Op 1 januari 1863 ondertekende de toenmalige Amerikaanse president Abraham Lincoln de zogeheten ‘Emancipation Proclamation’ waarmee meer dan drie miljoen slaven in de zuidelijke Verenigde Staten van de ene op de andere dag vrije burgers werden. Twee jaar later werd het verbod op slavernij via het dertiende amendement ook grondwettelijk vastgelegd.
(Met het verbod op slavernij kwam overigens geen einde aan de wettelijke segregatie van witte en zwarte Amerikanen. Het in 1868 aangenomen veertiende amendement op de Amerikaanse grondwet garandeerde weliswaar gelijke rechtsbescherming voor alle burgers, maar hier kwam in de praktijk niets van terecht. De zuidelijke Staten omzeilden jarenlang het veertiende amendement met allerlei schandelijke segregationistische wetten die gebaseerd waren op het principe van ‘separate but equal’. In 1896 legde het Hooggerechtshof de juridische basis voor rassenscheiding in de beruchte zaak ‘Plessy v. Ferguson’, waarin werd bepleit dat segregatie niet per se tegen het gelijkheidsbeginsel inging, omdat zwarte en witte Amerikanen best op gelijke voet maar gescheiden zouden kunnen leven. Pas in 1954 verwierp datzelfde Hooggerechtshof de argumentatie achter ‘Plessy’ in één van de belangrijkste beslissingen die het Hof ooit heeft genomen (‘Brown v. Board of Education’) en concludeerde dat scheiding van scholen in het nadeel van zwarte Amerikanen uitviel.)
We zijn inmiddels 150 jaar verder na de afschaffing van de slavernij, maar het slavernijverleden van de Verenigde Staten is nog steeds goed zichtbaard. Uit recent onderzoek (open versie hier) van Avidit Acharya (Stanford), Matthew Blackwell en Maya Sen (beiden Harvard) blijkt een direct causaal verband te bestaan tussen slavernij in het Amerikaanse Zuiden en hedendaagse politieke houdingen en gedragingen. In gebieden met hoge concentraties slaven in 1860 stemmen witte Amerikanen vandaag de dag vaker op de Republikeinse partij, hebben minder steun voor ‘affirmative action’ en koesteren minder sympathie voor zwarte Amerikanen. (Dit verband blijft overeind wanneer we rekening houden met andere relevante economische en demografische eigenschappen van de onderzochte gebieden, zie Appendix A).
In de figuur hieronder is goed te zien hoe groot de geografische spreiding in het percentage slaven was, uiteenlopend van 0% in sommige regio’s tot 92,4% in andere. Volgens de berekeningen van Acharya et al. komt een stijging van het percentage slaven in 1860 met 20% overeen met een hedendaagse electorale verschuiving van de Democratische naar de Republikeinse partij van bijna 5%.
Bron: Acharya et al. 2016
Verklaringen
Maar waarom vinden we dit verband? Huidige stemvoorkeuren en houdingen vallen in ieder geval niet te verklaren uit de hedendaagse concentratie van zwarte Amerikanen in de onderzochte gebieden. Je zou kunnen denken dat in regio’s met hoge concentraties slaven in 1860 vandaag de dag ook veel zwarte Amerikanen wonen (en dat klopt ook) maar er blijkt geen verband te bestaan tussen de politieke houdingen van witte Amerikanen en de etnische diversiteit van de regio waarin zij wonen.
Ook migratiepatronen bieden geen uitweg. Misschien verhuizen conservatieve witte Amerikanen eerder naar gebieden met een slavernijverleden en verlaten progressieve witte Amerikanen die gebieden juist. Maar immigratie en emigratie uit voormalige slavenregio’s blijkt equivalent te zijn aan migratiepatronen van andere regio’s. Ook hedendaagse economische factoren als inkomensongelijkheid tussen witte en zwarte Amerikanen spelen nauwelijks een rol.
‘Cultureel archief’
De verklaring moet eerder gezocht worden in de enorme backlash tegen zwarte Amerikanen in voormalige slavenstaten vlak na de afschaffing van slavernij en de blijvende gevolgen daarvan (p. 21):
The prevalence of slavery, coupled with the shock of its removal, created strong incentives for Black Belt whites to try to preserve both their political and economic power by promoting racially targeted violence, anti-black norms, and, to the extent legally possible, racist institutions. These reinforced racial and political beliefs about black subjugation within the Southern Black Belts, which, via institutional path dependence and intergenerational socialization, have persisted to the present day.
Dus hoewel slavernij bij wet verboden was zetten witte Amerikanen andere vormen van economische en politieke repressie in om hun eigen positie te kunnen handhaven. Neem het aantal lynchpartijen. Tussen 1882 en 1930 vonden relatief meer lynchings plaats in gebieden met hogere slavenconcentraties in 1860. Meer racistisch geweld dus daar waar in het verleden meer slavenarbeid voorkwam. Ook hadden zwarte boeren in voormalige slavengebieden het in economisch opzicht aanzienlijk slechter dan zwarte boeren in vergelijkbare gebieden zonder slavernijverleden.
Bovendien – en dit is cruciaal om de diepe sporen die slavernij heeft achtergelaten te begrijpen – worden anti-zwarte normen doorgegeven van generatie op generatie. Acharya et al. gebruiken enquêteonderzoek onder witte Amerikaanse kinderen en hun ouders uit voormalige slavenstaten (de zogenaamde Youth-Parent Socialization Panel Survey) om aan te tonen dat kinderen van ouders met conservatieve houdingen over ras in 1965 ook zelf tot op vrij late leeftijd een grotere kans hebben om soortgelijke houdingen te etaleren.
Slavernij creëerde niet alleen een diepe economische en politieke tweedeling in de directe periode na de afschaffing, maar door socialisatie van jongeren kon ressentiment jegens zwarten generaties op rij standhouden. Het verleden geeft dus gestalte aan wat Gloria Wekker een paar weken geleden bij Buitenhof het ‘cultureel archief’ tussen onze oren noemde. Zo kan het gebeuren dat het diepe onrecht van honderden jaren geleden blijft doorwerken op de politieke krachtsverhoudingen die we vandaag de dag nog zien.
Josse de Voogd zegt
Interessant artikel! Inderdaad blanken extreem Republikeins in die regio.
In Chili viel mij op dat de regio met de meeste Mapuche indianen het meest rechts is. Vermoedelijk betreft het niet die groep zelf, maar hangt dit samen met polarisatie.