Eerder al werd hier onderkend dat er bijzonder weinig aandacht is geweest voor het opnieuw minimale resultaat van de PvdA in de nationale verkiezingen. Het werd in historisch perspectief geplaatst, waarin de neergang van de sociaaldemocratie in verschillende golven werd uiteengelegd. Met het recente nationaal kiezersonderzoek is een tijdreeks van 50 jaar kiezersonderzoek ontstaan (1971-2021), waarmee hier een beeld geschetst wordt van: (1) de krimpende arbeidersklasse; (2) de mate waarin het kleiner wordende PvdA-electoraat nog uit kiezers bestaat die zich als lid beschouwen van de arbeidersklasse; en (3) op welke partijen arbeiders in Nederland sinds de jaren zeventig hebben gestemd.
Het is een klassiek onderscheid in het politieke veld: de politieke strijd tussen de sociale klassen; tussen de kapitaalbezitters en arbeiders in termen van het marxisme. In Nederland werd de rol van dit onderscheid tussen de klassen in stemgedrag veelal overschaduwd door het belang van religie. Toch werd ook hier de tegenstelling tussen de liberalen enerzijds en de sociaaldemocraten anderzijds in sterke mate bepaald door de acclamatie dat de laatsten bovenal de belangen van de arbeidersklasse behartigen.
De arbeidersklasse heet te zijn afgebrokkeld in de laatste decennia. De beroepenstructuur in Nederland veranderde en veel van het traditionele handarbeid werd ofwel vervangen door machines ofwel verplaatst naar landen waar de loonkosten lager zijn. Met een slinkende arbeidersklasse kan het voor sociaaldemocratische partijen strategisch zijn om hun doelgroep minder nauw te formuleren. Het is al vaak geopperd dat dit is gebeurd bij de PvdA. Zeker de door Kok gekozen ‘derde weg’, in navolging van Labour’s Blair, zou de poort hebben geopend voor een sociaaldemocratische politiek die meer gericht is op de (groeiende) middenklasse. In Nederland heeft de SP zich vervolgens ontwikkeld tot het socialistische alternatief voor de sociaaldemocratische PvdA. Maar de linkse partijen hebben ook concurrentie gekregen van partijen die een nationalistisch programma hebben en vaak als radicaal-rechts worden aangeduid.
Op basis van 50 jaar Nationaal Kiezersonderzoek zien we in Figuur 1 de trend in het aandeel kiesgerechtigden dat zich als lid van de arbeidersklasse beschouwt (gewogen naar verkiezingsuitslagen en migratiestatus) [1]. De omvang van de arbeidersklasse is afgenomen. Er zitten echter trendbreuken in de figuur, die te maken hebben met de veranderingen in het design van het NKO. Ten eerste werd in 1977 een antwoordoptie ‘hogere arbeidersklasse’ toegevoegd. Toch leidde het toevoegen van de categorie ‘hogere arbeidersklasse’ slechts tot een kleine stijging van de omvang van de arbeidersklasse. Vervolgens neemt de omvang in snel tempo af.
In 2002 en 2003 is de omvang van de groep kiezers die zich als arbeidersklasse identificeren erg klein geworden en ook kleiner dan in de NKO-onderzoeken nadien. Dit komt doordat in 2002 en 2003 voor een heel ander onderzoeksdesign was gekozen, wat heeft geleid tot een ondervertegenwoordiging van mensen in de arbeidersklasse. Sinds 2017 wordt een steeds groter deel online afgenomen. Ook dit zou hebben kunnen geleid tot een afname van de vertegenwoordiging van de arbeidersklasse in het NKO. Over de hele periode zien we een afname van ongeveer 45% die zich identificeert als arbeidersklasse naar ongeveer 25% die zich als zodanig identificeert.
Figuur 1. Bevolking naar sociale klasse identificatie (Bron: NKO, gewogen naar uitslagen van de verkiezingen en migratieachtergrond)
De Partij van de Arbeid, traditioneel vertegenwoordiger van de arbeidersklasse kreeg een dreun in 2002 (Figuur 2). In dat verkiezingsjaar wist de Lijst Pim Fortuyn, maar ook de SP veel stemmen te trekken. In 2017 zit de PvdA op haar historische dieptepunt, waarvan de partij zich in 2021 niet herstelde.
