Het gaat goed met de populisten in West-Europa. In ons eigen land gaat Geert Wilders aan leiding in de opiniepeilingen. In Frankrijk raakt men maar niet uitgepraat over het succes van het Front National (FN) van Marine Le Pen. In het Verenigd Koningrijk gaat het in het publieke debat al maanden vooral over Nigel Farage en zijn United Kingdom Independence Party (UKIP). In Griekenland is Syriza van Alexis Tsipras onlangs aan de macht gekomen. En in Spanje lijken Pablo Iglesias en zijn Podemos weleens voor een aardverschuiving te kunnen gaan zorgen.
Maar wat is het eigenlijk dat deze uiteenlopende partijen populistisch maakt? Populisme is een verwarrend etiket dat op zeer uiteenlopende fenomenen wordt geplakt: West-Europese rechts-radicale partijen, Latijns-Amerikaanse dictatoren, Oost-Europese socialisten, Noord-Amerikaanse politieke entrepreneurs en Russische boerenbewegingen. Geen wonder dat het voor veel mensen volstrekt onduidelijk is wat populisme nu eigenlijk precies is.
De enige manier om enige duidelijkheid te creëren is het begrip populisme eenduidig te definiëren. We moeten, in andere woorden, zien uit te vinden wat populisten populistisch maakt. De beste manier om dat te doen is eens goed te kijken naar alle politici en partijen waarover men het eens is dat ze populistisch zijn, en de vraag te beantwoorden wat zij met elkaar gemeenschappelijk hebben. Stel je zou willen definiëren wat een zoogdier precies is. Dat kun je doen door te onderzoeken wat alle zoogdieren met elkaar gemeenschappelijk hebben. Deze gedeelde kenmerken vormen de kern van wat een zoogdier een zoogdier maakt.
Kleinste gemene deler
Populisten hebben twee gedeelde kenmerken. Ten eerste stellen alle populisten “het volk” centraal. De wil van het volk is hun belangrijkste uitgangspunt. Ze benadrukken daarom de volkssoevereiniteit. Wat ze precies bedoelen met “het volk” verschilt van populist tot populist en blijft vaak redelijk vaag. Bij de een lijkt het meer te gaan om de natie, terwijl bij anderen het electoraat, de autochtonen, of de politieke meerderheid centraal staan. Maar hoewel de precieze invulling van “het volk” dus verschilt van populist tot populist, hebben alle populisten wel weer met elkaar gemeen dat ze het volk zien als een homogene entiteit: het bestaat niet uit verschillende groepen met conflicterende wensen en ideeën, maar het is een uniform geheel dat in grote lijnen dezelfde belangen heeft.
Ten tweede vinden alle populisten dat er sprake is van een ernstige crisissituatie omdat het volk wordt uitgebuit door een arrogante, incompetente en corrupte elite. Net als het volk wordt deze elite voorgesteld als een homogene groep. De aanklacht is meestal dat de elite volledig is vervreemd van de “normale mensen in het land” en geen flauw idee heeft van wat deze normale mensen belangrijk vinden. Het kan gaan om verschillende soorten elites: de SP in de jaren negentig ageerde fel tegen de economische elite van het grootkapitaal; Wilders bekritiseert de intellectuele elite uit de Amsterdamse Grachtengordel; de Venezolaanse oud-president Hugo Chávez ging flink tekeer tegen het “imperialisme van Washington”; en de Italiaanse oud-premier Silvio Berlusconi beschuldigde de media en de rechters in zijn land van linkse vriendjespolitiek en corruptie. Populisten verzetten zich echter vooral tegen de politieke elite. Fortuyn had het bijvoorbeeld over “Haagse regenten”, de “gevestigde orde” of de “politieke klasse”. Welke specifieke elite er ook wordt bekritiseerd door populisten, de algemene boodschap is telkens dezelfde: de mensen zonder macht (het volk) worden uitgebuit door de mensen met macht (de elite). Heel kort samengevat zou je dus kunnen zeggen dat populisme de boodschap is dat het goede volk wordt uitgebuit door een slechte elite.
