Hans Daudt was hoogleraar in de wetenschap der politiek aan de Universiteit van Amsterdam (1963 – 1990). Zijn oeuvre is minder bekend dan zijn ‘staking’. Als reactie op het besluit van de (door studenten en jonge stafmedewerkers gedomineerde) faculteitsraad om het onderwijsprogramma politicologie drastisch te veranderen, weigerde hij en zijn staf jarenlang onderwijsactiviteiten uit te voeren.
Zijn analyse van de politieke verhoudingen in Nederland is echter nog steeds actueel. Hij zegt in essentie drie dingen. Eén: er is sinds de Tweede Wereldoorlog constant een rechtse meerderheid in de Tweede Kamer. Twee: sociaaldemocraten (en dat geldt ook voor GroenLinks, hebben Femke Halsema en Jesse Klaver mogen ondervinden) mogen eigenlijk alleen meeregeren als het niet anders kan. En drie: ondanks dat Nederland een conservatief land is, worden veel onderwerpen die door links worden geagendeerd vroeg of laat door rechts uitgevoerd.
De eerste les van Daudt: de minderheidspositie van links
Als alle steun van het electoraat aan linkse/progressieve partijen bij elkaar wordt opgeteld dan valt op dat wat journalist Hubert Smeets mooi ‘het linksige kamp’ noemt nooit een meerderheid heeft gehaald. (1) Daudt benadrukt in zijn werk de ‘permanente minderheidspositie van het linkse blok; alleen in 1998 bereikte het de helft van het aantal Kamerzetels, dankzij een nooit eerder behaald aantal van 16 zetels voor ‘extreem-links.’ Daarmee bedoelde Daudt voor de goede orde CPN, PSP en nu eens wel en dan weer niet de PPR. En hij vervolgt: ‘Gematigd links’, lees: PvdA en D66 ‘heeft het tussen 1971 en 1998 moeten stellen met ruim 1/3 tot ruim 2/5 van het aantal Kamerzetels. Grote fluctuaties zijn typerend voor de PvdA met 39 zetels in 1971, een absolute top van 53 in 1977 en 37 zetels in 1994 en eveneens voor D66 met 6 zetels in 1972, 24 in 1994 en 14 in 1998.’ (2)
Sindsdien is de politieke positie van wat Daudt ‘gematigd links’ noemt verzwakt. D66 en PvdA zakken structureel onder een derde van het aantal Kamerzetels. Alleen in 2012 halen ze dat nog. Het zou Daudt (die naar verluidt PvdA-lid was) verrast hebben en verdriet hebben gedaan. Dat geldt ook voor de jaar op jaar groeiende fragmentatie op links en versplintering van machtsvorming. Maar Daudt zou nog het meest verrast zijn geweest dat de PvdA en GL (in 2001 nog door hem getypeerd als ‘extreem-links’ en dat telde Daudt dus niet mee) samenwerken.
De tweede les van Daudt: de leer van de uiterste noodzaak
De leer van de uiterste noodzaak duidt de situatie dat de belangrijkste rechtse partijen alleen met linkse samenwerken in de Nederlandse politieke verhoudingen als het niet anders kan. Daudt is daar heel nuchter over: ‘Eigenlijk is het ook volstrekt vanzelfsprekend: waarom zouden groeperingen die in beginsel de bestaande samenleving aanvaardbaar vinden en die steunen op een royale meerderheid van stemmen en zetels, op regeringsniveau gaan samenwerken met groeperingen die zelf zeggen ingrijpende veranderingen in de maatschappij voor te staan door middel van overheidsoptreden.’ (3)
Dat neemt niet weg dat er soms sprake is van die uiterste noodzaak. Het was aan de orde in de periode van wederopbouw en herstel (1946-1958), na een kabinetscrisis in 1965 over de omroepwetgeving waarbij confessionelen en liberalen tegenover elkaar stonden en in 1972 toen CDA en VVD geen meerderheid hadden en die ook niet konden vormen vanwege meningsverschillen met andere rechtse partijen (zoals DS70). En zegt Daudt, zodra de noodzaak tot samenwerken wegviel en rechts terug kon vallen op een rechtse meerderheid, regeerden de confessionelen over rechts.
