Deze week was het weer zover: tot diep in de nacht werd in de Tweede Kamer gedebatteerd over de nieuwe mediawet. En het ging, hoe kan het ook anders, met name over de rol en functie van de publieke omroep. De structuur moet weer aangepast worden (de NPO wordt belangrijker) en entertainment behoort expliciet niet meer tot de kerntaken. Wederom wordt door een aantal politieke partijen het nut van de publieke omroep ter discussie gesteld.
De positieve effecten van de publieke omroep
Naar dat onderwerp wordt in de politieke communicatie internationaal veel onderzoek gedaan. In een eerder blog besprak ik al eens de landenvergelijkende studie ‘Aunty knows best?’ waarin Stuart Soroka en collega’s overtuigend laten zien dat mensen die veel kijken naar publieke televisie meer weten over de actualiteit dan vergelijkbare mensen die kijken naar commerciële televisie. Een recente studie van Adam Shehata en collega’s (hier – paywall) richt zich ook op het effect van de publieke omroep op politieke kennis, zij het op een compleet andere wijze.
In hun studie kijken ze naar het gebruik van publieke televisie in Zweden gedurende de nationale verkiezingscampagne. Zij ondervragen gedurende een periode van vier maanden dezelfde respondenten vier keer en stellen onder andere hun politieke kennis vast. In zijn algemeenheid neemt deze kennis toe, maar het sterkst onder de mensen die (met name) naar publieke televisie kanalen kijken. Deze toename vindt plaats los van de aandacht die mensen hebben voor politiek nieuws of voor de hoeveelheid gesprekken die zij over politiek hebben en is zelfs het sterkst voor kiezers die weinig tot geen politieke interesse hebben. Hun bevindingen sluiten bij het eerdere onderzoek dat de positieve effecten van de publieke omroep benadrukt.
Politieke keuze
Natuurlijk kan worden beargumenteerd dat de situatie in Nederland anders is dan in veel andere Europese landen. En in een bepaald opzicht klopt dat ook: zo is het commerciële nieuwsprogramma RTLNieuws van hoge kwaliteit en erg inhoudelijk in vergelijking met buitenlandse commerciële nieuwsprogramma’s. Dat laat onverlet dat als men het vanuit een normatief-democratisch oogpunt belangrijk vindt dat een breed publiek politiek geïnformeerd is de publieke omroep een belangrijke garantie daarvoor kan bieden – een garantie die men van de commerciële omroep niet mag en kan verwachten. Of de publieke omroep inderdaad deze rol kan (blijven) vervullen is uiteindelijk een politieke keuze.
Kristof Jacobs zegt
Bovendien, is het niet zo dat in landen met een sterke openbare omroep de commerciële concurrenten hun niveau van nieuwsprogramma’s verhogen om de competitie aan te gaan? Ofte: commerciële nieuwsprogramma’s zijn goed in landen zoals Nederland net omdat er een sterke openbare omroep is. Als je dan de openbare omroep gaat verzwakken gaat wellicht ook het niveau van de commerciële omlaag.
Timo Koren zegt
Ik denk dat bij het argument dat een publieke omroep een garantie is voor kwalitatief hoogstaand nieuws wel wat kanttekeningen te plaatsen zijn. Zie bijvoorbeeld kranten (ook online): daar is men wars van overheidssteun, maar betekent het dat zij geen goede nieuwsvoorziening garanderen? Bovendien zijn nieuwsprogramma’s relatief goedkoop om te maken, en trekken ze veel kijkers. Ze zijn dus ook commercieel interessant.
Ik vermoed dat een publieke omroep veel meer gemist zou worden bij bijvoorbeeld televisiedrama, dat relatief duur is om te maken en niet noodzakelijkerwijs veel kijkers zal trekken. De vraag is dan weer of je dat onder entertainment schaart, of een publieke omroep behalve voor ‘politieke kennis’ ook voor een breed cultureel aanbod van belang vindt.