Figuur 2. Percentage stemmen behaald door PvdA, SP, CPN en nationalistische partijen in de Nederlandse Tweede Kamer verkiezingen.
Hieronder beantwoord ik twee vragen: in welke mate bestaat het electoraat van de PvdA (nog) uit kiezers die zich identificeren als arbeider? En, op welke partijen stemt het deel van het electoraat dat zich identificeert als arbeider? Daarbij laat ik buiten beschouwing dat ‘niet stemmen’ ook vaker voorkomt onder arbeiders dan onder de andere sociale klassen: dat was zo in de jaren zeventig en dat is ook in 2021 nog het geval.
In Figuur 3 is te zien dat het PvdA-electoraat steeds minder gekenmerkt wordt door kiezers die zich als arbeider beschouwen. In de jaren zeventig was zo’n twee derde van het PvdA-electoraat nog arbeider. Dat is meer dan gehalveerd. De arbeidersklasse is in omvang afgenomen; dat heeft de PvdA kiezers gekost. Maar we zien tegelijkertijd dat de kleinere PvdA minder goed in staat is om arbeiders te trekken. Een vergelijking met Figuur 1 leert dat er in de jaren zeventig een oververtegenwoordiging was in het PvdA-electoraat van kiezers die zich als arbeider beschouwen. Het PvdA-electoraat is de afgelopen 50 jaar juist sterker gaan bestaan uit leden van de hogere (midden) klasse. Het PvdA-electoraat vormt nu ongeveer een afspiegeling van de bevolking naar klasse-identificatie; er is geen oververtegenwoordiging meer van kiezers die identificeren met de arbeidersklasse.
Figuur 3. Compositie van het PvdA-electoraat naar sociale klasse (bron: NKO 1971-2021)
Op welke partijen stemden de kiezers die zich identificeren als arbeider de afgelopen 50 jaar? De PvdA was vooral in de jaren tachtig populair onder de kiezers die zich identificeren als arbeidersklasse (Figuur 4). Daarna kalft de steun onder de arbeiders voor de PvdA af. Al in 1994, als de PvdA ondanks verlies met Wim Kok start met Paars I, heeft de PvdA onder de arbeiders stevig aan populariteit ingeboet. Opvallend is de relatieve populariteit van D66 onder arbeiders in dat jaar. Vanaf dan worden de SP en de nationalistische partijen steeds groter onder de kiezers die zich als arbeider identificeren. In 2010 is voor het eerst sinds 1971 een andere partij dan de PvdA de grootste onder de arbeiderskiezer: de PVV. Ook in 2017 en 2021 zijn de nationalistische partijen (PVV, FvD en JA21) het grootst onder hen die zich als arbeider identificeren. De PvdA wordt door nog slechts zo’n 5% van de arbeiders gekozen. De VVD is relatief klein gebleven onder de arbeiders, maar in 2017 en 2021 stemde een groter deel van de arbeiders op de VVD dan op de PvdA.
Ook het CDA heeft door de tijd de steun van de arbeider verloren, wat gelijke tred houdt met de secularisering en de afname van de grootte van deze partij. Het valt op dat in de jaren zeventig het CDA nauwelijks onder deed voor de PvdA in aantrekkingskracht op de kiezers die zich arbeider beschouwen. Religie overvleugelde dus voor veel arbeiders het klassenbelang. Met het afnemen van het belang van religie, neemt ook onder arbeiders de aantrekkingskracht van het CDA af.
De middenpartijen PvdA en CDA wisten tot eind jaren tachtig het leeuwendeel van de kiezers aan zich te binden die zich beschouwden als behorende tot de arbeidersklasse, waarna dit in snel tempo afnam. Vooral de PVV en de SP hebben deze stemmen gekregen, maar gezamenlijk nooit in zo’n sterke mate als de PvdA in de jaren tachtig. Voor de Partij van de Arbeid zal het bijzonder zuur zijn dat haar oorspronkelijke doelgroep nog maar weinig op de partij stemt.