Tabel 1. Rechts land en rechtse meerderheid van confessionelen en liberalen (m.u.v. 1972), 1946-1977
JAAR | 1946 | 1948 | 1952 | 1956 | 1959* | 1963 | 1967 | 1971 | 1972 | 1977 |
CDA | 53 | 54 | 51 | 51 | 75 | 76 | 69 | 58 | 48 | 49 |
VVD | 6 | 8 | 9 | 9 | 19 | 16 | 17 | 16 | 22 | 28 |
Christelijk Rechts | 2 | 2 | 4 | 2 | 3 | 4 | 4 | 5 | 6 | 4 |
Divers Rechts | 3 | 7 | 11 | 9 | 2 | |||||
Totaal | 61 | 63 | 64 | 62 | 97 | 99 | 97 | 90 | 85 | 83 |
Eigenlijk is dit niet anders in de periode 1981-2021. Bij de verkiezingen van 1984 presteerden CDA en VVD gezamenlijk zo matig dat ze niet met zijn tweeën een meerderheid hadden. Daarmee was er toen geen ander alternatief dan regeren over links: de VVD met PvdA en D66. Die meerderheid van CDA en VVD is er sinds 1994 ook nooit meer geweest. Tussen 1994 en 2006 haalden de partijen gezamenlijk rond de 70 zetels (63-72 zetels). Vanaf 2010 is het gezamenlijk zeteltal rond de 50 (49 -52). Nu eens werd er sinds 1994 geregeerd over rechts (in 2002 met de LPF in een meerderheidskabinet en in 2010 met de PVV in een gedoogconstructie). Soms door het midden (met D66 van 2003 tot 2006 en met D66 en CU van 2017 tot 2023). En een keer door het CDA over links met de PvdA en CU (2007-2010). Nieuw waren paarse kabinetten: regeringssamenwerking tussen PvdA, VVD en soms D66 (van 1994 tot 2002 met D66; van 2012 tot 2017 zonder derde partij).
Tabel 2. Rechtse meerderheden in de Tweede Kamer, 1981-2021
1981 | 1982 | 1986 | 1989 | 1994 | 1998 | 2002 | 2003 | 2006 | 2010 | 2012 | 2017 | 2021 | |
CDA | 48 | 45 | 54 | 54 | 34 | 29 | 43 | 44 | 41 | 21 | 13 | 19 | 15 |
VVD | 26 | 36 | 27 | 22 | 31 | 38 | 24 | 28 | 22 | 31 | 41 | 33 | 34 |
Christelijk Rechts | 6 | 6 | 5 | 6 | 7 | 8 | 6 | 5 | 8 | 7 | 8 | 8 | 8 |
Diversen Rechts | 0 | 1 | 0 | 1 | 10 | 0 | 28 | 8 | 9 | 24 | 17 | 26 | 30 |
Totaal | 80 | 88 | 86 | 83 | 82 | 75 | 101 | 85 | 80 | 83 | 79 | 86 | 87 |
Dat VVD en CDA hun Kamermeerderheid vanaf 1994 kwijt waren, opende de weg naar samenwerking tussen VVD, D66 en PvdA. In 2012 was er sowieso geen rechts meerderheidskabinet te vormen omdat de PVV werd uitgesloten. De coalitie VVD-PvdA in 2012 is eigenlijk een schoolvoorbeeld van de leer van de uiterste noodzaak.
Maar er is altijd een achterkant van het gelijk. Er is weliswaar permanent een rechtse meerderheid in Nederland, maar onderschat ook de kracht van links niet. Zeker wanneer we de definitie van Smeets volgen en alles wat ‘linksig’ is bij elkaar optellen. Vanaf 2002 halen de ‘linksige’ partijen tussen de 63 en 71 zetels in de Tweede Kamer. In mijn gesprek met Joost Lagendijk zegt hij dat de Groenen in Duitsland veel sterker zijn dan in Nederland vanwege het bestaan van een kiesdrempel (van 5%). Dat voorkomt allerlei kleine linkse partijen en initiatieven. Het dwingt kiezers te stemmen op een partij die met enige zekerheid die 5% zal halen. De versplintering van links in Nederland is te verklaren vanuit het ontbreken van die kiesdrempel. Als het om machtsvorming van links gaat, dan helpt dat niet. De stelling is gerechtvaardigd te zeggen: links is in Nederland sterk, maar maakt zich door onderlinge verschillen voorrang te geven zwak.
