In het publieke debat worden referenda vaak in verband gebracht met politieke onvrede. Zo schreef publicist Marc Chavannes in aanloop naar het referendum over de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) een artikel waarin hij stelde dat er een “aanhoudende en groeiende behoefte van kiezers [is] om meer betrokken te zijn, bij het vaststellen van een probleem en bij het bepalen van de oplossing. Die behoefte aan meer invloed wordt gevoed door ontevredenheid over hoe gekozen politici luisteren en vertegenwoordigen.”
Zijn idee (en dat van vele anderen) is dat burgers met populistische opvattingen en wantrouwen in politieke instituties positief staan tegenover referenda. En dat is geen gek idee. Populisten vinden dat het “gewone volk” wordt genegeerd, verraden en/of uitgebuit door een “corrupte elite”, en dat het uitgangspunt van iedere politieke beslissing de “wil van het volk” zou moeten zijn. De populistische boodschap is dan ook goed verenigbaar met het idee van de directe democratie. Bindende referenda omzeilen immers besluitvorming door politici, en zorgen ervoor dat de wil van het volk direct wordt omgezet in beleid.
Uit onderzoek blijkt dat kiezers die de populistische boodschap onderschrijven gemiddeld inderdaad behoorlijk enthousiast zijn over volksraadplegingen. Zo laten Kristof Jacobs, Agnes Akkerman en Andrej Zaslove in een recentelijk gepubliceerd artikel zien dat Nederlandse kiezers met populistische opvattingen positiever zijn over referenda dan kiezers met minder sterk populistische houdingen.
Maar hoe gedragen burgers met populistische opvattingen zich tijdens referenda? Daar weten we nog maar relatief weinig over.
Populisme en het Wiv-referendum
Om die vraag te beantwoorden heb ik gebruik gemaakt van informatie uit het Nationaal Referendumonderzoek 2018 over het Wiv-referendum. Gaan burgers met populistische opvattingen en wantrouwen in de politiek vaker stemmen of juist minder vaak? En zijn zij – ongeacht het onderwerp van het referendum – eerder geneigd om tegen het wetsontwerp te stemmen? Is het referendum, met andere woorden, vooral een speeltje van de ontevredenen?
Hoe populistisch en wantrouwend burgers zijn heb ik vastgesteld aan de hand van een schaal die loopt van 0 (niet populistisch/wantrouwend) tot 10 (sterk populistisch/wantrouwend). De populismeschaal is gebaseerd op zes stellingen zoals bijvoorbeeld “De belangrijkste politieke beslissingen zouden gemaakt moeten worden door het volk en niet door politici” (zie hier voor meer informatie). Ik kijk naar wantrouwen in de volgende instituties: (1) de Nederlandse regering; (2) de Tweede Kamer; (3) het rechtsstelsel; (4) de burgemeester van hun gemeente; (5) de gemeenteraad in hun gemeente; (6) de media; en (7) de wetenschap.
Populisten en wantrouwige burgers stemden minder vaak en vaker tegen
Zijn burgers met populistische opvattingen en wantrouwen in instituties vaker gaan stemmen tijdens het Wiv-referendum? Het antwoord op die vraag kan worden gevonden in Figuur 1. In alle gevallen geldt dat mensen die niet gestemd hebben tijdens het referendum hoger scoren dan mensen die wel hebben gestemd. De betrouwbaarheidsintervallen (de verticale lijnen) overlappen niet. Dit geeft aan dat de verschillen in alle gevallen statistisch significant zijn, en dat betekent dat we kunnen concluderen dat de niet-stemmers sterker populistisch en wantrouwend zijn dan de wel-stemmers. Ook als ik controleer voor allerlei alternatieve verklaringen blijft dit verband bestaan. Het lijkt er dus op dat mensen die populistisch zijn en/of wantrouwig staan tegenover (politieke) instituties eerder geneigd zijn geweest om thuis te blijven tijdens het Wiv-referendum.
Figuur 1: Gemiddelde populisme en wantrouwen in verschillende instituties (beiden gemeten op een 11-puntsschaal) van mensen die wel en niet hebben gestemd tijdens het referendum
Hebben mensen met sterkere populisme-attitudes en/of meer politiek wantrouwen ook vaker tegen het wetsvoorstel gestemd? De resultaten staan beschreven in Figuur 2. In lijn met onderzoek naar eerdere referenda in Nederland, blijkt dat mensen met populistische opvattingen vaker tegen hebben gestemd. Hetzelfde geldt voor mensen met meer politiek wantrouwen: er is een significant verschil tussen de twee groepen met betrekking tot alle 7 onderzochte instituties. Het is ook in dit geval echter belangrijk om te controleren voor andere variabelen. Het is namelijk goed mogelijk dat de gevonden correlaties het resultaat zijn van andere factoren, zoals de opvattingen over de Wiv of de partij waarop mensen stemmen. Na voor deze factoren gecontroleerd te hebben blijven de verschillen significant. Alleen met betrekking tot vertrouwen in de wetenschap verdwijnt het effect. Maar dit is niet zo vreemd: de figuur laat ook al zien dat het verschil tussen de twee groepen hier heel klein is.
Figuur 2: Gemiddeld populisme en wantrouwen in verschillende instituties (beiden gemeten op een 11-puntsschaal) van mensen die voor en tegen hebben gestemd tijdens het referendum
Daadwerkelijk willen stemmen versus willen kunnen stemmen
Er lijkt ten tijde van het Wiv-referendum sprake te zijn geweest van een populisme-referendum-paradox: burgers met populistische opvattingen en wantrouwen in politieke instituties zijn voorstanders van referenda, maar zijn tijdens dit referendum juist minder vaak dan gemiddeld gaan stemmen. Dit zou er op kunnen wijzen dat populisten wel de mogelijkheid willen hebben om hun stem uit te brengen tijdens referenda, maar niet noodzakelijkerwijs ook de behoefte hebben om bij ieder referendum daadwerkelijk op te komen dagen. Als populisten op komen dagen lijken ze wel eerder tegen te stemmen – zelfs als we rekening houden met hun partijvoorkeur en hun ideeën over het wetsvoorstel.
De bevinding dat populisten en wantrouwige burgers minder vaak gaan stemmen geldt voor het Wiv-referendum, maar opvallend genoeg niet voor het Oekraïnereferendum (zie hier). Dit lijkt erop te wijzen dat het stemgedrag van populisten bij referenda afhankelijk is van het thema van het referendum, de manier waarop campagne wordt gevoerd, en de manier waarop een referendum wordt georganiseerd (samen met gemeenteraadsverkiezingen of niet). Het is niet ondenkbaar dat het Oekraïnereferendum relatief meer populistische en wantrouwige kiezers heeft gemobiliseerd, terwijl er bij het Wiv-referendum juist relatief meer niet-populistische kiezers zijn komen opdagen. Of dit daadwerkelijk het geval is, is een mooie vraag voor vervolgonderzoek.
Afbeelding: jc2339 van Mark Goebel (via Flickr).
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.