de Kamer, de Partij Niet Stemmers, De Burger Beweging, GeenPeil, Jezus Leeft, de Vrijzinnige Partij, de Libertarische Partij, Mens en Spirit, StemNL, en de Vrije Democratische Partij.
De lijst van gefaalde partijen wordt met elke verkiezing langer, en daarmee ook de lijst van buitengesloten minderheden. De Libertarische Partij, bijvoorbeeld, vertegenwoordigt een herkenbare politieke minderheid, doet vaker mee aan verkiezingen, maar haalde nooit een zetel.
Daarnaast zijn er ook partijen die de toegang tot de verkiezing worden geweigerd. In 2017 werden 51 partijen geweigerd door de Kiesraad. De vereiste handtekeningen in meerdere kieskringen, en de waarborgsom van €11 250, zijn voor kleinere groepen een hindernis. Geweigerd zijn onder anderen Trots op Nederland en de Vrouwen Partij. Tom van der Meer verwerkt zulke gevallen niet in zijn statistieken, en komt zodoende tot een scheef beeld van de toegankelijkheid.
In werkelijkheid worden vele categorieën buiten het parlement gehouden, die samen een groot deel van de bevolking vormen. Vrouwen vormen zelfs de helft van de bevolking, maar er heeft nog nooit een categorale vertegenwoordiger van de vrouwen in de Tweede Kamer gezeten. We zien ook dat het kiesstelsel weinig uitmaakt, want dat is in de buurlanden niet anders.
Als we nog verder kijken, dan zijn er vele groepen die wel vertegenwoordiging nodig hebben, maar dat niet voor elkaar krijgen. Zo is er geen Fietserspartij in de Kamer, en daardoor worden de belangen van de fietsers vaak genegeerd op rijksniveau. Ook in de gemeenteraden en Provinciale Staten zijn de fietsers niet vertegenwoordigd. Talloze categorieën in de bevolking worden op deze wijze uitgesloten van invloed op het beleid, in elk geval via een volksvertegenwoordiger.
Af en toe wordt pijnlijk zichtbaar, hoe de parlementaire democratie minderheden benadeelt. Voor de komende raadsverkiezingen in Amsterdam is al een transgender-partij geregistreerd. Wellicht blijft het daarbij, want een bijbehorende organisatie is er niet. De kans dat een TransgenderPartij de Tweede Kamer haalt, lijkt nihil. Voor een effectieve bescherming van transgenders is helaas ook meer nodig dan één kamerlid. Daarvoor moet de Grondwet gewijzigd worden, want transgenders zijn nadrukkelijk uitgesloten van de bescherming van artikel 1, en worden ook niet elders genoemd. Om de Grondwet te wijzigingen is een tweederde-meerderheid nodig, in beide kamers.
Transgenders maken dus geen kans op de grondwettelijke bescherming die ze nodig hebben. Uit alle onderzoeken blijkt, dat ze achtergesteld en gediscrimineerd worden, en dat ze disproportioneel slachtoffer zijn van geweld. Er is in Nederland een specifieke dreiging ontstaan met de opkomst van het Forum voor Democratie, dat zeer vijandig staat tegenover transgenders, ook al krijgt dat weinig aandacht in de media.
Als een minderheid niet in staat is om zich binnen de democratische rechtsorde te beschermen tegen geweld, onderdrukking, achterstelling, en discriminatie, dan is de democratische rechtsorde niet legitiem. Het is in tegendeel legitiem, dat de minderheid buiten de democratische rechtsorde treedt, om grondwettelijke bescherming af te dwingen.
De selectiviteit van Tom van der Meer en zijn collega-politicologen raakt dus ethische kwesties. Dat is niet af te doen met de bewering, dat empirisch onderzoek los staat van de politieke filosofie. De Tweede Kamer is extreem ontoegankelijk, dat heeft nare gevolgen, en een eerlijke beoordeling van het kiesstelsel zou dat meenemen.
