Bestaat er zoiets als de Haagse ‘baantjescarrousel’? Neem Camiel Eurlings, die een jaar na zijn ministerschap directeur werd bij KLM. Vormt dit een uitzondering of geldt breder dat politici een slaatje weten te slaan uit hun politieke carrière?
In een recente vergelijkende studie laten Stefanie Bailer, Tomas Turner-Zwinkels en ik zien dat de notie van de baantjescarrousel in zowel Nederland als Duitsland een vertekend beeld van de werkelijkheid geeft. Kijken we naar de banen die in financieel opzicht en wat betreft maatschappelijke status aantrekkelijker zijn dan het Tweede Kamerlidmaatschap, dan blijkt dat slechts 42% van alle Nederlandse ex-parlementariërs sinds 1986 er daadwerkelijk op vooruit zijn gegaan (zie figuur 1). Hierbij zijn we ervan uitgegaan dat een aantrekkelijkere functie een hoger brutosalaris biedt dan het standaard parlementaire salaris van ongeveer 120.000 euro (in 2019) en/of een hogere status heeft. De meerderheid van de parlementariërs doet dus na een parlementaire loopbaan eerder een stapje terug of opzij.
De politieke top
Maar wie horen dan tot die 42% die wel een aantrekkelijkere functie krijgen toebedeeld na een parlementaire carrière? Vaak zijn het de bekendere politici die veel aandacht krijgen in de media. De voorbeelden zijn talloos: naast Camiel Eurlings is er bijvoorbeeld Wouter Bos, die voorzitter werd van de Raad van Bestuur bij het VU Medisch Centrum. Pieter Duisenberg werd benoemd als bestuursvoorzitter van de VSNU en Ruud Lubbers vervolgde zijn carrière als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen bij de Verenigde Naties. Allemaal (voormalige) politici die regelmatig op televisie of radio verschenen. Dit is niet zo gek, als je bedenkt dat het juist de voormalige ministers, staatsecretarissen, fractievoorzitters en partijleiders zijn die kans maken op aantrekkelijkere banen.
Wat dat betreft brengt vooral kabinetslidmaatschap voordelen met zich mee: ben je minister of staatssecretaris geweest, dan is de kans op een aantrekkelijkere positie in de publieke sector gemiddeld ongeveer 30% hoger dan je medeparlementariërs. In de private sector is dit 25%. Dit laat ook een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam zien: politici uit partijen die vaker regeren gaan er na hun tijd in het parlement eenvoudigweg op vooruit. In de afgelopen decennia waren dat vooral politici uit het CDA, de PvdA en de VVD. Verliest de partij van een politicus echter de verkiezingen, of raakt hij bij zijn partij uit de gratie en komt hij op een onverkiesbare plaats op de kieslijst te staan? Dan heeft dat desastreuze gevolgen: de gemiddelde kans op een aantrekkelijkere positie na diens parlementaire carrière wordt daardoor namelijk verkleind met ongeveer 40%.
Goed, het is eigenlijk niet zo vreemd dat diegenen die belangrijke posities bekleden in de Tweede Kamer en het kabinet het ook buiten deze instituties goed doen. In het Amsterdamse onderzoek komt naar voren dat het beeld voor het merendeel van de kamerleden veel minder rooskleurig is. Het aantal politici dat volgens de onderzoekers op hoge posities terechtkomt, beslaat naar schatting uit slechts 15% van de Kamerleden. Dat staat in schril contrast met bijvoorbeeld de 40% van de kamerleden uit 2012 die twee jaar na vertrek uit de Tweede Kamer nog steeds geen nieuwe baan hadden. Interessant daarbij is dat deze verhoudingen niet alleen in Den Haag gelden. Ook voor de overgrote meederheid van de Bundestagabgeordneten in Berlijn staat er na vertrek uit het parlement geen betere baan op je te wachten.
Vrouwelijke parlementariërs
Opmerkelijk is dat uit ons onderzoek blijkt dat vrouwelijke parlementariërs er significant slechter vanaf komen. Waar het percentage dat in aantrekkelijkere posities terechtkomt voor mannelijke parlementariërs in Nederland ongeveer rond de 46% ligt, is dat voor vrouwen ongeveer 35% (zie figuur 2). Een significant verschil, dat ook nader werd onderzocht in een vergelijking met Duitse parlementariërs uit de Bundestag. Hier zijn deze verschillen zelfs nog zo’n 2% groter.