Tabel 3. Aantal Kamerzetels van het ‘linksige kamp’ sinds 1967
Jaar | 1967 | 1971 | 1972 | 1977 | 1981 | 1982 | 1986 | 1989 | 1994 | 1998 | 2002 | 2003 | 2006 | 2010 | 2012 | 2017 | 2021 |
PvdA | 37 | 39 | 43 | 53 | 44 | 47 | 52 | 49 | 37 | 45 | 23 | 42 | 33 | 30 | 38 | 9 | 9 |
‘GL’/GL | 9 | 10 | 16 | 6 | 9 | 9 | 3 | 6 | 5 | 11 | 10 | 8 | 7 | 10 | 4 | 14 | 8 |
D66 | 7 | 11 | 6 | 8 | 17 | 6 | 9 | 12 | 24 | 14 | 7 | 6 | 3 | 10 | 12 | 19 | 24 |
SP | 2 | 5 | 9 | 9 | 25 | 15 | 15 | 14 | 9 | ||||||||
PvdD | 2 | 2 | 2 | 5 | 6 | ||||||||||||
Denk | 3 | 3 | |||||||||||||||
Volt | 3 | ||||||||||||||||
Bij1 | 1 | ||||||||||||||||
Totaal | 53 | 60 | 65 | 67 | 70 | 62 | 64 | 67 | 68 | 75 | 49 | 65 | 70 | 67 | 71 | 64 | 63 |
De derde les van Daudt: niet-regeren loont
Niet-links kan goed regeren door niets te doen of keuzen uit te stellen. In de ogen van Daudt is daarmee de opdracht aan links vooral om de agenda te zetten. ‘Strijdpunten waar ook niet-links niet meer om heen kan en waarvan elementen zullen worden doorgevoerd zodra ook niet-links de tijd daarvoor rijp acht. Het op gang brengen van dergelijke processen zou misschien wel de hoogste prioriteit van democratisch links moeten zijn: vanuit de kritiek op de bestaande samenleving ideeën en politieke voorstellen in de openbare discussie brengen die op den duur in niet-linkse kringen doordringen en dan kunnen worden uitgevoerd – – een proces waarvan de betekenis en de snelheid veelal worden onderschat.’ (4) In 2001 gaat Daudt eigenlijk nog een stapje verder. Coalitievorming leidt ertoe dat standpunten van partijen die niet deelnemen aan een kabinet toch vaak een plek krijgen in het regeringsbeleid. Naar aanleiding van de Paarse kabinetten zegt Daudt, dat wat bereikt wordt niet samenhangt met de samenstelling van het kabinet. ‘Dergelijke gelijksoortige resultaten voor uiteenlopende coalities zijn mogelijk omdat de standpunten en profileringen van partijen hooguit marginaal doordringen in een regeerakkoord.’ (5) Vervolgens is het wat Daudt betreft eigenlijk lood om oud ijzer. Het maakt niet uit of je in de regering zit of niet. ‘Er zou met denkbeeldige kabinetten Lubbers IV en Lubbers V in voorgenomen regeringsbeleid en in resultaten geen verschil zijn geweest met de resultaten van beide paarse kabinetten.’ (6)
Socioloog Jacques van Doorn onderschrijft de les van Daudt en hij gaat daarbij ver terug in de geschiedenis. De maatschappelijke hervormingen in de eerste helft van de 19e eeuw kwamen er zonder toedoen van de sociaaldemocraten. ‘Anderen dan de socialisten hadden het algemeen kiesrecht ingevoerd, een sociaal zekerheidsstelsel in de steigers gezet, de infrastructuur verbeterd en het onderwijs op ieder gebied sterk uitgebreid. Het is waar, de socialisten hebben meegeholpen, aandrang uitgeoefend en de massa weten te mobiliseren, maar steeds vanuit de oppositie. Hun bijdrage is altijd indirect geweest.’ De sociaaldemocratie is wat Van Doorn betreft altijd een buitenbeentje gebleven: ‘De Nederlandse sociaaldemocratie heeft de opgelopen achterstand nooit meer ingehaald. Zij is ertoe veroordeeld geweest continu uitwedstrijden te spelen, op een vreemd veld, voor een weinig welwillend publiek. In de eerste vijftig jaar van haar geschiedenis werd zij genegeerd of bestreden; in de tweede vijftig jaar deed zij mee, maar dan in de letterlijke zin van het woord, dus altijd naast anderen, nooit alleen, tegenover de anderen.’ (7)