Wat populisme niet is
Nu we weten wat populisme wel is, kunnen we ook herleiden wat populisme niet is. Vergelijk het weer met het definiëren van een zoogdier. Eigenschappen die niet alle zoogdieren met elkaar gemeenschappelijk hebben kunnen nooit de kenmerken zijn die een zoogdier een zoogdier maken. Veel zoogdieren hebben een staart, maar mensen bijvoorbeeld niet. Dat betekent dat het hebben van een staart nooit één van de kerneigenschappen van een zoogdier kan zijn. Nu zijn er verschillende eigenschappen van politici en politieke partijen die vaak met populisme worden geassocieerd maar die niet door alle populisten worden gedeeld. Omdat niet alle populisten deze kenmerken delen, kunnen ze niet als kerneigenschappen van populisme gezien worden. Het zijn vaak kenmerken die te maken hebben met de politieke of culturele context in een land, met het tijdsbeeld van dat moment, of met de specifieke ideologie van een populist.
Het is belangrijk om goed bij deze niet-gedeelde eigenschappen stil te staan omdat ze een grote bijdrage hebben geleverd aan het negatieve imago van populisme. Kijkend naar deze kenmerken kunnen we vier mythes van het populisme onderscheiden.
Mythe 1: populisme is hetzelfde als rechts-radicalisme
Om te beginnen is populisme iets anders dan rechts-radicalisme. In Nederland, en ook in veel andere West-Europese landen, wordt populisme vaak vereenzelvigd met rechts-radicalisme. Dit is op zich niet zo vreemd, aangezien de meeste populistische partijen in ons deel van de wereld inderdaad rechts-radicaal zijn. Denk aan de PVV van Wilders, maar bijvoorbeeld ook aan de FPÖ van Haider, het Vlaams Belang van Dewinter, en het FN van Le Pen. Niet alle populisten zijn echter rechts-radicaal. Zo was Hugo Chávez (van wie vrijwel niemand zal ontkennen dat hij een populist was) een socialist. Een ander voorbeeld is Ross Perot, de succesvolle Amerikaanse politicus die in de jaren negentig het politieke establishment in de VS uitdaagde. Ook zijn gedachtegoed heeft vrijwel niets met rechts-radicalisme te maken. Het grote probleem van de vereenzelviging van populisme met rechts-radicalisme is dat het tot het beeld leidt dat populisten altijd bepaalde bevolkingsgroepen buitensluiten. En dit is lang niet altijd het geval.
Mythe 2: populisten pleiten altijd voor directe democratie
Ten tweede zijn niet alle populisten voorstanders van directe democratie. Vaak wordt beweerd dat populisten voorstanders van referenda en andere vormen van directe besluitvorming zijn, omdat ze de wil van het volk centraal stellen en zich verzetten tegen de macht van een politieke elite. In veel gevallen klopt dit inderdaad en zijn populisten voorstanders van directe democratie. Dat geldt bijvoorbeeld voor Fortuyn, Dewinter, Le Pen, Haider en Perot. Maar het geldt niet voor iedereen. Zo zijn er ook populisten die de wil van het volk op een andere manier tot uitdrukking willen brengen. De voormalige Argentijnse president Juan Perón was bijvoorbeeld geen voorstander van directe besluitvorming door burgers zelf. Hij vond dat de wensen van de bevolking het beste tot uitdrukking gebracht konden worden door een sterke leider die wist wat er leefde onder het volk. Hij zou daarbij niet gehinderd moeten worden door allerlei lastige organisaties en instituties (partijen, parlement, etc.).
Mythe 3: populisme is enkel een politieke stijl
Ten derde is populisme geen specifieke stijl van politiek bedrijven. Vaak wordt gezegd dat populisten een simplistische boodschap over het voetlicht brengen door middel van even simplistisch taalgebruik. Ik wil niet ontkennen dat dit voor veel hedendaagse populisten opgaat. Maar wanneer we ook populisten uit het verleden in ogenschouw nemen, lijkt dit simplisme toch zeker geen kernelement van populisme te zijn. De populistische Narodniki in het negentiende-eeuwse Rusland waren bijvoorbeeld intellectuelen die de “gewone bevolking” wilden helpen om zich te verzetten tegen de politieke elite uit die tijd. Hun boodschap was zeker niet simplistisch. Het taalgebruik van de eveneens negentiende-eeuwse People’s Party in de VS kan ook niet simplistisch genoemd worden. Hun belangrijkste politieke document (het Omaha Platform) staat vol met ellenlange zinnen, moeilijke woorden en ingewikkelde zinsconstructies.