Onze vergelijkende studie laat zien dat dit geslachtsverschil zelfs standhoudt wanneer er rekening wordt gehouden met verschillende factoren als senioriteit, het opleidingsniveau, de beroepsstatus voor het betreden van het parlement en leeftijd bij het verlaten van het parlement. Vrouwelijke parlementariërs ondervinden dus een significant nadeel wanneer het op aantrekkelijke carrières na hun Tweede Kamerlidmaatschap aankomt.
Waarom komen vrouwelijke parlementariërs er slechter vanaf?
In de literatuur worden vrouwen vaak als meer competitie- en risicovermijdend neergezet. Ze zouden daarom minder trek kunnen hebben in lucratieve politieke en bestuurlijke posities, die veel druk en stress met zich meebrengen. Toch valt dit te betwijfelen. Vrouwelijke parlementariërs gaan namelijk al vrij veel risico aan door het parlement te betreden (een toch relatief onzekere stap). Bovendien moeten ze daarvoor ook erg competitief ingesteld zijn. We mogen dus wel aannemen dat vrouwelijke politici net zo ambitieus zijn als hun mannelijke counterparts, zeker als ze al kamerlid zijn.
Een andere potentiële verklaring ligt aan de vraagzijdevan de postparlementaire arbeidsmarkt. Selectiecommissies voor belangrijke posities in de private sfeer worden immers nog steeds door mannen gedomineerd. Daardoor bestaat er een in-group bias. Daarnaast blijkt dit ook voor partijpolitiek te gelden, waar je netwerk en bepaalde rolverwachtingen nog steeds een rol kunnen spelen. Al met al is het antwoord op de vraag waarom vrouwelijke parlementariërs het slechter doen in ieder geval niet eenduidig en vraagt die daarom om nader onderzoek.
Een evenwichtiger beeld
We mogen al met al concluderen dat parlementariërs die daadwerkelijk doorstromen naar aantrekkelijkere posities in de minderheid zijn. Het grootste deel van deze minderheid komt uit de politieke top. Daarbij moet worden vastgesteld dat de politieke top erg competitief is; iets wat zeker bij kan dragen aan het behalen van aantrekkelijkere functies na het Tweede Kamerlidmaatschap. Voor de meeste politici is politiek Den Haag echter eenvoudigweg het meest invloedrijke en vruchtbare onderdeel van hun carrière. De Tweede Kamer fungeert daarom vaak niet als tussenstation maar juist als eindstation als het om politieke ambities gaat.
Om nog een nuance aan te brengen in het beeld dienen we ook te kijken naar de vrouwelijke parlementariërs. Die zijn niet alleen ondervertegenwoordigd in het parlement, maar ook bekleden ze na hun Kamerlidmaatschap in mindere mate aantrekkelijkere posities. En dat terwijl het hier toch om een relatief selecte groep van vrouwelijke parlementariërs gaat die al meerdere hindernissen in hun carrière hebben moeten nemen.
Afbeelding: Mister No / CC BY
Eduard Zuidema zegt
Interessant om te lezen. Het uitgangspunt dat een baan aantrekkelijker is naarmate het salaris hoger is begrijp ik, maar dat hoeft niet per se zo te worden ervaren toch? En hoe wordt de status van een functie vastgesteld?
Er staat dat vrouwen een nadeel ondervinden wanneer het aankomt op aantrekkelijke carrières na de Tweede Kamer. Is hierin ook meegenomen of vrouwen dit überhaupt nastreefden?
Of nog breder: willen Tweede Kamerleden een slaatje slaan uit hun politieke carrière? Gaat elk lid van de Tweede Kamer met die ambitie de politiek in?
Clint Claessen zegt
Interessante vragen. Ik zal ze een voor een hieronder proberen te beantwoorden:
“maar dat hoeft niet per se zo te worden ervaren toch?”
Dat klopt, we maken hierin onderscheid tussen zogenaamd “objectief” en “subjectief” carrière succes. Wij meten daarbij alleen objectief carrière succes, waarbij wel moet worden vermeld dat het een niet onder doet voor de ander. -> zie ook de volgende bron: Ng, T.W.H., Eby, L.T., Sorensen, K.L. & Feldman, D.C. (2005). Predictors of objective and subjective career success: A m eta-analysis. Personnel Psychology 58: 367–408
“Hoe wordt de status van een functie vastgesteld?”
