De vraag welke invloed journalisten op de politiek hebben heeft de afgelopen weken weer op de nodige belangstelling kunnen rekenen. Zo verscheen twee weken geleden een rapport van de Nieuwsmonitor over het gebruik van media in Kamervragen en de aandacht die er voor die vragen is in mediaberichtgeving. Vorige week verscheen het boek Wij begrijpen elkaar uitstekend van NRC-journalist Pieter van Os dat stilstaat bij de ‘wurggreep’ tussen pers en politiek. De conclusies van de Nieuwsmonitor en van Van Os zijn grotendeels tegengesteld. De Nieuwsmonitor heeft veel aandacht voor het feit dat Kamerleden veelvuldig gebruik maken van media als bron en Kamervragen slechts in beperkte mate in de krant en op tv terug zijn te vinden. Van Os heeft niet zoveel op met dit type (semi-)wetenschappelijk onderzoek (en spreekt over de medewerkers van Nieuwsmonitor zelfs wat laatdunkend als ‘turffetisjisten’). Zijn ervaring is dat politici lang niet zo machteloos zijn als men misschien op basis van rapporten als die van de Nieuwsmonitor zou kunnen veronderstellen.
Media als bron
Het onderzoeken van media-invloed is niet zo eenvoudig. Betekent het veelvuldig gebruiken van mediabronnen in Kamervragen een sterke invloed van die bronnen? Niet persé – maar het zegt natuurlijk wel iets. Het kan natuurlijk best zo zijn dat politici in het nieuws vooral op zoek zijn naar aanleidingen om een bepaalde vraag die ze toch al hadden te kunnen stellen. Of dat ze reageren op berichtgeving waarin andere politici zeer prominent figureren, waarbij de rol van de media er één is van doorgeefluik, maar wel een selectieve. Dat laatste blijkt inderdaad het geval te zijn. In een recente studie vinden Peter Van Aelst en ik dat in bijna 60 procent van de berichtgeving waarnaar in mondelinge vragen (gesteld in 1997 en 2009) werd verwezen politici en overheidsactoren de belangrijkste bron waren. Opvallend is wel dat dit aandeel een stuk lager was in 2009 dan in 1997 en dat het aantal berichten dat de journalist zelf als belangrijkste bron heeft, toeneemt.
Politieke agenda-setting
Een andere veelvuldig gebruikte manier om de invloed van media vast te stellen is te kijken naar politieke agenda-setting. Het basisidee is simpel: als media meer over een bepaald onderwerp berichten, dan zullen politici ook meer over dit onderwerp debatteren, wetten over dit onderwerp maken, enzovoorts. Ook hier zijn een hoop nuances aan te brengen: zo laten oppositiepartijen zich sterker leiden door media dan coalitiepartijen, en is de invloed op Kamervragen groter dan op daadwerkelijke wetgeving. Toch laten studies binnen en buiten Nederland keer op keer zien dat dit agenda-setting effect aanwezig is. Media bepalen dus voor een deel waar Tweede Kamerleden mee bezig zijn.
De invloed van media wordt ook bevestigd door surveys onder journalisten en politici. Een flink deel van de Kamerleden (en in mindere mate journalisten) geeft aan dat de politieke macht van media behoorlijk groot is.
Politici zijn zeker niet machteloos – er zijn nog maar weinig wetenschappers die het idee van een ‘almachtige’ media aanhangen. Onderzoek, uitgevoerd met verschillende methoden, laat wel zien dat media een verschil kunnen maken: als directe informatiebron, door aan te geven welke onderwerpen belangrijk zijn, en in de alledaagse ervaring van politici.
Chris Aalberts zegt
Hier mist het idee dat politici ook een eigen wil hebben. Natuurlijk zijn zij niet machteloos. Zij bepalen zelf met welke onderwerpen ze bezig zijn en waar ze vragen over stellen. Voor de meeste backbenchers is de kans dat ze met Kamervragen in de media komen nihil. Ze komen nooit in het nieuws. Ze kunnen dus hun eigen interesses prima volgen bij onderwerpskeuze, Kamervragen e.d.
De vraag die nooit beantwoord wordt is waar ‘de bron’ van de berichtgeving echt ligt: bij een Kamerlid met een idee, die daar langzaam aandacht voor weet te genereren van zowel media als collega’s, van een journalist of van burgers. Wie heeft bv. de participatiesamenleving echt bedacht? Waar komt die term vandaan? Is dat een media-constructie? Het lijkt me toch sterk.
De overeenstemming die door ‘statistiekfetisjisten’ wordt gemeten tussen media-inhoud en politieke activiteiten van politici kan er natuurlijk ook gewoon op wijzen dat de interesses simpelweg door traditie en gewoonte parallel lopen. Dat is ook wat je makkelijk uit Van Os’ boek kunt halen.
Rens zegt
Ha Chris,
Ik snap je punt, maar ik probeer aan te geven dat de politicus dan misschien geen passief object is, maar wel op een bepaalde, systematische manier wordt beïnvloed.
In het onderzoek met Peter Van Aelst dat ik hierboven noem proberen we te achterhalen waar de bron van berichtgeving ‘echt’ ligt – misschien kan dat veel preciezer en is het soms niet achterhaalbaar, maar het is een begin.
Tenslotte zijn statistiekfetisjisten heel goed in het uitzoeken van gevolgtijdelijkheid en zijn de bevindingen die ik over agenda-setting noem gebaseerd op tijdreeksonderzoek, wat een ruime stap verder gaat dan ‘overeenstelmming’.
Pieter van os zegt
Journalisten zijn waanzinnig machtig , daar heb ik een volledig hoofdstuk aan gewijd in mijn boek ‘De macht’. Ze bepalen voor een bijzonder groot deel ook de politieke agenda. Tegelijk zijn politici niet machteloos, zeker niet als ze de media(logica) enigszins doorgronden. Zo weet een politicus die aandacht wil voor een bepaald beleidsterrein dat hij die aandacht direct zal krijgen als hij er een conflict over begint, het liefst met een partijgenoot. Enzovoorts. De nieuwsmonitor is iets anders. Ik geloof niet in hun methoden, hersenloos turven. Weggegooid belastinggeld, om het eens populistisch te zeggen 🙂
Gijs Schumacher zegt
Als ik ook even populair mag doen: op de politieke agenda staan momenteel alleen maar onprettige bezuinigingen. Als journalisten zo machtig zijn, zouden jullie alstjeblieft er een wat vrolijkere agenda van kunnen maken?
Met andere woorden, ik mis het argument dat politici en media ook geleid worden door allerlei externe gebeurtenissen (zoals de economie of een oorlog of een ramp). De media bericht hier onmiddelijk over, een politicus moet verschillende belangen afwegen en een actieplan zal dus altijd later volgen dan de mediaberichtgeving. In een time-series model volgt de politiek dan altijd de media. Maar hoe bewijst dat de agenda-setting macht van de media? Het is een correlatie, maar directe beinvloeding wordt (en kan) je niet testen.
Rens zegt
Behalve, Gijs, dat je kunt controleren voor die externe gebeurtenissen. In veel studies gebeurt dat ook (maar niet altijd).
Pieter van os zegt
Maar gijs heeft wel een goed punt , al is deze bijdrage wellicht overbodig
Simon Trommel zegt
Ik geloof wel in de macht va de journalistiek om issues en mensen te maken en te breken en dus in agenda setting. Maar journalisten baseren zich vaak op bronnen dus zou het onderzoek zich niet daarop moeten focussen?
Verder: taant de macht van journalisten door twitter en andere kanalen die sociale (on)vrede geleiden?