Hetzelfde geldt eigenlijk voor de communicatiestijl van populisten. Veel hedendaagse populisten communiceren het liefst direct met het volk via televisie en tegenwoordig ook via Facebook en Twitter. De People’s Party in de VS communiceerde echter nauwelijks direct met de bevolking, simpelweg omdat er eind negentiende eeuw nog helemaal geen televisie was. Dat maakt deze partij echter niet minder populistisch. Bovendien geldt de directe communicatiestijl van de moderne populisten net zo goed voor niet-populistische moderne politici. De directe communicatiestijl is daarom eerder een eigenschap van onze moderne tijd dan van het populisme.
Mythe 4: populisme is een specifieke organisatievorm
Ten vierde is populisme geen specifieke organisatievorm. Vaak wordt beweerd dat populisten charismatische en autoritaire leiders zijn aan wie de politieke partij ondergeschikt is. Ook dit is niet altijd het geval. Zo hadden de Narodniki in Rusland en de People’s Party in de VS niet echt een charismatische leider die centraal stond in de organisatie. Hoewel dit tegenwoordig wel vaak het geval is (denk aan bijvoorbeeld Wilders, Le Pen, Berlusconi en Chávez), kan dit centrale leiderschap dus niet worden gezien als een kenmerk van populisme. Charismatisch leiderschap is niets meer dan een middel voor populisten om succesvol te worden. Ook dit geldt bovendien weer net zo goed voor niet-populistische politici.
Waak voor onterechte diskwalificaties
Populisme is dus eigenlijk niets anders dan een politieke analyse van wat er mis is in de samenleving. Over de juistheid van die analyse valt uiteraard te twisten. Maar op dit moment slaan veel analytici veel te ver door in het diskwalificeren van populisme. We hebben net gezien dat een groot gedeelte van het negatieve imago van populisme is gebaseerd op mythes. En een imago dat gebaseerd is op mythes kan nooit een terecht imago zijn. Bovendien heeft populisme ook goede kanten. Het kan er namelijk juist voor zorgen dat in zichzelf gekeerde politieke elites wakker worden geschud. Denk aan ons eigen land, waar Pim Fortuyn de gevestigde partijen bewust heeft gemaakt van de sluimerende politieke onvrede bij een groot gedeelte van de bevolking.
De mythes van het populisme leiden tot onterechte diskwalificaties. Het wordt tijd voor een preciezere en genuanceerdere opstelling tegenover het fenomeen populisme.
Dit artikel verscheen eerder in een iets andere vorm in De Republikein. Een soortgelijk, maar uitgebreider artikel stond in het blad Openbaar Bestuur. Het onderzoek waarop deze tekst is gebaseerd is hier gepubliceerd (paywall).
Ad Dokwerk zegt
Vogelbekdieren zijn zoogdieren. Dus je kan niet zeggen dat zoogdieren geen eieren leggen en geen snavels hebben. Dat zijn kwaadaardige mythes.
alderik zegt
Als het begrip kennelijk met zoveel mythen omgeven is, is het dan nog productief te gebruiken? Ik lees dat de kern de suggestie van een directe representatie van ‘het volk’ is. Maar dat is minstens sinds Alkibiades niets nieuws. Niet alleen Plato, ook Aristoteles zou opwerpen dat dat wat hier ‘populisme’ genoemd wordt gewoon een verschijningsvorm van ‘democratie’ is.
Tom van der Meer zegt
Sterker nog: tot in de 19e eeuw had democratie dezelfde ‘verwerpelijke’ betekenis als populisme nu heeft.
Ab de Vos zegt
Maar nu staat kosmopolitisme tegenover populisme en nationalisme, waarbij nationalisme eveneens gediskwalificeerd wordt. Typische retoriek van eurocentrische elites.
Exclusivisme is ook zo’n begrip dat een politieke stellingname op basis van een al dan niet ideële gemeenschap moreel veroordeelt. Alsof de enige factor die grenzen trekken mag de (realistische en rationele?) machtsfiguren van de markt zijn, waarbij de staat tot een marionet wordt gereduceerd. Op deze hypocrisie heeft Carl Schmitt duidelijk gewezen in zijn kritiek op de liberale democratie.