Dit wordt op twee manieren gedaan: ten eerste zijn er verschillende coderingsregels opgesteld over welke (vooral publieke) functies een hogere status hebben (denk bijvoorbeeld aan een internationale functie bij de NAVO of het IMF), en ten tweede wordt, indien er geen salarisgegevens van een bepaald beroep bekend zijn en niet alle codeurs het met elkaar eens zijn dat het om een hogere status gaat, de meest voorkomende codering (tussen 4 verschillende codeurs per land) gebruikt.
Zie ook pagina 5/6 van de online appendix:
https://ejpr.onlinelibrary.wiley.com/action/downloadSupplement?doi=10.1111%2F1475-6765.12385&file=ejpr12385-sup-0003-OnlineAppendix.docx
“Is hierin ook meegenomen of vrouwen dit überhaupt nastreefden?”
Dit is een zeer goede vraag. Wij zijn van de assumptie uitgegaan dat vrouwen die in de Tweede Kamer of de Bundestag terechtkomen al een bepaalde ambitie hebben laten zien en daarom hogere posities niet af zullen slaan. Daarnaast hebben we in het paper gekeken naar vrouwen en mannen die dezelfde opleiding, pre-parlementaire status, parlementaire posities, kabinetsposities en leeftijd hebben, en vinden we nog steeds een verschil tussen mannen en vrouwen (alhoewel dit verschil wel groter is in Duitsland dan in Nederland). Het is lastig om ambitie te meten, maar dat zou inderdaad een verklaring kunnen zijn.
“Willen Tweede Kamerleden een slaatje slaan uit hun politieke carrière? Gaat elk lid van de Tweede Kamer met die ambitie de politiek in?”
Zeer goed punt. Ik denk inderdaad niet dat iedere politicus de Tweede Kamer ingaat met de ambitie om er financieel beter van te worden, dat laat ons onderzoek ook duidelijk zien: het overgrote deel van de Tweede Kamerleden stroomt niet door naar aantrekkelijkere posities, maar doet juist een stapje terug of opzij.
Een interessante literatuur die deze vragen raakt baseert zich op ambitie theorie uit Joseph A. Schlesinger’s Ambition & Politics (1966): Politici hebben volgens die theorie drie soorten ambitie. Progressieve ambitie: ze willen hogerop nadat ze zijn verkozen. Statische ambitie: ze willen simpelweg verkozen blijven bij volgende verkiezingen, of discrete ambitie: ze willen een bepaalde functie voor een bepaalde termijn en daarna weg uit de politiek.
Een interessant boek dat hier verder op in gaat is van Barbara Palmer en Dennis Simon (2006) over vrouwen politici in de Verenigde Staten, zij concluderen daarover op pagina 120:
“Some women—like some men—are
taught or acquire the ability to take electoral risks when entering congressional politics. This attitude helps explain the differences between static and progressive ambition. Studying the decision to run for the Senate thus suggests that, in moving through the hierarchy of offices, women respond to the same systematic factors as their male counterparts. The primary conclusion to be
drawn from this chapter is that women are adept players in the game of electoral politics. Women share the same goals as their male counterparts: electoral survival, spending a career in Congress, reaping the payoffs that accompany political longevity, and the pursuit of higher office when the right opportunity arises. Some of them even run for president.”
Eduard Zuidema zegt
Dank voor de uitleg. Heel verhelderend.
R. Heijman zegt
De beweegredenen om politicus te worden, zijn waarschijnlijk anders dan bij een carrierewens in het bedrijfsleven, als ambtenaar of als artiest.
Overigens komen politici vaak uit de ambtenarij, consultancy en vanuit bestuursfuncties. Dus enerzijds achtergrond en anderzijds de carrierefase van het individu, kunnen ook redenen zijn van instroming. Bij uitstroming uit de politiek spelen daarnaast mogelijkheden van dat moment een rol. En de ervaringen als politicus. Maar ook de toegevoegde waarde van de politicus voor een specifiek bedrijf of organisatie. De carrierestap van Emiel Curlings was daarbij zowel opvallend, logisch als onethisch. Hier kwam de slechte moraal van zowel het grote, van overheid afhankelijke bedrijfsleven, als die van sommige politici samen.
Gelukkig zijn er ook politici die andere keuzes maken. Overigens mogen topmensen best een hoger salaris verdienen dan een huidige parlementarier of minister. Of liever: laten we de beste mensen kiezen in parlement en regering met dubbele salarissen van wat deze bewindsliden nu verdienen. En reken ze af op hun prestaties. Mijn wens: de beste mensen in een maatschappelijk gerichte politiek. En de status van captains of industry downgraden en hen dienstbaar maken aan de maatschappelijke zaak.