Ook oud-directeur van de Wiardi Beckman Stichting, Paul Kalma stelt dat grote delen van het programma van de sociaaldemocratie in Nederland ‘in belangrijke mate uitgevoerd’ zijn. (8) De sociaaldemocratie was niet een leidende politieke kracht. Het was ‘een beweging die meestal terzijde van de politieke macht opererend, nu eens tot retoriek, dan weer tot onzekerheid en conformisme verviel.’ (9) Kalma bouwt voort op het werk van Van Doorn en hoogleraar Ideeëngeschiedenis Siep Stuurman, die zegt dat de sociaaldemocratie opereerde ‘binnen de nauwe grenzen van de confessioneel-liberale staat.’ Kalma wijst ook op ‘de grenzen van een benadering waarbij sociale emancipatie het onbetwiste uitgangspunt voor politiek handelen vormt.’ (10). Het ‘kapitalisme is in sociaal opzicht aan banden gelegd’, maar de ‘oprukkende kapitalistische cultuur is ongemoeid gelaten.’ (11)
Ook politici realiseren zich terdege dat rechtse kabinetten in Nederland links beleid voeren. De journaliste Annet Bleich voert doorbraaksocialist Theo van Lier op, die van 1952 tot 1973 in de Tweede Kamer onder andere woordvoerder voor sociale zekerheid was. Van Lier zegt dat de belangrijkste sociale wetten niet in de periode Drees tot stand zijn gekomen, maar in de jaren zestig, deels onder het bewind van kabinetten waarvan de PvdA geen deel uitmaakte. ‘Het leek er wel op dat als de PvdA in de oppositie was, de KVP-ministers van Sociale Zaken, Financiën en Economische Zaken een nogal progressief beleid zouden gaan voeren, teneinde de PvdA de wind uit de zeilen te nemen, terwijl bij kabinetsdeelneming door de PvdA haar ministers grote moeite hadden er soortgelijke maatregelen door te krijgen, verzucht hij.’ (12) Historici wijzen daar ook op. ‘Zo beschouwd, aldus hoogleraar Nederlandse geschiedenis, Piet de Rooy, ‘is vol te houden dat de effectiviteit van de sociaaldemocraten het grootste was als er zich omstandigheden voordeden waarin anderen ernaar streefden hun de wind uit de zeilen te nemen.’ (13) Zo wijst hoogleraar politieke geschiedenis Ido de Haan erop dat in de jaren ‘60 katholieke politiek steeds linkser werd. De KVP ‘diende zich derhalve om te vormen tot een brede middenpartij voor het hele volk met als uitgangspunt ‘het tegengaan van machtsconcentratie en het bevorderen van een gelijkmatige inkomensverdeling’. Daarmee verschilde de KVP nauwelijks nog van de sociaaldemocraten.’ (14) Hij wijst ook op het linkse geluid van Jan Mertens, de voorzitter van de katholieke vakbeweging, die zich in 1968 uitsprak tegen de machtsconcentratie van de economische macht bij een kleine elite: de tweehonderd van Mertens.‘Voor de PvdA gold dat het hoofddoel dat ze lange tijd had nagestreefd, bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil, rond het midden van de jaren zestig was bereikt.’ (15) Trouw-columnist Hans Goslinga wijst er tenslotte op dat het kabinet De Jong, dat zat van 1967 tot 1971, ‘wetgeving doorvoerde waar progressief Nederland de vingers bij had afgelikt als het niet door polarisatie verblind was geweest. Joop den Uyl stelde naderhand vast dat het tij voor de progressieve hervormingen die hij wilde doorvoeren, al was verlopen toen hij aantrad. In werkelijkheid had het kabinet-De Jong hem al veel gras voor de voeten weggemaaid met de vrije verkoop van condooms (een doorbraak in die dagen), vereenvoudiging van de echtscheiding, democratisering op de universiteiten, invoering van een wettelijk minimumloon en het schrappen uit het Burgerlijk Wetboek dat de man het hoofd van de echtvereniging is.’ (16)
*Dit artikel verscheen eerder als hoofdstuk in het boek Herstellen, hervormen, doorbreken. Wat jonge progressieven willen’, Uitgeverij van Gennep, 2023
Noten
1. H. Smeets, Een wonderbaarlijk politicus, Hans van Mierlo. 1931-2010, 2021, p. 139