Enno Nuy zegt
Mijnheer Teanor lijkt te suggereren dat alleen een openlijk antidemocratisch onderzoeker geschikt is om de democratie te onderzoeken. Mij lijkt dat klinkklare onzin. Natuurlijk neemt iedereen onder alle omstandigheden zijn eigen persoonlijkheid mee maar daarmee ben je nog niet gediskwalificeerd. Als je de ergerniswekkende redenatie van de heer Treanor doortrekt zou je eerst uitgebreid gescreend moeten worden voordat je het werk zou mogen doen waarvoor je je gekwalificeerd hebt middels opleiding en ervaring. En wie toetst dat dan? De heer Treanor zelf? En aan de hand van welke criteria?
De bewering van de heer Treanor dat transgenders expliciet uitgesloten zijn van de bescherming van artikel 1 van de Grondwet is pertinente onzin. Transgenders worden niet specifiek genoemd maar daarmee zijn ze niet vogelvrij zoals de heer Treanor lijkt te suggereren. Sterker nog, ik zou er voorstander van zijn als de Nederlandse Grondwet zich zou beperken tot: “alle burgers zijn voor de wet gelijk”. Elke verbijzondering leidt alleen maar tot misverstanden, dat zie je ook terug in de reactie van de heer Treanor. Daarnaast zou ik er voorstander van zijn dat de vrijheid van godsdienst ondergeschikt wordt gemaakt aan het antidiscriminatiebeginsel. Dan hebben we al een hoop actuele problemen opgelost.
Dan beklaagt de heer Teanor er zich over dat de transgenders zich wel met een lijst hebben aangemeld in Amsterdam maar vast niet gekozen gaan worden omdat er geen bijbehorende organisatie zou zijn. En daarmee is de wettelijke bescherming van transgenders niet gegarandeerd en dús is de democratische rechtsorde niet legitiem.
Mijnheer Treanor, dit meent u toch niet serieus? Ten eerste is het simpelweg niet waar wat u schrijft maar om daaruit te konkluderen dat de democratische rechtsorde legitimiteit zou ontberen kan ik slechts kwalificeren als ‘raaskallen’.
Voor alle duidelijkheid: ik ben een overtuigd voorstander van de representatieve parlementaire democratie en een overtuigd tegenstander van referenda. Ben ik op grond van deze standpunten nu al bij voorbaat gediskwalificeerd?
Enno Nuy zegt
Op enkele plaatsen heb ik de naam van de heer Treanor niet juist gespeld, waarvoor excuses.
Thomas Colignatus zegt
Complimenten aan Tom van der Meer voor het signaleren van de voordelen van evenredige vertegenwoordiging.
Een punt van kritiek is dat hij de voordelen van het districtenstelsel te mooi voorstelt. Hij stelt “het Turkse of het Britse kiesstelsel zou kiezers meer grip geven op de samenstelling van de regering” maar dit blijkt niet zo te zijn.
Zie het artikel, dat dan ook aan Van Aartsen is aan te bevelen: “One woman, one vote. Though not in the USA, UK and France”
https://mpra.ub.uni-muenchen.de/82513/
Ronald zegt
Ik ben nieuw op dit forum, maar ik waarschuw in discussie te gaan met forumleden met een asymmetrische discussietechniek. Die trekken de discussie bewust naar zich toe, ondermijnen de goede discussie met drogredeneringen en weerhouden oprechte mensen te participeren.
Zo ontstaat een discussie tussen fatsoenlijke- en een enkele onfatsoenlijke deelnemer. Hieraan gaan alle discussieforums op social media kapot.
Voorbeeld:
De stelling: “we moeten af van de democratie, de mensenrechten, de rechtstaat, de burgerrechten, algemeen kiesrecht, de vrijheid van meningsuiting, de democratische rechtsorde, de nationale staat, de representatieve democratie, het meerpartijenstelsel, de internationale rechtsorde, de nationale soevereiniteit, enzovoort.”
Met mensen die dit beweren dienen m.i. binnen een fatsoenlijk forum niet te worden gediscussieerd. Het leidt tot niets positiefs, wel de teloorgang van een fatsoenlijk forum. Dat is ook zijn primaire doelstelling.
De overige deelnemers hebben juist behoefte aan een fatsoenlijke meningsuitwisseling. Kijk uit de trollen zijn onder ons.