Figuur 4. Stemgedrag van kiezers die zich als lid van de arbeidersklasse beschouwen tussen 1971 en 2021 (bron: NKO 1971-2021).
[1] Sociale klasse gemeten aan de hand van beroepen is over de periode niet goed vergelijkbaar.
Afbeelding: “PvdA” door Gerard Stolk (via Flickr).
Desiree zegt
Het is niet zuur, dat suggereert dat ze er niets aan kunnen doen, het is volstrekt verdiend dat de achterban niet meer op de PvdA stemt! Dat begon idd onder Paars, toen Kok de marktwerking introduceerde in Nederland en de partij zich volmondig achter het verdrag van Maastricht schaarde, de politieke EU. Twee ultrarechtse stappen die eigenlijk kunnen worden omschreven als ‘de wortel van alle kwaad’ voor de arbeider.
Daarna volgde 30 jaar van rechtse politiek van het redden van banken zonder enige voorwaarde tot het absolute dieptepunt in Rutte II, waarin door Asscher en Kleinsma onze complete verzorgingsstaat om zeep is geholpen.
De lijst met neoliberale maatregelen geïnitieerd door PvdA ministers of gesteund door die partij is ellenlang.
Kijk alleen maar naar het krankzinnige klimaatplan van Timmermans en Samsom dat er al vanuit gaat ‘klimaat-armen’ te creëren. Dus twee zichzelf socialist noemende PvdA-ers die een plan maken waardoor er binnenkort weer bejaarden doodvriezen! Het moet niet gekker worden!
In het land zien we wethouders van die partij ook vaak rechtsere politiek uitvoeren dan de VVD. Moet je eens kijken wat er de afgelopen 4 jaar in Leiden is gebeurd onder een PvdA wethouder!!
Het is dan ook tenenkrommend dat door de iedereen, vooral de media, de PvdA nog steeds links genoemd wordt, terwijl die partij dat eigenlijk al 30 jaar niet meer is.
Het feit dat de PvdA, of wat er van rest, de afgelopen maanden smekend voor de deur gelegen heeft van Rutte, om mee te mogen regeren met rechts, is toch een doorslaggevend bewijs dat er werkelijk niets meer links is aan die partij?
Maar wat ik mis in het bovenstaand onderzoek is de verandering van de arbeidersbevolking. Die is namelijk niet wit autochtoon meer… Sinds de segregatie ook in de Tweede Kamer is doorgedrongen, stemt een groot deel op basis van etniciteit op bv Denk of Bij 1, beide behoorlijk linkse partijen, of stemt helemaal niet.
Ronald Heijman zegt
Hallo Desiree,
Met wat je over het verleden en PvdA schrijft kan ik het eens zijn.
Echter, de verdeling links en rechts gaat m.i. niet meer op.
We zouden meer moeten denken en handelen in:
progressief, midden stroming en conservatief.
Daarin speelt de EU momenteel een midden stroming rol en speelt een belangrijkere rol voor de progressieven dan de ouderwetse linkse partijen. De EU is snel aan het transformeren van een hobby van het bedrijfsleven naar een maatschappelijke aanjager, aangespoord door het Europees parlement en de Commissie, dat bij vlagen progressief is. Zij lopen vooruit op alle conservatieve regeringen in Europa en de wereld.
Klimaat, milieu en groen zijn geen thema’s van links of rechts maar van weldenkende mensen. Die vindt je in alle geledingen.
Dat het bedrijfsleven een belangrijke rol op deze thema’s kan en moet spelen is essentieel (innovatie, duurzame keuzes en rendement), net zoals het essentieel is dat de overheid van bovenaf stuurt op snelheid, massaliteit en effectiviteit. Dat laatste gebeurt door conservatieve regeringen weer te weinig omdat ze kortzichtig zijn. Maar ook progressieve mensen en partijen kunnen kortzichtig zijn, zoals je schrijft.