2. H. Daudt, ‘Een paars intermezzo’, in: Jaarboek WBS 2001, Zeven jaar paars, 2001, p.38
4. Daudt, 1980, p. 194
5. Daudt, 2001, p. 44
6. Daudt, 2001, p. 44
7. J. A. A. van Doorn, ‘Het socialisme als kameleon’, in: J. A. A. van Doorn, De draagbare Van Doorn, 1992, p .252
8. Paul Kalma, ‘De twee gezichten van de sociaaldemocratie’, in: J. Perry, e.a., Honderd jaar sociaaldemocratie in Nederland, 1894-1994, 1994 p. 302
9. Kalma, p. 304
10. Kalma, p. 307
11. Kalma, p. 308
12. op citaat: J. Bank, Van brede visie tot smalle marge, 1983, p. 169
13. P. de Rooy, De rode droom. Een eeuw sociaaldemocratie in Nederland, 1995, p. 71
14. I. de Haan, ‘Doorzichtige politiek. Veertig jaar na 1968’, in: Ons Erfdeel, Jaargang 51, 2008, p. 6/19
15. A. Bleich, Joop den Uyl. 1919-1987. Dromer en doordouwer, 2008, p .469
16.H. Goslinga, ‘Kabinet Rutte IV had er nooit mogen komen’, Trouw, 14-7-2023
Ronald Heijman zegt
In dit zeer goede artikel vallen alle puzzelstukjes van de politieke strategie op zijn plek.
Wij zijn een conservatief land, waarbij de grootste groep mensen en hun politieke partijen proberen niet te veel te veranderen, omdat ze de status quo aanvaardbaar vinden. En verandering gevoelsmatig en materieel tegen hun meer egoistisch maatschappijbeeld ingaan. Maar ook zij hebben momenteel hun eigen veranderpunten:
. Minder immigranten, minder asielzoekers
. Minder geld naar klimaatbeheersing en natuurbescherming
. Minder ingrijpen in het agrarisch- industrieel complex
. Minder regels voor het bedrijfsleven en meer vrijheid
. Minder overheidsbemoeienis, – uitgaven en meer marktwerking
. Minder “linksige” cultuur op de podia en bij de publieke omroep
Etc.
Deze punten zijn onder druk van de ” linksige” politiek, in hun ogen te ver doorgeschoten, en moeten worden teruggedraaid. Dat zijn ook de hoofddoelstellingen van een mogelijk rechtse coalitie.
Maar (extreem) rechts, heeft inderdaad ook belangrijke “linksige” thema’s overgenomen.
. Bouwen, bouwen, bouwen, met meer regie van de overheid
. Verbetering gezondheidszorg en minder zorgkosten voor de burger
. Bestaanszekerheid
. Overheidsgedrag
Etc.
Als de “linksige” partijen de wijze lessen van Hans Daudt tot zich hadden genomen, en daarmee meer “linksige” strategie hadden ontwikkeld, dan hadden zij:
. Van een sluimerende “linksige” beweging, een dynamische, goed georganiseerde, krachtige en geregisseerde politiek grotere beweging gemaakt, om de Nederlandse cultuur van conservatief in progressief te veranderen.
Om de lagere- en middenklasse voor zich te herwinnen, hun traditionele politieke doelgroepen!
. De “linksige” krachten gebundeld tot een meerderheidspartij
. De wind uit de zeilen genomen van de rechtse, conservatieve partijen en de emoties verzacht hebben op typische rechtse profileringspunten en speerpunten:
. Asiel en immigratie
. Behoudend begrotingsbeleid
. Veiligheid en defensie
. Ruimte voor bedrijfsleven en boeren, binnen strikte maatschappelijk normen
. Veel conservatieven met maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef in die richting moeten mobiliseren en aan zich binden
Etc.
En zij hadden door rechts gekaapte thema’s niet uit handen moeten geven:
. Wonen, bestaansrecht, zorg, overheidsgedrag, vrijheid etc.
Strategievorming is van oorsprong een discipline uit conservatieve hoek. Daar zijn conservatieven veel sterker in dan de “linksigen”, die dit minder in hun cultuur vinden passen.
Een grote strategische fout van links, en een belangrijk links-conservatief standpunt.
De “linksigen” hadden beter de analyses van Hans Daudt moeten lezen. En ernaar moeten handelen.